Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde Agenda Raad Algemene Zaken 19 november 2024
2024D44207 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken hebben enkele fracties de behoefte vragen
en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister van Buitenlandse Zaken
d.d. 11 november 2024 inzake Geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 19 november
2024 (Kamerstuk 21 501-02-2958) en d.d. 21 oktober 2024 inzake Verslag Raad Algemene Zaken van 15 oktober 2024 (Kamerstuk
21 501-02, nr. 2952).
Bij brief van ... heeft de Minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hierna
afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Van der Plas
De griffier van de commissie,
Hessing-Puts
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
• Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
• Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
II Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda.
Zij hebben met betrekking tot het agendapunt over de artikel 7-procedure tegen Hongarije
de volgende vragen. De regering stelt dat «het gehele rechtsstaatinstrumentarium»
moet worden ingezet tegen Hongarije. Deze leden vragen of dit dan betekent dat Nederland
bereid is Hongarije zware sancties op te leggen.
Verder vragen deze leden hoe de Minister de sancties tegen Hongarije waardeert, mede
tegen de achtergrond van de nieuwe politieke realiteit in meerdere Europese lidstaten,
waaronder Nederland, waaruit blijkt dat adoptie en promotie van links-liberaal gedachtegoed
in absolute zin niet door de gehele bevolking wordt toegejuicht.
Voornoemde leden vragen of de Minister kan toezeggen dat Nederland zich zal uitspreken
tegen eventuele nieuwe preventieve en/of sanctionerende maatregelen die de Europese
Commissie of lidstaten in de Raad tegen Hongarije zullen voorstellen.
Voorts vragen de aan het woord zijnde leden of de Minister gemotiveerd kan uiteenzetten
hoe eventuele nieuwe sancties en/of andere maatregelen tegen Hongarije zijn te verenigen
met het motto van de EU dat luidt «in verscheidenheid verenigd», waarmee onder andere
wordt gedoeld op het principe dat lidstaten hun eigen cultuur en waarden mogen behouden.
Deze leden vragen de Minister daarbij specifiek, doch additioneel aan het antwoord
op de vorige vraag, in te gaan op de vraag hoe men kan spreken van verscheidenheid
als alle landen precies dezelfde sociale en culturele links-liberale waarden zouden
moeten omarmen.
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister het ermee eens is dat elementen
van de woke-ideologie, zeker als die onverkort zouden moeten worden omarmd, op gespannen
voet staan met de democratische rechtsstaat. Deze leden vragen of de Minister het
ermee eens is dat dit eveneens op gespannen staat met de kernwaarden van de EU.
Daarnaast vragen voornoemde leden of de Minister het ermee eens is dat het opdringen
door de EU van de zogenoemde woke-agenda, waaronder het LHBTQI+-beleid en de massamigratie
in feite een inbreuk vormen op de democratische autonomie en culturele identiteit
van lidstaten zoals Hongarije. De aan het woord zijnde leden vragen de Minister om,
in geval van een negatief antwoord op deze vraag, toe te lichten waarom dat volgens
hem niet het geval is.
Ook vragen de leden van de PVV-fractie of de Minister het ermee eens is dat de EU
niet van individuele lidstaten mag en kan verwachten dat elementen van de woke-ideologie,
waaronder het LHBQTI+ -paradigma, in absolute zin worden omarmd. Deze leden verzoeken
de Minister daarbij uitgebreid in te gaan op de vraag welke autonome ruimte lidstaten
op deze terreinen volgens de Minister genieten.
Voornoemde leden vragen of de Minister het ermee eens is dat het onredelijk en in
strijd is met het democratisch ethos dat de EU van lidstaten verwacht dat zij bijvoorbeeld
de LHBTQI+-agenda in absolute zin moeten doorvoeren, evenals massamigratie moeten
toestaan, én dat daarvoor nationale traditionele waarden zouden moeten wijken.
De aan het woord zijnde leden vragen waarom de Minister eigenlijk vindt dat Nederland
een voortrekkersrol moet spelen in het afstraffen van Hongarije, terwijl dat land
op democratische wijze voor een beleid heeft gekozen dat de Hongaarse bevolking kennelijk
verkiest boven het EU-gedicteerde woke-denken en massamigratie. Deze leden in dit
kader of de Minister het ermee eens is dat een dergelijke houding getuigt van gebrek
aan respect voor democratische keuzes van andere lidstaten.
Daarenboven vragen de leden van de PVV-fractie of traditionele waarden over het gezin,
zoals bijvoorbeeld voorgestaan door de regering van Hongarije, en een robuuste migratiepolitiek
volgens deze Minister op gespannen voet staan met de waarden van de EU. Indien een
dergelijke spanning door hem aanwezig wordt geacht, kan de Minister dan toelichten
met welke waarden die spanning zich zou voordoen.
Voornoemde leden vragen in hoeverre het überhaupt aan ongekozen EU-bureaucraten is
om Hongarije de maat te nemen over onderwerpen zoals LHBTIQ+-rechten en het afwijzen
van een multi-etnische samenleving. Daarbij verzoeken de leden de Minister in zijn
antwoord nader in te gaan op de vraag of lidstaten niet leidend zijn ten aanzien van
hun maatschappelijke, ethische en migratiepolitiek.
Ook vragen de aan het woord zijnde leden of de Minister kan uitleggen waarom de EU
alleen streng optreedt tegen landen met «rechts» of «conservatief» beleid, zoals Hongarije
en Polen, terwijl lidstaten met links-liberaal beleid niet worden aangesproken op
bijvoorbeeld een gebrek aan pluriformiteit in de media of andere schendingen van de
vrijheid van meningsuiting.
Tenslotte vragen de leden van de PVV-fractie of de Minister het met hen eens is dat
de EU-instellingen, door zich te mengen in nationale aangelegenheden zoals familiewaarden
en migratiepolitiek, hun mandaat en het beginsel van subsidiariteit overschrijden.
Deze leden verzoeken de Minister in geval van een negatief antwoord gedetailleerd
toe te lichten op welke basis de EU gerechtigd zou zijn zulke fundamenteel nationale
vraagstukken te reguleren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
agenda van de Raad Algemene Zaken van 19 november. Zij hebben hier nog enkele vragen
en opmerkingen bij.
Tijdens de Raad wordt onder andere gesproken over de artikel 7-procedure tegen Hongarije.
Deze leden zien dat het kabinet zich conform de motie van het lid Klaver c.s. over
in Europees verband toewerken naar een meerderheidsvoorstel voor een artikel 7-hoorzitting
in 2024 voorgezeten door een andere lidstaat dan de huidige voorzitter (Kamerstuk
21 501-20, nr. 2129) inspant voor een hoorzitting nog dit jaar in het kader van de artikel7-procedure
tegen Hongarije. Wat is er tot nu toe concreet gedaan om invulling te geven aan deze
motie? Wat gaat de Minister tijdens de aankomende Raad bepleiten om zich hier verder
voor in te spannen? Acht de Minister het kansrijk dat hierover een meerderheid kan
worden bereikt tijdens de aankomende Raad? Welke landen spannen zich hier ook voor
in?
Voornoemde leden lezen in de geannoteerde agenda dat er tijdens de Raad zal worden
gesproken over het cohesiebeleid en het EU-concurrentievermogen. In het licht van
de verkiezingsuitslag in de Verenigde Staten zijn deze leden van mening dat de omstandigheden
drastisch zijn veranderd door de onberekenbaarheid van de verkozen toekomstig president
Trump. Deze uitslag vraagt om een serieus gesprek in de EU wat betreft strategische
onafhankelijkheid voor bijvoorbeeld kritieke grondstoffen, energie en defensiematerieel.
Deze leden vinden het dan ook onvoorstelbaar dat het kabinet nog steeds niet inziet
dat grote investeringen in ons concurrentievermogen nodig zijn en dat alleen het cohesiefonds
hiervoor niet voldoet. Wat de aan het woord zijnde leden betreft zou dit in ieder
geval deels gefinancierd moeten worden door Eurobonds. Ziet de Minister dezelfde noodzaak
en urgentie? Zo ja, hoe zou hij de nodige investeringen willen bekostigen? Zo nee,
waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het van groot belang dat de EU en Nederland
geen speelbal worden tussen grootmachten in een mogelijke handelsoorlog tussen de
toekomstige president Trump en zijn aardsvijand China. Gezien het feit dat Nederland
met chipfabrikant ASML een factor van belang en waarde is in deze verhouding, zijn
deze leden van mening dat Nederland en de EU zich moeten opstellen als gelijkwaardige
partner. Dit betekent dat we ons niet voor de karretjes van China en de VS zullen
laten spannen, maar onvermurwbaar en geloofwaardig moeten opkomen voor onze Europese
en Nederlandse belangen. Hoe kijkt de Minister naar deze verandering? Is hij het met
deze leden eens dat investeringen in het Europese concurrentievermogen ons hierin
sterken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, van welke omvang moeten deze investeringen zijn
en welk doel streeft de Minister hierin na?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Raad Algemene Zaken van 19 november a.s. Daarover hebben zij nog enkele vragen en
opmerkingen.
Deze leden hebben met grote bezorgdheid kennisgenomen van de recente ontwikkelingen
rond de partij «Georgian Dream» in Georgië en het effect daarvan op de democratische
fundamenten van het land. Zij merken op dat de inmenging van Rusland ertoe leidt dat
het Georgische volk een cruciale keuze wordt ontnomen, namelijk een keuze tussen vrijheid
en een toekomst van Europese samenwerking of een koers naar de autocratische invloeden
van Poetin. Deze inmenging vormt volgens voornoemde leden niet alleen een bedreiging
voor Georgië zelf, maar dient ook als een afschrikwekkend voorbeeld voor andere kandidaat-lidstaten.
De aan het woord zijnde leden verzoeken de Minister toe te lichten welke stappen er
worden ondernomen om de integriteit van deze verkiezingen te waarborgen en of er reeds
maatregelen zijn besproken op Europees niveau om ongewenste invloeden in het verkiezingsproces
tegen te gaan.
Deze leden wijzen tevens op het bezoek van Viktor Orbán aan Tbilisi, waarmee hij de
Europese Unie lijkt te willen verdelen in haar standpunt tegenover Georgië. Zij vragen
de Minister te verduidelijken op welke wijze het kabinet haar bezorgdheid over de
democratische situatie in Georgië kenbaar heeft gemaakt aan de Georgische regering.
Ook vragen zij welke acties, inclusief mogelijk preventieve maatregelen, op Europees
niveau kunnen worden voorbereid om de inmenging van «Georgian Dream» in de verkiezingen
tegen te gaan, waarbij de eventuele blokkade van Hongarije kan worden omzeild.
Rechtsstaat en Corruptiebestrijding
De leden van de VVD-fractie zien graag dat de concrete gevolgen van een gebrekkige
rechtsstaat worden uitgelegd. Een zwakke rechtsstaat brengt namelijk een grotere gevoeligheid
voor corruptie en autocratische invloeden, zoals die vanuit Rusland, met zich mee.
Zij wijzen naar Hongarije, dat op de corruptieperceptie-index beduidend slechter scoort
dan andere EU-lidstaten en merken op dat hierdoor Europees belastinggeld, ook van
Nederlandse burgers, wordt verspild. Deze leden verzoeken de Minister uit te leggen
welke stappen Nederland op EU-niveau onderneemt om misbruik van EU-middelen door lidstaten
met gebrekkige rechtsstatelijke voorzieningen tegen te gaan.
Hervormingen van Rechtsstaatmechanismen binnen de EU
De aan het woord zijnde leden constateren dat, ondanks de initiatieven van de Europese
Commissie, zoals de jaarlijkse monitoring van de rechtsstaat, het versterken van de
rechtsstatelijke mechanismen binnen de Europese Unie moeizaam verloopt. De toepassing
van artikel 7, bedoeld om ernstige schendingen van EU-waarden aan te pakken, blijkt
door de vereiste unanimiteit vaak ineffectief. Voornoemde leden wijzen op recente
ontwikkelingen waarin landen als Slowakije en Hongarije elkaar beschermen, wat deze
procedure in de praktijk tandeloos maakt. De leden van de VVD-fractie verzoeken het
kabinet te onderzoeken hoe het stemproces kan worden vereenvoudigd om sneller op te
treden tegen lidstaten die de rechtsstaat ondermijnen, zoals het opschorten van stemrechten.
Deze leden verzoeken verder om een nadere toelichting op de mogelijkheden om extra
voorwaarden te verbinden aan de toekenning van middelen uit het nieuwe Meerjarig Financieel
Kader (MFK) aan lidstaten, specifiek gericht op rechtsstatelijke waarborgen. Zij dringen
aan op een proactieve houding van Nederland in deze kwestie, waarbij het kabinet wordt
opgeroepen ervoor te zorgen dat de Nederlandse belastingbetaler niet de dupe wordt
van rechtsstatelijke erosie elders in de Europese Unie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken ter
voorbereiding op de Raad Algemene Zaken d.d. 19 november 2024. Deze leden hebben nog
enkele vragen en opmerkingen.
De aan het woord zijnde leden lezen dat een meerderheid van de lidstaten zich heeft
ingespannen om een artikel 7-procedure tegen Hongarije te starten. Ook de Kamer gaf
hier in meerderheid steun aan. De leden van de NSC-fractie vragen zich af waarom er
geen verdere stappen zijn gezet.
Verder lezen de leden van de NSC-fractie dat het kabinet voorstander is van het verder
inzetten op innovatie voor het bevorderen van het Europese concurrentievermogen. De
leden van de NSC-fractie steunen het standpunt van het kabinet wanneer het gaat om
geen gemeenschappelijk schulden aan te gaan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de herverkiezing van Donald Trump
als president van de Verenigde Staten en de gevolgen daarvan voor de Europese veiligheid
en economie. Deze leden zien gevaar in de ongeïnformeerde uitspraken en openlijke
twijfels van Trump over/aan het NAVO-bondgenootschap en de verplichtingen jegens elkaar
onder het Noord-Atlantisch verdrag. Naar aanleiding hiervan, evenals de Draghi- en
Niinistö-rapporten, hebben deze leden enkele vragen.
Draghi-rapport – Europees concurrentievermogen
De leden van de D66-fractie hebben herhaaldelijk aangedrongen op een uitgebreide en
concrete reactie van het kabinet op de aanbevelingen uit het Draghi-rapport over het
toekomstig concurrentievermogen van de Europese Unie. Zij constateren echter dat er,
ondanks eerdere toezeggingen, nog steeds geen duidelijke en concrete kabinetsreactie
ligt op alle aanbevelingen, anders dan twee kabinetsreacties die zich beperken tot
een algemene appreciatie van het rapport.
Deze leden vragen of de Minister het met hen eens is dat de verkiezing van Trump de
urgentie vergroot voor een snelle en adequate opvolging van het Draghi-rapport. Zo
ja, op welke wijze gaat het kabinet hieraan bijdragen?
Erkent het kabinet dat de aanbevelingen uit het rapport om een duidelijk standpunt
van het kabinet vragen, inclusief concrete acties? Zo ja, wanneer kan de Kamer een
uitgebreide kabinetsreactie op deze aanbevelingen verwachten? Gezien het belang van
de aanbevelingen op het gebied van veiligheid en defensie, in het licht van de Amerikaanse
verkiezingen, verzoeken voornoemde leden het kabinet om in reactie op dit schriftelijk
overleg per aanbeveling (pagina 55–58 van het rapport) concreet aan te geven wat het
standpunt van het kabinet is en hoe hieraan opvolging wordt gegeven in de aankomende
Europese raden.
Niinistö-rapport – Versterken van Europese militaire en civiele paraatheid
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het recente Niinistö-rapport
over de versterking van de Europese militaire en civiele paraatheid. Zij constateren
echter dat er nog geen kabinetsreactie op dit rapport is gepubliceerd. Kan de Minister
toezeggen een uitgebreide kabinetsreactie op de aanbevelingen uit dit rapport te formuleren?
Wat zal de inbreng van het kabinet zijn tijdens de aanstaande Raad Algemene Zaken
met betrekking tot dit rapport?
Deze leden vragen tevens of de Minister het met hen eens is dat het kabinet pas een
uitgesproken standpunt kan innemen nadat het zijn standpunt middels een kabinetsreactie
aan de Kamer kenbaar heeft gemaakt.
Trump en de Amerikaanse verkiezingen
De leden van de D66-fractie hebben in de afgelopen jaren met verbazing kennisgenomen
van de uitspraken van Donald Trump over onderwerpen zoals Oekraïne, de NAVO en de
(handels)relatie met de Europese Unie. Gezien zijn eerdere uitspraken over de NAVO
en zijn gebrek aan bereidheid om Europa te beschermen, vragen deze leden hoe het kabinet
de veiligheidsgarantie vanuit de Verenigde Staten beoordeelt, nu Trump opnieuw is
verkozen.
Erkent het kabinet dat de verkiezing van Trump de noodzaak vergroot voor Europa om
eensgezind op te treden, met name op het gebied van defensie en veiligheid? Zo ja,
op welke wijze gaat het kabinet hier opvolging aan geven? Welke aanvullende acties
kunnen deze leden verwachten van het kabinet op het gebied van Europese defensiesamenwerking
en handel als gevolg van de herverkiezing van Trump?
Europese defensiesamenwerking
De leden van de D66-fractie hebben herhaaldelijk aangedrongen op een verdere verdieping
van de Europese defensiesamenwerking. Zij benadrukken dat de verkiezing van Trump
en de voortdurende dreiging vanuit Rusland de noodzaak hiervoor alleen maar verder
vergroten. In dit licht willen deze leden graag de volgende vragen stellen.
Erkent het kabinet dat een verdergaande Europese defensiesamenwerking geen luxe is,
maar een absolute noodzaak, gezien de dreigingen van Rusland en Noord-Korea aan de
Europese grenzen? Zo ja, op welke concrete wijze zal dit in de nabije toekomst zichtbaar
worden? Hoe kijkt het kabinet naar de volgende voorstellen voor versterkte Europese
defensiesamenwerking? Deze leden ontvangen graag per voorstel een reactie van het
kabinet.
1. Significant meer gezamenlijke en Europese inkoop
De doelstellingen voor gezamenlijke inkoop van defensiematerieel binnen de EU en de
doelstelling voor de Europese herkomst daarvan worden verhoogd naar 50% in 2030.
2. Meer middelen en coördinatie voor gezamenlijke inkoop
Er is momenteel slechts € 310 miljoen beschikbaar via het Europees Defensiesamenwerkingsprogramma
(EDIRPA) om landen te stimuleren tot gezamenlijke inkoop. De leden van de D66-fractie
zijn van mening dat dit bedrag aanzienlijk moet worden verhoogd om de gezamenlijke
inkoop daadwerkelijk te bevorderen.
3. Meer ruimte voor het Europees leger
Het Europees Defensiehoofdwartier (MPCC – Military Planning and Conduct Capability)
mag momenteel alleen trainingsmissies uitvoeren en missies met een licht gevechtskarakter.
De D66-fractie is van mening dat het MPCC meer ruimte moet krijgen, inclusief de mogelijkheid
om volledige gevechtsmissies te plannen en uit te voeren.
4. Meer financiering voor defensie en veiligheid in het MFK en het Europees Defensiefonds
Het kabinet zou zich in de onderhandelingen over het volgende Meerjarig Financieel
Kader (MFK) moeten inzetten voor een veel groter aandeel voor defensie en veiligheid,
gezien de huidige situatie en de dreigingen. Momenteel is slechts 2,1% van het MFK
bestemd voor defensie en veiligheid. De D66-fractie pleit ervoor om dit percentage
aanzienlijk te verhogen, evenals het budget voor het Europees Defensiefonds (EDF),
waarvan het budget voor 2021–2027 is vastgesteld op € 8 miljard.
II. Reactie van de Minister van Buitenlandse Zaken
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
A.E.A.J. Hessing-Puts, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.