Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Eijs over de uitzending van Tegenlicht omtrent Ruimtepuinruimer
Vragen van het lid Van Eijs (D66) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat over de uitzending van Tegenlicht omtrent Ruimtepuinruimer (ingezonden 3 april 2019).
Antwoord van Staatssecretaris Keijzer (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 1 mei
2019)
Vraag 1
Bent u bekend met de Tegenlicht uitzending van zondag 31 maart 2019 betreffende Ruimtepuinruimers?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening dat ruimtepuin een groot gevaar vormt voor de ruimtevaartsector
en voor de gehele mensheid, aangezien het effect kan hebben op het genereren van dataverkeer
door satellieten?
Antwoord 2
De moderne samenleving is in belangrijke mate afhankelijk van infrastructuur in de
ruimte. Ruimtepuin kan schade veroorzaken aan satellieten en andere infrastructuur
in de ruimte en vormt als zodanig een risico voor het ongestoord functioneren van
bepaalde sectoren en diensten welke deels of geheel afhankelijk zijn van deze ruimte
infrastructuur.
Vraag 3
Klopt het dat er op dit moment geen internationale wetgeving is die stelt dat ruimtepuin
opgeruimd of voorkomen moet worden?
Antwoord 3
Geen van de vijf VN Ruimteverdragen verplicht tot het voorkomen of opruimen van ruimtepuin.
Wel zijn er in de context van het VN Comité voor het Vreedzaam Gebruik van de Ruimte
richtlijnen ontwikkeld over het verminderen van ruimtepuin. Deze richtlijnen zijn
niet juridisch bindend. Ook de Europese Ruimtevaartorganisatie ESA kent standaarden
en richtlijnen inzake het minimaliseren van ruimtepuin voor haar eigen activiteiten.
Nederland onderschrijft het belang van de binnen de VN ontwikkelde richtlijnen, en
heeft het verminderen en voorkomen van ruimtepuin als een van zijn prioriteiten aangemerkt
in zijn inzet bij de bijeenkomsten van het VN Comité voor het Vreedzaam Gebruik van
de Ruimte. Er is op dit moment onder VN lidstaten geen consensus over het entameren
van onderhandelingen over een juridisch bindend instrument over het verminderen van
ruimtepuin.
Vraag 4
Klopt het dat de hoeveelheid satellieten die voor commerciële doeleinden gelanceerd
wordt de afgelopen jaren snel gestegen is, waardoor ook de hoeveelheid ruimtepuin
drastisch is toegenomen?
Antwoord 4
De huidige hoeveelheid ruimtepuin betreft de erfenis van ruim 50 jaar ruimtevaart.
De recente stijging van het aantal lanceringen van satellieten heeft nagenoeg geen
invloed op deze hoeveelheid ruimtepuin. Volgens de Index of Objects Launched into Outer Space, beheerd door United Nations Office for Outer Space Affairs (UNOOSA) zijn er in de
jaren 2013 tot en met 2016 ruim 200 satellieten per jaar gelanceerd. Dit aantal is,
vooral door de ontwikkeling van kleine satellieten, vanaf 2017 snel gestegen. In 2017
en 2018 zijn er respectievelijk 453 en 382 kleine satellieten gelanceerd.
Vraag 5
Hoe verhoudt het Ruimteverdrag van de Verenigde Naties (VN) zich tot het internationale
zeeverdrag en kunnen individuele landen die het VN-Ruimteverdrag hebben geratificeerd
of ondertekend eigen regels opstellen over de exploitatie van de ruimte, zowel in
de vorm van grondstofwinning, het claimen van grond en het gebruik van satellieten?
Antwoord 5
Het Verdrag uit 1967 inzake de beginselen waaraan de activiteiten van Staten zijn
onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van
de maan en andere hemellichamen, bevat regels over het gebruik van de kosmische ruimte,
terwijl het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 1982 regels
bevat over het gebruik van zeegebieden. Het Verdrag van de Verenigde Naties inzake
het recht van de zee maakt een onderscheid tussen gebieden buiten de nationale rechtsmacht
van staten en gebieden die binnen de nationale rechtsmacht van staten vallen, waarbij
een verschil gemaakt wordt tussen deze gebieden met betrekking tot de rechten en aanspraken
van staten. Op grond van het Verdrag uit 1967 inzake de beginselen waaraan de activiteiten
van Staten zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte vormt
de gehele ruimte een gebied buiten de nationale rechtsmacht van staten. Met betrekking
tot soevereiniteitsaanspraken in gebieden buiten de nationale rechtsmacht van staten
bevatten beide verdragen dezelfde bepalingen. Partijen bij deze verdragen dienen hun
verplichtingen te respecteren en nationale regels dienen in overeenstemming te zijn
met die verplichtingen. Op grond van het verdrag van 1967 is de kosmische ruimte,
met inbegrip van de maan en andere hemellichamen, niet vatbaar voor toeëigening door
staten door middel van soevereiniteitsaanspraken, gebruik of bezetting, of op enige
andere wijze (artikel II), maar dit sluit de winning van grondstoffen en het gebruik
van satellieten niet uit.
Vraag 6
Wat is uw appreciatie over de wetgeving die Luxemburg heeft aangenomen om commerciële
exploitatie van de ruimte mogelijk te maken?
Antwoord 6
De wetgeving van Luxemburg schrijft expliciet voor dat haar uitvoering in overeenstemming
moet zijn met internationaal recht. Op grond hiervan mag aangenomen worden dat de
uitvoering van deze wetgeving niet in strijd zal zijn met de verplichtingen onder
internationaal recht die Luxemburg is aangegaan, met inbegrip van het Verdrag van
1967 inzake de beginselen waaraan de activiteiten van staten zijn onderworpen bij
het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip van de maan en andere
hemellichamen.
Vraag 7
Klopt het dat een gelanceerd object in de ruimte, zoals een satelliet, eigendom blijft
van de staat die het object gelanceerd heeft of het betreffende bedrijf, ook als het
ruimtepuin is geworden? Zo ja, deelt u de mening dat de staat die het object heeft
gelanceerd of het betreffende bedrijf verantwoordelijk is voor het opruimen van het
puin? Zo nee, wie er dan verantwoordelijk?
Antwoord 7
In de VN Ruimteverdragen is het eigendom van een ruimteobject losgekoppeld van de
verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor de activiteiten van het ruimteobject.
De VN Ruimteverdragen regelen de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van staten
voor nationale ruimteactiviteiten, ook wanneer deze uitgevoerd worden door niet-statelijke
entiteiten. Gedurende de operationele levensduur van de satelliet is het bedrijf dat
de satelliet heeft doen lanceren de eigenaar van de satelliet, tenzij het eigendom
wordt overgedragen. De lanceerstaat is op grond van de VN Ruimteverdragen in absolute
zin aansprakelijk in geval van schade toegebracht op aarde of aan een luchtvaartuig
in vlucht. Indien de schade toegebracht wordt in de ruimte dan is de lanceerstaat
slechts aansprakelijk voor de satelliet indien de schade te wijten is aan zijn schuld
of aan de schuld van personen voor wie hij verantwoordelijk is. Lanceerstaten moeten
gelanceerde ruimteobjecten registreren bij de secretaris-generaal van de VN in een
register met basisinformatie over het ruimteobject, de locatie ervan en het register
bijwerken als het ruimteobject zich niet meer in een baan om de aarde bevindt of niet
meer functioneel is.
De VN Ruimteverdragen gaan niet expliciet in op het probleem van de beperking van
ruimtepuin. Niettemin kunnen lidstaten op basis van nationale ruimtevaartwetgeving
en internationale richtlijnen voor het beperken van ruimtepuin er wel voor zorgen
dat ruimteobjecten na de missie worden verwijderd (zie antwoord vraag 3).
In Nederland is het op basis van de Wet ruimtevaartactiviteiten verboden om zonder
een daartoe verleende vergunning ruimtevaartactiviteiten te verrichten. De vergunning
wordt verleend voor de duur van de betreffende ruimtevaartactiviteit. Ter bescherming
van het milieu in de kosmische ruimte, dient de vergunninghouder voor zijn ruimteobjecten
in de lage aardbaan (de baan om de aarde tot 2.000 kilometer boven het aardoppervlak)
er voor te zorgen dat het ruimteobject geen schade veroorzaakt of kan veroorzaken
aan het milieu in de ruimte en uiterlijk 25 jaar na de lancering volledig verbrandt
in de dampkring.
Vraag 8
Herinnert u zich dat u in het verslag van het schriftelijk overleg over de geannoteerde
agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen op 29 en 30 november 2018 (Kamerstuk
21 501-30, nr. 445) hebt gesteld dat het huidige VN-Ruimteverdrag niet voorziet in een opruimplicht
voor ruimtepuin? Maar wat staat er in dit VN-verdrag over het voorkomen van ruimtepuin?
Deelt u de mening dat internationale verdragen over het voorkomen van ruimtepuin zeer
belangrijk zijn in dit licht?
Antwoord 8
Ja, dat kan ik mij herinneren. Zie verder het antwoord op vraag 3.
Vraag 9
Wat is de Nederlandse inzet tijdens de doorontwikkeling van het juridische regime
voor ruimtevaartactiviteiten van de «Space2030»-agenda van de VN?
Antwoord 9
De «Space 2030»-agenda van de VN voorziet op dit moment niet in de doorontwikkeling
van specifieke juridische regimes voor ruimtevaartactiviteiten. Deze agenda voorziet
voornamelijk in de versterking van bestaande regimes, en het bepalen van de prioriteiten
van het VN Comité voor het Vreedzaam Gebruik van de Ruimte. De Nederlandse inzet ziet
toe op het ondersteunen van de ratificatie en naleving van de bestaande vijf VN Ruimteverdragen,
het vergroten van de efficiëntie van de werkwijze van het VN Comité voor het Vreedzaam
Gebruik van de Ruimte, en het benadrukken van het duurzaam gebruik van de ruimte.
Hieronder valt ook de aandacht voor het verminderen van ruimtepuin en het ontwikkelen
van beleid ten aanzien van het reguleren van ruimteverkeer.
Vraag 10
Gaat Nederland een appreciatie vormen over het nieuwe juridische regime voor ruimtevaartactiviteiten?
Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel inzien?
Antwoord 10
Er is momenteel geen nieuw juridisch regime voorzien voor ruimtevaartactiviteiten.
Zie het antwoord op vraag 9.
Vraag 11
Deelt u de mening dat de Nederlandse inzet tijdens deze programmaontwikkelingen het
voorkomen van ruimtepuin mee moet nemen als prioriteit?
Antwoord 11
Ja. Zie ook het antwoord op vraag 3.
Vraag 12
Deelt u de mening dat het van groot belang is dat de VN zo snel als mogelijk regels
moet opstellen over de exploitatie van de ruimte en ruimtepuin om te voorkomen dat
in de toekomst de aarde nog meer dan nu omringt is door puin?
Antwoord 12
Ja, die mening deel ik, waarbij ik aanteken dat bij het opstellen van die regels voldoende
rekening gehouden moet worden met technologische ontwikkelingen en het feit dat exploitatie
van natuurlijke hulpbronnen in de ruimte nu nog niet mogelijk is. Zie ook het antwoord
op vraag 3.
Vraag 13
Zijn er op dit moment voldoende middelen voor de Nederlandse ruimtevaartsector vrijgemaakt
voor het voorkomen en opruimen van ruimtepuin en om de satellieten, waar Nederland
in heeft geïnvesteerd, veilig te stellen?
Antwoord 13
De Nederlandse activiteiten en bijdrage op dit gebied zijn ingebed in een internationaal
kader. Zo heeft Nederland in 2016 ingeschreven op het Space Situational Awareness programma van het Europese Ruimtevaart Agentschap (ESA). Binnen dit programma is
er onder meer aandacht voor het in kaart brengen, het voorkomen en het opruimen van
ruimtepuin. Over de Nederlandse budgettaire inzet voor 2020 en verder kom ik rond
de zomer terug in de Nota Ruimtevaartbeleid 2019. Overigens zal de Europese Unie in
het nieuwe Ruimtevaartprogramma het programma Space Surveillance and Tracking starten om de bestaande activiteiten in de EU te bundelen en gezamenlijk nieuwe kansen
op te pakken. Hieronder valt ook het voorkomen en verwijderen van ruimtepuin en het
verminderen van hiermee verbonden risico’s.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.