Schriftelijke vragen : De praktijk van het opleggen van een strafbeschikking door het OM
Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over de praktijk van het opleggen van een strafbeschikking door het OM (ingezonden 12 februari 2019).
Vraag 1
Kunt u in aanvulling op uw eerdere antwoorden op schriftelijke vragen over het opleggen
van strafbeschikkingen door het openbaar ministerie (OM) aangeven aan welke medewerkers
van het OM een officier van justitie (OvJ) mandateert? Kunt u in uw antwoord onderscheid
maken naar functie-, opleidings- en ervaringsniveau?1
Vraag 2
Hoe ziet deze mandaatregeling van het OM er nu uit? Zijn er verschillen tussen het
verleende mandaat aan medewerkers, bijvoorbeeld onderscheiden naar functie-, opleidings-
of ervaringsniveau?
Vraag 3
Op welke manier houdt een OvJ toezicht op een daartoe gemandateerde medewerker? Kunt
u uiteenzetten op welke wijze en hoe vaak een OvJ de medewerker in zijn werkzaamheden
controleert?
Vraag 4
Zijn er eisen, regels of richtlijnen voor het toezicht dat de OvJ in dat verband moet
houden?
Vraag 5
Wat moet verstaan worden onder «die voor die afdoeningsbeslissing zijn aangesteld»
(antwoord op vraag negen van de genoemde eerder gestelde schriftelijke vragen)?
Vraag 6
Hoe vaak is de afgelopen drie jaar ten onrechte aan medewerkers van het OM gemandateerd?
Hoeveel van die medewerkers waren niet «voor die afdoeningsbeslissing» aangesteld?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Groothuizen, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.