Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Laan-Geselschap en Weverling over het bericht ‘Ecologen: zonneparken zijn funest voor de natuur’
Vragen van de leden Laan-Geselschap en Weverling (beiden VVD) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het bericht «Ecologen: zonneparken zijn funest voor de natuur» (ingezonden 20 augustus 2018).
Antwoord van Minister Ollongren (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede
namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (ontvangen 13 november
2018). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 3155.
Vraag 1
Kent u het bericht «Ecologen: zonneparken zijn funest voor de natuur»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Wat vindt u van de vrees van deskundigen van onder andere het Rijksinstituut voor
Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap dat
de bouw van grote zonneparken de nekslag wordt voor kwetsbare natuur en het bodemleven?
Antwoord 2
Ik herken de genoemde zorgen en vind het daarom belangrijk dat bij plaatsing van (grootschalige)
zonneparken niet alleen oog is voor de positieve effecten op klimaat, maar dat ook
gekeken wordt naar effecten op kwetsbare natuur, bodemleven, koolstofgehalte in de
bodem en landschap. Omdat de ecologische effecten van zonneparken samenhangen met
de uitgangssituatie van de betreffende locatie en bodem (meer of minder rijk aan natuur)
en de wijze waarop ze worden ingericht, kunnen hier geen algemene uitspraken over
worden gedaan. Zo is bekend dat vleermuizen hinder kunnen ondervinden van panelen
die in een plat vlak worden geplaatst. Ook is bekend dat het gebrek aan licht onder
zonnepanelen effect heeft op het leven onder deze panelen. Tegelijk kan het slim plaatsen
van zonnepanelen mogelijk bijdragen aan meer biodiversiteit als de gronden eronder
en ertussen extensiever worden gebruikt dan voorheen. Meer ruimte tussen de zonnepanelen
biedt immers meer kansen voor natuur en biodiversiteit. In ieder geval is bij plaatsing
van zonnepanelen een zorgvuldige afweging van de verschillende doelen en belangen,
waaronder die van natuur en biodiversiteit, en ook een zorgvuldige omgang met vruchtbare
landbouwgronden van belang.
De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij gemeenten en provincies. Daarbij
wil ik opmerken dat het goed inpassen van energieprojecten niet kan zonder de betrokkenheid
van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Recent hebben 27 partijen
de Green Deal Participatie van de Omgeving bij Duurzame Energieprojecten ondertekend.
Zij werken samen om te leren hoe dit proces verder kan worden verbeterd. Voor projecten
op het gebied van zonne-energie is een aparte werkgroep opgericht. Decentrale overheden
kunnen (het netwerk van) deze green deal benutten bij hun afwegingsproces rond zonneparken.
Vraag 3
Bent u het eens met het pleidooi van de Rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving
dat zonnepanelen liever eerst op daken gelegd dienen te worden, mede aangezien uit
onderzoek van Deloitte blijkt dat bijna 900 km2 aan daken geschikt is? Zo ja, wat gaat u doen om prioriteit te geven aan het benutten
van daken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 3
Ik wil vooropstellen dat de ruimtelijke inpassing van (grootschalige) zonneparken
op zorgvuldige wijze dient te gebeuren. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 schreef,
is het beleid hiervoor primair een verantwoordelijkheid van gemeenten en provincies.
Dit beleid is onderdeel van de door decentrale overheden op te stellen Regionale Energiestrategieën
(RES).
De wijze waarop de klimaatopgave met efficiënt gebruik van de ruimte kan worden ingevuld
komt ook aan de orde in het proces om te komen tot het Klimaatakkoord. Het kabinetsperspectief
op de Nationale Omgevingsvisie (NOVI), dat gelijktijdig met de kabinetsappreciatie
van het Klimaatakkoord op hoofdlijnen naar uw Kamer is verstuurd, geeft richtinggevende
uitspraken voor de inpassing van de energietransitie in de leefomgeving. Bij deze
richtinggevende uitspraken horen ook denkrichtingen voor de RES. U ziet in deze denkrichtingen
dat ik uw mening deel. Het heeft mijn voorkeur dat voor zonnepanelen eerst daken van
gebouwen zoveel mogelijk worden benut en daarnaast gebieden met lage landschappelijke,
ecologische of landbouwkundige waarden, zoals industrieterreinen en langs infrastructuur.
Ik vind het van belang dat decentrale overheden hier voldoende rekening mee houden.
In de brieven over zonneweides van mijn collega van Economische Zaken en Klimaat (EZK)
van 19 april jl. en 19 juni jl. las u ook dat het kabinet het belangrijk vindt dat
zorgvuldig wordt omgegaan met goede landbouwgronden. Indien gekozen wordt voor landbouwgronden
acht ik functiecombinaties wenselijk. De inzendingen voor de RVO-prijsvraag tonen
aan dat er meerdere mogelijkheden zijn voor het combineren van zonne-energie met landbouwkundig
gebruik. De komende maanden werk ik deze denklijnen en andere uitgangspunten samen
met medeoverheden uit in de ontwerpNOVI (gereed begin 2019) en het verdere proces
van het Klimaatakkoord. Daarbij betrek ik conform het verzoek van uw Kamer (motie
Dik-Faber c.s. Kamerstuk 32 813, nr. 204) ook de landbouwsector, bedrijven in de branche voor zonne-energie en netbeheerders.
Ik juich het overigens toe als gemeenten en provincies een actief stimuleringsbeleid
voeren voor het bevorderen van zonnepanelen op daken.
Vraag 4
Bent u het ermee eens dat door de aanleg van megazonneparken onnodig beslag wordt
gelegd op landbouw- en/of woningbouwgrond waardoor ruimteconcurrentie ontstaat? Zo
ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat deze gronden beschikbaar blijven voor andere
doeleinden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 4
De opgaven in het Klimaatakkoord zullen gepaard gaan met een extra ruimtevraag. Dit
kan leiden tot spanning en concurrentie met andere ruimtelijke functies zoals landbouw
of woningbouw. Om die reden is er in de uitwerking van het Klimaatakkoord aandacht
voor de wijze waarop deze ruimtelijke opgave kan worden ingevuld. Het kabinetsperspectief
NOVI geeft hier richtinggevende uitgangspunten voor mee: zonnepanelen op daken of
zonneweiden in landelijk gebied met lage landschappelijke, ecologische of landbouwkundige
waarden heeft de voorkeur. De komende maanden lopen de uitwerking van het Klimaatakkoord
en de NOVI synchroon.
Het doel van deze uitgangspunten is het bevorderen van een zorgvuldige afweging van
doelen en belangen bij ruimtegebruik voor de energietransitie in relatie tot ruimtegebruik
voor andere ruimtelijke opgaven. Bij deze afweging gelden de inrichtingsprincipes
uit het kabinetsperspectief op de NOVI, waaronder het zoveel mogelijk combineren van
oplossingen voor verschillende opgaven en het zo dicht mogelijk bij elkaar brengen
van vraag en aanbod van energie om ruimtelijke afwenteling te voorkomen.
Deze ruimtelijke principes zijn niet alleen op nationaal schaalniveau van belang maar
ook voor de RES. Keuzes in de RES worden doorvertaald en geborgd in het ruimtelijk
beleid van gemeenten en provincies.
Vraag 5
Hoeveel megazonneparken zijn er momenteel in Nederland in aanbouw en hoeveel zijn
er gepland?
Antwoord 5
De toekenning van SDE+ subsidies geeft een beeld van het aantal projecten in ontwikkeling
omdat nagenoeg alle zonneparken in Nederland met subsidie worden gerealiseerd. Met
zijn brief van 10 juli 2018 (Kamerstuk 31 239, nr. 290) is de Minister van EZK nader ingegaan op de omvang van Zon-PV projecten en het onderscheid
tussen dak en veldopstellingen in de aanvragen van de SDE+ voorjaarsronde 2018. Deze
brief bevat een overzicht van het aantal aangevraagde projecten ingedeeld in categorieën.
De grootste categorie projecten heeft in dit overzicht een omvang van 10 MWp of meer.
In 2018 zijn voor deze categorie 24 aanvragen gedaan waarvan 14 in veldopstelling
en 10 op dak. Uit deze brief kan ook worden opgemaakt dat over de categorieën heen
de totale subsidieaanvraag voor daksystemen groter is dan voor veldopstellingen.
Vraag 6
Op welke wijze is de rijksoverheid in het kader van ruimtelijke ordening betrokken
bij de aanleg van megazonneparken?
Antwoord 6
De ruimtelijke inpassing van zonneparken is primair een verantwoordelijkheid van gemeenten
en provincies. Het Rijk is alleen formeel verantwoordelijk bij zonneparken met een
omvang van 50 MW of meer. Dergelijke productie-installaties vallen op grond van de
Elektriciteitswet 1998 onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Het Rijk kan er in
die situaties ook voor kiezen de RCR niet toe te passen. Dat kan een optie zijn als
door toepassing geen betekenisvolle versnelling in de besluitvorming en ook geen andere
voordelen worden verwacht. In dat geval kan het Rijk de bevoegdheid overdragen aan
de provincie of de gemeente. Hierbij zal in overweging worden genomen of de betrokken
provincie of gemeente voornemens is medewerking te verlenen aan een initiatief.
Vraag 7
Bent u bereidt om in de Nationale Omgevingsvisie sturend op te treden om andere (innovatieve)
mogelijkheden voor locaties van zonnepanelen – zoals geluidsschermen – te stimuleren?
Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 7
Het kabinetsperspectief NOVI benoemt principes voor een zorgvuldige afweging, waaronder
het zoveel mogelijk combineren van functies. Zonnepanelen langs snelwegen is hier
een goed voorbeeld van.
Innovaties die combineren beter mogelijk maken, kunnen de ruimteconcurrentie verminderen.
Dit is een extra reden voor een goede inhoudelijke samenhang en synchronisatie van
NOVI met de uitwerking van het Klimaatakkoord.
Tevens wijs ik u op de aangenomen motie Dik-Faber c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 204) waarin het kabinet gevraagd wordt om samen met decentrale overheden een nationaal
afwegingskader voor de inpassing van zonne-energie op te stellen. Ik zal u begin 2019
informeren over de uitvoering van deze motie en deze ook betrekken bij het opstellen
van de ontwerpNOVI.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Mede namens
C.J. Schouten, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.