Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden De Lange, Van Gent en Peters over inning van alimentatie
Vragen van de leden De Lange, Van Gent (beiden VVD) en Peters (CDA) aan de Minister voor Rechtsbescherming en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over inning van alimentatie (ingezonden 27 maart 2019).
Antwoord van Minister Dekker (Rechtsbescherming) (ontvangen 3 juni 2019). Zie ook
Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 2359.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de petitie van Super Singlemom1 en hetgeen mevrouw E. Zeelenberg naar voren heeft gebracht bij het rondetafelgesprek
Werkende armen d.d. 7 maart 2019?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat ouders voor wie de rechter heeft bepaald
dat zij recht hebben op alimentatie, dit laat of niet krijgen doordat de ex-partner
niet wil betalen?
Antwoord 2
Ja.
Vraag 3
Bent u bereid een onderzoek te doen naar de mogelijkheden en gevolgen van het Landelijk
Bureau Inning Ouderbijdragen (LBIO) meer prioritering te geven aan inning van loonbeslag?
Zo ja, op welke termijn kunnen wij daar de resultaten van verwachten?
Antwoord 3
Bij Kamerbrief van 27 februari jongstleden heb ik u geïnformeerd over de voor en-
nadelen van preferentie voor kinderalimentatievorderingen.2 Daarbij is opgemerkt dat een ingrijpende verandering in het huidige systeem van inning
van vorderingen en preferenties vraagt om een diepgaandere afweging. Tijdens het Voortgezet
Algemeen Overleg Personen- en familierecht van 13 maart jongstleden heb ik toegezegd
dit onderzoek te gaan uitvoeren. Onder andere zal bekeken worden waarom het nu niet
lukt om in bepaalde gevallen de alimentatievordering te innen en of de bevoorrechting
in die gevallen daadwerkelijk voordeel oplevert. Ik ben voornemens u hierover na de
zomer te informeren.
Vraag 4
Bent u bereid de problematiek rond de inning van de ouderbijdragen – en een eventuele
preferente positie teneinde oplopende schulden te voorkomen – een onderdeel te laten
zijn van de kabinetsbrede schuldenaanpak?
Antwoord 4
Een onderzoek naar een preferente positie van kinderalimentatievorderingen heb ik
reeds toegezegd (zie het antwoord op vraag 3). Deze toezegging is gedaan naar aanleiding
van een vraag vanuit de Tweede Kamer over de evaluatie van het Landelijk Bureau Inning
Onderhoudsbijdragen (LBIO).
De inning van onderhoudsbijdragen heeft wel raakvlakken met de aanpak van problematische
schulden die de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 23 mei 2018
aan uw Kamer heeft gepresenteerd.3 De inzet is dat financiële verplichtingen moeten worden voldaan, dat problematische
schulden zo veel mogelijk moeten worden voorkomen én dat mensen met problematische
schulden in hun levensonderhoud moeten kunnen voorzien. Denk aan de situatie van een
alimentatiegerechtigde die door het uitblijven van alimentatiebetalingen niet langer
in zijn levensonderhoud kan voorzien, maar ook de alimentatieplichtige die door oploop
van incasso’s niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen. Beide aspecten – zowel
de dreigende problematische schulden bij de alimentatiegerechtigde, als de door oploop
van schulden betalingsonmachtige alimentatieplichtige – komen terug binnen de drie
actielijnen van de Brede Schuldenaanpak.
Vraag 5
Wat kunnen wij leren van de aanpak die anderen landen hebben voor het innen van alimentatie,
zoals in Duitsland?
Antwoord 5
Ieder land heeft zijn eigen aanpak als het gaat om het innen van alimentatie. In sommige
landen – zoals in Zweden, Noorwegen en België – is kinderalimentatie (in bepaalde
mate) preferent. In Duitsland is het in zeer specifieke gevallen mogelijk om gedurende
een beperkte periode een voorschot op een onderhoudsverplichting te ontvangen. In
andere landen betaalt de overheid een minimumbedrag aan bijvoorbeeld kinderalimentatie
(België) of hebben kinderen recht op alimentatie vanuit de overheid als het kind permanent
bij één van de ouders woont (Zweden).
De Nederlandse wetgeving gaat uit van de verantwoordelijkheid van alimentatieplichtige
voor de rechtstreekse betaling van de alimentatie aan de alimentatiegerechtigde. Wanneer
deze niet aan zijn verplichtingen voldoet, kan het LBIO op verzoek van de alimentatiegerechtigde
de alimentatie innen voor de alimentatiegerechtigde. Het LBIO gaat over tot inning
van de alimentatievordering als het niet lukt om de betaling vrijwillig op gang te
brengen. De alimentatieplichtige moet dan een niet geringe kostenopslag betalen.4 Op die manier krijgt de alimentatieplichtige een prikkel om de achterstallige alimentatie
alsnog zo spoedig mogelijk te voldoen. Het LBIO kan eventueel dwangmaatregelen nemen
om ervoor te zorgen dat de betaling alsnog wordt gerealiseerd, bijvoorbeeld door middel
van beslag leggen op het loon van de alimentatieplichtige of – als dit niet mogelijk
is – inschakelen van de deurwaarder voor beslaglegging op goederen van de alimentatieplichtige.
Ik meen dat met de inzet van het LBIO de betaling van de alimentatie voldoende verzekerd
is en zie daarom geen reden tot het betalen van een voorschot of het ontvangen van
een bedrag vanuit de overheid. Op een mogelijke preferentie van de alimentatievordering
ben ik al ingegaan bij de beantwoording van vraag 3.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S. Dekker, minister voor Rechtsbescherming
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.