Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 710 Wijziging van de Mediawet 2008 houdende aanpassing van de rijksmediabijdrage
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 18 april 2025
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.
Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende
zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel
van wet genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
I
Algemeen
1
Algemeen deel
2
Gevolgen voor stakeholders
3
Consultatie en toetsen
3
Reacties uit internetconsultatie
3
I Algemeen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met de nodige zorgen kennisgenomen
van het onderhavige wetsvoorstel waarmee de rijksmediabijdrage per 2025 met 24,3 miljoen
euro wordt verlaagd om het tekort op de rijksbegroting te dekken. Daarnaast wordt
in het Mediabesluit 2008 geregeld dat het percentage toegestane zendtijd voor reclameboodschappen
op lineaire NPO1-kanalen niet verder wordt afgebouwd, waardoor de voorgestelde korting wordt opgevangen.
De zorgen van deze leden betreffen vooral de uitvoering van de publieke mediaopdracht
die wordt betaald uit de reclameopbrengsten. De leden hebben daarom een aantal vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Mediawet
2008 houdende aanpassing van de rijksmediabijdrage en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de wijziging van
de Mediawet 2008 in verband met de aanpassing van de rijksmediabijdrage en het daarmee
samenhangende besluit om het percentage toegestane zendtijd voor reclameboodschappen
op de lineaire kanalen van de NPO niet verder af te bouwen. Deze leden hebben daarover
een aantal opmerkingen en vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze
leden hebben grote zorgen over de bezuinigingen van dit kabinet op de publieke omroep
en vragen de regering om een onderbouwing van de besparing op de publieke omroep.
Daarnaast lezen zij dat «de regering vond dat de publieke omroep een niet-commercieel
platform moest zijn met programmering vanuit een onafhankelijk perspectief. Ook zou
grotere afhankelijkheid van reclame-inkomsten een grillige inkomstenbron zijn, met
budgettaire tegenvallers als gevolg. In de consultatie van het wetsvoorstel is hier
opnieuw aandacht voor gevraagd.»2 Hoe verhoudt zich dat op de bezuiniging die de regering nu doorvoert door de reclame-inkomsten
te verhogen, zo vragen deze leden. Wordt hierin ook meegenomen wat de effecten zijn
op regionale – en lokale omroepen, als de publieke omroep meer moet ophalen? En op
commerciële partijen, zo vragen de leden.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de Mediawet
2008 houdende aanpassing van de rijksmediabijdrage. Deze leden hebben daarover een
aantal opmerkingen en vragen.
Algemeen deel
De leden van de VVD-fractie begrijpen de keuze van de regering om de verlaging van
de rijksmediabijdrage op te vangen door de bestaande ruimte voor reclamezendtijd via
de Ster3 op de lineaire kanalen van de landelijke publieke omroep te behouden. Deze keuze
voorkomt directe bezuinigingen op het programmabudget en biedt daarmee stabiliteit
in de financiering van de publieke mediaopdracht. Tegelijkertijd hechten deze leden
zeer aan een gezonde balans tussen de publieke – en commerciële omroepen. Zij wijzen
erop dat het publieke domein wat hen betreft slechts beperkt mag concurreren met commerciële
mediapartijen, zeker wanneer het aankomt op het genereren van reclame-inkomsten. In
dat licht vragen de leden de regering om helderheid over hoe wordt gewaarborgd dat
het behouden van de huidige reclamemogelijkheden geen oneigenlijke marktdruk creëert
voor commerciële omroepen.
De leden van de NSC-fractie zijn van oordeel dat als de NPO vanwege noodzakelijke
maatschappelijke bezuinigingen moet rekenen op minder publieke middelen voor haar
bekostiging, het onder bepaalde voorwaarden geoorloofd is om het wegvallen van deze
middelen te compenseren met inkomsten uit het aanbieden van advertentieruimte aan
commerciële partijen. Klopt het dat de regering dit standpunt onderschrijft en dat
het ten grondslag ligt aan haar besluit om, ter compensatie van de verlaging van de
rijksmediabijdrage, de huidige zendruimte voor reclameboodschappen in stand te houden?
Zo ja, deelt de regering de opvatting van deze leden dat het in stand houden van één
van de twee geldstromen onvoldoende is om het wegvallen van (een deel van) de andere
geldstroom te compenseren, zeker nu de omvang daarvan naar verwachting zelfs zal afnemen
door de afname van lineair tv-kijken? Zo ja, is de regering het ermee eens dat als
compensatie gepast is en compensatie het doel is, dat deze maatregel alleen niet voldoende
is en dat er meer gedaan moet worden?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
heeft aangegeven naar een stabielere financiering voor de publieke omroep en het medialandschap
te streven. Hoe verhouden continue aanpassingen in de financiering zich tot deze wens
van de Minister, zo vragen deze leden. En is de regering het met hen eens dat aanpassing
op aanpassing juist leidt tot meer instabiliteit in de financiering? Is de regering
bereid om bezuinigingen te heroverwegen, zo vragen deze leden.
Gevolgen voor stakeholders
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de financiering van de stakeholders
niet in het geding komt doordat afgezien wordt van de stapsgewijze afbouw van de reclameopbrengsten.
Deze leden onderschrijven het uitgangspunt dat de reclame-inkomsten er voor de programma’s
zijn en niet andersom. Ook zien de leden dat de waarborgen op beïnvloeding van de
programmering vanuit commerciële belangen onaangetast blijven. Tegelijkertijd vragen
zij of dit wetsvoorstel niet het begin is van een ontwikkeling naar verdergaande initiatieven
om de programmering vanuit de Ster-inkomsten te financieren. Ook vragen zij of, en
zo ja hoe onderzocht is om binnen de huidige mogelijkheden de reclame-inkomsten te
optimaliseren zonder dat afgezien wordt van de voorgenomen afbouw van het percentage
toegestane zendtijd voor reclameboodschappen.
Consultatie en toetsen
Reacties uit internetconsultatie
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat er geen sprake
is van een uitbreiding van reclamecapaciteit, maar van het continueren van de bestaande
situatie. Niettemin is duidelijk dat de afhankelijkheid van reclame-inkomsten toeneemt.
Deze leden vragen de regering op welke wijze de belangen van commerciële mediaorganisaties
worden gewogen in toekomstige beleidskeuzes en hoe de nu lopende impactanalyse van
invloed zal zijn op eventuele toekomstige besluiten over het reclamebeleid bij de
publieke omroep.
De leden van de CDA-fractie lezen dat er geen impactanalyse is uitgevoerd naar mogelijke
effecten voor de rest van de mediamarkt en dat partijen niet eerder zijn geconsulteerd.
De regering stelt vervolgens in haar reactie op de internetconsultatie een impactanalyse
te zullen uitvoeren. Kan de regering aangeven wat de mogelijke gevolgen van deze impactanalyse
kunnen zijn, zo vragen deze leden.
De voorzitter van de commissie, Bromet
Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.