Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Gerven over het bericht ‘ZiN-Rapport over de mondgezondheid van kinderen biedt onvoldoende basis voor beleidskeuzen’
Vragen van het lid Van Gerven (SP) aan de Minister voor Medische Zorg over het bericht «ZiN-Rapport over de mondgezondheid van kinderen biedt onvoldoende basis voor beleidskeuzen» (ingezonden 5 februari 2019).
Antwoord van Minister Bruins (Medische Zorg) (ontvangen 25 februari 2019).
Vraag 1
Kent u het persbericht van het Ivoren Kruis «ZiN-rapport over de mondgezondheid van
kinderen biedt onvoldoende basis voor beleidskeuzen»?1 Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 1
Ik ken het persbericht van het Ivoren Kruis. Ik ben van mening dat ik mijn beleid
kan baseren op alle rapporten en onderzoeken die het Zorginstituut mij aanbiedt, zonder
de wetenschappelijke kwaliteit opnieuw te beoordelen.
Vraag 2
Wat is uw oordeel over het onderzoek «Kies voor tanden: hoofdmeting 2017» van het
TNO? Wat is uw reactie specifiek op de representativiteit van de onderzochte populatie
en de selectieve respons?
Antwoord 2
Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 ga ik ervan uit dat de wetenschappelijke
kwaliteit in orde is van alle rapporten en onderzoeken die het Zorginstituut mij aanbiedt.
Ten aanzien van de representativiteit en de selectieve respons het volgende: TNO heeft
de representativiteit van de onderzoeksgroep gecontroleerd door de demografische gegevens
(zoals burgerlijke staat, herkomstgroepering en soort huishouden) van de vier onderzoeksgemeenten
tezamen (Alphen aan den Rijn, Gouda, Den Bosch en Breda), te vergelijken met die van
de Nederlandse bevolking. Deze gegevens kwamen goed overeen. Dit staat uitgewerkt
in hoofdstuk 2 van het onderzoek2. Daarnaast heeft er onderzoek plaatsgevonden onder de gezinnen die wel voor het onderzoek
uitgenodigd waren, maar niet hebben deelgenomen (non-participatieonderzoek). Daaruit
bleek dat in de groep van niet-deelnemers relatief meer mensen met een lage sociaaleconomische
status (SES) zaten, dan in de groep deelnemers. Dit heeft de resultaten van het onderzoek
niet vertekend, doordat alle bevindingen gestratificeerd naar SES zijn gerapporteerd.
Meer informatie hierover staat in hoofdstuk 4 van het rapport.
Ik ben dan ook van oordeel, met TNO en het Zorginstituut, dat het rapport voldoende
representatief is om conclusies te trekken ten aanzien van de mondgezondheid van jeugdigen
in Nederland in het algemeen.
Vraag 3
Deelt u de mening van het Ivoren Kruis dat de insteek van het Zorginstituut Nederland
om haar mondzorgbeleid alleen te baseren op het rapport «Kies voor tanden: hoofdmeting
2017» van het TNO niet juist is omdat de onderzochte populatie niet representatief
is voor de Nederlandse kinderen? Zo nee, waarom deelt u deze mening van het Ivoren
Kruis niet?
Antwoord 3
Nee. De insteek van het Zorginstituut is niet om zijn beleid alleen te baseren op
het rapport. Het Zorginstituut gaat juist met partijen in gesprek over de vraag welke
stappen ondernomen kunnen worden om de mondgezondheid van kinderen en jeugdigen te
verbeteren. Zie voor meer informatie over dit overleg ook mijn antwoorden op de eerdere
vragen over het Signalement Mondzorg (Kamerstukken 2018–2019, nr. 1051).
Vraag 4
Vindt u het van belang dat in het onderzoek ook kinderen die geen mondzorgprofessional
bezoeken meegenomen worden? Zo nee, waarom vindt u dat niet van belang? Zo ja, bent
u van mening dat het mondzorgbeleid gebaseerd kan worden op een rapport waarin de
gegevens van zo’n belangrijke groep niet zijn meegenomen?
Antwoord 4
Ik vind het van belang dat ook kinderen die geen mondzorgprofessional bezoeken worden
meegenomen in het onderzoek. Het onderzoek is zodanig opgezet dat deze kinderen ook
daadwerkelijk zijn meegenomen.
Vraag 5
Herinnert u zich uw antwoord op Kamervragen over het Signalement Mondzorg 2018 waarin
u onder andere stelt:«ten aanzien van 5-jarigen is de algemene conclusie in het rapport
dat de mondgezondheid van kinderen van 5 jaar ook tussen 2011 en 2017 is verbeterd»?3 Wetende dat de onderzochte populatie niet representatief is, doet u dat twijfelen
aan deze conclusie?
Antwoord 5
Ja, ik herinner mij mijn antwoorden naar aanleiding van uw vragen over het Signalement
Mondzorg (Kamerstukken 2018–2019, nr. 1051). Voor wat betreft de representativiteit
verwijs ik u naar antwoord 2.
Vraag 6
Waarom zijn de beschikbare resultaten van mondzorgonderzoek uit Rotterdam en gegevens
van zorgverzekeraars over kinderen die nooit of onregelmatig een mondzorgprofessional
bezoeken niet betrokken bij het voorstel van het Zorginstituut Nederland? Hadden deze
gegevens volgens u betrokken moeten worden?
Antwoord 6
Het mondzorgonderzoek uit Rotterdam is een cohortstudie en deze studie is niet representatief
voor de Nederlandse bevolking. Dat was ook niet de insteek van dit onderzoek. Deze
gegevens zijn daarom naar het oordeel van TNO niet vergelijkbaar met – of inpasbaar
in – het onderzoek «Kies voor tanden: hoofdmeting 2017» dat TNO heeft uitgevoerd.
Het is niet aan mij om te oordelen welke gegevens in een onderzoek betrokken moeten
worden. Bij het overleg dat het Zorginstituut Nederland organiseert om de verbetering
van de mondgezondheid van kinderen te bespreken wordt ook gekeken naar regionale verschillen.
Vraag 7
Deelt u de mening van het Ivoren Kruis dat beleidsmakers niet mogen concluderen dat
het beter gaat met de mondgezondheid van vijfjarige kinderen in Nederland aangezien
er genoeg signalen en gegevens uit het werkveld zijn die het tegenovergestelde suggereren?
Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten? Zo ja, wat betekent dit volgens u voor het
Signalement Mondzorg 2018 dat het Zorginstituut Nederland u heeft aangeboden? Bent
u van mening dat het Signalement herzien moet worden?
Antwoord 7
Ik ben van mening dat het over het algemeen beter gaat met de mondgezondheid van vijfjarigen
in Nederland, omdat het Zorginstituut deze conclusie heeft overgenomen in zijn Signalement
Mondzorg. Het Ivoren Kruis verwijst in zijn persbericht naar een aantal gebieden in
Nederland die qua samenstelling en problematiek juist niet representatief zijn voor
de gemiddelde Nederlandse bevolking. Ivoren Kruis geeft aan dat de tandartsen in deze
gebieden geen verbetering ervaren in de mondgezondheid van vijfjarigen. Ook TNO heeft
in zijn rapportage aangegeven dat er regionale verschillen in mondgezondheid kunnen
bestaan. Ik zie geen aanleiding om het Zorginstituut te vragen het Signalement te
herzien.
Vraag 8
Heeft u net als het Ivoren Kruis zorgen over de toegang tot de mondzorg van grote
delen van onze bevolking en de gevolgen daarvan voor de mondgezondheid van onze bevolking?
Zo nee, waarom deelt u de zorgen van het Ivoren Kruis niet?
Antwoord 8
Het is belangrijk dat de mondzorg in Nederland voor iedereen toegankelijk is. Alle
kinderen kunnen bij een mondzorgprofessional terecht als het nodig is en die zorg
wordt vergoed vanuit de basisverzekering. Dit is echter bij een kwetsbaar deel van
de (ouders van de) kinderen nog onvoldoende bekend. Dit is ook onderwerp van overleg
met de partijen. Er zijn op dit punt dan ook interventies ontwikkeld om deze kennis
juist bij deze groepen meer bekendheid te geven. In het project «Healthy teeth: all
aboard!», dat ZonMW financiert, wordt momenteel het effect van dit soort interventies
bij kwetsbare groepen geëvalueerd.
Vraag 9
Herinnert u zich uw antwoord op Kamervragen over het Signalement Mondzorg 2018 waarin
u stelt dat het niet langer nodig is om de monitor Signalement Mondzorg uit te brengen
omdat het signalement bedoeld was om na de pakketwijziging uit 1995 te bezien of de
mondgezondheid van de jeugdigen door de pakketwijziging niet zou verslechteren en
dat deze pakketwijziging na 20 jaar voldoende geëvalueerd is? Deelt u de mening dat
het Signalement Mondzorg een breder doel diende, namelijk ook inzicht geven in de
stand van zaken met betrekking tot de mondgezondheid in Nederland? Deelt u vervolgens
de mening dat inzicht in de mondgezondheid in Nederland van groot belang is? Zo ja,
op welke wijze zet u de monitoring van de mondgezondheid in Nederland voort en hoe
gaat u er daarbij voor zorgen dat de monitoring leidt tot representatieve resultaten
waarop beleid goed kan worden gebaseerd?
Antwoord 9
In mijn antwoorden op de eerdere vragen over het Signalement Mondzorg (Kamerstukken
2018–2019, nr. 1051) heb ik uitgelegd waarom het Zorginstituut geen reden meer ziet
om deze specifieke monitor voort te zetten. Hierdoor valt een informatiebron weg over
de mondgezondheid van kinderen in Nederland. Monitoring is een punt van aandacht.
Er wordt op dit moment met partijen gepraat over welke informatiebronnen er in de
toekomst gebruikt kunnen worden om de mondgezondheid te monitoren. Ik benieuwd naar
de suggesties van Ivoren Kruis over toekomstige monitoring. Ik wil er tegelijkertijd
voor waken dat er nieuwe administratieve lasten worden geïntroduceerd. Ik zal dit
bespreken met de beroepsgroepen KNMT, ANT en NVM-mondhygiënisten en de suggesties
van Ivoren Kruis hierbij betrekken.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.