Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het jaarverslag Ministerie van Justitie en Veiligheid 2018
35 200 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Justitie en Veiligheid 2018
Nr. 8
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 6 juni 2019
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het Jaarverslag Ministerie van Justitie
en Veiligheid 2018 (Kamerstuk 35 200 VI, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2019. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De waarnemend griffier van de commissie, Tielens-Tripels
Vraag (1):
Wat is de verklaring voor het met 27% afnemen van het aantal verblijfsvergunningen
dat met discretionaire bevoegdheid is verleend?
Antwoord:
In 2017 is ten aanzien van 1201 vreemdelingen besloten van de discretionaire bevoegdheid gebruik te maken om een
vergunning te verlenen. In 2018 is ten aanzien van 90 vreemdelingen besloten van de
discretionaire bevoegdheid gebruik te maken om een vergunning te verlenen. Het aantal
verleende verblijfsvergunningen hangt samen met het aantal zaken dat aan de Staatssecretaris
van JenV wordt voorgelegd, de aard van de zaken die worden voorgelegd en de daarmee
samenhangende afweging van de Staatssecretaris van JenV. Een algemene verklaring voor
de daling is daarmee niet te geven.
Vraag (2):
Wat is de verklaring voor de afname met 51% van het aantal ingewilligde aanvragen
MVV nareis?
Antwoord:
Het aantal ingediende nareisaanvragen daalde met 13% van 7.590 in 2017 naar 6.580
in 2018. Dit is een direct gevolg van minder ingewilligde asielaanvragen in 2018.
In 2017/2018 heeft de IND de voorraad nareisaanvragen teruggebracht. In 2017 zijn
er 21.420 nareiszaken afgedaan. In 2018 heeft de IND 9.500 nareiszaken afgedaan. Omdat
de IND in 2018 minder nareiszaken heeft behandeld vanwege de kleinere voorraad, is
het aantal ingewilligde nareisaanvragen met 51% afgenomen. Het inwilligingspercentage
van het aantal nareisaanvragen is met 5% gedaald.
Vraag (3):
Wat is het inwilligingspercentage in 2017 en 2018 als de beslissingen over veiligelanders
buiten beschouwing worden gelaten?
Antwoord:
De inwilligingspercentages waarbij de beslissingen over veiligelanders buiten beschouwing
zijn gelaten zijn in 2017 en 2018 respectievelijk 40% en 29%.2
Vraag (4):
Wat is de personele inzet van de Koninklijke Marechaussee (KMar) (langs Belgische
en Duitse grens) geweest in 2017 en in 2018?
Antwoord:
Deze informatie is binnen de KMar niet beschikbaar en zou handmatig moeten worden
uitgezocht wat een onevenredige werkbelasting vraagt. Daarnaast wordt de capaciteit
van de KMar voor meerdere taakvelden ingezet en kan voor een MTV-controle een wisselend
aantal medewerkers ingezet worden afhankelijk van de omvang en de duur van de controle.
Het aantal gecontroleerde personen in het kader van MTV bedroeg in 2017 ca 149.200
en in 2018 ca 116.700 personen. Onder meer vanwege de groei van passagiersstromen
op de luchthavens is de inzet op MTV wel verminderd sinds 2016.
Vraag (5):
Welk deel van de criminele vreemdelingen (al dan niet illegaal) is Nederland binnengekomen
door de Belgische of Duitse grens over te steken? Voor welk deel is dat onbekend?
Antwoord:
Dit is niet bekend. De KMar voert Mobiel Toezicht Vreemdelingen controles uit op basis
van beschikbare informatie en op basis van steekproeven. Aangezien er binnen het Schengengebied
sprake is van open grenzen wordt niet iedere grenspassant gecontroleerd en geregistreerd.
Er kan dus geen direct verband worden gelegd tussen vreemdelingen welke een strafbaar
feit begaan en een eventuele binnenkomst via de Belgische of Duitse grens.
Vraag (6):
Hoeveel asielaanvragen zijn in 2018 gedaan door mensen die in het verleden (meer dan
18 maanden) als Dublin-claimant het land hebben verlaten (gedwongen, dan wel vrijwillig,
alsmede met onbekende bestemming)?
Antwoord:
Uit onderzoek is gebleken dat het genereren van deze cijfers dermate complex is dat
hier op dit moment geen eenduidige en betrouwbare cijfers over kunnen worden geleverd
vanuit het IND-automatiseringssysteem. Dit betekent dat door u gevraagde gegevens
niet kunnen worden geleverd.
Vraag (7):
Hoeveel voormalige Dublin-claimanten hebben in 2018 een asielaanvraag in Nederland
toegekend gekregen? Hoeveel zijn afgewezen?
Antwoord:
Uit onderzoek is gebleken dat het genereren van deze cijfers dermate complex is dat
hier op dit moment geen eenduidige en betrouwbare cijfers over kunnen worden geleverd
vanuit het IND-automatiseringssysteem. Dit betekent dat door u gevraagde gegevens
niet kunnen worden geleverd.
Vraag (8):
Hoeveel vreemdelingen verbleven naar schatting in 2018 illegaal in Nederland?
Antwoord:
Er is geen actuele schatting van het aantal illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen.
De meest recente schatting m.b.t illegaal verblijvende personen, uitgevoerd door het
Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van
Justitie en Veiligheid, dateert uit 2015.3 In 2018 is er een vooronderzoek afgerond voor een nieuwe versie van de illegalenschatting.
De verwachting is dat de nieuwe illegalenschatting rond de jaarwisseling wordt afgerond.
Vraag (9):
Klopt het dat 8% van de toegangsgeweigerden Albanezen betrof? Om welke redenen en
op grond waarvan werd hen de toegang geweigerd?
Antwoord:
Het totaal aantal toegangsweigeringen zoals geregistreerd door de KMar bedroeg in
2018 afgerond 2.540. Hiervan betrof het in 190 keer een vreemdeling met de Albanese
nationaliteit. Dit komt neer op ongeveer 8%.
Weigeringsgronden:
Aantal Albanese weigeringen 2018
E: Has no appropriate documentation justifying the purpose and conditions of stay
90
G: No sufficient means of subsistence in relation to period/form of stay or to return
to coo/transit
60
H: Person of whom an alert is issued for the purpose of refusing entry in the SIS
or national register
20
A: Has no valid travel document(s)
<10
I: Is considered threat for public policy, internal security, public health or international
relations
<10
F: Has already stayed for 3 months during a 6 months period on the territory of the
member states of EU
<10
C: Has no valid visa or residence permit
<10
B: Has a false/counterfeit/forged travel document
<10
Totaal aantal Albanese weigeringen 2018
190
Totaal aantal weigeringen 2018:
2.540
Percentage Albanese weigeringen t.o.v. totaal aantal weigeringen
8%
Bron: KMar, aantallen afgerond op tientallen
Vraag (10):
Hoeveel Albanezen zaten in 2018 in detentie in Nederland?
Antwoord:
Ten aanzien van bestuursrechtelijke vreemdelingen was de instroom in 2018: 769 met
een gemiddelde bezetting op dagbasis over 2018: 25.
Ten aanzien van strafrechtelijke vreemdelingen was de instroom in 2018: 209 met een
gemiddelde bezetting op dagbasis over 2018: 73.
Vraag (11):
Kunt u aangeven wat het aantal operationele fte (minus aspiranten) is bij de politie
over de afgelopen zes begrotingen en de afgelopen zes jaarverslagen?
Antwoord:
In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de ontwikkeling van de operationele
sterkte exclusief aspiranten in de afgelopen zes jaar. De tabel bevat de geprognosticeerde
bezettingscijfers uit de begrotingen van de politie, de gerealiseerde bezettingscijfers
uit de jaarverslagen van de politie en de formatiecijfers.
Operationele sterkte exclusief aspiranten
Jaar
Prognose bezetting (begroting)
Realisatie bezetting
(jaarverslag)
Formatie
2013
46.751
47.073
45.160
2014
47.261
48.257
45.160
2015
48.864
48.188
45.160
2016
48.026
48.162
45.160
2017
47.488
47.429
45.160
2018
46.787
46.755
45.533
Vraag (12):
Kunt u aangeven wat het aantal aspiranten is bij de politie over de afgelopen zes
begrotingen en de afgelopen zes jaarverslagen?
Antwoord:
In bijgaande tabel is een overzicht opgenomen van de ontwikkeling van de het aantal
aspiranten in de afgelopen zes jaar. De tabel bevat de geprognosticeerde bezettingscijfers
uit de begrotingen van de politie, de gerealiseerde bezettingscijfers uit de jaarverslagen
van de politie en de formatiecijfers.
Aspiranten
Jaar
Prognose bezetting (begroting)
Realisatie bezetting
(jaarverslag)
Formatie
2013
3.751
4.525
4.642
2014
3.092
3.185
4.642
2015
2.091
2.321
4.642
2016
2.569
2.585
4.642
2017
3.265
2.887
4.642
2018
3.662
3.634
4.642
Vraag (13):
Kunt u aangeven wat het eigen vermogen is bij de politie over de afgelopen zes begrotingen
en de afgelopen zes jaarverslagen?
Antwoord:
In bijgaande tabel is het verloop van het eigen vermogen weergegeven voor de afgelopen
zes jaren.
Eigen Vermogen
2013
2014
2015
2016
2017
2018
x 1 mln.
Begroting
626
467
303
276
167
162
Jaarrekening
618
486
292
183
244
173
Vraag (14):
Kunt u aangeven wat het aantal niet-operationele fte is bij de politie over de afgelopen
zes begrotingen en de afgelopen zes jaarverslagen?
Antwoord:
In bijgaande tabel is een overzicht opgenomen van de ontwikkeling van de niet-operationele
sterkte in de afgelopen zes jaar. De tabel bevat de geprognosticeerde bezettingscijfers
uit de begrotingen van de politie, de gerealiseerde bezettingscijfers uit de jaarverslagen
van de politie en de formatiecijfers. Sinds 2018 is het personeel van de Politieacademie
in dienst van de politie. Dat is terug te zien in de stijging in 2018.
Niet-operationele sterkte
Jaar
Prognose bezetting (begroting)
Realisatie bezetting
(jaarverslag)
Formatie
2013
10.393
10.318
8.515
2014
9.915
9.446
8.515
2015
9.289
8.965
8.515
2016
8.513
8.978
8.515
20171
8.698
9.556
8.515
2018
10.069
10.840
10.040
X Noot
1
Het personeel van de Politieacademie was in het jaarverslag 2017 al in de operationele
sterkte opgenomen, maar in de begroting 2017 nog niet. Het personeel van de politieacademie
is daarom niet meegenomen in het realisatiecijfer 2017. Het genoemde getal is de totale
niet-operationele sterkte van 10.604 fte minus 1.048 fte personeel van de Politieacademie.
Vraag (15):
Hoe vaak is een verdachte in 2018 in verzet gegaan tegen een strafbeschikking van
het openbaar ministerie (OM)? Hoe vaak heeft een rechter een verdachte die verzet
aantekende vrijgesproken? Hoe vaak viel de straf opgelegd door de rechter lager uit
dan het strafbeschikkingsvoorstel van het OM? Hoe vaak viel de straf hoger uit?
Antwoord:
Tegen de 32.300 in 2018 opgelegde strafbeschikking in misdrijfzaken zijn circa 3.700
verzetten ontvangen. Het merendeel van deze zaken is aan de rechter voorgelegd. In
2018 heeft de rechter in 630 zaken de verdachte vrijgesproken. In 2018 was de straf
die de rechter heeft opgelegd in 690 gevallen lager dan de boete in de strafbeschikking,
in 1165 zaken was de straf gelijk en in 100 gevallen was de straf hoger.
De Minister van JenV heeft tijdens het algemeen overleg met de Tweede Kamer over OM-afdoening
op 10 april 2019 toegezegd met het College van procureurs-generaal en met de procureur-generaal
bij de Hoge Raad in overleg te zullen gaan over een 2-meting door het openbaar ministerie
en een vervolgonderzoek van de procureur-generaal bij de Hoge Raad naar de stand van
de kwaliteitsverbetering van de uitvoeringspraktijk van de OM-strafbeschikking. Inmiddels
hebben College en de procureur-generaal bij de Hoge Raad aangegeven deze vervolgonderzoeken
te zullen verrichten. Conform de toezegging streeft de Minister van JenV ernaar uw
Kamer in oktober 2020 te kunnen informeren over de genoemde 2-meting. De procureur-generaal
bij de Hoge Raad zal diens onderzoek uitvoeren in 2021, zodat het onderzoek kan dienen
als eindmeting van de effecten van het OM-Kwaliteitsprogramma Strafvordering 2020 op de uitvoeringspraktijk van de OM-strafbeschikking.
Vraag (16):
Hoe heeft de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken de ontvangen subsidie
weten in te zetten in 2018? Was de ontvangen subsidie in lijn met de gevoerde zaken
door de geschillencommissies? Is bij de stichting sprake van tekorten?
Antwoord:
De subsidie die de SGC in 2018 heeft ontvangen is, net als in voorgaande jaren, bestemd
voor de koepelkosten van de organisatie van de SGC. De subsidie is in overeenstemming
hiermee besteed. Met de SGC is gesproken over de toekomst van de SGC en de daarvoor
benodigde financiële middelen, ook voor de langere termijn. Op basis daarvan is in
de meerjarenbegroting ook voor de komende jaren subsidie voor de SGC begroot.
De jaarplannen en de daarbij behorende begrotingen die de SGC voor 2018 en 2019 heeft
ingediend passen in de vastgestelde kaders en vertonen geen tekort. De jaarrekening
over 2018 van de SGC is nog niet ontvangen.
Vraag (17):
Het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is overschreden met 800.000 euro
ten gevolge van een hogere bezetting dan geraamd was in de begroting. Wordt verwacht
dat in 2019 het budget ook zal worden overschreden? Is het budget bijgesteld voor
2019?
Antwoord:
Vanwege de consequenties van de implementatie van de AVG is het budget van de AP in
2018 verhoogd van € 7,7 mln. naar € 15,1 mln. in 2019 en de daarop volgende jaren.
Met het in de voorjaarsnota voorziene extra budget groeit het totale budget van de
AP voor 2019 verder door naar € 18,5 mln. Met de AP wordt periodiek bezien welke capaciteit
c.q. welk budget daadwerkelijk benodigd is.
Vraag (18):
In hoeverre lopen de taakuitbreidingen als gevolg van de Uitvoeringswet Algemene verordening
gegevensbescherming in de pas met de budgetvergroting van de AP?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 17.
Vraag (19):
Kan worden aangegeven wat ten grondslag ligt aan het verschil tussen begroting en
realisatie van 739.000 euro bij de bijdragen medeoverheden voor de uitstapprogramma’s
prostituees?
Antwoord:
Voor uitstapprogramma’s van prostituees is conform het regeerakkoord € 3 mln. per
jaar beschikbaar. Vanwege begrotingstechnische redenen – gemeenten ontvangen bijdragen,
organisaties subsidies – is op de begroting het budget uitgesplitst naar bijdragen
aan medeoverheden en subsidies aan maatschappelijke organisaties (twee maal € 1,5
mln.). Het totaalbedrag van € 3 mln. is evenwel vrij te verdelen tussen gemeenten
en maatschappelijke organisaties. De daadwerkelijke verdeling hangt af van wie een
subsidie of een bijdrage krijgen toegekend. In 2018 is er een hoger bedrag uitgekeerd
aan subsidies en een lager bedrag aan bijdragen. Daarom is er een restant bedrag op
de post bijdragen medeoverheden van € 302.432,– maar ook een overschrijding van € 359.573,–
op de post subsidies aan maatschappelijke organisaties. In totaal is er in 2018 € 3.057.140,–
aan subsidies ten behoeve van uitstapprogramma’s uitgekeerd. Daarnaast heeft er abusievelijk
een mutatie van € 500.000,– ten gunste van het RUPS artikel plaatsgevonden bovenop
de € 3 mln. die conform het regeerakkoord jaarlijks beschikbaar is voor uitstapprogramma’s.
Vraag (20):
Hoe vaak is subsidie aangevraagd voor het opzetten van een uitstapprogramma prostituees
door een maatschappelijke organisatie?
Antwoord:
In 2018 hebben bij de verlenging Regeling uitstapprogramma’s prostituees (verlenging
Rups II) veertien maatschappelijke organisaties bij het Ministerie van Justitie en
Veiligheid subsidie aangevraagd voor een uitstapprogramma voor prostituees. Het merendeel
van de subsidieaanvragen onder de verlenging Rups II was voor het voortzetten van
een bestaand uitstapprogramma. Vier van de subsidieaanvragen door een maatschappelijke
organisatie waren voor de opzet van een nieuw uitstapprogramma. Naast maatschappelijke
organisaties hebben ook zeven gemeenten een aanvraag ingediend in het kader van verlenging
Rups II.
Vraag (21):
Is sprake van een toename van het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties
bij de Financial Intelligence Unit (FIU)?
Antwoord:
Het jaaroverzicht van de FIU-Nederland over 2018 zal op korte termijn aan uw Kamer
worden aangeboden. Van FIU-Nederland is reeds vernomen dat er sprake is van een toename
van het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties in 2018.
Vraag (22):
Is sprake van een toename in het aantal ongebruikelijke transacties dat door de FIU
is aangemerkt als verdachte transactie in de afgelopen jaren?
Antwoord:
Het jaaroverzicht van de FIU-Nederland over 2018 zal op korte termijn aan uw Kamer
worden aangeboden. Van FIU-Nederland is reeds vernomen dat er sprake is van een toename
van het aantal door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties in de afgelopen
jaren.
Vraag (23):
Hebben toenames in het aantal meldingen gedaan door meldingplichtigen geleid tot een
toename van het werk bij de FIU?
Antwoord:
Het groeiend aantal meldingen van ongebruikelijke transacties leidt tot een toename
van het werk van de FIU-Nederland. In 2017 is mede daarom de capaciteit van de FIU-Nederland
uitgebreid Bij de aanbieding van het jaaroverzicht van de FIU-Nederland over 2018
zal nader worden ingegaan op de voorziene verdere toename van meldingen voor de werkzaamheden
van de FIU-Nederland.
Vraag (24):
Hoe vaak is gebruikgemaakt van de garantstellingsregeling voor curatoren?
Antwoord:
In 2018 zijn door curatoren 179 nieuwe aanvragen en 139 verhogingsverzoeken bij Justis
ingediend. In 2018 is in 128 zaken een betaalopdracht afgegeven, omdat met het door
de curator teruggehaalde boedelactief het garantiebedrag niet of onvoldoende kon worden
terugbetaald. De Staat zuivert in dat geval het ontstane debetsaldo op verleende garantstellingen
aan. Van de 128 zaken betrof het 3 zaken waarvoor in 2018 een garantstelling is verleend.
In de overige 125 gevallen ging het om zaken waarin eerder dan 2018 een garantstelling
is verleend.
Vraag (25):
Hoeveel aanvragen zijn gedaan voor de garantstellingsregeling voor curatoren? Hoeveel
van deze aanvragen hebben geleid tot daadwerkelijke uitkering?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 24.
Vraag (26):
Hoe heeft de deelname aan ZSM-tafels bijgedragen aan hogere uitgaven voor de Raad
voor de Kinderbescherming?
Antwoord:
De deelname van de RvdK aan de ZSM-tafels gaat gepaard met een inzet van personele
capaciteit die niet elders vrijgespeeld kon worden en is daarom onderdeel van de in
het jaarverslag gerapporteerde overschrijding van het budgettaire kader. Daarin is
overigens als belangrijkste verklaring opgenomen de kosten die samenhangen met de
vertraagde reorganisatie en de bijbehorende frictiekosten.
Vraag (27):
Hoe is de ontwikkeling van het aantal geregistreerde misdrijven geweest in 2018?
Antwoord:
De instroom van misdrijven is in 2018 is met 6% gedaald ten opzichte van 2017. U ontvangt
vóór 27 juni 2019 de factsheet Strafrechtketenmonitor 2018 waarin dieper op de ontwikkelingen
in de strafrechtketen wordt ingegaan.
Vraag (28):
Hoeveel geld heeft de politie in 2018 besteed aan bewaken en beveiligen en waar is
dit in de jaarverantwoording terug te vinden?
Antwoord:
Tijdens het debat over het functioneren van het stelsel bewaken en beveiligen van
4 april jl. heeft Minister van JenV uw Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid
Van Dam (CDA), toegezegd dat er duidelijkheid zal worden gegeven over de vraag of
en in hoeverre er inzicht kan worden gegeven over het aandeel van bewaken en beveiligen
in de politiebegroting 2020 (Handelingen II 2018/19, nr. 71, item 11). U ontvangt de voortgangsbrief over het stelsel bewaken en beveiligen in het najaar
2019.
Meer in het algemeen kan De Minister van JenV stellen dat een volledig overzicht van
de totale kosten voor het stelsel van bewaken en beveiligen niet beschikbaar is. Er
kunnen dus geen uitspraken gedaan worden over de hoogte van alle kosten inzet in het
kader van bewaken- en beveiligen. Een integraal overzicht van de kosten wordt niet
bijgehouden en is ook niet uit het systeem van financiële verantwoording van de politie
te genereren. Allereerst omdat het stelsel bewaken en beveiligen bestaat uit een decentraal
domein en Rijksdomein. Ook binnen het centrale domein zijn niet alle kosten eenvoudig
toe te rekenen aan alleen de DBB; onder omstandigheden kunnen ook andere onderdelen
van de politie (zoals de DSI) belast worden met onderdelen van deze taak. Daarnaast
wordt ook de KMar/BSB ingezet voor delen van de taak in het centraal domein. Vanuit
deze verantwoordelijkheidsverdeling volgt ook de verdeling van maatregelen en bijbehorende
kosten. Als gesteld kan toerekening van deze uitgaven of het inzichtelijk maken van
een overzicht van alle kosten bovendien onnodig veiligheidsrisico’s opleveren, omdat
daar informatie over de beveiliging aan kan worden ontleend zowel m.b.t. de te beveiligen
objecten en personen als m.b.t. de aard en de uitvoering van maatregelen. Overigens
worden bij de afweging voor bewaken en beveiligen altijd de uitgangspunten gehanteerd
cf. «de circulaire bewaken en beveiligen van personen, objecten en diensten 2015».
Vraag (29):
Hoeveel uur heeft de politie in 2018 besteed aan de opvang en behandeling van personen
met verward gedrag? Hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?
Antwoord:
Er is geen registratie van het aantal uur dat de politie besteedt aan de opvang en
behandeling van personen met verward gedrag. In mijn brief van 24 mei 2019 (Kamerstuk
25 424, nr. 461) heeft de Minister van JenV uw Kamer gemeld dat er in 2018 opnieuw een stijging was
van het aantal bij de politie geregistreerde overlastincidenten waarbij personen met
verward gedrag waren betrokken. In 2017 registreerde de politie nog 83.602 incidenten.
In 2018 liep dit aantal op naar 90.605, een stijging van acht procent. In antwoorden
op Kamervragen heeft de Minister van JenV uw Kamer bericht dat niet elke registratie
een uniek persoon betreft en er ook verschillen in registratiediscipline zijn.
Vraag (30):
Hoe hebben de doorlooptijden in de zaaksstromen zeden, ernstige verkeersdelicten (artikel
6 Wegenverkeerswet) en jeugd zich in 2018 ten opzichte van voorgaande jaren ontwikkeld?
Antwoord:
In de factsheet Strafrechtketenmonitor 2017 is vorig jaar een nulmeting opgenomen
over de geprioriteerde zaakstromen zeden (excl. schennispleging), ernstige verkeersdelicten
en jeugd. In de komende factsheet over 2018, die u ontvangt vóór 27 juni 2019, is
de doorlooptijd opgenomen over 2018. Bij zeden zijn de doorlooptijden vergelijkbaar
met 2017, bij ernstige verkeersdelicten is de doorlooptijd licht toegenomen. Voor
wat betreft jeugd gelden de Kalsbeeknormen. Op twee van de drie normen (doorlooptijd
tussen 1e verhoor en 1e beoordeling OM en doorlooptijd tussen 1e verhoor en vonnis rechter) is een lichte verbetering te zien. De normen worden echter
niet gehaald. In een brief die u naar verwachting eind juni 2019 zult ontvangen, wordt
de aanpak van de doorlooptijden van het Bestuurlijk Ketenberaad op genoemde thema’s
toegelicht.
Vraag (31):
Hoe heeft de instroom en de uitstroom in de strafrechtketen zich in 2018 ten opzichte
van voorgaande jaren ontwikkeld?
Antwoord:
Uit de Strafrechtketenmonitor blijkt dat de instroom van misdrijven in 2018 ten opzichte
van 2017 met 6% is gedaald. Dit past in de langjarige dalende trend. Het aantal opgelegde
sancties bij misdrijven is met 5% gedaald. Dit is niet opvallend vergeleken met de
ontwikkelingen in de afgelopen jaren (-9% in 2015, -6% in 2016 en +1% in 2017). U
ontvangt vóór 27 juni 2019 de factsheet Strafrechtketenmonitor 2018 waarin dieper
op de ontwikkelingen in de strafrechtketen wordt ingegaan.
Vraag (32):
Is in 2018 de Kalsbeek-norm (op de verschillende deelthema’s) gehaald?
Antwoord:
De Kalsbeeknormen uit 2001 zijn in 2018 op de verschillende deelthema’s niet gehaald.
Het gaat om de volgende normen:
Wat we meten
Norm
Realisatie 2018
% zaken waarvan binnen 30 dagen na 1e verhoor het proces verbaal is ontvangen door
het OM
80%
61%
% zaken waarvan binnen 90 dagen na 1e verhoor het OM de zaak heeft beoordeeld
80%
60%
% zaken waarvan binnen 180 dagen na 1e verhoor de rechter een vonnis heeft uitgesproken
80%
51%
Om de doorlooptijden te versnellen hebben werksessies plaatsgevonden met ketenpartners
in alle arrondissementen. Daar zijn versnellende en vertragende factoren in kaart
gebracht die vervolgens landelijk zijn gedeeld. In de werksessies gaven de ketenpartners
aan dat de Kalsbeeknormen en de manier waarop die worden gemeten niet passen bij de
huidige werkwijze. De wijze waarop gehoor gegeven wordt aan dit signaal, treft u in
de Kamerbrief Aanpak Jeugdcriminaliteit die de Minister voor Rechtsbescherming u vóór
de zomer toestuurt.
Vraag (33):
Hoeveel waardebeslag (strafrechtelijk conservatoir beslag) hebben politie en OM in
2018 gerealiseerd? Hoe verhoudt zich dat tot voorgaande jaren?
Antwoord:
Blijkens het recent verschenen jaarbericht 2018 van het Openbaar Ministerie betrof
het gerealiseerde waardebeslag in 2014 (€) 249.672.200, in 2015 (€) 407.464.900, in
2016 (€) 344.345.700, in 2017 (€) 359.677.800 en in 2018 (€) 400.944.000.
Vraag (34):
Wat is de omvang van het bedrag van ontnemen wederrechtelijk verkregen voordeel dat
rechters in 2018 hebben toegewezen?
Antwoord:
Uit de systemen van de rechtspraak kan niet worden afgeleid voor hoeveel aan betalingsverplichtingen
voor wederrechtelijk verkregen voordeel de afgelopen jaren is opgelegd.
Vraag (35):
Wat was per 1 januari en per 31 december 2018 de waarde van conservatoir in beslag
genomen voorwerpen, onderverdeeld naar (dure) voertuigen, cash geld en onroerend goed,
zowel in Nederland als in het buitenland?
Antwoord:
De geschatte waarde van het door het OM beheerde waardebeslag in januari 2019 bedraagt
ongeveer € 1.9 mld. In januari 2018 was sprake van een geschatte waarde van beheerd
waardebeslag van circa € 1,5 mld. De waarde als gevolg van conservatoir beslag maakt
hier onderdeel van uit. Bij dit bedrag moet worden aangetekend dat beslag alleen tot
incasso komt wanneer sprake is van een onherroepelijke veroordeling in de ontnemingszaak
of wanneer het tot een ontnemingsschikking komt. Verder kan conservatoir beslag worden
aangewend om vorderingen van bijvoorbeeld slachtoffers of de Belastingdienst te voldoen.
Verder wordt er bij de waardevaststelling geen rekening gehouden met het te ontnemen
bedrag. Dat betekent dat het beslag ter zekerheidsstelling van een toegewezen ontnemingsvordering
hoger of lager kan zijn dan het berekende wederrechtelijk voordeel. Met andere woorden,
niet alle beslag zal automatisch aan de Staat vervallen. Ten slotte geldt dat dit
bedrag gebaseerd is op ramingen en taxaties. Pas wanneer het beslag wordt uitgewonnen
kan de uiteindelijke waarde worden bepaald. Vanwege de complexiteit kan een nadere
onderverdeling niet binnen de voor het beantwoorden van de vraag beschikbare tijd
worden opgeleverd.
Vraag (36):
Op welke wijze en waar zijn gegevens over strafrechtelijk en conservatoir in beslag
genomen voorwerpen in de jaarverantwoordingsstukken verwerkt?
Antwoord:
Gegevens over strafrechtelijk en conservatoir in beslag genomen voorwerpen zijn niet
opgenomen in het jaarverslag 2018 aangezien dit geen ontvangsten betreft en hierover
geen doelstellingen zijn opgenomen in de Veiligheidsagenda. Deze gegevens zijn wel
opgenomen in het jaarbericht van het Openbaar Ministerie.
Vraag (37):
Welke rol speelt het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) bij het centraal, voor alle
brandweerkorpsen in Nederland, aanbesteden van opdrachten zoals het aanschaffen van
nieuw brandweermaterieel, brandweerkleding en -uitrusting en overige zaken? Voor hoeveel
budget heeft de aanschaf van nieuw brandweermateriaal in 2018 plaatsgevonden via het
IFV of is door de regio’s/korpsen zelfstandig aanbesteed en aangeschaft?
Antwoord:
Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) ondersteunt bij de ontwikkeling van de inkoopfuncties
in de veiligheidsregio’s waaronder bij gezamenlijke inkopen door veiligheidsregio’s.
De Minister van JenV beschikt niet over informatie over het door de 25 veiligheidsregio’s
afzonderlijk aangeschafte brandweermateriaal. Het jaarverslag 2018 IFV wordt in juni
a.s. behandeld door het bestuur van het IFV. Na ontvangst zal dat verslag u worden
toegezonden.
Vraag (38):
Hoe staat het met de toezegging uit het algemeen overleg, gehouden op 6 maart 2019,
over rapporten inzake het WODC, in het bijzonder over het opstellen van een kader
voor omgangsvormen? Hoe staat het met de opgevolgde aanbevelingen naar aanleiding
van de integrale beleidsreactie van 15 januari 2019 op de rapporten van de onderzoekscommissies
inzake het WODC?
Antwoord:
Op dit moment wordt de eerste voortgangsrapportage over de rapporten inzake het WODC
aan uw Kamer voorbereid die de Minister van JenV u, overeenkomstig zijn toezegging
in het algemeen overleg van 6 maart jl. voor de zomer toestuur (Kamerstuk 28 844, nr. 177).
Vraag (39):
Zijn er andere landen binnen de Europese Unie waar gevraagd wordt om het Vluchtelingenverdrag
uit 1951 te moderniseren? Zo ja, welke landen? Zo nee, hoe is in 2018 geprobeerd andere
landen hiervan te overtuigen?
Antwoord:
Ook in verschillende andere lidstaten bestaat discussie over de vraag of, en zo ja
op welke wijze, het VN Vluchtelingenverdrag uit 1951 bij de tijd moet worden gebracht
om een duurzaam juridisch kader te kunnen bieden voor het internationale asielbeleid
van de toekomst. Echter, Nederland is voor zover bekend de eerste en vooralsnog enige
lidstaat waar de regering deze vraag heeft vertaald in een formele onderzoeksopdracht.
Dit laat onverlet dat de resultaten ook voor andere lidstaten relevant zijn. Het betreft
immers niet een specifiek Nederlands vraagstuk maar een vraagstuk dat alle partijen
bij het Verdrag raakt. De voortgang van het onderzoek wordt dan ook met bijzondere
belangstelling door andere lidstaten gevolgd. Na de zomer wordt de Kamer over de voortgang
op dit dossier geïnformeerd.
Vraag (40):
Kunt u per asielzoekerscentrum aangeven op hoeveel kilometer het dichtstbijzijnde
politiebureau ervandaan gevestigd is?
Antwoord:
Bij de vestiging van politiebureaus wordt, in overleg met het lokale gezag, rekening
gehouden met de veiligheidssituatie, spreiding en aanrijtijden. De aanwezigheid van
een asielzoekerscentrum is geen expliciet criterium. De afstand tussen een politiebureau
en een AZC wordt daarom niet bijgehouden.
Vraag (41):
Klopt het dat de bezuinigingsopdracht voor het OM in 2018 ten opzichte van 2010 is
opgelopen naar 140 miljoen euro?
Antwoord:
Mede door economische crisis zijn sinds 2010 rijksbreed efficiencytaakstellingen opgelegd.
Het openbaar ministerie (OM) is hier niet van uitgezonderd. Daarnaast is er op het
terrein van de strafrechtketen sprake van een verschuiving van klassieke vormen van
criminaliteit naar met name ondermijnende criminaliteit, terreur/jihadisme en cybercrime.
Tezamen heeft dit vanaf 2010 ervoor gezorgd dat op het budget van het OM sprake is
van circa € 140 mln. aan ombuigingen en circa € 150 mln. aan intensiveringen.
Bij de ombuigingen is geen exact onderscheid te maken tussen «reguliere taken» en
«niet-reguliere taken». Deze ombuigingen hebben over het algemeen een generiek karakter.
De intensiveringen zijn vooral gekoppeld aan nieuwe taken voortkomend uit specifieke
prioriteiten. Het OM constateert daarbij dat er factoren zijn die haar taakuitoefening
verzwaren en complexer maken. De ombuigingen en intensiveringen kunnen dus niet (volledig)
tegen elkaar worden weggestreept.
Dat de bezuinigingsopdracht en de verschuiving naar andere vormen van criminaliteit
en
toegenomen complexiteit een wissel hebben getrokken op het OM is begrijpelijk en verklaart
de uitspraak in het jaarbericht 2018. In de voorjaarsnota 2019 wordt het deel van
de efficiencytaakstelling dat vanaf 2019 nog gerealiseerd zou moeten worden gecompenseerd.
Dit betreft een bedrag van € 11,3 mln. in 2019 en € 17,3 mln. vanaf 2020.
Vraag (42):
Klopt het dat sinds 2011 het budget voor de reguliere taken van het OM met circa 90
miljoen euro is afgenomen?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 41.
Vraag (43):
Worden de bezuinigingen op de reguliere taken van het OM, die sinds 2011 circa 90
miljoen euro bedragen, bij de voorjaarsnota 2019 volledig gerepareerd?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 41.
Vraag (44):
Hoe verklaart u dat het bedrag dat kan worden afgepakt jarenlang te hoog is ingeschat?
Antwoord:
De doelstellingen in de afgelopen 10 jaar zijn met drie uitzonderingen (2012, 2017
en 2018) gehaald. Dat het bedrag dat kan worden afgepakt jarenlang te hoog is ingeschat
wordt dan ook niet herkend.
Vraag (45):
Hoe reageert u op de uitspraak van het OM, gedaan in het OM Jaarbericht 2018, dat:
«als gevolg van een krimpend budget het water aan de lippen staat.»?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 41.
Vraag (46):
Hoe komt het dat de tegenvaller bij niet-belastingontvangsten van 50 miljoen euro
niet was voorzien?
Antwoord:
De € 50 mln. tegenvaller bij afpakken waaraan in de vraag wordt gerelateerd, is de
verwachte tegenvaller die bij de Najaarsnota 2018 aan de Tweede Kamer gemeld is.4
Vraag (47):
Waar komt het geld van de kasschuif van Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van 90,3
miljoen euro vandaan?
Antwoord:
De toevoeging aan de begroting van DJI (via artikel 34) in 2018 van € 90,3 mln. ten
behoeve de frictiekosten die samen hangen met het sluiten van gevangenissen wordt
gedekt door middel van een kasschuif ten laste van artikel 92 in het jaar 2023.
Vraag (48):
Waarom wordt in het jaarverslag van 2018 een begrotingsraming van 2018 met betrekking
tot de onderuitputting en exploitatieoverschotten aangepast en hoe komt dat bedrag
van 84,3 miljoen euro tot stand?
Antwoord:
In het voorjaar van 2018 is een meerjarige taakstelling opgenomen in de JenV-begroting
van € 113,7 mln. (zie voorjaarsnota 2018 en de bijbehorende suppletoire begroting).
Deze taakstelling uit hoofde van verwachte onderuitputting en verwachte positieve
resultaten van agentschappen is in de loop van 2018 ingevuld met meevallers en eind
2018 volledig gedekt door de gerealiseerde onderuitputting. De € 84,3 mln. betreft
de onderuitputting en exploitatieoverschotten met betrekking tot uitgaven. Samen met
onderuitputting en exploitatieoverschotten bij de niet-belastingontvangsten (€ 29,4
mln.) telt dit op tot de bovengenoemde € 113,7 mln.
Vraag (49):
Waaruit bestond de tegenvaller van 35,8 miljoen euro bij DJI uit het Prognosemodel
Justitiële Ketens (PMJ-model)?
Antwoord:
Op basis van de ramingen uit het Prognosemodel Justitiële Ketens (PMJ), is de begroting
van DJI verhoogt met € 35,8 mln. Dit betreft het totaal voor alle DJI divisies. Dit
bestaat uit € 17,2 mln. voor het gevangeniswezen, € 17,1 mln. voor forensische zorg,
€ 1,3 mln. voor jeugd en € 0,2 mln. voor vreemdelingenbewaring.
Vraag (50):
Wordt de meevaller, zoals de Minister voor Rechtsbescherming in zijn brief van 9 november
2018 heeft aangegeven, nu benut voor het budget van de rechtsbijstand?
Antwoord:
In 2018 zijn de meevallers als gevolg van de terugloop van het aantal toevoegingen
ingezet voor de JenV-brede problematiek. Daartegenover is de tegenvaller als gevolg
van de 3 jaar vertraging van het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand generaal
gecompenseerd. De beleidslijn uit de TK-brief d.d. 9 november 20185, waarmee de vrijval van middelen als gevolg van een verminderd beroep op de rechtsbijstand
wordt ingezet voor het dossier rechtsbijstand, is met ingang van het begrotingsjaar
2019 geëffectueerd.
Vraag (51):
Kan uiteen worden gezet, per jaar voor de afgelopen vijf jaar, hoeveel aangiften of
meldingen van strafbare feiten niet door de politie in behandeling zijn genomen, terwijl
er wel aanknopingspunten voor opsporing en vervolging waren?
Antwoord:
U ontvangt vóór 27 juni 2019 de factsheet Strafrechtketenmonitor 2018. Hierin zal
ook worden ingegaan op de ontwikkelingen van zaken die vroegtijdig beëindigd worden
in een meerjarig perspectief.
Vraag (52):
Heeft het OM reeds gepleit bij de Minister van Justitie en Veiligheid voor uitbreiding
van de huidige kroongetuigenregeling? Zo ja, wat is op dat pleidooi de reactie van
het Minister?
Antwoord:
In het kader van de aanpak van ondermijning heeft het OM in 2018 gepleit voor verruiming
van de regeling omtrent «toezeggingen aan getuigen». Deze regeling staat ook wel bekend
als de «kroongetuigenregeling». De verkenning van mogelijkheden tot verruiming van
deze regeling maakt onderdeel uit van het wetgevingsprogramma binnen de aanpak van
ondermijning. Een werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van OM, politie en het
Ministerie van Justitie & Veiligheid werkt momenteel de mogelijkheden hiertoe uit.
Bij de uitwerking wordt betrokken het internationaal vergelijkend onderzoek naar toezeggingen
aan getuigen in strafzaken in vier landen, dat in opdracht van het WODC is uitgevoerd
door de Universiteit Leiden, en dat op 30 april 2018 aan uw Kamer is aangeboden.6 Bij de uitwerking wordt tevens betrokken: de uitkomsten van het arrest van de Hoge
Raad in de strafzaak Passage, dat op 23 april 2019 is gewezen. Het voornemen is om
uw Kamer in het najaar te informeren over deze uitwerking.
Vraag (53):
Hoe verhoudt het nu moeten verwerken van tegen- en meevallers op basis van het PMJ-model
tot uw uitgesproken ambitie bij de vaststelling van de begrotingsstaten het PMJ-model
accurater te willen maken?
Antwoord:
In het jaarverslag 2018 wordt weergegeven welke mutaties in 2018 zijn verwerkt. De
PMJ mutaties zijn in het voorjaar van 2018 vastgesteld. Bij de begrotingsbehandeling
2019
(november 2018) is toegezegd dat er nogmaals samen met wetenschappers naar het PMJ
wordt gekeken en daar waar nodig aanpassingen zullen worden gedaan. Aan die toezegging
wordt thans uitvoeringgegeven door maatregelen op korte en lange termijn. Gedurende
deze werkzaamheden, moeten er nieuwe ramingen worden opgesteld. Hiervoor wordt het
huidige PMJ-model gebruikt, dus ook voor de begroting 2020 (besluitvorming in het
voorjaar van 2019). Tevens vindt er regulier onderhoud aan het huidige PMJ plaats.
Indien het onderzoek naar PMJ leidt tot een voorstel om over te gaan tot aanpassingen,
zal de implementatie daarvan de nodige tijd kosten. Daarnaast is er mogelijk een periode
van schaduwdraaien, om vast te stellen of de aanpassingen daadwerkelijk tot verbetering
leiden. Een en ander impliceert dat minstens tot en met volgend jaar nog gebruik zal
worden gemaakt van PMJ. Overigens is PMJ reeds vele malen geëvalueerd SEO (1999),
KPMG/BEA (1999), IVA (2002), Nyfer (2003), APE (2004), Regioplan (2009), Moolenaar
et al (2009), APE (2016), Moolenaar et al (2017)). De conclusie van al deze evaluaties
was dat het huidige PMJ een goede basis is voor de begrotingsbesluitvorming.
Vraag (54):
Klopt het dat de investeringen in het OM die tegenover de bezuinigingen van 140 miljoen
euro stonden de bezuinigingen op reguliere taken van het OM niet ongedaan gemaakt
hebben, omdat deze investeringen exclusief bedoeld zijn voor belangrijke programma’s
of nieuwe taken en dus niet beschikbaar zijn voor de reguliere OM-taken?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 41.
Vraag (55):
Hoe groot verwacht u het verlies aan DJI-personeel, nu de medewerkers van de vier
gesloten inrichtingen hun definitief plaatsingsbesluit hebben ontvangen?
Antwoord:
De sluitingen hebben ertoe geleid dat voor 677 medewerkers binnen DJI een andere baan
gevonden moest worden. Van deze 677 personen zijn er 46 vertrokken bij DJI. In totaal
zijn 631 medewerkers binnen DJI herplaatst.
Vraag (56):
Hoe is de informatievoorziening in het veiligheidsdomein verbeterd?
Antwoord:
Het veiligheidsdomein is een breed domein, met veel verschillende aspecten. Informatievoorziening
is hierbij van groot belang, evenals de verbetering daarvan. Op verschillende fronten
is de afgelopen tijd voortgang geboekt.
Zo is er veel geïnvesteerd in de versterken van informatie-uitwisseling ten behoeve
van contraterrorisme. Zo hebben bijvoorbeeld de investeringen in inlichtingenonderzoek
geleid tot een capacitaire groei van de AIVD ten behoeve van onderzoek naar radicaliserings-tendensen.
Hierdoor heeft de AIVD in het afgelopen jaar een beter beeld weten te krijgen op dit
onderzoeksterrein. Indien er handelingsperspectief voor ketenpartners van de AIVD
aanwezig was, zijn deze in staat gesteld te handelen doormiddel van ambtsberichten.
In vergelijking met voorgaande jaren was de AIVD daar, mede dankzij deze investeringen,
vaker toe in staat.
Ook internationale informatie-uitwisseling is in 2018 weer verbeterd, zowel als het
gaat om de hoeveelheid gedeelde gegevens, het gebruik daarvan en de (kwaliteit van)
de systemen. Informatiedeling door de EU lidstaten blijft toenemen, zoals te zien
in de stijgende trend in rapportages van de Europese Commissie, agentschappen zoals
Europol en van de Europese Contraterrorisme Coördinator. Ook wordt vaker gezamenlijk
opgetrokken in zogeheten Joint Investigation Teams die door Europol en Eurojust ondersteund
worden. In Europees verband is de samenwerking van veiligheidsdiensten verankerd binnen
de Counter Terrorism Group (CTG), waarin de AIVD een voortrekkersrol heeft. Nederland
zet zich sterk in om deze samenwerking verder te consolideren en uit te bouwen, om
meer operationele informatie uit te wisselen. Specifiek wordt ook ingezet op de analyse
van passagiersgegevens, waarmee inzicht kan worden verkregen in opvallende reisbewegingen,
binnen en buiten de EU, waardoor een belangrijke gerichte bijdrage kan worden geleverd
aan het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische misdrijven
en ernstige criminaliteit.
Tot slot heeft de Minister van JenV u in de brief van 12 november 2018 geïnformeerd
over de Agenda risico- en crisisbeheersing van het kabinet7, waarvan goede samenwerking tussen partners binnen het veiligheidsdomein een belangrijk
onderdeel is.
Vraag (57):
Wat is precies de betrokkenheid van gemeenten bij de bestrijding van cybercrime?
Antwoord:
Gemeenten spelen een belangrijke rol in het voorkomen van cybercriminaliteit door
randvoorwaarden te scheppen, initiatieven te stimuleren en samenwerking en kennisdeling
te bevorderen, met name met het oog op bewustwording, het herkennen van risico’s en
het bieden van handelingsperspectief.
De Vereniging Nederlandse Gemeenten heeft samen met politie, ICT-, internet-, telecombedrijven,
banken, brancheorganisaties en de rijksoverheid, tijdens de Landelijke Veiligheidsdag
in Almere (25 mei jl.), het convenant «Preventie Cybercriminaliteit» ondertekend voor
de integrale aanpak van preventie van cybercriminaliteit.
In een aantal tot stand gekomen gemeentelijke en regionale integrale veiligheidsplannen
2019–2021 zijn cyberveiligheid, cybercrime of digitale veiligheid als speerpunten
opgenomen met preventie van cybercrime als belangrijke invalshoek.
Naast de investeringen uit het Regeerakkoord is eind 2018 bij Najaarsnota een investering
van € 30 mln. ten behoeve van cybersecurity en cybercrime gedaan. Voor de bestuurlijke
aanpak van cybersecurity en cybercrime is € 1,1 mln. toegekend. De G4, de G40, VNG
en het CCV zijn in 2019 met (innovatieve) projecten van start gegaan. Deze projecten
zijn gericht op bewustwording, weerbaarheid en crisisoefeningen. Zo zet bijvoorbeeld
de Veiligheidsalliantie Rotterdam (samenwerkingsverband van 25 gemeenten, de politie
en het Openbaar Ministerie binnen de eenheid Rotterdam) in op bewustwording van burgers,
ondernemers en de gemeentelijke organisatie met een campagne gericht op jongeren en
het MKB. En ontwikkelt de gemeente Utrecht een weerbaarheidsbeeld cyberveiligheid.
Begin 2020 worden de opbrengsten van de gemeentelijke projecten voor alle gemeenten
(digitaal) toegankelijk gemaakt.
Vraag (58):
Hoe en wanneer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over hoe de politie omgaat met de
bevoegdheid om onder voorwaarden geautomatiseerde werken binnen te dringen?
Antwoord:
De wet Computercriminaliteit III is op 1 maart 2019 in werking getreden en sluit aan
bij de nieuwste ontwikkelingen op het terrein van computercriminaliteit. De wet wordt
reeds twee jaar na inwerkingtreding geëvalueerd. De wet en onderliggende regelgeving
bevatten strikte voorwaarden over hoe de politie omgaat met de bevoegdheid om binnen
te dringen in geautomatiseerde werken. Zo wordt de voorgenomen inzet binnen het OM
(centraal) getoetst en is voorzien in uitgebreide rechterlijke controle, zowel voorafgaand
aan de inzet als na afloop ter terechtzitting. Voorts is de inzet voorbehouden aan
een specialistisch team van opsporingsambtenaren die deskundig zijn op het gebied
van IT en vindt logging plaats van elke stap van de inzet, zodat controle achteraf
beter mogelijk is. Tenslotte is voorzien in systeemtoezicht door de Inspectie Justitie
en Veiligheid. De Minister van JenV zal uw Kamer jaarlijks rapporteren over de inzet.
Vraag (59):
Wanneer treedt de Wet Computercriminaliteit III in werking? Sluit deze wet nog aan
bij de nieuwste ontwikkelingen op dit terrein? Is al sprake van voorbereiding van
een wet Computercriminaliteit IV?
Antwoord:
De Wet computercriminaliteit III is op 1 maart 2019 in werking getreden.
Deze wet beoogt aan te sluiten op de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de
computercriminaliteit, en biedt daartoe onder meer de mogelijkheid van het op afstand
heimelijk binnendringen van een computer («geautomatiseerd werk»).
Er is geen sprake van de voorbereiding van een Wet computercriminaliteit IV. Eerst
wordt de Wet computercriminaliteit III geëvalueerd (twee jaar na de inwerkingtreding).
Vraag (60):
In welke mate zijn diensten, zoals shared services, die het Ministerie van Justitie
en Veiligheid van andere ministeries, althans overheidsonderdelen, afneemt in overeenstemming
van de Algemene verordening gegevensbescherming?
Antwoord:
Het is van groot belang dat diensten, zoals shared services die het Ministerie van
Justitie en Veiligheid afneemt van andere ministeries, in overeenstemming zijn met
de Algemene verordening gegevensbescherming. JenV neemt onder meer diensten af van
SSC-ICT, FMH, P-Direkt, UBR en het RVB. De Staatssecretaris van BZK is eerste verantwoordelijk
voor deze shared services.
Als bij de dienstverlening van deze shared services persoonsgegevens worden verwerkt
dan gebeurt dit binnen de kaders van het departementale privacybeleid van zowel BZK
(als eigenaar van de shared services) als van JenV (als eigenaar van de persoonsgegevens).
Voor P-direkt en FMH zijn aanvullend verwerkersafspraken gemaakt en voor SSC-ICT wordt
momenteel aan een gezamenlijke verwerkersafspraak gewerkt.
Vraag (61):
Kunt u een overzicht geven van de projecten die voortkomen uit de Cybersecurity Alliantie?
Antwoord:
De Cybersecurity Alliantie heeft als doel om publieke en private partijen te verbinden.
Publiek-private samenwerking is noodzakelijk om Nederland digitaal weerbaarder te
maken. In mei 2018 is de Alliantie gestart en wordt er aan een aantal projecten uitvoering
gegeven:
– TIBER-NL: Het Threat Intelligence Based Ethical Red Teaming (TIBER) project betreft een testraamwerk
met realistische scenario’s op basis van actuele dreigingsinformatie dat zijn effectiviteit
heeft bewezen in de financiële sector. Het project onder de Cybersecurity Alliantie
heeft als doel om dit testraamwerk te vertalen naar andere sectoren om ook daar in
te kunnen zetten.
– Vulnerability Management: Vulnerability management is een manier om inzicht te krijgen in de zwakke plekken
van ICT-infrastructuur die veel organisaties reeds toepassen. De kwaliteit van vulnerability
management wisselt sterk per organisatie. Met dit project onder de Cybersecurity Alliantie
wordt met een werkgroep van vertegenwoordigers uit vitale sectoren het vulnerability
management naar een hoger plan gebracht. Het doel is om uiteindelijk een standaard
te ontwikkelen, waarbij er ook sprake is van cross-sectorale uitwisseling van best
practices en informatie op het gebied van vulnerability management.
– Moderne Standaarden voor Veilige E-mail: E-mail via onbeveiligde verbindingen kan gemakkelijk worden onderschept met het
risico dat bedrijfsinformatie of persoonsgegevens in verkeerde handen terecht komen.
Een ander risico zijn de vervalste e-mails die criminelen kunnen sturen uit naam van
bijv. ondernemingen (phishing), wat ernstige zakelijke schade kunnen veroorzaken.
Het project zorgt voor een impuls aan het breder verspreiden van moderne e-mailstandaarden
door deze onder de aandacht te brengen van het bedrijfsleven.
– Cybersecurity Woordenboek: Cybersecurity vakjargon zorgt voor onvoldoende zicht bij klanten op de producten
en diensten die zij afnemen van de cybersecuritysector. Dit project heeft als doel
om uniformiteit van cybersecurity terminologie binnen de sector te bewerkstelligen.
Hiermee is dienstverlening beter te vergelijken en wordt de sector transparanter.
Vraag (62):
In hoeverre is sprake van een dekkend stelsel van cybersecuritysamenwerkingsverbanden
in Nederland? Welke stappen om hiertoe te komen zijn in 2018 gezet en wat was de rol
van het Nationaal Cyber Security Centrum daarin?
Antwoord:
Op dit moment is er al een groot aantal samenwerkingsverbanden waarbinnen cybersecurity
informatie wordt uitgewisseld, dit is echter nog niet het geval voor alle organisaties
in Nederland. Het kabinet wil de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden stimuleren
zodat iedereen in Nederland over relevante informatie beschikt over digitale kwetsbaarheden
en dreigingen. Met de uitvoering van verschillende maatregelen onder de Nederlandse
Cybersecurity Agenda (NCSA) wordt het Nederlandse stelsel van samenwerkingsverbanden
versterkt. Denk daarbij aan het door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
(EZK) opgerichte Digital Trust Center (DTC). Het DTC is het informatieknooppunt voor
ondernemers in Nederland met als doel ondernemers te adviseren over veilig digitaal
ondernemen. Het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) werkt samen met het DTC om
die ambitie te bereiken. Daarnaast jaagt het DTC de oprichting van samenwerkingsverbanden
aan. Verder kijkt het NCSC naar de mogelijkheden voor de versterking van informatie-uitwisseling
met partijen buiten de vitale sector of rijksoverheid zoals veiligheidsregio’s en
decentrale overheden. Zo is er in 2019 onder de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen
(Wbni) gestart met het aanwijzen van organisaties die objectief kenbaar tot taak hebben
hun doelgroep te informeren. Binnenkort wordt uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over
de voortgang van de NCSA.
Vraag (63):
Zijn in 2018 al meldingen gedaan in het kader van de Wet Beveiliging Netwerk- en Informatiesystemen?
Antwoord:
De Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen is in werking getreden per 9 november
2018. Sinds de inwerkingtreding zijn er over 2018 geen verplichte meldingen gedaan
bij het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) of de sectorale toezichthouders.
Vraag (64):
Hoe verloopt de samenwerking binnen de Cybersecurity Alliantie?
Antwoord:
De Cybersecurity Alliantie is in 2018 in samenwerking met meerdere private en publieke
partijen gestart. De Alliantie is nog volop in ontwikkeling. Onder de Cybersecurity
Alliantie is het mogelijk om in uiteenlopende samenwerkingsverbanden concrete acties
uit te voeren in projectvorm. De behoefte aan deze concrete acties is regelmatig tijdens
gesprekken met publieke- en private partijen uitgesproken. Er wordt regelmatig binnen
de Alliantie met partijen gesproken om nieuwe samenwerkingsvormen aan te gaan.
Vraag (65):
Hoe is het gesteld met het kennisniveau van (kleine) gemeenten over terrorisme? Hoe
is het gesteld met het kennisniveau van (kleine) gemeenten over radicalisering en
in het specifiek over salafisme?
Antwoord:
Er wordt bij de ondersteuning van gemeenten gekeken naar de lokale opgave en context
en naar de dreiging versus weerbaarheid. Er worden circa 150, ook kleinere, gemeenten
bereikt met zogenoemde Versterkingsgelden. De focus ligt daarbij op het versterken
van regio’s (bijvoorbeeld via veiligheidshuizen) en (ervaren) gemeenten binnen regio’s
zodat zij de omliggende gemeenten beter kunnen ondersteunen. Verder is een ondersteuningsaanbod
ontwikkeld om gemeenten te ondersteunen bij het ontwikkelen en evalueren van hun preventieve
interventies en beleid. Een toolkit evidence based werken maakt hier onderdeel van
uit. De toolkit zal voor de zomer gereed zijn. Daarnaast worden gemeenten in Nederland
ondersteund in de aanpak via bijvoorbeeld handreikingen, trainingen en kennisproducten.
Zij kunnen ook gebruik maken van de ondersteuning van de Expertise Unit Sociale Stabiliteit
(ESS), van het Platform Jeugd preventie Extremisme en Polarisatie (JEP) of van het
Rijksopleidingsinstituut tegengaan Radicalisering (ROR).
Op dit moment wordt er een Rijksbreed ondersteuningsaanbod (curriculum) maatschappelijke
spanningen ontwikkeld voor gemeenten Hier is niet alleen de rijksoverheid bij betrokken
maar ook gemeenten, maatschappelijke en religieuze organisaties, radicaliseringsexperts
uit binnen- en buitenland alsmede wetenschappers. Er is continu aandacht voor het
(door)ontwikkelen van kennisproducten en trainingen.
Voor wat betreft kennis en aanpak van problematische elementen binnen het salafistische
spectrum het volgende. In Nederland is op basis van de grondwettelijke vrijheid van
godsdienst ook plaats voor stromingen die een fundamentalistisch karakter hebben.
Binnen een deel van de salafistische beweging worden de opvattingen over «zuivering»
van geloof en gedrag echter dusdanig opgevat dat daarmee actieve onverdraagzaamheid
(die polarisatie aanwakkert of versterkt), anti- en ondemocratische activiteiten en
het afwijzen van de overheid worden gelegitimeerd en gepropageerd. Een overheid hoeft
en mag zich niet bemoeien met religieuze aspiraties, maar wel met een georganiseerd
streven – vaak via heimelijke processen – naar maatschappelijke hervorming, invoering
van een andere rechtsorde en eigenrichting, wanneer deze veranderingen gericht zijn
op het inperken van vrijheden van andersdenkenden. Dergelijke problematische gedragingen
zijn onacceptabel. Hiertegen treedt de Nederlandse overheid op door middel van preventieve
en repressieve maatregelen. In dat kader is de Taskforce Problematisch Gedrag en Ongewenste
Buitenlandse Financiering ingesteld.8 De Taskforce fungeert als vraagbaak voor gemeenten en deelt ook proactief kennis
en expertise. Dit gebeurt bijvoorbeeld middels de Klankbordgroep Gemeenten die maandelijks
bijeenkomst en waarin zowel casuïstiek als kennis op fenomeenniveau aan bod komen.
Vraag (66):
Wat is de aansturingsstructuur van de Dienst Speciale Interventies (DSI)?
Antwoord:
Het beheer van de DSI berust bij de politie, met uitzondering van het Aanhoudings-
en Ondersteuningsteam van de KMar en de Unit Interventie Mariniers. Het beheer voor
deze eenheden berust bij het Ministerie van Defensie. Afstemming van beleid en beheer
tussen de DSI, politie, het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Justitie
en Veiligheid (NCTV en DGP&V) vindt plaats in het Afstemmingsoverleg.
Het bevoegd gezag bij inzet van de DSI berust in beginsel bij de officier van Justitie
het Openbaar Ministerie. Bij inzet van een of meer Bijzondere Bijstandseenheden is
bovendien de instemming van de voorzitter van het College van procureurs-generaal
vereist. Indien de voorzitter van het College van procureurs-generaal niet bevoegd
is te beslissen tot inzet van de DSI bijzondere bijstandseenheid beslist de Minister
van Justitie en Veiligheid. Hierbij de laat de Minister zich adviseren en ondersteunen
door het Beleidsteam DSI bestaande uit de NCTV (ook voorzitter), Korpschef Politie,
voorzitter van College van procureurs-generaal en bij inzet van de UIM maakt ook de
directeur juridische zaken van defensie daar onderdeel van uit.
Vraag (67):
Is het mogelijk het alarm via geluidsinstallaties, dat op de eerste maandag van de
maand om 12.00 uur getest wordt, alsnog in de lucht te houden?
Antwoord:
In de brief aan uw Kamer van 25 maart jl.9 heeft de Minister van JenV aangegeven de uitfasering van het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem
(WAS) een jaar uit te stellen. Het besluit tot uitfasering van het WAS zal de Minister
van JenV eerst aan uw Kamer voorleggen conform de motie Wolbert10 voordat een definitieve beslissing wordt genomen.
Vraag (68):
Wie heeft bestuurlijk de leiding over de interdepartementale aanpak van ongewenste
buitenlandse inmenging en de bedreiging daarvan voor nationale (veiligheids)belangen?
Antwoord:
De Minister van Justitie en Veiligheid coördineert de aanpak van ongewenste buitenlandse
inmenging, als onderdeel van de aanpak van statelijke dreigingen in Nederland. Daarbij
wordt nauw en op gestructureerde wijze samengewerkt met betrokken departementen, de
Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten en waar relevant internationale partners.
De NCTV voert de dagelijkse coördinatie op het dossier.
Zie ook de Tweede Kamerbrief Ongewenste buitenlandse inmenging11 en Tweede Kamerbrief Tegengaan statelijke dreigingen12
Vraag (69):
In het regeerakkoord is vermeld dat zeven miljoen euro beschikbaar is gesteld voor
de gratis VOG-regeling. In 2018 is 100.000 keer een gratis VOG afgegeven. Is hier
sprake van een begrotingsoverschot? Hoe is dit terug te vinden in het jaarverslag?
Antwoord:
De regeling gratis VOG is in 2018 overgedragen aan het Ministerie van VWS. Dat geldt
ook voor de daarbij behorende middelen uit het Regeerakkoord. Deze zijn bij Voorjaarsnota
2018 aan de begroting van VWS toegevoegd. De verantwoording over deze middelen is
dan ook opgenomen in het jaarverslag van VWS.
Vraag (70):
Hoe geeft het Ministerie van Justitie en Veiligheid invulling aan zijn partnerschap
in het interbestuurlijke programma Sociaal Domein?
Antwoord:
JenV participeert in de programmaraad van het programma Sociaal Domein (PSD), is binnen
dit programma samen met gemeente Tilburg trekker van het thematraject Zorg en Veiligheid,
en is betrokken bij een aantal andere thematrajecten zoals Eenvoudig Maatwerk. In
de programmastart van het Interbestuurlijk Programma (IBP) is opgenomen dat bij de
extra bestuurlijke inspanning voor opgave 5 (genaamd merkbaar beter in het sociaal
domein) gebruik wordt gemaakt van het PSD. Opgave 5 bestaat uit twaalf deelopgaven.
Bij vijf daarvan is JenV betrokken: kindermishandeling en huiselijk geweld, mensenhandel,
voorkomen van recidive na detentie, personen met verward gedrag en personen die vatbaar
zijn voor extremisme en radicalisering.
Vraag (71):
Kunt u aangeven wat de voornaamste redenen zijn dat het doel van vijftig complexe
onderzoeken naar cybercrime niet is gehaald?
Antwoord:
De afgelopen jaren is de ambitie voor het aantal complexe cybercrime-onderzoeken steeds
gegroeid. Een vast deel van deze onderzoeken, ieder jaar 20, wordt uitgevoerd door
het Team High Tech Crime van de Landelijke Eenheid, een ander deel door de regionale
eenheden van de politie. Dat laatste deel is achter gebleven bij de ambitie, maar
de afgelopen jaren wel steeds gestegen. Eén van de oorzaken daarvan is dat aandacht
uit is gegaan naar alternatieve en aanvullende interventies. Een voorbeeld daarvan
is het tegengaan van de tech support scam, waarbij mede is ingezet op preventie en verstoring van de criminele werkwijze. Daarnaast
was het afgelopen jaar veel capaciteit gemoeid met internationale spoedverzoeken ten
behoeve van de opsporing in andere landen in verband met de grote aanwezigheid
van digitale infrastructuur in Nederland. Cybercrime is bij uitstek een fenomeen dat
zich niet binnen regionale en nationale grenzen voordoet. Bovendien is de opbouw van
de regionale cybercrimeteams bij de politie nog niet voltooid. Deze opbouw wordt dit
jaar voortgezet.
Vraag (72):
Waarom vallen zedenzaken niet in de categorie High Impact Crimes?
Antwoord:
De aanpak «High Impact Crimes» richt zich op ingrijpende delicten die enorme gevolgen
hebben voor het veiligheidsgevoel van mensen, zowel van het slachtoffer, diens omgeving
en van de maatschappij. Hierbij wordt samengewerkt met lokale overheden en organisaties
om die delicten te bestrijden en ook te voorkomen. De grote diversiteit aan zedendelicten,
de brede leeftijdscategorie van slachtoffers en het feit dat daders en slachtoffers
vaak bekenden zijn (bijvoorbeeld een familiaire relatie) maakt een eigen aanpak nodig.
Bovendien gaat het om zaken die voor het slachtoffer maar ook voor diens omgeving
heel gevoelig zijn. Victim blaming komt wel voor bij zedendelicten en nauwelijks bij
andere delicten, zoals «High Impact Crimes». Slachtoffers van zedenmisdrijven vormen
door de schending van hun fysieke integriteit een bijzondere, kwetsbare groep waarvoor
gespecialiseerde aandacht voor bejegening, hulp en ondersteuning nodig is. Dit krijgt
gestalte in multidisciplinaire samenwerkingsverbanden als het Centrum Seksueel Geweld.
Bij de politie houden zich gecertificeerde zedenrechercheurs bezig met deze zaken.
Vraag (73):
Hoe verhoudt het aantal onderzoeken naar cybercrime zich tot het aantal gevallen van
cybercrime in Nederland in 2018?
Antwoord:
Uit de Veiligheidsmonitor 2017 blijkt dat 11% van de ondervraagden aangaf slachtoffer
te zijn geworden van bepaalde vormen van cybercrime of gedigitaliseerde criminaliteit.
Dit omvat meer typen delicten dan de ambities in de Veiligheidsagenda. 4,9% van de
ondervraagden bleek slachtoffer te zijn geworden van hacken. Er zijn geen cijfers
over 2018 bekend in het kader van de Veiligheidsmonitor. Wel geeft het cyberbewustzijnsonderzoek
in het kader van Alert Online aan dat men in 2018 in de privésituatie vaker met cybercrime
geconfronteerd lijkt te worden. Het aantal opsporingsonderzoeken is opgenomen in de
realisatiecijfers van de Veiligheidsagenda, te weten 299 reguliere onderzoeken (verdachten)
en 43 complexe onderzoeken. Cybercrime is een zeer schaalbare vorm van criminaliteit,
waardoor één dader zeer veel slachtoffers tegelijk kan benaderen. Daarnaast blijkt
de aangiftebereidheid bij slachtoffers van cybercrime laag ten opzichte van andere
delicten, te weten ongeveer 8% in 2017.
Vraag (74):
Wat zijn de kosten voor de Politieacademie om een aspirant-agent op te leiden?
Antwoord:
De laatste keer dat het de bekostiging van aspiranten is vastgesteld was in december
2016 (budgetkader). Voor een aspirant, niveau 4 (Allround Politiemedewerker) is de
bekostiging toen vastgesteld op € 8.981 per jaar.
Vraag (75):
Hoeveel wijkagenten zijn er in Nederland? Hoeveel wijkagenten besteden daadwerkelijk
80% van hun tijd in hun wijk? Hoe meet de politie dit?
Antwoord:
Eind 2018 telde het korps in totaal 3.450 wijkagenten (bezetting) op een formatie
van 3.415 wijkagenten. De politie houdt niet gericht bij in welke mate de norm wordt
gehaald. Dit zou betekenen dat iedere wijkagent gehouden is om nauwkeurig bij te houden
of de door hem verrichte werkzaamheden meetellen voor de norm van 80% wat een onwenselijke
toename van de administratieve lasten met zich mee zou brengen. Wel betrekt de teamchef
de norm bij de aansturing van zijn of haar team.
Vraag (76):
Zijn er genoeg wijkagenten om het streven van een wijkagent voor elke 5.000 inwoners
te halen?
Antwoord:
Bij het vaststellen van het inrichtingsplan bij de start van de nationale politie
is uitgegaan van de toenmalige bevolkingsomvang. Dat heeft geleid tot een formatie
van 3.415 fte wijkagenten. De afgelopen jaren is de bevolkingsomvang toegenomen. Afgezet
tegen de huidige bevolkingsomvang is een aantal van 3.455 fte wijkagenten nodig is
om aan de norm van gemiddeld 1 op 5.000 te voldoen. Het korps telde eind 2018 een
bezetting van 3.450 fte wijkagenten. Dat is nagenoeg volledig op de norm.
Vraag (77):
In hoeveel gemeenten worden de voorgeschreven aanrijtijden door de politie gehaald?
In welke gemeenten worden de voorgeschreven aanrijtijden gemiddeld niet gehaald?
Antwoord:
De politie gaat uit van reactietijden. Dit is vanaf het eerste contact met de politie
tot aan het ter plaatse zijn. Er zijn echter geen wettelijk voorgeschreven reactie-
of aanrijtijden. De politie hanteert zelf het streven om in 90 procent van de spoedmeldingen
binnen 15 minuten aanwezig te zijn.
De politie publiceert maandelijks de reactietijden bij spoedmeldingen per gemeente
op www.data.politie.nl. Landelijk gezien was de politie in 85 procent van de spoedmeldingen binnen 15 minuten
aanwezig.
Vraag (78):
Hoeveel capaciteit (fte) is binnen de politie geraamd voor de aanpak van (illegaal)
vuurwerk?
Antwoord:
De politie heeft het zogenaamde Team Oorworm, bestaand uit vier politiemedewerkers.
Dit team werkt aan de opsporing van illegaal vuurwerk en zoekt op internet en sociale
media naar mensen die illegaal vuurwerk te koop aanbieden of die illegaal vuurwerk
willen kopen. Door dit team zijn al verschillende webshops uit de lucht gehaald. Bij
dit soort acties werkt het Team Oorworm samen met de lokale basisteams. Voor de grotere
vuurwerkonderzoeken wordt recherchecapaciteit ingezet uit de pool van zo’n vierhonderd
milieurechercheurs. Dat gaat ieder jaar om tien tot vijftien onderzoeken die enkele
weken inzet vragen. Samen met de ILT werkt de politie daarnaast internationaal samen
tegen illegaal vuurwerk, bijvoorbeeld uit landen van herkomst als China en Italië.
Vraag (79):
Hoeveel politiemensen zijn in 2018 vertrokken, afgezien van diegenen die met pensioen
zijn gegaan? Hoe verhoudt dat percentage zich tot voorgaande jaren?
Antwoord:
In 2018 verlieten 1.779 fte uit de operationele sterkte de politieorganisatie. Daarvan
was 1.029 fte voorziene (leeftijdsgebonden) uitstroom. De overige, onvoorziene uitstroom
bedroeg 750 fte. Dat is een toename in vergelijking met voorgaande jaren. De politie
streeft ernaar meer inzicht te krijgen in de beweegredenen van vertrekkend personeel
door middel van het voeren van exitgesprekken.
Vraag (80):
Hoeveel extra docenten zijn voor de Politieacademie aangetrokken en per wanneer treden
zij in dienst/zijn zij in dienst getreden?
Antwoord:
Omdat de instroom al in 2018 verhoogd is zijn er eind 2017 25 extra docenten aangetrokken.
Vanaf 2018 is gestart met de werving 25,1 fte extra docenten en een enkele ondersteuner
die vanaf 2019 worden ingezet ten behoeve van de grotere instroom van studenten. In
2019 start de werving van 32,2 fte docenten en een enkele ondersteuner voor 2020.
Het gaat voor het grootste gedeelte om docenten met een politieachtergrond. Deze worden
aangevuld met reguliere docenten voor de algemene vakken (Beroepstaalvaardigheid,
Engels en/of Sociale Vaardigheden). Om de verhoogde instroom van aspiranten op te
vangen komen er in de jaren 2018–2024 in totaal circa 150 docenten bij. Docenten en
overige medewerkers zijn in principe op alle locaties van de Politieacademie inzetbaar.
Vraag (81):
Hoe komt het dat de zij-instroom voor hoger opgeleiden aanmerkelijk lager was dan
geraamd?
Antwoord:
De politie vult vacatures voor hoger opgeleide recherche met externe zijinstromers
en doorstromers. In 2018 was de externe zijinstroom lager dan geraamd. In de huidige
krappe arbeidsmarkt is het een uitdaging om hoger opgeleid personeel te werven met
specifieke kennis, bijvoorbeeld cyber en digitale expertise. De lagere zijinstroom
werd in 2018 deels opgevangen doordat medewerkers intern doorstroomden naar specialistische
functies voor hoger opgeleiden.
Vraag (82):
Hoe komt het dat extra budget ter verbetering van inzetbaarheid te laat binnenkwam
om nog in 2018 te kunnen inzetten?
Antwoord:
Het betreft budget dat door de korpsleiding is vrijgemaakt uit de extra middelen toen
duidelijk werd dat die in 2018 niet volledig tot uitputting zouden komen. Een deel
is vervolgens beschikbaar gesteld om op lokaal niveau inzetverhogende maatregelen
te treffen. Niet elke eenheid is er vervolgens in geslaagd hiervoor tijdig concrete
plannen te vormen, zodat niet het gehele bedrag is besteed.
Vraag (83):
Hoeveel extra mensen zijn aangetrokken voor de uitbreiding van de operationele capaciteit
van de DSI?
Antwoord:
In 2018 kende de DSI een vastgestelde formatie van 526 fte. De bezetting per eind
april 2019 is 509 fte. Dat is een stijging van 80 fte. Deze toename omvat 46 aspiranten
als gevolg van het geïntensiveerde beleid gericht op werving en selectie ten behoeve
van de inzet in de DSI.
In deze formatie is de uitbreiding van de capaciteit die beoogd is met de toekenning
van extra middelen in 2017, nog niet verwerkt. Naar verwachting wordt medio 2019 deze
nieuwe formatie vastgesteld.
Vraag (84):
Kan nader worden toegelicht wat precies valt onder materiële investeringen?
Antwoord:
Materiële investeringen zijn investeringen bij de Politie die zich voornamelijk voordoen
op terrein van huisvesting, uitrusting, vervoer en ICT.
Vraag (85):
Wat is de stand van zaken rondom brandweervrijwilligers?
Antwoord:
Over de rechtspositie van de brandweervrijwilligers vindt overleg plaats met het Veiligheidsberaad
(VB). Het VB spreekt over die thematiek in haar overleg op 14 juni a.s. Daarna zal
de Minister van JenV uw Kamer daarover nader informeren.
Vraag (86):
Wat is de stand van zaken rondom het Amber Alert?
Antwoord:
De politie heeft geconstateerd dat de overeenkomst – lopende tot 23 juli 2019 – tussen
de politie en het bedrijf Netpresenter BV die het Amber Alert systeem beheert in strijd
is met de wettelijke vereisten. Conform de aanbestedingswet dient de overeenkomst
openbaar te worden aanbesteed. Het huidige systeem is gedurende deze periode gegarandeerd.
De aanbestedingsprocedure heeft echter vertraging opgelopen, onder andere in verband
met een aangespannen bodemprocedure door Netpresenter BV in 2018.
Vraag (87):
Waarom zullen de teruggevorderde bijdragen uit voorgaande jaren niet meer tot besteding
komen? Hoe groot is dit bedrag in totaal? Vloeit dit geld terug naar de schatkist?
Zo nee, waar wordt het dan ingezet?
Antwoord:
In totaal is een bedrag van € 18 mln. terug gevorderd, waarvan politie-uitzendingen,
Dienst Speciale Interventies en Burgernet de grootste posten zijn. Oorzaken voor de
onderbesteding op deze bijzondere bijdragen zijn minder politie -uitzendingen dan
geraamd, achterblijvende personele uitbreiding bij de Dienst Speciale Interventies
en lager dan geraamde uitgaven voor de exploitatie van Burgernet. De € 8,1 mln. voor
politie uitzendingen is overgeboekt naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als
budgetverantwoordelijk departement. De overige middelen zijn ingezet binnen JenV.
Vraag (88):
Waarom is 3,4 miljoen euro meer uitgegeven dan begroot aan de apparaatsuitgaven van
de Raad voor de Rechtsbijstand? Welke apparaatsuitgaven vielen tegen en waarom?
Antwoord:
Er is € 3,4 mln. meer uitgegeven aan het apparaat van de Raad voor Rechtsbijstand
als gevolg van de loonbijstelling in 2018 en een technische herschikking om de uitvoeringslasten
van de Raad voor Rechtsbijstand te bekostigen.
Vraag (89):
Welke milieuorganisaties hebben in 2018 milieurechtsbijstand gekregen? Welke bedragen
zijn hiermee gemoeid? Hoe vaak zijn toevoegingen gegeven aan milieugroeperingen?
Antwoord:
In 2018 heeft de Raad voor Rechtsbijstand 139 toevoegingen toegekend voor milieurechtsbijstand.
In de jaren 2015, 2016 en 2017 waren dit er respectievelijk 216, 201 en 170. Deze
cijfers omvatten zowel natuurlijke personen als niet-natuurlijke rechtspersonen (milieuorganisaties).
Om deze cijfers te verfijnen en aan te vullen met gegevens over de niet-natuurlijke
rechtspersonen en over de toegekende bedragen is enige tijd nodig. De Minister van
Rechtsbescherming verwacht u daarover binnen 4 weken nader te kunnen informeren.
Vraag (90):
Klopt het dat 46,7 miljoen euro minder uitgegeven is aan rechtsbijstand? Zo ja, waar
is dat geld voor ingezet? Kunt u dat uitsplitsen?
Antwoord:
In 2018 zijn de meevallers als gevolg van de terugloop van het aantal toevoegingen
ingezet voor de JenV-brede problematiek. Daartegenover is de tegenvaller als gevolg
van de 3 jaar vertraging van het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand generaal
gecompenseerd. De beleidslijn uit de TK-brief d.d. 9 november 2018 (Kamerstuk 31 753, nr. 155) -waarmee de vrijval van middelen als gevolg van een verminderd beroep op de rechtsbijstand
wordt ingezet voor het dossier rechtsbijstand- is met ingang van het begrotingsjaar
2019 geëffectueerd.
Opgemerkt wordt dat het bedrag van deze meevaller ad € 46,7 mln. (zoals opgenomen
in de tabel 32.2 Productiegegevens Raad voor Rechtsbijstand van het Departementaal
Jaarverslag 2018) afwijkt van de € 51 mln. van Kamervraag 50 (zoals opgenomen in de
tabel 32.1 Budgettaire gevolgen van beleid van het Departementaal Jaarverslag 2018),
omdat het gaat om verschillende afbakening van de meevaller bij rechtsbijstand (o.a.
incl. en excl. apparaatskosten).
Vraag (91):
Wat is gebeurd of gaat gebeuren met de 14 miljoen euro die nu niet tot besteding komt
met betrekking tot het nu niet implementeren van het wetsvoorstel duurzaam stelsel
rechtsbijstand?
Antwoord:
In 2018 was er inderdaad een incidentele onderuitputting ad € 14 mln. vanwege de 3
jaar vertraging van het wetsvoorstel duurzaam stelsel rechtsbijstand.13 Daarbij ontstond er door deze 3 jaar vertraging ook een besparingsverlies van gemiddeld
€ 16 mln. in de jaren 2019 tot en met 2021. De € 14 mln. onderuitputting is ingezet
voor JenV-brede problematiek, waar ook het dekken van dit meerjarig besparingsverlies
onderdeel van was.
Vraag (92):
Waarom is 291.000 euro minder aan subsidies verstrekt bij Subsidie Wetgeving?
Antwoord:
In 2018 is het bedrag dat voor subsidies van de Directie Wetgeving en Juridische Zaken
was begroot, niet volledig uitgegeven. In 2018 is met name een subsidie verstrekt
aan de in de toelichting op de begroting genoemde Stichting Recht en Overheid (t.b.v.
de Academie voor Wetgeving) en het Nederlands Juristencomité voor de mensenrechten.
De desbetreffende subsidies zijn in 2018 niet in omvang gewijzigd t.o.v. 2017. De
Directie heeft daarnaast een beperkt budget begroot voor incidentele subsidies in
verband met activiteiten van derden die samengevat van belang zijn voor de werkzaamheden
van de Directie. In 2018 zijn in dat verband onvoldoende passende aanvragen ontvangen.
Vraag (93):
Wat is de reden dat de gerealiseerde ontvangsten in 2018 78,2 miljoen euro lager liggen
dan de verwachte 252 miljoen euro uit de ontwerpbegroting?
Antwoord:
Het jaarlijkse resultaat ten aanzien van het afpakken van crimineel vermogen zal altijd
fluctueren. Het is niet mogelijk om beleidsmatig te sturen op de wijze van afdoening
van strafzaken en afpakdoelstellingen, mede gelet op de onafhankelijkheid van het
Openbaar Ministerie.
Vraag (94):
Kunt u nauwkeurig aangeven hoe u tot de verschuiving van circa 24 miljoen euro tussen
artikelonderdelen binnen het totale budget van het OM bent gekomen?
Antwoord:
Er is sprake van een verschuiving van de uitgaven op de diverse kostensoorten binnen
het totale OM-budget sinds 2016. De raming was hier (nog) niet op aangepast. Bij de
eerstkomende begroting zal dit worden aangepast. Er is met name sprake van een verschuivingen
van materiële uitgaven naar personele uitgaven. Zo was er bij de raming bijvoorbeeld
geen rekening is gehouden met de stelselwijziging huisvesting die vanaf 2017 tot lagere
kosten heeft geleid. Voor het totale budget van het OM heeft deze verschuiving geen
directe invloed.
Vraag (95):
Hoe komt u tot een realisatie van 59 miljoen euro?
Antwoord:
De realisatie van het totale budget van het openbaar ministerie (OM) is € 59 mln.
hoger dan de oorspronkelijk vastgestelde begroting (2018). Dit bedrag is zichtbaar
in tabel 33.1 door het verschil op de personele uitgaven (+ € 80 mln.) en de materiële
uitgaven (- € 21 mln.) van het OM bij elkaar op te tellen.
Vraag (96):
Klopt het dat 739.000 euro niet is uitgegeven aan Regeling Uitstapprogramma’s Prostituees
II, omdat gemeenten het niet hebben opgevraagd? Zo nee, waar komt het verschil dan
wel door?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 19.
Vraag (97):
Waarom is relatief zo weinig subsidie verstrekt met betrekking tot integriteit? Hoe
is het verschil van circa 2 miljoen euro minder aan subsidieverstrekkingen te verklaren?
Antwoord:
Vooraf is niet goed in te schatten of er een subsidie dan wel opdracht verstrekt zal
worden. De onder het instrument «subsidies» geraamde uitgaven 2018 zijn voor een groot
deel als opdracht of bijdrage verstrekt en daarom verantwoord onder de instrumenten
«Overige opdrachten» en «Overige bijdragen medeoverheden». Op deze instrumenten is
daardoor een overschrijding van het budget gerealiseerd.
Vraag (98):
Wat wordt gedaan om het Nationaal Veiligheidsinstituut onder de aandacht van het grote
publiek te brengen?
Antwoord:
Het Nationaal Veiligheidsinstituut (NVI) is op uiteenlopende wijze actief om haar
werk in de belangstelling te brengen en te houden. Een mooi voorbeeld is de Landelijke
Veiligheidsdag te Almere. Dit jaar is de Minister van JenV op 25 mei hierbij aanwezig
geweest. Voor bezoekers van deze Veiligheidsdag was het museum die dag gratis toegankelijk.
Vraag (99):
Kunt u een schematisch overzicht geven van hoe de capaciteit bij de KMar zich de komende
jaren getalsmatig moet gaan ontwikkelen?
Antwoord:
Het kabinet heeft in 2017 een bedrag van € 43,4 mln. (€ 20 mln. via de voorjaarsnota
2017 en € 23,4 mln. in de begroting 2018) structureel beschikbaar gesteld om de capaciteit
voor de grensbewaking, politietaak op de luchthavens en de bewakings- en beveiligingstaken
op de luchthavens te vergroten. Met deze extra middelen wordt 417 fte gefinancierd.
De KMar is momenteel bezig met het werven en opleiden van dit nieuwe personeel. Een
deel van dit personeel is reeds opgeleid en werkzaam. De 417 fte zijn gebaseerd op
de benodigde KMar capaciteit op luchthavens en in de maritieme grensbewaking in 2022.
Periodiek wordt de capaciteitsbehoefte herijkt.
Bij aanvang van de Eurostar dienstregeling in 2020 zullen twee dagelijkse treinverbindingen
tussen het Verenigd Koninklijk en Nederland worden uitgevoerd. De grenscontroles zullen
op de stations Amsterdam Centraal en Rotterdam Centraal worden uitgevoerd. Om deze
taak uit te kunnen voeren wordt de operationele capaciteit van de KMar met 17 fte
uitgebreid.
Ten gevolge van de Brexit heeft de KMar in verband met de langere controleduur van
Britten aan de grens en het verwerken van API-data in totaal 22 operationele fte nodig.
In verband met de groei die de KMar reeds doormaakt vindt deze uitbreiding pas na
de feitelijke Brexit plaats.
Tot slot zal de KMar in totaal 45 fte personeel leveren ten behoeve van de Passagiersinformatie-eenheid
iNL (PiNL). Voor opvolging van hits uit PiNL is binnen de Kmar 8 Fte extra beschikbaar.
De precieze impact van PiNL op de KMar operatie is op voorhand moeilijk vast te stellen.
Daarom wordt dit gemonitord nadat PiNL operationeel is.
Met betrekking tot de feitelijke groei van het aantal personeelsleden bij de KMar
is momenteel, mede door uitstroom en de huidige situatie op de arbeidsmarkt, geen
overzicht te maken. Over 2018 is de KMar met ruim 300 fte gegroeid, ook het eerste
kwartaal van 2019 laat een groei zien. De instroom voor de KMar is op dit moment op
het maximaal haalbare niveau gebracht. Een grotere instroom is momenteel niet mogelijk
vanwege de capaciteit van het opleidingscentrum en het absorptievermogen van de operationele
eenheden.
Vraag (100):
Hoeveel migranten zijn in 2018 naar Nederland gekomen?
Antwoord:
Volgens de openbare informatie van het CBS (Statline) zijn in 2018 242.363 migranten
naar Nederland gekomen. Het betreft voorlopige cijfers.
Vraag (101):
Wat is het migratiesaldo in Nederland in 2018?
Antwoord:
Uit openbare informatie van het CBS (Statline) blijkt dat het migratiesaldo in 2018
86.993 bedroeg. Het betreft voorlopige cijfers.
Vraag (102):
Hoeveel asielaanvragen zijn in 2018 in Nederland gedaan?
Antwoord:
In 2018 zijn 20.350 eerste asielaanvragen ingediend.14
Vraag (103):
Hoeveel asielverzoeken zijn ingewilligd in 2018?
Antwoord:
In 2018 zijn 3.170 eerste asielaanvragen ingewilligd, dat is 21% van het totaal aantal
beslissingen.15
Vraag (104):
Hoeveel euro kost de staat een asielverzoek gemiddeld?
Antwoord:
Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden. De totale kosten van een asielverzoek
voor de Nederlandse staat hangen af van verschillende factoren zoals:
1. In welk spoor het verzoek wordt afgedaan, spoor 1 kost de IND bijvoorbeeld minder
dan een asielverzoek in spoor 4;
2. Of er sprake is van een inwilliging of afwijzing van het verzoek;
3. Of de asielzoeker in beroep en of hoger beroep tegen de uitkomst gaat;
4. Of en hoe lang de asielzoeker in de opvang bij het COA verblijft;
5. Of de DT&V betrokken is bij (vrijwillige) terugkeer en uitzetting;
6. Of er betrokkenheid is van VWN en Nidos en overige organisaties;
7. en eventuele andere kosten.
De lengte van de asielprocedure fluctueert en maakt daardoor toewijzing aan een specifiek
begrotingsjaar niet mogelijk. Derhalve is het niet mogelijk om deze kosten om te zetten
naar de gemiddelde kosten van de Nederlandse staat van één asielverzoek.
Ter indicatie de kosten die de IND in rekening brengt voor de behandeling van een
eerste asielprocedure (alleen voor de behandeling van aanvraag door de IND en dus
zonder overige kosten of eventuele kosten voor beroep en andere vaste kosten etc.)
zijn in 2019 de volgende:
Spoor 1: € 1.982
Spoor 2: € 2.725
Spoor 4: € 4.295
Vraag (105):
Hoeveel uur wordt gemiddeld besteed aan de behandeling van een asielverzoek?
Antwoord:
De IND doet jaarlijks een tijdmetingsonderzoek om haar kostprijzen richting het ministerie
te onderbouwen. Uit dit onderzoek komen normtijden per spoor. Deze normtijden zijn
gebaseerd op de gemiddelde hoeveelheid uren die er nodig is voor een asielzaak. Op
dit moment zijn de normtijden in arbeidsuren voor de verschillende sporen voor de
IND als volgt (afgerond op hele uren):
Spoor 1: 13 uur
Spoor 2: 20 uur
Spoor 4: 38 uur (hierin zijn naast afhandeling van eerste asielaanvragen ook afhandeling
van herhaalde asielinstroom en zij-instroom asiel meegenomen).
Deze cijfers zijn dus alleen voor de behandeling van een eerste asielaanvraag door
de IND en laat de tijd die andere overheidspartijen erin steken (o.a. AVIM, DT&V)
buiten beschouwing. Ook is de tijd voor een eventueel beroepsprocedure hier niet bij
opgenomen.
Vraag (106):
Hoeveel arbeidsmigranten zijn in 2018 naar Nederland gekomen? Hoeveel arbeidsmigranten
zijn uit Nederland vertrokken? Hoe lang blijven arbeidsmigranten gemiddeld in Nederland?
Antwoord:
Zie ook antwoord op vraag 117.
In 2018 zijn 2.260 aanvragen voor een verblijfsvergunning «arbeid in loondienst» ingewilligd.
Dit zijn verblijfsvergunningen die derdelands (niet-EU) migranten zijn verleend. Daarnaast
bedroeg het aantal ingewilligde aanvragen voor verblijfsvergunningen in het kader
van kennismigratie 16.970. Het ging hier om verblijfsvergunningen in het kader van
de nationale kennismigrantenregeling, de Europese Blue card, de Intra Corporate Transferee
richtlijn en de onderzoeker richtlijn. Bij elkaar opgeteld gaat het om 19.230 ingewilligde
aanvragen van een verblijfsvergunning om te kunnen werken in Nederland.
Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de migratieketen
niet mogelijk om gegevens over het aantal arbeidsmigranten dat uit Nederland vertrekt
en informatie over de gemiddelde verblijfsduur te genereren.
Vraag (107):
Hoeveel kost het de Nederlandse staat om een asielzoeker gedwongen uit te zetten?
Antwoord:
Een succesvolle uitzetting is een product van meerdere partijen in de vreemdelingenketen
en afhankelijk van diverse factoren. De kosten van een uitzetting worden per uiteenzetting
bepaald door verschillende factoren, zoals onder meer de kosten van het vervoer, de
inzet van escorts en de benodigde hoeveelheid begeleiding. Voorgaande maakt – aangevuld
met het feit dat de kosten voor een groot gedeelte gemaakt worden in de reguliere
uitvoeringsprocessen bij de betrokken organisaties – dat momenteel geen inzicht is
in de gemiddelde kosten van een uitzetting.
Vraag (108):
Staan alle asielzoekers die zelfstandig zonder toezicht zijn vertrokken met onbekende
bestemming geregistreerd in EURODAC?
Antwoord:
Alle personen die in Nederland asiel aanvragen worden geregistreerd in Eurodac. Indien
een asielzoeker na het indienen van een verzoek vertrekt met onbekende bestemming
blijft deze registratie in Eurodac vermeld staan voor maximaal 10 jaar vanaf het moment
van aanvraag.
Dit betekent niet dat in Eurodac voor iedere asielzoeker ook registraties zijn vastgelegd,
die door andere lidstaten zijn gedaan. Dit is afhankelijk van de reisroute en de mate
waarop lidstaten registreren. Een groot deel van de asielzoekers in Nederland hebben
geen eerdere registratie in Eurodac, die door een andere lidstaat is ingevoerd. Bovendien
verdwijnen categorie 2 registraties (illegaal inreizen buitengrenzen EU) na 18 maanden
uit Eurodac.
Vraag (109):
Hoeveel migranten zijn vanuit Nederland teruggestuurd met een Dublin-claim? Hoe zijn
deze personen teruggestuurd? Hoeveel zijn met onbekende bestemming vertrokken?
Antwoord:
In 2018 zijn in totaal circa 1.880 vreemdelingen met een Dublin-claim vrijwillig vertrokken
dan wel gedwongen overgedragen aan een ander Dublin-land. Van deze vreemdelingen met
een Dublin-claim is 970 zelfstandig vertrokken en 910 gedwongen overgedragen.
Overdracht vindt hoofdzakelijk plaats per vliegtuigdoor tussenkomst van een vlucht.
Van de in totaal 1.880 overgedragen vreemdelingen zijn er 1.600 met een vliegtuig
vertrokken. Er zijn in 2018 3.220 vreemdelingen vertrokken met onbekende bestemming
waarbij sprake was van een Dublin-claim.16
Vraag (110):
Hoe lang staan de camera’s (@migo-boras) aan de binnengrenzen gemiddeld per dag/maand
aan?
Antwoord:
@migoboras kan enerzijds worden ingezet om informatie in te winnen en anderzijds om
gericht te observeren. In het kader van inwinning staan alle camera’s 24/7/365 dagen
per jaar aan. De gegevens betreffende een passage die worden ingewonnen worden geanonimiseerd,
dat wil zeggen dat het voertuig en daarmee de passage niet meer herleidbaar is naar
een persoon. Deze informatie wordt geanalyseerd ten behoeve van het informatie gestuurd
optreden door middel van risicoprofielen en tevens trends en ontwikkelingen in de
vervoersbewegingen te onderkennen. Met deze informatie kan de KMar vaststellen op
welke plaats en welk moment MTV controles uitgevoerd zouden moeten worden, in het
kader van het vreemdelingentoezicht. Bij het gericht observeren zal het systeem tijdens
het beperkte aantal uren waarbinnen een MTV-controle mag worden uitgevoerd (90 uur
per maand, 6 uur per dag ingevolge art. 4.17a lid 5 Vb) direct ondersteuning bieden
door kenmerken van passerende voertuigen te leggen naast de vooraf opgestelde risicoprofielen.
Vraag (111):
Hoeveel auto’s/passages zijn in 2018 door het @migo-boras systeem geregistreerd?
Antwoord:
In 2018 zijn er op inreis vanuit Duitsland en België 80.120.524 passages geregistreerd
in @migo-boras.
Vraag (112):
Hoe vaak is in strafrechtelijke zin een beroep gedaan op informatie uit het @migo-boras
systeem?
Antwoord:
De Koninklijke Marechaussee werkt samen met de politie op het gebied van de bestrijding
van grensoverschrijdende criminaliteit, waarbij @migoboras ingezet kan worden voor
de rechtshandhaving. Uit @migo-boras zelf kan enkel het aantal passages geautomatiseerd
onttrokken worden. Wel zijn er gegevens uit het Bedrijfs Processen Systeem (BPS) van
de KMar beschikbaar over de geregistreerde incidenten uit het MTV. Deze bevatten tevens
de incidenten voortkomend uit een «hit» in @migo-boras door het laden van zogenaamde
watchlists. Zie hiervoor bijgevoegd overzicht.
Geregistreerde incidenten
2018
Signaleringen
1052
Aanhouding gesignaleerde
166
Incidenten Aantreffen verdacht geld (witwassen)
63
Incidenten Opiumwet
82
Incidenten Wet Wapens & Munitie
120
Incidenten Mensenhandel
38
Incidenten Mensensmokkel
31
Aangehouden verdachten mensensmokkel
39
Incidenten valse c.q. vervalste documenten
287
Vraag (113):
Welke juridische artikelen/verdragen staan in de weg om de @migo-boras camera’s elk
moment van het jaar te laten filmen en registreren?
Antwoord:
Er zijn geen belemmeringen om de @migo-boras camera’s elk moment van het jaar te laten
registreren. Voor zover wordt bedoeld het «gericht observeren» en de van toepassing
zijnde regelgeving, wordt u naar het antwoord bij vraag 110 verwezen.
Vraag (114):
Hoe vaak is sinds de ondertekening van het Marrakesh Immigratiepact door advocaten
een beroep hierop gedaan in asiel- of migratiezaken? Hoe vaak is dat succesvol gedaan?
Antwoord:
Deze informatie is niet vanuit het IND-automatiseringssysteem is te genereren.
Vraag (115):
Hoe vaak is in andere Europese landen op het Marrakesh Immigratiepact een beroep gedaan
in asielzaken? Verschilt dit voor Nederland?
Antwoord:
Deze informatie is niet vanuit het IND-automatiseringssysteem is te genereren.
Vraag (116):
Hoe vaak is in Nederland asiel aangevraagd door personen, afkomstig uit een ander
EU-land, die niet geregistreerd stonden in EURODAC? Hoe vaak stonden asielzoekers,
afkomstig uit een ander EU-land, wel geregistreerd in EURODAC?
Antwoord:
Bij de beantwoording van deze vraag is de aanname gedaan dat met «afkomstig uit een
ander EU-land» asielzoekers worden bedoeld die voor aankomst in Nederland in een ander
EU-land verbleven. Hierbij geldt als kanttekening dat het onbekend is of asielzoekers
die geen registratie in Eurodac hebben vanuit een ander EU-land komen of direct vanuit
een land buiten de EU. Soms is het wel bekend, bijvoorbeeld Iraanse asielzoekers komen
relatief vaak direct vanuit Iran naar Nederland per vliegtuig. Wel is bekend hoeveel
asielzoekers in NL een Eurodac registratie in een ander EU-land hebben.
In februari 2019 (de laatste gemeten maand) had circa 56% van de asielzoekers in Nederland
een eerdere registratie van een ander EU-land in Eurodac. Over de periode maart 2018
tot en met februari 2019 is dit percentage gemiddeld 52%. Deze registraties kunnen
zowel asielverzoeken in een ander EU-land zijn (categorie 1 registratie) als het illegaal
inreizen van de EU (categorie 2 registratie) zijn.
Vraag (117):
Hoeveel kennismigranten die naar Nederland zijn gekomen de afgelopen jaren, zijn ook
weer vertrekken naar het buitenland? Hoe lang verblijven kennismigranten gemiddeld
in Nederland?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 106. In 2018 zijn 2.260 aanvragen voor een verblijfsvergunning
«arbeid in loondienst» ingewilligd. Dit zijn verblijfsvergunningen die derdelands
(niet-EU) migranten zijn verleend. Daarnaast bedroeg het aantal ingewilligde aanvragen
voor verblijfsvergunningen in het kader van kennismigratie 16.970. Het ging hier om
verblijfsvergunningen in het kader van de nationale kennismigrantenregeling, de Europese
Blue card, de Intra Corporate Transferee richtlijn en de onderzoeker richtlijn. Bij
elkaar opgeteld gaat het om 19.230 ingewilligde aanvragen om een verblijfsvergunning
om te kunnen werken in Nederland.
Het is uit de geautomatiseerde informatie- en registratiesystemen binnen de migratieketen
niet mogelijk om gegevens over het aantal arbeidsmigranten dat uit Nederland vertrekt
en informatie over de gemiddelde verblijfsduur te genereren.
Vraag (118):
Met welke landen heeft Nederland in 2018 contact gezocht om bilaterale afspraken te
maken over (circulaire) migratie? Hoe vaak heeft Nederland contact gehad met de landen
waarmee contact gezocht is?
Antwoord:
In 2018 hebben verschillende herkomstlanden in verschillende contacten met Nederlandse
gesprekspartners belangstelling getoond voor bilaterale afspraken over circulaire
migratie. Hierover zijn geen afspraken gemaakt. Het kabinet houdt in genoemde contacten
rekening met het standpunt van Uw Kamer.
Vraag (119):
Hoe veel personeel (fte) heeft de KMar in 2018 afgestaan aan FRONTEX?
Antwoord:
In 2018 heeft de KMar 11 fte afgestaan aan FRONTEX.
Vraag (120):
Naar welke landen heeft Nederland in 2018 de meeste asielzoekers gedwongen uitgezet?
Kunt u dit specificeren per categorie vreemdeling?
Antwoord:
Nederland heeft in 2018 voor 2.690 vreemdelingen gedwongen vertrek georganiseerd.17 In totaal is er gedwongen vertrek georganiseerd naar 115 landen. In de bijlage kunt
u een overzicht vinden van de top 50 landen waar naar toe gedwongen vertrek georganiseerd
is. Het is onduidelijk welke categorisering in de vraag wordt bedoeld. Reeds om die
reden is niet mogelijk om binnen dit overzicht nader te specificeren naar «categorie
vreemdeling».
DT&V (ISTV)
Top 50
Land
Aantal
1
Albanië
550
2
Bondsrepubliek Duitsland
400
3
Italië
250
4
Suriname
120
5
Polen
100
6
Frankrijk
100
7
Spanje
80
8
België
70
9
Oekraïne
60
10
Georgië
60
11
Marokko
50
12
Servië
50
13
Zwitserland
40
14
Brazilië
40
15
Turkije
40
16
Roemenië
30
17
Colombia
30
18
Zweden
30
19
Bosnië-Herzegovina
30
20
Oostenrijk
20
21
Afghanistan
20
22
Algerije
20
23
Letland
20
24
Egypte
20
25
India
20
26
Irak
20
27
Iran
20
28
Griekenland
20
29
Groot Brittannië
20
30
Nigeria
20
31
Verenigde Staten van Amerika
20
32
Armenië
10
33
Chili
10
34
Litouwen
10
35
Portugal
10
36
Bulgarije
10
37
Denemarken
10
38
Cuba
10
39
Azerbeidzjan
10
40
Kosovo
10
41
Macedonië
10
42
Kroatië
10
43
Luxemburg
10
44
Tsjechië
10
45
Ghana
<10
46
Slovenië
<10
47
Tunesië
<10
48
Moldavië
<10
49
Mongolië
<10
50
Dominicaanse Republiek
<10
Vraag (121):
In hoeveel procent van de gevallen is bij een gedwongen uitzetting van een vreemdeling
op het laatste moment een nieuwe procedure gestart (vliegtuigtrapprocedure)? In hoeveel
procent van deze gevallen was daar een asieladvocaat bij betrokken?
Antwoord:
In 2018 zijn er circa 150 last-minute aanvragen in behandeling genomen door de IND.18 In het systeem van de IND wordt niet geregistreerd of bij de indiening van een last-minute
aanvraag een advocaat is betrokken. In zijn algemeenheid kan worden opgemerkt dat
deze vreemdelingen vanwege het feit dat ze in vreemdelingenbewaring zitten gefinancierde
rechtsbijstand kunnen krijgen.
Het is aannemelijk dat vreemdelingen die een last minute aanvraag indienen zich in
een gedwongen vertrektraject bevinden, het is echter ook denkbaar dat er bij zelfstandig
vertrek een last minute aanvraag wordt ingediend. Dit wordt niet specifiek in de systemen
van DT&V geregistreerd. In 2018 hebben 5.900 gedwongen en 3.480 zelfstandige vertrekken
plaatsgevonden
Vraag (122):
Met welke landen is het in 2018 onmogelijk gebleken afspraken te maken over terugkeer
van inwoners van die landen die hier niet succesvol asiel hebben aangevraagd?
Antwoord:
Er zijn in de regel geen landen bekend die weigeren mee te werken aan het terugnemen
van onderdanen die ook terug willen keren en bereid zijn daartoe aan te tonen wie
ze zijn. Tevens heeft het merendeel van de herkomstlanden geen principiële bezwaren
tegen gedwongen terugkeer van de eigen onderdanen en werkt daar aan mee. Een aantal
landen weigert mee te werken aan gedwongen terugkeer. Daarnaast is er een aantal landen
dat veel voorwaarden en vragen opwerpt, of juist niet reageert op verzoeken tot terugname
van eigen onderdanen, zodat er feitelijk gesproken kan worden van tegenwerking. Het
is moeilijk om een representatief beeld te geven over een langere periode. Bij veel
landen kent medewerking een wisselend beeld: perioden van relatief voldoende medewerking
worden afgewisseld door perioden met minder medewerking. De samenwerking op gedwongen
terugkeer met voor Nederland relevante landen verloopt thans bijvoorbeeld onvoldoende
met Irak, Iran, Ghana en Ethiopië.
Vraag (123):
Hoeveel procent van de zelfstandig vertrokken vreemdelingen heeft dit gedaan met onbekende
bestemming? In hoeveel van die gevallen is later asiel aangevraagd in een ander EU-/Schengenland?
Antwoord:
Zoals u in de Rapportage Vreemdelingenketen van Januari-December 2018 kunt lezen,
zijn er in totaal 21.410 vreemdelingen vertrokken in 2018.19 Daarvan zijn 12.030 vreemdelingen zelfstandig zonder toezicht vertrokken, oftewel
56%. In 2018 zijn er in totaal 9.380 vreemdelingen aantoonbaar vertrokken. Daarvan
zijn er 5.900 vreemdelingen gedwongen vertrokken en 3.480 vreemdelingen zelfstandig
vertrokken.
Binnen de geautomatiseerde systemen van de Vreemdelingenketen is niet op te maken
of een vreemdeling die na zelfstandig te zijn vertrokken zonder toezicht, op een later
moment asiel aangevraagd heeft in een andere lidstaat van de EU.
Wel is bekend hoeveel keer een Dublin claim op Nederland is gelegd door een andere
lidstaat. Dat zijn in 2018 3.700 zaken. Deze zaken betreffen vreemdelingen die eerder
asiel hebben aangevraagd in Nederland.20 Het is daarbij mogelijk dat er meerdere claim-in zaken zijn geregistreerd per persoon.
Van deze claim-in zaken is het niet bekend hoeveel vreemdelingen eerder zelfstandig
zijn vertrokken zonder toezicht. Daarnaast kunnen vreemdelingen ook zelfstandig zijn
vertrokken zonder toezicht zonder dat er sprake is van een claim-in door een andere
lidstaat in 2018.
Vraag (124):
Welke (EU-)landen dwarsbomen de plannen om asielaanvragen in Noord-Afrika te laten
plaatsvinden?
Antwoord:
Er is geen sprake van het afhandelen in Noord-Afrikaanse landen van aanvragen voor
asiel in EU-lidstaten. Noch het kabinet noch de Europese Commissie zijn voorstander
van de zogenoemde extraterritoriale behandeling van asielaanvragen.
Vraag (125):
Kunt u een schematisch overzicht geven van alle asielzoekerscentra, inclusief adresgegevens,
die binnen de bebouwde kom van een gemeente zijn gevestigd? Kunt u per asielzoekerscentrum
aangeven hoe de criminaliteit zich in de nabije omgeving in 2018 ontwikkeld heeft?
Antwoord:
In de COA systemen wordt niet bijgehouden of een asielzoekerscentrum binnen of buiten
de bebouwde kom ligt.
De criminaliteitscijfers per gemeente zijn te vinden op data.politie.nl. Onder het
thema «Criminaliteit» kunnen voor de periode 2012 tot en met 2018 per gemeente criminaliteitscijfers
worden gevonden. Deze cijfers zijn op te splitsen per type misdrijf.
Plaatsnaam
Adres
Provincie
AALDEN
Witte Zandpad 1 7854TW AALDEN
Drenthe
ALMELO
Vriezenveenseweg 170 7602PV ALMELO
Overijssel
ALMERE
Engelse mijl 6 1318EN ALMERE
Flevoland
AMERSFOORT
Barchman Wuytierslaan 53 3819AB AMERSFOORT
Utrecht
AMSTERDAM
Transformatorweg 6 1014AK AMSTERDAM
Noord-Holland
AMSTERDAM
Willinklaan 3 1067SL AMSTERDAM
Noord-Holland
APELDOORN
Christiaan Geurtsweg 10 7335JV APELDOORN
Gelderland
ARNHEM
Apeldoornseweg 39 6814BH ARNHEM
Gelderland
ARNHEM
Frombergstraat 1 6814EA ARNHEM
Gelderland
ARNHEM
Groningensingel 1.225 6835HZ ARNHEM
Gelderland
ARNHEM
Elderhofseweg 51 6842CR ARNHEM
Gelderland
ASSEN
Schepersmaat 4 9405TA ASSEN
Drenthe
BAEXEM
Exaeten 1 6095PD BAEXEM
Limburg
BALK
Wikelerdyk 9a 8561BD BALK
Friesland
BORNE
Bornerbroeksestraat 103 7621AE BORNE
Overijssel
BUDEL
Randweg-Oost 32 6021PB BUDEL
Noord-Brabant
BURGUM
Elingsloane 6 39251MN BURGUM
Friesland
DELFZIJL
Zwet 1 9932AA DELFZIJL
Groningen
DELFZIJL
Zwet 40 9932BB DELFZIJL
Groningen
DEN HELDER
Doggersvaart 2 71784PD DEN HELDER
Noord-Holland
DEN HELDER
Nieuweweg 3 1782AZ DEN HELDER
Noord-Holland
DEN HELDER
Burg Ritmeesterweg 20 1784NV DEN HELDER
Noord-Holland
DRACHTEN
Ringweg 13 9201GT DRACHTEN
Friesland
DRACHTEN
Noorderend 2 9207AL DRACHTEN
Friesland
DRONTEN
Vossemeerdijk 40 8251PN DRONTEN
Flevoland
ECHT
Pepinusbrug 2 6102RJ ECHT
Limburg
EMMEN
Wilhelmsweg 8 57814VG EMMEN
Drenthe
GILZE
Prinsenbosch 2 5126ND GILZE
Noord-Brabant
GOES
Albert Plesmanweg 23–02 4462GC GOES
Zeeland
HARDERWIJK
Graaf Ottolaan 26 3843AM HARDERWIJK
Gelderland
HEEMSERVEEN
Jachthuisweg 6D 7796HJ HEEMSERVEEN
Overijssel
HEERHUGOWAARD
Van Noortwijklaan 2 1701BP HEERHUGOWAARD
Noord-Holland
HEERLEN
Imstenrade 6 6419PL HEERLEN
Limburg
HENGELO OV
Havezatenlaan 2 7557VZ HENGELO OV
Overijssel
HOOGEVEEN
Kinholtsweg 7 7909CA HOOGEVEEN
Drenthe
KAMPEN
Cellesbroeksweg 6 8265PG KAMPEN
Overijssel
KATWIJK ZH
1e Mientlaan 33–35 2223LG KATWIJK ZH
Zuid-Holland
LEERSUM
Hoogstraat 8 3956NB LEERSUM
Utrecht
LUTTELGEEST
Oosterringweg 41 8315PS LUTTELGEEST
Flevoland
MAASTRICHT
Parkweg 20 6212XN MAASTRICHT
Limburg
MIDDELBURG
Laurens Stommesweg 1 4335AX MIDDELBURG
Zeeland
NIJMEGEN
Dommer v Poldersveldtweg 112 6523DC NIJMEGEN
Gelderland
OISTERWIJK
Kievitsblekweg 4 5062SV OISTERWIJK
Noord-Brabant
OVERLOON
Stevensbeekseweg 14A 5825JC OVERLOON
Noord-Brabant
RIJSWIJK ZH
Lange Kleiweg 80 2288GK RIJSWIJK ZH
Zuid-Holland
ROTTERDAM
Edo Bergsmaweg 14 3077PX ROTTERDAM
Zuid-Holland
SCHALKHAAR
Frieswijkerweg 2 7433RB SCHALKHAAR
Overijssel
SNEEK
Jancko Douwamastraat 29A 8602BK SNEEK
Friesland
ST.-ANNAPAROCHIE
Middelweg-West 17 69076GE ST.-ANNAPAROCHIE
Friesland
SWEIKHUIZEN
Moorheide 1 6174RZS WEIKHUIZEN
Limburg
TER APEL
Ter Apelervenen 5 9561MC TER APEL
Groningen
TILBURG
Baden Powelllaan 95 5044LA TILBURG
Noord-Brabant
TILBURG
Stationsstraat 15 5038EB TILBURG
Noord-Brabant
UTRECHT
Joseph Haydnlaan 2 3533AE UTRECHT
Utrecht
VELP NB
Intendanceplantsoen 1 5363VZ VELP NB
Noord-Brabant
WAGENINGEN
Keijenbergseweg 10 6705BN WAGENINGEN
Gelderland
WAGENINGEN
Bosrandweg 20 6704PH WAGENINGEN
Gelderland
WASSENAAR
Duinrell 1 2242JP WASSENAAR
Zuid-Holland
WEERT
Kazernelaan 101 6006SP WEERT
Limburg
WINTERSWIJK
Amstelstraat 9 7103JP WINTERSWIJK
Gelderland
ZUTPHEN
Voorsterallee 1 7203DN ZUTPHEN
Gelderland
Vraag (126):
Hoeveel kosten zijn gemiddeld gemoeid met een asielzoekerscentrum? Hoeveel kost dat
per asielzoeker?
Antwoord:
De kosten van het COA voor het opvangen van asielzoekers in een AZC zijn ongeveer
€ 27.900 per persoon per jaar (gebaseerd op cijfers 2018). In dit bedrag zitten onder
meer de kosten van:
• huisvesting;
• personeel COA;
• gezondheidszorg;
• levensonderhoud.
De gemiddelde kosten per locatie waren ruim € 7,5 mln. Dit is gebaseerd op de totale
kosten van COA (ca € 575 mln.) gedeeld door het aantal locaties (76) in 2018. Hierbij
is geen onderscheid gemaakt in opvanggrootte en soort opvang.
Vraag (127):
Uit welke landen komen de asielzoekers die in 2018 het meeste overlast veroorzaakten?
Uit welke landen komen de asielzoekers die in 2018 het meest betrokken zijn geweest
bij criminaliteit?
Antwoord:
In de Rapportage Vreemdelingenketen (RVK) 2018 is een overzicht (3.14) opgenomen van
alle door COA geregistreerde incidenten op opvanglocaties van het COA voor de periode
van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018. Dit overzicht is niet uitgesplitst
naar nationaliteit. Uit de door het COA geregistreerde incidenten blijkt wel dat in
ongeveer eenderde van het aantal situaties van overlast en het aantal incidenten sprake
is van asielzoekers uit de groep asielzoekers met een niet kansrijke asielaanvraag
(behandeld in de sporen voor personen afkomstig uit een veilig land of met een Dublinindicatie).
In de RVK 2018 is tevens een overzicht (3.15) opgenomen die gegevens van politie bevat
omtrent geregistreerde incidenten van asielzoekers die in deze periode – geheel of
gedeeltelijk – in een COA-locatie verbleven en die bijvoorbeeld als verdachte van
een misdrijf zijn aangemerkt en/of zijn veroordeeld. Zoals door toenmalig Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid Mark Harbers in debat van 21 mei jl. is toegezegd ontvangt
uw Kamer hierover nog een nadere duiding. In de RVK is aangegeven dat bijna de helft
van de verdachten bij de politie en het OM afkomstig zijn uit Algerije en Marokko.
Op afstand volgen onderdanen uit Libië en Tunesië. Ten aanzien van de incidenten zoals
geregistreerd door de politie is niet te onderscheiden welke misdrijven tot overlast
hebben geleid.
Vraag (128):
Kunt u per asielzoekerscentrum aangeven welke dagactiviteiten beschikbaar zijn voor
de asielzoekers?
Antwoord:
Iedere nieuwe bewoner ontvangt van het COA een uitnodiging om deel te nemen aan het
programma Wonen en leven op een COA-locatie (WLCL). Hierbij wordt zoveel mogelijk
aangesloten bij de individuele behoeften van iedere bewoner. Het programma biedt de
informatie, kennis en vaardigheden om zelfstandig te kunnen verblijven op een opvanglocatie
en te kunnen participeren in de Nederlandse samenleving. De werkvorm is een mix van
gesprekken, informatiebijeenkomsten en trainingen.
Daarnaast krijgt ieder bewoner een standaard menu aangeboden met daarin (zowel verplichte
als facultatieve) cursussen als: «Basaal Nederlands», «Digitale vaardigheden» en een
weerbaarheidstraining.
Voor specifieke doelgroepen als vergunninghouders, kinderen, LHBTI zijn er specifieke
programma’s en projecten. Zo is er voor vergunninghouders de mogelijkheid om deel
te nemen aan het VOORwerk traject gericht op het ontwikkelen van soft skills voor
op de Nederlandse arbeidsmarkt (https://www.coa.nl/mycoa/nl/voorwerk).
Vergunninghouders kunnen in de COA-opvang het programma Voorbereiding op inburgering
(V-inburgering) volgen. Dit programma biedt kennis en handvatten voor het zelfstandig
wonen en leven in Nederland. Het bestaat uit: NT2-taallessen (121 uur), de training
Kennis van de Nederlandse Maatschappij (KNM) (24 uur) en individuele begeleiding door
een case manager. Deelname aan het programma wordt gestimuleerd, maar is niet verplicht.
Om zo vroeg mogelijk te beginnen met de Nederlandse taal biedt het COA Nederlandse
les aan op de proces opvang locatie (pol). Daar krijgen asielzoekers met een hoge
kans op vergunningverlening 24 uur NT2-les van gecertificeerde NT2-docenten.
Naast bovenstaande activiteiten worden ook veel activiteiten aangeboden in samenwerking
met partners van het COA. Daardoor ontstaat een breed scala aan activiteiten die gericht
zijn op het hier en nu én de volgende stap in hun leven. Het aanbod kan per locatie
verschillen. De specifieke activiteiten die op locaties worden aangeboden hangen mede
samen met het aanbod van lokale samenwerkingspartners. Daarnaast is het aan de bewoners
zelf om te beslissen aan welke vrijwillige activiteiten zij willen deelnemen. Ook
dat levert een verschillend beeld per locatie op. Bewoners en hun kinderen kunnen
meedoen aan cursussen, lid worden van verenigingen of sporten bij de plaatselijke
sportclub. Kinderen die leerplichtig zijn gaan naar school.
Vraag (129):
Kunt u per asielzoekerscentrum aangeven of voor de aldaar gevestigde asielzoekers
mogelijkheden bestaan om vrijwilligerswerk te doen, al dan niet buiten een asielzoekerscentrum?
Antwoord:
Alle bewoners van COA opvanglocaties, met en zonder verblijfsstatus, mogen vrijwilligerswerk
doen buiten het azc. Dit biedt hen mogelijkheden om bij te dragen aan de samenleving
en in contact te komen met Nederlanders. Het draagt bij aan hun integratie en vergroot
hun kansen op arbeidsparticipatie. Het aanbod van vrijwilligerswerk verschilt per
locatie. Een asielzoeker is zelf verantwoordelijk voor zoeken en uitvoeren van het
vrijwilligerswerk
Voor het doen van vrijwilligerswerk is geen tewerkstellingsvergunning (TWV) vereist.
Wel toetst het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) of er sprake is
van vrijwilligerswerk. Op een aantal locaties ondersteunt expertisecentrum Pharos
maatschappelijke organisaties en vrijwilligersorganisaties bij het betrekken van azc-bewoners
als vrijwilliger. Dit programma wordt uitgevoerd op 25 COA-locaties onder de naam
«aan de slag» (www.aandeslag.info).
Vraag (130):
Hoe staat het met de uitwerking van de Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen?
Antwoord:
In november 2018 is een samenwerkingsafspraak met de VNG over de totstandkoming van
Landelijke Vreemdelingenvoorzieningen (LVV´s) gesloten. In navolging daarvan zijn
in maart en april 2019 vijf convenanten gesloten met de gemeenten. Amsterdam, Rotterdam,
Utrecht, Eindhoven en Groningen. Vervolgens zijn de pilot-LVV’s in deze gemeenten
van start gegaan.
De pilots zijn in veel gevallen direct aan de slag gegaan. De bestaande Bed, Bad en
Broodvoorzieningen in de deelnemende gemeenten worden namelijk zoveel mogelijk als
basis benut voor de LVV’s. Waar dat niet het geval is, namelijk in Amsterdam, wordt
op dit moment gezocht naar geschikte locaties.
In de opzet en werkwijze van de pilots wordt voortgebouwd op de huidige opzet en ervaringen
op lokaal niveau, daarbij versterkt door inzet van de IND, de DT&V en overige diensten
in de migratieketen.
De eerste lokale casusoverleggen LVV worden op dit moment georganiseerd. In de casusoverleggen
wordt over individuele casuïstiek gesproken en besloten. Dit houdt in dat de lokale
samenwerkingspartners een gezamenlijke beslissing nemen over de toelating, het begeleidingsscenario
en de uitstroom van een vreemdeling uit de LVV.
Vraag (131):
Hoe komt het dat de gerealiseerde bedragen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
(COA), Stichting Nidos, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en DJI hoger zijn
uitgevallen dan de vastgestelde bedragen? Met welke middelen zijn deze overschrijdingen
gedekt?
Antwoord:
COA: De gemiddelde bezetting in de opvang is in 2018 minder gedaald dan ten tijde
van het opstellen van de begroting werd verwacht. Oorzaken van de hogere gemiddelde
bezetting zijn het grillige verloop van de instroom, aanvankelijk een daling in 2017
en vervolgens in 2018 weer een stijging, wat mede tot gevolg heeft gehad dat er achterstanden
zijn ontstaan bij de afhandeling van aanvragen. Daarnaast was de uitstroom van vergunninghouders
lager dan verwacht. Derhalve zijn ook de kosten voor de opvang hoger uitgevallen.
Deze kosten zijn gedekt uit de ODA middelen en de afrekening 2017.
IND: Voor de IND geldt dat de instroom in de reguliere procedures fors hoger was dan
geraamd in de begroting. De aantrekkende economie is hier een belangrijke oorzaak
van. De IND tegenvaller is gedekt uit de afrekening 2017 en de afroming eigen Vermogen
boven de 5%.
DJI: Het budget voor Vreemdelingenbewaring is in 2018 verhoogd met een bedrag van
€ 2,4 mln. ten behoeve van de cellen Vreemdelingenbewaring op Bonaire.
Nidos: Stichting Nidos heeft in 2018 een bedrag terugbetaald, als gevolg van lagere
kosten door lagere instroom van amv’s in 2017. Deze meerontvangsten zijn gestort in
de asielreserve.
Vraag (132):
Wat valt precies onder «diverse (kleinere) opdrachten die gefinancierd zijn om verbeteringen
in de vreemdelingenketen te bewerkstelligen»? Hoeveel geld is besteed per opdracht?
Hoe komt het dat deze post 7.441 miljoen euro hoger uitvalt dan begroot?
Antwoord:
In bijgaande tabel een beknopt overzicht van de diverse opdrachten die gefinancierd
zijn uit de post Versterking Vreemdelingenketen inclusief bijdrage per opdracht:
Nr
Post
Totaal
1
Bijdrage project Barka
150.000
2
Bodyscan DJI
210.000
3
Ambassaderaden Londen en Brussel (Aandeel DGM)
110.000
4
De Migratiebrief (Visuele producten «infographic & animatievideo»)
4.580
5
ICMPD (Armenië)
400.000
6
Aanbesteding SOPEMI-rapportage
38.660
7
Mobile capture Devices KMar
2.442.000
8
Project NO-Q
295.077
9
Quick scan interoperabiliteit
12.058
10
Rijks Wet Nederlanderschap // via Bureau ICE facturen
50.000
11
Startbijeenkomst Programma Grenzen
7.816
12
Verlies Nederlanderschap 2017
120
13
Tanzania – International Organisation for Migration
10.592
14
Conferentie Congres Border Deaths
5.000
15
DGM – Centraal Bureau voor de Statistiek – Financiering CBS Ruggengraat
30.600
16
Bijdrage beheer Europese Fondsen
518.335
17
Bijdrage detentiecapaciteit Curacao
52.360
18
Businesscase Migratiefondsen (2017)
8.470
19
Storting asielreserve
5.900.000
10.245.668
De post valt € 7.441.000,– hoger uit dan begroot omdat de middelen die bij Slotwet
2017 mutatie meegenomen zijn om lopende verplichtingen te dekken op dit budget geboekt
zijn.
Vraag (133):
Hoe verklaart u het verschil in begroting en realisatie van de subsidie aan vluchtelingenwerk?
Antwoord:
Bij de verantwoording over het jaar 2017 die in 2018 is ingediend, is gebleken dat
Vluchtelingenwerk minder middelen nodig had dan bij de begroting was voorzien. Met
name de tolkenkosten zijn vanwege aanvullende maatregelen bij Vluchtelingenwerk lager
uitgevallen dan begroot.
Vraag (134):
Hoe verklaart u het verschil in begroting en realisatie onder de post overige subsidies?
Antwoord:
Er is in 2018 minder subsidie aangevraagd dan was begroot.
Vraag (135):
Klopt het dat tegelijkertijd een storting in en een onttrekking uit de asielreserve
is gedaan? Zo ja, waarom?
Antwoord:
Besluitvorming over stortingen en onttrekkingen uit de asielreserve wordt tijdens
de reguliere begrotingsmomenten genomen. Er wordt op die momenten op basis van het
totale meerjarige beeld voor migratie bekeken op welke wijze eventuele tekorten en
overschotten op de begroting gedekt kunnen worden. Daarbij worden de middelen in de
asielreserve betrokken.
Over de onttrekkingen wordt meestal besloten bij de voorjaarsbesluitvorming. Over
stortingen wordt vaker besloten op basis van verwachte onderuitputting van budgetten
bij migratie.
Dus het kan voorkomen dat er in een jaar zowel stortingen als onttrekkingen zijn.
Vraag (136):
Is de terugbetaling ODA gedaan uit de asielreserve? Zo ja, is dit conform de regels
over de inzet van deze begrotingsreserve?
Antwoord:
De terugbetaling ODA, zoals opgenomen in de toelichting bij de asielreserve, is niet
uit de asielreserve gedaan maar vanuit de Bijdrage COA.
De asielreserve is bedoeld voor de hoeveelheidsfluctuaties in de asielinstroom. Een
terugbetaling aan ODA komt voort uit een verlaging van de (geraamde of gerealiseerde)
asielinstroom en het is dus toegestaan om daarvoor de asielreserve te gebruiken.
Vraag (137):
Waarom werd een onderuitputting verwacht in 2018 bij het IND, Stichting Nidos en Dienst
Terugkeer en Vertrek?
Antwoord:
Nidos: Voor stichting Nidos bleek de instroom van amv’s in 2018 lager te liggen dan
oorspronkelijk geraamd.
DT&V: De beschikbare budgetten voor de programmakosten en de REAN regeling, die vanuit
DT&V wordt bekostigd en door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) wordt
uitgevoerd, zijn niet volledig uitgeput door de volgende ontwikkelingen. Een groot
percentage van de asielzoekers dat niet in aanmerking kwam voor een asiel vergunning
is zelfstandig zonder toezicht vertrokken waardoor geen gebruik is gemaakt van terugkeer
ondersteuning voor deze groep. DT&V is voor wat betreft de omvang van caseload verder
sterk afhankelijk van de productie van de IND. De aanlevering van dossiers door de
IND in 2018 was lager dan eerder was geraamd. Tot slot kon een groter deel van de
gemaakte programmakosten aan de Europese fondsen worden doorbelast.
IND: De verwachte onderuitputting had onder andere te maken met een lager dan verwachte
uitputting van financiële middelen voor projecten. De gerealiseerde p*q opbrengst
is hoger dan begroot en de opbrengsten zijn in 2018 sneller gestegen dan de kosten.
Vraag (138):
Hoe vaak is sinds januari 2015 geld in de asielreserve gestort? Hoe vaak is sinds
januari 2015 geld uit de asielreserve onttrokken? Hoe vaak is sinds januari 2015 geld
overgemaakt van de asielreserve naar ODA en andersom?
Antwoord:
Sinds 2015 zijn de volgende aantallen stortingen gedaan in de asielreserve:
2015: 3
2016: 1
2017: 6
2018: 9
Sinds 2015 zijn de volgende aantallen onttrekkingen gedaan in de asielreserve:
2015: 4
2016: 6
2017: 7
2018: 2
Er is sinds 2015 een maal een onttrekking geweest uit de asielreserve voor een terugbetaling
aan ODA in het kader van de toerekening eerstejaarsasielopvang. Dit is gebeurd bij
najaarsnota 2016.Er is niet rechtstreeks in de asielreserve gestort vanuit de toerekening
eerstejaarsasielopvang aan ODA. Dat is altijd gelopen via het instrument Bijdrage
COA. Dit laatste is sinds 2015 elk jaar een keer gebeurd.
Vraag (139):
Hoe verklaart u dat over 2018 het percentage aantoonbaar zelfstandig vertrek 5% lager
lag dan uw streefwaarde? Ziet u kansen om dit in 2019 te verhogen aan de hand van
intensievere terugkeerondersteuning? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
In 2018 was het percentage aantoonbaar zelfstandig vertrek met 24% ongeveer gelijk
aan 2017. Het vertrek van vreemdelingen vanuit Nederland wordt beïnvloed door een
complex samenspel van factoren, die slechts gedeeltelijk te beïnvloeden zijn met (beleids)interventies
vanuit de Nederlandse overheid.
De samenstelling van de instroom is één van die factoren. In 2017 en 2018 zien we
dat nationaliteiten met historisch slechte terugkeerresultaten een relatief groter
deel van de instroom uit zijn gaan maken. Dat zou een belangrijke verklaring kunnen
zijn voor de daling in het percentage aantoonbaar zelfstandig vertrek. Een andere
mogelijke verklaring kan zijn dat vanaf 2017 vreemdelingen afkomstig uit bepaalde
visumvrije landen uit de ring rond Europa geen gebruik meer konden maken van het terugkeerprogramma
uitgevoerd door de IOM. Hun zelfstandig vertrek werd alleen nog ondersteund met een
ticket via de DT&V. Tot deze beleidswijziging werd besloten toen het vermoeden ontstond
dat bepaalde groepen asielzoekers terugkeerondersteuning als pull-factor zagen om
naar Nederland te komen en zij, nadat zij de ondersteuning ontvingen, weer naar land
van herkomst terugkeerden.
Op dit moment wordt echter geen concrete aanleiding gezien om over te gaan op intensievere
noch soberdere terugkeerondersteuning. De Beleidsdoorlichting Terugkeer, die op korte
termijn met uw Kamer gedeeld wordt, gaat in zowel praktische als wetenschappelijke
zin in op de complexe thematiek die schuil gaat achter uw vraag.
Vraag (140):
Hoe verklaart u het lage percentage van 68% waarin in 2018 binnen de wettelijke termijn
op naturalisatieverzoeken is besloten? Hoe voorkomt u herhaling hiervan in het huidige
jaar?
Antwoord:
De doorlooptijden bij Naturalisatieverzoeken zijn in 2018 onder druk komen te staan.
Dit is onder andere het gevolg van keuzes waar medewerkers op ingezet worden. Omdat
de tijdigheid van beslissingen op naturalisatieverzoeken onder druk kwam te staan,
zijn vanaf het najaar van 2018 efficiëntie verhogende maatregelen getroffen (waaronder
digitalisering en standaardisatie) en is extra capaciteit aangewend. Deze maatregelen
zijn er vooral op gericht om de doorlooptijden niet verder te laten oplopen en op
termijn de doorlooptijden naar beneden te brengen.
Vraag (141):
Voor welke andere prioriteiten is het verplaatste deel van de besliscapaciteit voor
naturalisatiezaken ingezet?
Antwoord:
In 2018 heeft bij de IND inzet plaatsgevonden in verband met het wegwerken van de
voorraden bij MVV Nareis en bezwaar Nareis. Er vindt binnen de IND een continue bijsturing
plaats van de inzet van capaciteit op werksoorten, afhankelijk van de instroom, voorraden,
doorlooptijden, prioriteiten.
Vraag (142):
Wat is op dit moment (mei 2019) de gemiddelde doorlooptijd per spoor?
Antwoord:
In de tabel hieronder wordt de gemiddelde doorlooptijd per spoor weergegeven met als
peildatum 1 mei 2019.
Bron: Metis externe leveringen 2019
N.B. De doorlooptijden met betrekking tot de asielprocedure zijn beschikbaar op de
website van de IND. https://ind.nl/Paginas/Doorlooptijden-asielprocedure.aspx
Vraag (143):
Heeft u bij gemeenten/de Vereniging van Nederlandse Gemeenten navraag gedaan over
waarom zij in 2018 niet voldaan hebben aan hun taakstelling voor de huisvesting van
asielzoekers? Speelt het niet langer verlenen van urgentie aan statushouders hierbij
een rol?
Antwoord:
Zoals in de beantwoording van de Kamervragen van de leden Groothuizen en Paternotte
op 12 februari 2019 (Aanhangsel Handelingen 2018/19, nr. 1509) genoemd, heeft er medio 2018 een door de Landelijke Regietafel (LRT) gevraagde en
door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uitgevoerde quick
scan onder gemeenten plaatsgevonden naar de knelpunten bij de huisvesting van statushouders
in gemeenten. Aan deze quick scan is door de Ministeries van BZK, SZW en J&V en de
VNG, het IPO en het COA samengewerkt. Doel van het onderzoek was om inzicht te krijgen
in de oorzaken van problemen die gemeenten ondervinden bij het uitvoeren van de huisvestingstaaktelling
voor statushouders.
Uit de quick scan kwam naar voren dat gemeenten zelf vooral de krapte op de woningmarkt,
concurrerende urgente groepen en het lastiger kunnen huisvesten van grote gezinnen
aanwijzen als oorzaak voor achterlopende resultaten. Ook geven gemeenten aan dat de
komst van nareizende familieleden leidt tot vertraging bij de huisvesting.
Uit de quick scan kwam niet naar voren dat het schrappen van de verplichte urgentiestelling
aan statushouders in de Huisvestingswet bij de vertraging een rol speelde. Op grond
van de taakstelling (artikel 28 van de Huisvestingswet 2014) blijven gemeenten gehouden
om het toegewezen aantal statushouders binnen de taakstellingstermijn van woonruimte
te voorzien. De provincie, als toezichthouder op dit dossier, ziet hierop toe.
Bijna alle aan de genoemde quick scan deelnemende gemeenten hebben de huisvesting
van vergunninghouders opgenomen in de prestatie-afspraken met de woningcorporaties
en bijna alle gemeenten gaven aan statushouders voorrang te verlenen bij de toewijzing
van woningen.
Vraag (144):
Waar zijn de overgebleven middelen van de bijdrage aan Stichting Nidos naartoe verplaatst
binnen artikel 37 en hoe groot was dit bedrag?
Antwoord:
De meevaller over 2018 bij Stichting Nidos bedraagt € 14,8 mln. en wordt ingezet ten
behoeve van opvang van asielzoekers door het COA.
Vraag (145):
Hoe heeft de gemiddelde verblijfsduur van asielzoekers die niet in aanmerking komen
voor een vergunning zich cijfermatig ontwikkeld ten opzichte van 2017? Kunt u getallen
noemen?
Antwoord:
De vraag wordt geïnterpreteerd als een vraag naar de doorlooptijd van eerste asielaanvragen,
die worden afgesloten met een afwijzend besluit. Uw vraag is dan wat de gemiddelde
doorlooptijd was van deze eerste asielaanvragen in 2018, en wat deze in 2017 was.
Het antwoord is 185 dagen in 2017 en 116 dagen in 2018.
Vraag (146):
Hoe verantwoordt Vluchtelingenwerk zich over de ontvangen subsidie en hoe kunt u daarbij
toezien op een efficiënte en doelmatige besteding?
Antwoord:
Vluchtelingenwerk stelt een jaarlijkse begroting op en maakt drie keer per jaar een
rapportage waarin is opgenomen de voortgang van de activiteiten ten behoeve van asielzoekers
in de opvang. Daarin wordt ook vermeld welke kosten zijn gemaakt voor de diverse activiteiten.
De laatste rapportage van het jaar bevat van een controleverklaring van een accountant.
Daarnaast vinden periodieke gesprekken plaats met VWN over de belangrijkste ontwikkelingen
en de benodigde budgetten.
Vraag (147):
Waarom is door minder uitgeprocedeerde asielzoekers gebruikgemaakt van terugkeerondersteuning?
Zijn zij in plaats daarvan zonder toezicht vertrokken? Wat doet u om deze trend te
keren?
Antwoord:
Een groot deel van de asielzoekers die niet in aanmerking kwam voor een asielvergunning
is zelfstandig zonder toezicht vertrokken waardoor zijn geen gebruik hebben gemaakt
van terugkeer ondersteuning. Het is de bedoeling dat personen die geen recht op verblijf
(meer) hebben Nederland verlaten. Uitgangspunt hierbij is dat zij dit zelfstandig
doen. Voor het wegnemen van (praktische) belemmeringen kunnen zij ondersteuning krijgen
van onder andere de Dienst Terugkeer en Vertrek en de Internationale Organisatie voor
Migratie. Zoals aan uw Kamer gemeld was de ondersteuning als gevolg van de verhoogde
instroom uit met name de Westelijke Balkan en Noord Afrika in eerste instantie beperkt.
Dit is in de zomer van 2018 aangepast waardoor de ondersteuning ook aan deze groep
weer mogelijk is gemaakt. Dit zou er ook voor moeten zorgen dat het aantal personen
dat gebruik maakt van ondersteuning bij terugkeer toeneemt.
Vraag (148):
Waarom wordt het eigen vermogen bij COA en IND afgeroomd naar 5%?
Antwoord:
De berekening van het maximale eigen vermogen van de IND is gebonden aan een maximumomvang
van 5% van de gemiddelde jaaromzet berekend over de laatste drie jaar. Dit conform
artikel 27 lid 4 c van de Regeling agentschappen.
Met COA is in de bekostingsafspraken Centraal Orgaan opvang asielzoekers 2018 een
vergelijkbare afspraak gemaakt dat het eigen vermogen van het COA maximaal 5% van
de gemiddelde omzet over de afgelopen 3 jaar mag bedragen. Als COA boven deze norm
uitkomt, roomt het departement dat meerdere af.
Vraag (149):
Waar worden de vrijgevallen EU-middelen aan besteed en naar welk artikel worden deze
verplaatst?
Antwoord:
Vrijgevallen EU-middelen (€ 5,9 mln.) zijn in 2018 niet meer besteed. Het bedrag maakt
onderdeel uit van de onderuitputting op artikel 37.
Vraag (150):
Wat is de grote mutatie bij de apparaatsuitgaven?
Antwoord:
Bij de apparaatsuitgaven is sprake van per saldo € 15 mln. overschrijding op een gerealiseerd
budget van circa € 450 mln. Bij de personeelsgerelateerde uitgaven is door een veelheid
van kleinere mutaties een overschrijding ontstaan van circa € 25 mln. Daar staat opnieuw
een veelheid aan kleinere meevallers bij de materiele uitgaven tegenover van circa
€ 10 mln. per saldo resteert een overschrijding van € 15 mln.
Vraag (151):
Klopt het dat op pagina 104 een tekort bij de rechtspraak van 38 miljoen euro genoemd
wordt, terwijl dit in de tabel op pagina 103 om een tekort van 28 miljoen euro lijkt
te gaan? Kunt u deze verschillen toelichten?
Antwoord:
Dit betreft twee verschillende cijfers. De Rechtspraak heeft over 2018 een tekort
(resultaat uit opbrengsten en kosten) van circa € 38 mln. gerealiseerd. In de tabel
op pagina 103 wordt de bijdrage van het ministerie aan de Raad voor de rechtspraak
weergegeven. De bijdrage van het ministerie aan de Raad was in 2018 € 28,7 mln. hoger
dan in de begroting 2018 was geraamd (o.a. vanwege loonbijstelling, aanvullingen vanuit
de Regeerakkoordmiddelen voor versterking strafrechtketen en cybersecurity, en uitgaven
die uit de egalisatierekening zijn gefinancierd).
Vraag (152):
Kunt u een schematisch overzicht geven welke experimenten de Raad voor de Rechtspraak
in 2018 heeft uitgevoerd als het gaat om de buurtrechter en dergelijke? Welke kosten
zijn daarmee gemoeid?
Antwoord:
In het jaarverslag 2018 van de Rechtspraak wordt op pagina’s 16 en 17 een toelichting
gegeven op de uitgevoerde projecten met o.a. een infographic (https://www.jaarverslagrechtspraak.nl/assets/downloads/Jaarverslag-Rech…).
De kosten in 2018 bedroegen bijna € 400.000. Zie ook de brieven over maatschappelijk
effectieve rechtspraak van de Minister voor Rechtsbescherming van 20 april en 12 december
2018. 21
Vraag (153):
Wat is de reden dat soms onvoldoende eigen personeel beschikbaar is in de inrichtingen
en dus extern personeel ingehuurd moet worden? Spelen de bezuinigingen van de afgelopen
jaren hierin een rol?
Antwoord:
Over het geheel genomen is de personele bezetting op orde en in lijn met de formatie.
Wel is in aanloop naar de besluitvorming over de sluitingen in 2018 en de onzekerheid
over de ontwikkeling van de benodigde detentiecapaciteit, personeel vrijwillig uitgestroomd.
Daardoor ontstond druk op de bezetting. De sluiting van de vier betrokken locaties
had niet primair een bezuinigingsdoelstelling, maar vloeide voort uit de gedaalde
vraag naar detentiecapaciteit.
Begin 2017 bleek dat de uitstroom van medewerkers doorging, terwijl de benodigde krimp
als gevolg van het Masterplan DJI was bereikt. Op dat moment is besloten de werving
van inrichtingsbeveiligers en inrichtingswerkers met volle kracht op te pakken en
is een landelijke wervingscampagne gestart. In de huidige krappe arbeidsmarkt is het
niet altijd eenvoudig snel nieuwe medewerkers te vinden. De landelijke wervingsactie
heeft tot nu toe 1200 nieuwe executieve medewerkers voor het gevangeniswezen opgeleverd.
Voor DJI als geheel zijn in 2019 tot eind april ruim 450 nieuwe medewerkers aangesteld.
Vraag (154):
Welke maatregelen kunnen we verwachten om er zorg voor te dragen dat de doorlooptijd
bij het Nederlands Forensisch Instituut weer onder de norm van 15 dagen komt?
Antwoord:
De norm van 15 dagen die in het Jaarverslag wordt genoemd is een gewogen gemiddelde
van alle individuele producten van het NFI.
Het terugbrengen van de gemiddelde levertijd heeft de continue aandacht van het NFI.
Samen met de ketenpartners OM en politie kijkt het NFI naar oplossingen om de doorlooptijden
te verkorten. Denk hierbij aan het realiseren van koppelingen met politiesystemen
en het automatisch generen van berichten. Een voorbeeld hiervan is NFiDent. Hiermee
voert de politie zelf metingen uit aan drugs. De onderzoeksgegevens van deze metingen
stuurt de politie digitaal naar het NFI op basis waarvan het NFI een deskundigenrapport
opstelt. Dit gebeurt binnen 24 uur, terwijl de doorlooptijd van dit proces voorheen
gemiddeld 22 dagen was.
Externe partijen spelen een grote rol in de ambitie van de keten om de doorlooptijden
te beperken tot het minimaal noodzakelijke; daar waar marktpartijen een betere combinatie
bieden van snelheid, prijs en diepgang worden onderzoeken uitbesteed aan deze partijen.
Vraag (155):
Hoeveel conservatoir beslag is in 2018 door het OM geïnd? Klopt het dat tabel 11.8
laat zien dat het bedrag is toegenomen, maar niet wat is geïncasseerd?
Antwoord:
Dat klopt. Tabel 11.8 geeft de stand van het beslag per 31 december weer, voor zowel
2018 als 2017. Uit tabel 11.8 blijkt niet wat er is geïncasseerd. Er is in 2018 ruim
€ 11,5 mln. geïnd door uitwinning van conservatoir beslag.
Vraag (156):
Klopt het dat een bedrag van 605 miljoen euro aan onherroepelijke, maar nog niet geïnde
ontnemingsvorderingen openstaat? Zo ja, wat gaat u doen om dat bedrag te innen? Kunt
u over de jaren vanaf 2010 inzichtelijk maken hoe dit bedrag zich heeft ontwikkeld?
Antwoord:
Ja, het bedrag van € 605 mln. klopt. Dit bedrag betreft onherroepelijke ontnemingsmaatregelen,
schikkingen en confiscaties. Om de bedragen te innen worden zoveel mogelijk alle beschikbare
inning- en incassomiddelen ingezet. In kleine vorderingen (tot € 10.000) zijn de resultaten
in het algemeen beter dan in de grotere vorderingen. Als sprake is van grote vorderingen,
wordt periodiek gecheckt of er wijzigingen in de situatie van de veroordeelde zijn
en of het vermogen is gewijzigd op basis waarvan meer kan worden geïnd. Vanaf 2010
is een ontwikkeling te zien dat het openstaande bedrag jaarlijks toeneemt:
– Ultimo 2018 € 605 mln.
– Ultimo 2017 € 574 mln.
– Ultimo 2016 € 438 mln.
– Ultimo 2015 € 383 mln.
– Ultimo 2014 € 355 mln.
– Ultimo 2013 € 299 mln.
– Ultimo 2012 € 283 mln.
– Ultimo 2011 € 231 mln.
– Ultimo 2010 € 210 mln.
De toename wordt deels veroorzaakt doordat een deel van de zaken moeilijk inbaar blijkt
en in verband met een lange executieverjaringstermijn cumuleert en deels omdat er
meer zaken instromen onder meer als gevolg van het OM programma afpakken. Verder kunnen
enkele grote zaken veel invloed hebben op het totaalbedrag.
Vraag (157):
Op basis waarvan wordt geconcludeerd dat de werkprocessen (waaronder het begrotingsproces,
de financiële control, het sturingsmodel en het integriteitsbeleid) grotendeels op
orde zijn en geen extra impuls meer nodig hebben vanuit het programma JenV Verandert?
Op welke wijze is tot de conclusie gekomen dat het niet meer nodig is om over deze
thema's in de voortgangsrapportages van JenV Verandert te rapporteren? In hoeverre
is hier de opinie van personeel op verschillende hiërarchische posities bij betrokken?
Bent u bereid te blijven rapporteren over deze werkprocessen?
Antwoord:
Voor het begrotingsproces, de financiële control, het sturingsmodel en het integriteitsbeleid
is een nieuwe structuur en nieuw proces ontworpen onder de vlag van het programma
JenV Verandert. Dit ontwerpproces is klaar en de uitvoering van deze processen is
inmiddels de dagelijkse praktijk bij JenV. Deze werkprocessen worden gemonitord, en
waar het beter kan doorontwikkeld. Dat gebeurt niet meer onder de vlag van het programma
JenV Verandert, maar vanuit de verantwoordelijke organisatieonderdelen (zoals de Directie
Eigenaarsadvisering (DEA) en Directie FEZ) die in hun dagelijkse praktijk verantwoordelijk
zijn voor de kwaliteit van deze processen en de rapportage daarover. Het aantal door
de Algemene Rekenkamer gesignaleerde onvolkomenheden is de afgelopen twee jaar teruggebracht
tot 3 en de ernstige onvolkomenheid voor «het onvoldoende in control zijn», is opgelost.
Vraag (158):
Welke concrete stappen zijn gezet op het gebied van integriteitsbeleid bij het Ministerie
van Justitie en Veiligheid sinds de start van JenV Verandert in 2015? In hoeverre
zijn de doelen gehaald die sinds de start van JenV Verandert op het gebied van integriteitsbeleid
zijn gesteld? Kunt u aangeven hoe het personeel bij het Ministerie van Justitie en
Veiligheid het integriteitsbeleid op dit moment waardeert?
Antwoord:
JenV wil een professionele, lerende en veilige organisatie zijn. Dit houdt onder andere
in dat er voorzieningen zijn die de weerbaarheid van medewerkers versterken. En dat
er duidelijke, voor alle leidinggevenden en medewerkers terug te vinden, procedures
zijn voor het melden en objectief en zorgvuldig afhandelen van (vermoedelijke) integriteitsschendingen.
Sinds 2015 zijn de volgende stappen gezet:
– Sinds 1 juli 2016 zijn voor het bestuursdepartement drie nieuwe vertrouwenspersonen
aangewezen, waarvan één tevens de rol van landelijk vertrouwenspersoon van JenV vervult.
Daarnaast zijn er twee vertrouwenspersonen voor de NCTV, twee voor de Inspectie Justitie
en Veiligheid en twee voor het Nationaal Cyber Security Centrum. Gezamenlijk vormen
zij het netwerk van vertrouwenspersonen die benaderd kunnen worden door medewerkers
van het bestuursdepartement. Zij bespreken twee keer per jaar hun (geanonimiseerde)
bevindingen met de secretaris-generaal en rapporteren jaarlijks aan hem. Daarnaast
beschikken alle dienstonderdelen over twee of meer vertrouwenspersonen, die op een
vergelijkbare manier aan hun bevoegd gezag rapporteren;
– Tot dusverre zijn 6 netwerkbijeenkomsten gehouden voor alle vertrouwenspersonen bij
JenV, waarin met behulp van diverse werkvormen kennis en expertise van het vertrouwenswerk
met elkaar wordt gedeeld;
– De functie van Centrale Coördinator Integriteit JenV is vanaf 1 januari 2016 ingevuld.
De dienstonderdelen beschikken over decentrale coördinatoren Integriteit. Zij vormen
met elkaar een netwerk dat stap voor stap de infrastructuur van het integriteitsmanagement
bij JenV op orde heeft gebracht en doorontwikkeld.
– Tot dusver heeft dat geresulteerd in de volgende instrumenten, die per 1 augustus
2017 van kracht zijn geworden:
• Model handreiking melding integriteitsschendingen en misstanden binnen het Ministerie
van JenV. Dit is een uniforme procedure voor het melden van integriteitschendingen
en misstanden;
• Modelinstructie handelwijze integriteitsschendingen binnen het Ministerie van JenV.
Dit is een uniforme procedure voor het afhandelen van meldingen van integriteitschendingen
en misstanden;
• Model interne klachtenregeling ongewenste omgangsvormen Ministerie van JenV. Dit is
een uniforme procedure voor het behandelen van klachten over ongewenste omgangsvormen;
• Leidraad vertrouwenspersonen Ministerie van JenV. Dit is een document met kaders en
handreikingen voor het inrichten van het vertrouwenswerk binnen VenJ;
– De Gedragscode Integriteit Rijk (GIR) is ook voor JenV-medewerkers leidend. In aanvulling
op de GIR hanteren diverse dienstonderdelen daarnaast codes met beperkender regels
of afspraken die volgen uit hun specifieke publiekrechtelijke taak en daarmee verband
houdende integriteitsrisico’s;
– Alle voor medewerkers relevante informatie met betrekking tot integriteit is inmiddels
verzameld en toegankelijk via intranet;
– Per 1 januari 2018 is een proef gestart met een Tijdelijke Adviescommissie afdoening
integriteitsinbreuken, een instrument om meer uniformiteit te bevorderen in de disciplinaire
bestraffing van integriteitsinbreuken bij JenV;
– In maart 2018 is de circulaire waarin instructies zijn gegeven aan alle hoofden van
dienst en de vertrouwenspersonen met betrekking tot uniforme registratie en verantwoording
van vermoedens van misstanden, integriteitsschendingen en ongewenste omgangsvormen,
van kracht geworden;
– Bij diverse dienstonderdelen wordt het zogeheten «moreel beraad» beproefd of geïmplementeerd.
Zie ook het antwoord op vraag 167.
– Op 1 maart 2019 is de Leidraad problematische schulden in werking getreden en bekend
gemaakt: deze beoogt leidinggevenden een uniform kader en handvatten te geven hoe
ze zowel preventief als curatief passende interventies kunnen doen als ze binnen hun
onderdeel te maken krijgen met medewerkers met problematische schulden. Tevens beschrijft
deze leidraad een aantal verplichtingen voor medewerkers die zich geconfronteerd zien
met problematische schulden;
– Voor een aantal specifieke stappen wordt verwezen naar de beleidsreactie op de rapporten
van de onderzoekscommissies inzake het WODC van 15 januari 2019. Daar hoort bijvoorbeeld
bij het voornemen om een vaste externe integriteitscommissie in te richten die meldingen
van vermoedens van misstanden respectievelijk van niet integer gedrag door top- en
middenmanagement gaat onderzoeken. Hierin is ook vermeld dat een informatiebrochure
is verspreid waarin op een voor een ieder begrijpelijke wijze is beschreven bij wie
en hoe melding kan worden gedaan van misstanden, integriteitsschendingen en ongewenste
omgangsvormen en hoe daar vervolgens mee wordt omgegaan.
Het doel om de basis van het integriteitsbeleid op orde te brengen (conform de Modelaanpak
basisnormen integriteit Openbaar bestuur en Politie 2006) is gehaald. Er wordt niet
specifiek gemeten hoe het personeel het integriteitsbeleid waardeert. In het Medewerkersonderzoek
2018 op het bestuursdepartement is medewerkers wel gevraagd hoe zij de sociale veiligheid
waarderen en of zij ongewenste omgangsvormen ervaren. Het bestuursdepartement scoorde
hierop een 7,3 respectievelijk 8,9. Het totaalbeeld van het Medewerkersonderzoek laat
een stabiele tot licht opgaande lijn zien waarbij ten opzichte van de benchmark met
andere ministeries de thema’s werkplezier, zelfstandigheid en beslisruimte en ongewenste
omgangsvormen bovengemiddeld positief scoren.
Met bovenstaande stappen schept JenV randvoorwaarden om een veilige werkomgeving voor
alle medewerkers te kunnen bieden. Dat is namelijk een belangrijke voorwaarde voor
een integere taakuitvoering. Alleen in een veilige werkomgeving is er voor medewerkers
ruimte om over gedragingen te spreken die niet passen bij de waarden en normen die
aan de basis van die taakuitvoering liggen.
Het creëren van een veilige werkomgeving voor medewerkers houdt ook in dat er wordt
opgetreden als (vertrouwelijke) informatie wordt gelekt. Een veilige werkomgeving
ervaren medewerkers alleen als ze er van op aan kunnen dat (vertrouwelijke) informatie
niet onbevoegd in handen van derden terechtkomt. Er is geconstateerd dat dit helaas
meermaals wel het geval is geweest. Hierover zijn door medewerkers ook klachten ingediend
met onder meer de vraag te onderzoeken hoe deze informatie bij derden is beland.
Het verstrekken van informatie aan derden zonder toestemming van betrokken medewerkers
staat op gespannen voet met de integriteit die de overheid dient te waarborgen als
goed werkgever. Het lekken van informatie is ondermijnend voor het onderlinge vertrouwen
en bovendien schaadt het in veel gevallen ook de privacy van medewerkers of andere
betrokkenen. Teneinde dergelijk onbevoegd verstrekken van (vertrouwelijke) informatie
te begrijpen, is besloten contact op te nemen met de coördinerend OvJ voor de Rijksrecherche
en gesprekken te voeren. Het dossier dat bij de OvJ is aangedragen betreft een twintigtal
informatieposities die over verschillende aangelegenheden gaan en waarbij de ontvanger
van de informatie ook wisselend is.
Aan de coördinerend OvJ voor de Rijksrecherche is gevraagd te kijken of zij als onpartijdige
instantie in het dossier mogelijke patronen kunnen herkennen die zich lenen voor nader
onderzoek. De coördinerend OvJ voor de Rijksrecherche heeft op basis van deze aangedragen
casuïstiek vervolgens aangegeven dat er voldoende grondslag is voor een strafrechtelijk
onderzoek naar vermeend strafbare gedragingen. In verband hiermee is vervolgens door
het ministerie aangifte gedaan wegens schending van het ambtsgeheim. De Rijksrecherche
is bezig met de formele afronding van het onderzoek.
Dergelijk onderzoek zou niet nodig moeten zijn. Zoals hierboven beschreven hebben
we mogelijkheden en instrumenten om zaken die wellicht niet door de beugel veilig
te kunnen bespreken, te melden en goed te laten onderzoeken.
Vraag (159):
Wat laat zien dat op dit moment pro-activiteit het uitgangspunt is geworden voor alle
organisatieonderdelen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid?
Antwoord:
Medewerkers van JenV-organisatieonderdelen delen steeds meer informatie, waarbij pro-activiteit
het uitgangspunt is. Voorvallen of incidenten zoals in het gevangeniswezen of politie
worden actief openbaar gemaakt. DJI informeert op haar website bijvoorbeeld via samenvattingen
van piketmeldingen, van integriteitsschendingen en ernstige incidenten in de justitiële
inrichtingen. Ook hebben we tot nu toe 44 datasets ontsloten via www.data.overheid.nl. JenV medewerkers worden daarvoor ondersteund met een beleidskader en handreikingen
om te werken met open data. Andere voorbeelden zijn de berichtgeving rond de storing
bij elektronische enkelbanden in mei 2019 en het 3 maandelijks delen van de declaraties
van de bewindspersonen.
Het principe «openbaar, tenzij» is uitgangspunt bij het proactief delen van informatie,
zoals bij Wob-verzoeken. Wanneer we niet open kunnen zijn, leggen wij uit waarom dit
niet kan, conform de Wet openbaar bestuur.
Daarnaast is met de inrichting van het opdrachtgevers – opdrachtnemers en eigenaarsmodel
een werkwijze geïntroduceerd die het proactief handelen van de organisatie stimuleert
en ondersteunt. Zo worden strategische uitdagingen voor de organisaties concreet besproken
en wordt met de invoering van het instrument risicomanagement het proactief signaleren
van mogelijke risico’s ondersteund.
Vraag (160):
Kunt u in procenten aangegeven hoeveel ruimhartiger het Ministerie van Justitie en
Veiligheid is geworden bij het verstrekken van informatie bij Wob-verzoeken sinds
de start van JenV Verandert in 2015?
Antwoord:
Het is niet mogelijk om een percentage te verbinden aan ruimhartigheid, maar we geven
hieronder een toelichting op wat JenV doet om de toepassing van de Wob opener en transparanter
te maken.
Sinds 2015 is gewerkt aan een opener en transparantere toepassing van de Wob en heeft
JenV concrete stappen gezet om meer proactief in gesprek te zijn met de samenleving.
Als een Wob-verzoek wordt ingediend, neemt JenV indien nodig contact op met de indiener
om helder te krijgen wat de indiener nodig heeft. In een aantal gevallen leidt dat
contact ertoe dat het niet nodig is om een Wob-besluit te nemen, omdat de gevraagde
informatie op een andere manier toegankelijk is of kan worden gemaakt.
Ter ondersteuning van deze manier van werken heeft JenV een Wob-coördinatiedesk ingesteld.
De Wob en de toepassing daarvan is daarnaast onderdeel van het opleidingsaanbod bij
JenV.
De Wob-coördinatiedesk stuurt op een opener en transparantere toepassing van de Wob
bij JenV. Voordat Wob-besluiten van het bestuursdepartement worden verzonden, vindt
een kwaliteitscontrole plaats door de Wob-coördinatiedesk. Onderdeel van die kwaliteitscontrole
is of de uitzonderingsgronden van de Wob terecht zijn toegepast. Er zullen altijd
dossiers blijven waarin toepassing van die uitzonderingsgronden noodzakelijk is om
de belangen te beschermen die de wetgever in de Wob heeft erkend. Maar indien er ruimte
is om de uitzonderingsgronden van de Wob terughoudender toe te passen, wordt die ruimte
ook benut. Recente voorbeelden daarvan zijn het Wob-besluit inzake de evaluatie van
de crisisbeheersingsorganisatie MH17 (waarbij enig inzicht is gegeven in persoonlijke
beleidsopvattingen van ambtenaren) en het Wob-besluit over het Nederlandse softdrugsbeleid
tot en met de jaren negentig (waarbij zowel inzicht is gegeven in persoonlijke beleidsopvattingen
als in informatie die gewisseld is met andere staten).
Vraag (161):
Wat wordt allemaal ondernomen om het bewustzijn van medewerkers van het Ministerie
van Justitie en Veiligheid om ook het slechte nieuws te melden te verbeteren? Op welke
wijze zijn hiervan al zichtbare resultaten op te merken?
Antwoord:
Slecht nieuws melden vraagt allereerst maximale openheid en transparantie binnen de
organisatie. Dat betekent dat mensen elkaar kritisch bevragen, aanspreken op dat wat
je van elkaar verwacht, en dat dilemma’s op tafel komen en besproken worden. Hier
wordt binnen JenV veel aandacht aan geschonken.
Activiteiten die zijn ondernomen respectievelijk in planning zijn om binnen het ministerie
een zogeheten cultuur van bespreekbaarheid te bevorderen en te stimuleren zijn:
– Medewerkers worden expliciet uitgenodigd hun mening te geven. Zo draagt de politieke
en ambtelijke top actief uit dat alle signalen en informatie, neergelegd in notaverkeer,
welkom is. En dat medewerkers zonder hoge drempel om een overleg kunnen vragen;
– De managementconferentie op 17 april 2018 stond geheel in het teken van het scheppen
van een veilige werkomgeving. Leidinggevenden deelden hun ervaringen over wanneer
zij zich onveilig hebben gevoeld in hun werkomgeving en voerden het gesprek over wat
binnen JenV kan bijdragen aan een veilige(re) werkomgeving en welk gedrag daarbij
past;
– In augustus 2018 is een «Week van het onbesproken gedrag» georganiseerd waarin medewerkers
kennis konden maken met verschillende methoden en werkvormen om zaken die vragen om
bespreekbaarheid in een team, ook veilig en effectief bespreekbaar te maken, zoals
moreel beraad, dilemmatrainingen en regietoneel. Deze week wordt begin september aanstaande
opnieuw gehouden;
– De onderdelen van het bestuursdepartement hebben kennis gemaakt met het instrument
van de Koerskaart. Dit is een hulpmiddel om met elkaar te bespreken hoe (on)veilig
de eigen werkomgeving wordt ervaren en wat er aan gedaan kan worden om de situatie
te verbeteren. Verschillende dienstonderdelen hebben ook ervaring opgedaan met het
instrument en overwegen om het breder in te zetten;
– Leidinggevenden hebben in het kader van het strategisch ontwikkelprogramma Columbus
masterclasses Dilemmalogica gevolgd;
– In september aanstaande wordt de volgende, inmiddels zevende, halfjaarlijkse netwerkbijeenkomst
gehouden voor alle vertrouwenspersonen binnen het ministerie.
In het Medewerkersonderzoek 2018 op het Bestuursdepartement is medewerkers gevraagd
hoe zij de sociale veiligheid waarderen en of zij ongewenste omgangsvormen ervaren.
Het bestuursdepartement scoorde hierop een 7,3 respectievelijk 8,9.
Vraag (162):
In hoeverre is bij het uitgangspunt «proactief informeren» sprake van een «pas toe
of leg uit» principe? Hoe wordt de afweging gemaakt om wel of niet proactief te informeren?
Antwoord:
Het uitgangspunt bij proactief informeren is inderdaad «pas toe of leg uit». Wanneer
we niet open kunnen zijn, leggen wij uit waarom dit niet kan, conform de Wet openbaar
bestuur. Redenen kunnen o.a. zijn bescherming van de privacy en/of (nationale) veiligheid,
of wanneer het belang om informatie die inzicht biedt in opsporingsmethoden, strafrechtelijke
onderzoeken of internationale betrekkingen te beschermen zwaarder wegen dan openbaarheid.
Vraag (163):
Welke zaken wil het Ministerie van Justitie en Veiligheid nog ontwikkelen in de werkwijze
en werkcultuur?
Antwoord:
Voor 2019 verankeren we wat we in gang hebben gezet bij JenV in systemen en processen.
Een extra impuls geven we aan het over de organisatieonderdelen heen en samen met
onze omgeving werken aan de maatschappelijke opgaven en het ontwikkelen van ons management
en de sturing op samenwerking, integriteit en reflectie.
Zo investeren we in mensen en gedrag, zodat professionals hierdoor ruimte kunnen nemen
en aangesproken worden op resultaat. We leren steeds beter van de praktijk, door het
beter te doen en waar nodig de structuren en processen aan te passen. We kiezen steeds
vaker een manier van werken die past bij de opgave waar we voor staan. We blijven
werken aan de openheid en transparantie door te laten zien wat we doen, welke keuzes
we maken en waarom. Intern vraagt openheid en transparantie een organisatie waarin
we elkaar kritisch vragen stellen, volharden als we twijfelen aan de keuzes die we
maken en zorgen dat het op de juiste tafel besproken wordt.
Samenwerken doen we zowel met nieuwe als vertrouwde partners van buiten. Intern versterken
we de samenwerking door het gesprek te voeren over een werkcultuur waarin we elkaar
aanspreken en tegenspreken, zoals met het instrument Koerskaart of Moreel beraad.
Activiteiten om de samenwerking binnen JenV te verbeteren nemen we op in al bestaande
initiatieven zoals het strategisch ontwikkelprogramma voor leidinggevenden (Columbus)
en de Week van het onbesproken gedrag voor medewerkers en leidinggevenden. De resultaten
van het medewerkersonderzoek 2018 van het Bestuursdepartement worden meegenomen in
de ontwikkeling van de werkwijze en werkcultuur. Deze resultaten leiden tot verbeterplannen
in de teams die tot uitvoering komen.
Vraag (164):
Op welke wijze is de rol en de werkwijze van de vertrouwenspersoon verhelderd?
Antwoord:
De rol en werkwijze van de vertrouwenspersonen is verhelderd in de hierboven genoemde
Leidraad vertrouwenspersonen (zie vraag 158).
Vraag (165):
Op welke wijze is de procedure voor het (anoniem) melden van misstanden en integriteitsschendingen
en de afhandeling daarvan voor medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
verduidelijkt?
Antwoord:
Deze procedure is verhelderd in de hiervoor onder vraag 158 genoemde Model handreiking
melding integriteitsschendingen en misstanden binnen het Ministerie van JenV. Op 1 oktober
2018 is tevens een informatieblad gepubliceerd waarin voor medewerkers de procedure
voor het melden van misstanden en integriteitsschendingen en de afhandeling daarvan
aansprekend en bondig wordt toegelicht. Zo wordt helder uitgedragen dat de identiteit
van een melder alleen met diens schriftelijke instemming aan het bevoegd gezag bekend
mag worden gemaakt. Voor anonieme meldingen wordt in de brochure verwezen naar het
meldpunt, te bereiken via www.devertrouwenslijn.nl.
Vraag (166):
Worden alle medewerkers van het Ministerie van Justitie en Veiligheid betrokken bij
het programma «De Koerskaart»? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
JenV wil een professionele en lerende organisatie zijn met een veilige werk- ontwikkel-
en leeromgeving. Daartoe kan gebruik worden gemaakt van ondersteunende instrumenten,
zoals de KoersKaart. Voor alle instrumenten geldt dat de inzet moet passen in een
organisatieonderdeel en het gekozen ontwikkeltraject van dat organisatieonderdeel.
Dit maakt deel uit van de Jaarplanaanschrijving 2020, waarbij de organisatieonderdelen
afspraken vastleggen over welke stappen zij in hun onderdelen zetten om de integriteit
van hun organisatie te versterken.
De KoersKaart wordt breed ingezet binnen JenV en dit wordt actief gestimuleerd vanuit
de top van het ministerie. De top 300 van managers van JenV en alle medewerkers van
het bestuursdepartement van JenV hebben inmiddels kunnen deelnemen aan een KoersKaart-sessie.
Inmiddels hebben zo’n 1500 JenV’ers dat ook gedaan. Ook de taakorganisaties zetten
de KoersKaart in waar dit past binnen hun eigen organisatieontwikkelingstraject.
Vraag (167):
Wat houden gespreksleiders moreel beraad in en met welke medewerkers binnen de organisatie
komen zij in contact?
Antwoord:
Een Moreel Beraad is een gesprek waarin de deelnemers gezamenlijk een ethische kwestie
uit hun werk bespreken. Zij doen dit gestructureerd, aan de hand van een gespreksmethodiek,
en met hulp van een gecertificeerde gespreksleider. De gespreksleider leidt en begeleidt
dit gesprek. Door het gezamenlijke onderzoek naar hoe de uitgangsvraag in de concrete
casus wordt beantwoord, kunnen de deelnemers aan het Moreel Beraad leren van zowel
hun eigen als elkaars visie en overwegingen. Doorgaans levert dit nieuwe, gedeelde
morele inzichten op.
De gespreksleiders komen in contact met alle medewerkers uit teams en afdelingen die
behoefte hebben aan het bespreken van een ethische kwestie uit hun werk.
Vraag (168):
Hoe vaak is tot nu toe een beroep gedaan op de 17 gecertificeerde gesprekleiders moreel
beraad? In hoeverre is het bespreken van dilemma's met een van deze gespreksleiders
verplicht dan wel vrijwillig? In welke situaties wordt gekozen om een dilemma te bespreken
met een van deze gespreksleiders?
Antwoord:
In 2018 is ruim 50 keer door groepen JenV’ers gebruik gemaakt van een gespreksleider
moreel beraad. In 2019 zijn er tot nu toe ruim 30 aanvragen gedaan door groepen JenV’ers.
Het bespreken van dilemma’s is vrijwillig. Een belangrijke voorwaarde voor een succesvol
moreel beraad is dat medewerkers vrijwillig een dilemma inbrengen en dat de bespreking
vertrouwelijk blijft. De top van JenV ondersteunt de inzet van dit dialooginstrument.
Vraag (169):
Op welke wijze wordt beoordeeld (gemeten of anderzijds) wat het morele fitheidsgehalte
van het Ministerie van Justitie en Veiligheid is?
Antwoord:
In het kader van de jaarlijkse verantwoording rapporteert het Ministerie van JenV
het aantal integriteitsmeldingen en de opvolging daarvan aan het Ministerie van BZK.
De resultaten van een Medewerkersonderzoek, het aantal meldingen van misstanden, integriteitsschendingen
en ongewenste omgangsvormen, alsmede rapportages en signalen van vertrouwenspersonen
geven, in onderlinge samenhang bezien, de Centrale Coördinator Integriteit van JenV
een beeld hoe het er binnen een onderdeel van JenV aan toe is op het gebied van morele
fitheid.
Vraag (170):
Wat voor vervolg wordt gegeven aan de reflecties van leidinggevenden aan de hand van
het ontwikkelprogramma Columbus? Zijn al concrete resultaten zichtbaar? Zo ja, welke?
Antwoord:
De leidinggevenden die meedoen aan het Strategisch ontwikkelprogramma Columbus geven
aan dat het gezamenlijk reflecteren en leren in leergroepen en op managementconferenties
bijdraagt aan:
– Toename van de onderlinge aanspreekbaarheid en dat tegenspraak beter mogelijk is;
– Verbetering van relaties met ketenpartners en partijen in de samenleving;
– Meer bewustzijn van het belang van de ambities van JenV en deze ook uit te dragen
in de teams/directies/afdelingen;
– Verbreding en versteviging van het interne netwerk;
– Beter inzicht in de verschillende werkzaamheden en organisaties binnen JenV.
Leidinggevenden bouwen hierop door samen met hun teams. Zij doen dit door, in het
kader van het zijn van een professionele en lerende organisatie, instrumentarium toe
te passen dat past bij het team en de ontwikkeling van dat team. Het Huis van Begeleiding
faciliteert de inzet van het instrumentarium en de verdere begeleiding op ontwikkeling
binnen de teams.52
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
P.F.L.M. Tielens-Tripels, griffier