Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid De Lange over het bericht ‘Veel inzet onbevoegd personeel in zorg’
Vragen van het lid De Lange (VVD) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht «Veel inzet onbevoegd personeel in zorg» (ingezonden 8 november 2018)
Antwoord van Minister De Jonge (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) mede namens de
Minister voor Medische Zorg en Sport (ontvangen 4 december 2018).
Vraag 1
Heeft u het artikel «Veel inzet onbevoegd personeel in zorg»?1 Wat is uw reactie daarop?
Antwoord 1
Ja.
Het is belangrijk dat zorg wordt verleend door ter zake kundige personen. Verpleegkundigen
en verzorgenden zijn opgeleid in het uitvoeren van verpleegkundige en verzorgende
handelingen. Voor deze handelingen dienen de zorgverleners bevoegd en/of bekwaam te
zijn. Er zijn echter ook handelingen of niet-zorgtaken die door ander personeel onder
voorwaarden kunnen worden uitgevoerd. Ik ga hier nader op in onder vraag 8. Ik vind
het positief dat instellingen kijken naar andere mogelijkheden als zij kampen met
een tekort aan personeel. De inzet van niet voor de zorg geschoold personeel op niet-zorgtaken
kan daarbij een oplossing bieden.
Vraag 2
Heeft u kennisgenomen van de uitkomsten van de peiling onder 2.570 leden van de Verpleegkundigen
& Verzorgenden Nederland (V&VN)?2 Gaat u hierover in gesprek met de V&VN?
Antwoord 2
Ja.
Ik ben doorlopend in gesprek met de landelijke partijen in zorg, welzijn en onderwijs
over de uitdagingen en mogelijkheden die wij zien in de zorg, zo ook met de V&VN.
Signalen als deze neem ik serieus.
Vraag 3
Deelt u de mening dat het in een tijd, waar 91% van alle zorgprofessionals tekorten
ervaren, het schrikbarend is dat uit de peiling naar voren komt dat 38% van de werkgevers
geen actie onderneemt om dit aan te pakken? Zo ja, herkent u dit beeld en hoe valt
dit te rijmen met de voorstellen uit het actieprogramma «werken in de zorg»?
Antwoord 3
Uit de peiling van V&VN onder 2.570 van haar circa 95.000 leden komt naar voren dat
een groot deel van hen tekorten ervaren. Ook heeft een deel van deze medewerkers zorgen
over hoe hun werkgevers deze tekorten aanpakken. Ik kan dit onderzoek en deze percentages
niet verifiëren, maar als deze peiling inderdaad een representatief beeld geeft, is
het een zorgwekkend signaal. In meer algemene zin deel ik de zorgen over de arbeidsmarkttekorten
in de zorg. Voor de hele zorg en welzijn is sprake van een enorme personele opgave.
Met het Actieprogramma Werken in de Zorg werkt VWS daarom samen met SZW en OCW en
relevante landelijke en regionale partijen in zorg, welzijn en onderwijs aan een zorgbrede
aanpak. Langs de actielijnen meer kiezen voor de zorg, beter opleiden voor de zorg
en anders werken in de zorg wordt gewerkt aan het terugdringen van het personeelstekort.
Vraag 4
Op welke wijze gaat u ervoor zorgen dat binnen de overleggen in het kader van de Regionale
Actieplannen Aanpak Tekorten (RAAT) alle zorgwerkgevers hierbij worden betrokken?
Hoe gaat u hierbij borgen dat alle zorgprofessionals hierin mee worden genomen, zodat
zij zich gaan herkennen in de plannen? Wanneer is u verwachting dat 100% van alle
medewerkers in de zorg gaan ervaren dat ze worden betrokken?
Antwoord 4
We leggen met de aanpak in actieprogramma het zwaartepunt in de regio. Daar wonen
en werken mensen, en daar gaan ze naar school. Op dat niveau is het van belang dat
werkgevers, scholen en alle andere relevante partijen samenwerken. Het is daarbij
inderdaad belangrijk dat bij de RAATs werkgevers vanuit alle zorgsectoren betrokken
zijn. De RAATs zijn een levend document, zowel qua inhoud als qua betrokkenheid van
werkgevers: er is en blijft ruimte voor werkgevers die dat nog niet hebben gedaan,
zich alsnog bij de RAAT in hun regio aan te sluiten. De Commissie Werken in de Zorg
brengt de voortgang in beeld en adviseert over verdere ontwikkeling. Bij de bestuurlijke
voortgangsgesprekken die de Commissie voert, wordt expliciet gekeken naar brede betrokkenheid
van zorgwerkgevers.
In reactie op de aangehouden motie van de leden Bergkamp en Dik-Faber3 waarin zij verzoeken te stimuleren en te faciliteren dat in elke regio zorgprofessionals
aan de regionale arbeidsmarkttafel zitten opdat hun kennis en expertise maximaal gebruikt
worden en de kloof tussen het beleid en de praktijk zo veel mogelijk verkleind kan
worden, heb ik toegezegd de Commissie Werken in de Zorg een aanvullende vraag mee
te geven, namelijk op welke manier de professionals betrokken zijn geweest bij de
plannen, niet alleen bij de uitvoering maar ook bij de totstandkoming ervan en de
besluitvorming daarover. Op deze manier kunnen goede voorbeelden hoe dit gebeurt,
worden gedeeld en wordt dit verder gestimuleerd.
Medewerkers ervaren dat zij betrokken worden als zij merken dat de goede dingen worden
gedaan: dat werkdruk en administratieve lasten verminderen, dat zij doen waarvoor
ze zijn opgeleid, dat er ruimte is voor de begeleiding van stagiairs en nieuwe medewerkers.
Wat precies nodig is, zal per regio, per instelling en medewerker verschillen.
Vraag 5
Wat vindt u van de constatering dat uit de peiling blijkt dat «patiëntenstops» en
het sluiten van bedden worden ingezet als veelvoorkomende maatregelen om personeelstekorten
aan te pakken? Ziet u dit als een wenselijke oplossing? Zo nee, wat gaat u eraan doen
om dit te voorkomen?
Antwoord 5
Patiëntenstops hebben als doel om goede kwaliteit van zorg te kunnen blijven garanderen
in geval van grote drukte. Het is geen maatregel om personeelstekorten aan te pakken.
Dat neemt niet weg dat regelmatige patiëntenstops een signaal zijn van te weinig personeel.
Deze uitdaging geldt voor de gehele sector Zorg en Welzijn. Dit vraagt om een structurele
en gezamenlijke aanpak. Daarom hebben wij samen met de Staatssecretaris van VWS, in
maart van dit jaar het reeds genoemde Actieprogramma Werken in de Zorg gelanceerd. In dat verband is het goed om te constateren dat uit de peiling blijkt
dat ook meer opleiden als veelvoorkomende maatregel wordt genoemd die werkgevers nemen
om personeelstekorten tegen te gaan.
Vraag 6, 7
Wat is uw reactie op de uitkomsten van de peiling dat 48% van de medewerkers in de
zorg nog niet ervaart dat de werkgever zich inzet om het personeel te behouden? Ziet
u hierin een verband met het feit dat per jaar bijna 80.000 mensen de zorg verlaten?
Zo ja, in welke mate is het beleid erop gericht om het belang van goed werkgeverschap
aan te jagen?
Wanneer uit de peiling blijkt dat 51% aangeeft dat de tekorten aanhouden en 39% het
nog erger ziet worden, wat is dan uw reactie? Wat zegt dit over de kloof die wordt
ervaren tussen de mensen die dagelijks liefdevolle zorg verlenen en hun werkgevers?
Antwoord 6, 7
De peiling is gehouden onder 2.750 van de in totaal circa 95.000 leden van V&VN. Wij
kunnen dit onderzoek en deze percentages niet verifiëren, maar als deze peiling inderdaad
een representatief beeld geeft, is het een zorgwekkend signaal.
Inzet van het Actieprogramma Werken in de Zorg is niet alleen op een hogere instroom (onder andere door de campagne IkZorg) en op
meer opleiden (onder andere door SectorplanPlus). Het is ook gericht op anders werken.
Want het is inderdaad van groot belang dat we de mensen in de zorg behouden. Veel
zorgmedewerkers hebben een grote intrinsieke motivatie voor het werk dat zij doen.
Dat is iets om te koesteren. Goed werkgeverschap is hierbij de sleutel. Door er voor
te zorgen dat medewerkers werk en privé kunnen combineren, ruimte te geven voor ontwikkeling
en groei en er voor te zorgen dat medewerkers kunnen doen waar ze goed in zijn, blijven
mensen gemotiveerd om te blijven werken in de zorg.
Ik spoor werkgevers aan zich de vraag te stellen: «Wat kan ik beter doen aan mijn
eigen personeelsbeleid? Hoe kan ik mijn organisatie zo inrichten dat mijn medewerkers
tevreden zijn, en de beste zorg kunnen leveren?» Het is van belang daarbij niet alleen
oplossingen voor het personeel te zoeken, maar vooral mét het personeel, waarbij de
professionele verantwoordelijkheid en autonomie van de medewerker als uitgangspunt
dienen. Zij kennen immers de dagelijkse praktijk en zij weten vaak goede en praktische
oplossingen te bedenken die het werk makkelijker en beter maken.
Vraag 8
Moeten patiënten zich ongerust maken om hun veiligheid als 39% van de medewerkers
in de zorg aangeven dat «onbevoegde of onbekwame collega’s worden ingezet? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 8
Het is niet bekend wat de precieze inzet van onbevoegd of onbekwaam personeel inhield
in de situaties waar de respondenten naar verwezen en wat precies als risico voor
de patiëntveiligheid wordt ervaren. Los daarvan moeten zorgaanbieders
zich aan de voorwaarden houden om dat risico zo klein mogelijk te maken. Binnen de
kaders van de Wet BIG is het mogelijk dat voorbehouden handelingen onder voorwaarden
ook worden uitgevoerd door ander personeel of vrijwilligers. Uitgangspunt daarbij
is dat de opdrachtgever bevoegd is tot het verrichten van de voorbehouden handeling
en de opdrachtnemer bekwaam om de voorbehouden handeling uit te voeren. Waar nodig
geeft de opdrachtgever (de zelfstandig bevoegde, BIG-geregistreerde zorgverlener)
aanwijzingen voor de uitvoering van de voorbehouden handeling. Overigens beslaat maar
een klein deel van de totale zorghandelingen uit voorbehouden handelingen. Het overgrote
deel aan zorghandelingen is niet voorbehouden aan een bepaalde zorgverlener of beroepsgroep.
Vraag 9, 10
Wat vindt u van de constatering dat 64% aangeeft dat de patiëntveiligheid «soms in
gevaar» is en 5% zelfs aangeeft dat het «vaak in gevaar» is? Wat gaat u hier aan doen
en wat is uw advies aan een zorgprofessional, hoe hier mee om te gaan in de dagelijkse
praktijk?
Komen deze cijfers op het gebied van de patiëntveiligheid overeen met een toename
van het aantal meldingen bij de inspectie? Zo ja, kunt u dit nader onderbouwen? Zo
nee, waarom niet en is hier een verklaring voor te geven?
Antwoord 9, 10
Het is geen goede ontwikkeling als zorgverleners ervaren dat de patiëntveiligheid
op enig moment in het geding komt. We streven in Nederland naar een kwalitatief goede
patiëntenzorg, waarbij de patiënt beschermd wordt. Het hebben van voldoende deskundig
personeel is een belangrijk onderdeel van het toezicht van de inspectie. Als hier
niet aan voldaan wordt, vraag ik deze zorgverleners om hiervan melding te maken bij
de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd, zodat zij die informatie in haar toezicht
kan betrekken.
De inspectie publiceert jaarlijks de aantallen meldingen in haar jaarbeeld. Omdat
het thema onbevoegd personeel geen aparte meldingcategorie is, heeft de inspectie
naar meldingen gezocht met het trefwoord «onbevoegd». Daaruit kwamen ongeveer 270
meldingen over onbevoegd personeel zorgbreed in de afgelopen drie jaar. Deze gegevens
zijn niet specifiek genoeg om de informatie uit de peiling van V&VN te onderbouwen,
maar ik kan me voorstellen dat de zorgverleners uit de V&VN peiling zich niet allen
ook bij de inspectie gemeld hebben met hun signaal. Bovendien ontvangt de inspectie
ook van anderen meldingen.
Vraag 11
Heeft u signalen dat bij organisaties waar nog niet concreet wordt gewerkt aan het
oplossen van de tekorten en goed werkgeverschap er meer redenen is tot zorgen rond
de patiëntveiligheid? Zo ja, is dit voor u een reden om strikt toe te zien op de kwaliteit
van de geleverde zorg door deze instellingen en hoe ziet dit er dan uit? Zo nee, bent
u bereid om dit verder te onderzoeken en de Kamer te informeren over een mogelijk
verband?
Antwoord 11
Alle signalen rondom patiëntveiligheid worden serieus genomen. Het maakt daarbij niet
uit wat de reden is van een vermoeden van gevaar voor de patiëntveiligheid. Zoals
gezegd streven we in Nederland naar kwalitatief goede patiëntenzorg.
Indien er risico voor de patiëntveiligheid bij de inspectie gemeld wordt kan zij besluiten
om nadere toezichtactiviteiten in te zetten. Zo nodig vraagt de inspectie de zorgaanbieder
om verbetermaatregelen te nemen of zet zij handhavingsmaatregelen in.
Vraag 12
Wat zijn u verwachtingen over de uitkomsten van een vergelijkbare peiling als deze
over een jaar, twee jaar, drie jaar wordt herhaald? In welke mate zijn deze indicatoren
voor u een uitgangspunt voor het monitoren van het welslagen van alle inspanningen
op het gebied van het actieprogramma «werken in de zorg»?
Antwoord 12
Mijn verwachting is dat de medewerkers in de zorg in de dagelijkse praktijk steeds
meer gaan merken van de acties die ingezet zijn en nog worden ingezet om het personeelstekort
aan te pakken. Ten eerste doordat steeds meer werkgevers doordrongen raken van het
feit dat het echt tijd is om in actie te komen en zich een goed werkgever te tonen.
Ten tweede omdat het tijd nodig heeft voordat de effecten van de acties echt merkbaar
zijn op de werkvloer.
In de bijlage van de eerste voortgangsrapportage van het actieprogramma Werken in
de zorg4 zijn de indicatoren te vinden aan de hand waarvan de voortgang van het programma
zal worden gemeten. Het gaat om indicatoren ten aanzien van de algemene doelstelling
van voldoende, tevreden en goed toegeruste medewerkers, de drie actielijnen uit het
actieprogramma en een aantal specifieke instrumenten. Voorbeelden van deze indicatoren
zijn het aantal medewerkers binnen zorg en welzijn, de medewerkerstevredenheid en
de uitstroom uit de zorgsector. In reactie op uw verzoek van 7 november jl. (met kenmerk
2018Z20363) om een nadere duiding van de invulling van de voortgangsrapportages en de aangenomen
motie Kerstens en Ellemeet5 over het formuleren van een aantal belangrijke streefdoelen zal ik u vóór het einde
van dit jaar een nadere duiding sturen met betrekking tot de invulling van de monitoring
van het actieprogramma.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede namens
B.J. Bruins, minister voor Medische Zorg
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.