Brief regering : Evaluatie CO-stelsel
32 757 Bouwbesluit
Nr. 190
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING EN RUIMTELIJKE ORDENING
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 november 2024
Met deze brief bied ik u de door KWINK Groep uitgevoerde evaluatie van het wettelijk
stelsel «certificering werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties» (CO-stelsel)
aan. Dit stelsel zorgt ervoor dat werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties, zoals
cv-ketels, geisers en gashaarden/-kachels, alleen nog mogen worden uitgevoerd door
(installatie)bedrijven die daarvoor zijn gecertificeerd.
Het stelsel is opgezet na advies van de Onderzoeksraad voor Veiligheid die onderzoek
heeft uitgevoerd naar incidenten met koolmonoxide (CO)1. De onderzoeksraad constateerde dat er jaarlijks ongeveer 5 tot 10 doden en 200 gewonden
door koolmonoxide-ongevallen zijn, maar ook dat de werkelijke aantallen waarschijnlijk
veel hoger liggen. Daarbij constateerde de onderzoeksraad dat een substantieel deel
van de incidenten het gevolg is van niet of niet goed handelen van in de sector erkende
installateurs. De onderzoeksraad heeft het kabinet daarom geadviseerd een wettelijke
erkenningsregeling op te stellen voor het uitvoeren van werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties.
Bij de behandeling van dit wettelijk stelsel in 2019 is met uw Kamer afgesproken dat
3 jaar na publicatie, en daarmee eerder dan gebruikelijk, verslag zal worden gedaan
van de doeltreffendheid en effecten van het stelsel (evaluatie CO-stelsel)2. Met de publicatie van het stelsel in oktober 2020 zou de evaluatie derhalve in 2023
moeten zijn uitgevoerd. Op het moment van publicatie werd er echter nog vanuit gegaan
dat de verplichting in het wettelijk stelsel, dat bedrijven gecertificeerd moeten
zijn, op 1 april 2022 zou ingaan. Deze verplichting is uiteindelijk een jaar later
ingegaan, op 1 april 20233, omdat de implementatie van het stelsel meer tijd heeft gekost dan destijds aangenomen.
Om die reden is ook de evaluatie een jaar naar achteren geschoven, zodat daarin ten
minste op één stookseizoen onder de nieuwe wettelijke verplichting kan worden teruggekeken.
Met de Verzamelwet BZK4 bent u daarover geïnformeerd.
De evaluatie die ik u met deze brief toestuur is samen met alle direct bij het stelsel
betrokken partijen5 uitgevoerd. Daarbij zijn door de onderzoekers ook interviews gehouden met andere
relevante partijen, zoals Vereniging Eigen Huis en de Nederlandse Brandwondenstichting.
Bij de evaluatie is ook betrokken het jaarverslag 2023 van de Toelatingsorganisatie
Kwaliteitsborging Bouw (TloKB) en de daarbij door de TloKB geformuleerde aanbevelingen
voor verbeteringen van het CO-stelsel6. De TloKB voert namens mij een aantal wettelijke taken uit en is toezichthouder bij
het stelsel.
Belangrijke conclusie in het door KWINK Groep opgeleverde evaluatierapport is dat
het stelsel te kort in werking is om nu al goed onderbouwde uitspraken te kunnen doen
over de effectiviteit van het stelsel, maar ook dat sinds de invoering van het stelsel
bij gecertificeerde bedrijven de kwaliteit van werkzaamheden en daarmee de veiligheid
is verbeterd.Als belangrijk maar ook voorzien neveneffect noemen de onderzoekers de
kosten die het stelsel met zich meebrengt. Hierbij merken de onderzoekers op dat deze
kosten voor zzp-ers en kleine bedrijven hoger zijn uitgevallen dan bij aanvang van
het stelsel voorzien. Ik vind dit een belangrijk signaal en ga daarom ook graag in
gesprek met de sector om te kijken hoe de kosten voor zzp-ers en kleine bedrijven
binnen de uitgangpunten van het stelsel kunnen worden verminderd. Als neveneffect
noemen de onderzoekers ook knelpunten bij complexen met een collectieve rookgasafvoer.
Hierover heeft ook Vereniging Eigenhuis mij onlangs geïnformeerd en door uw Kamer
zijn hier vragen over gesteld. De antwoorden op deze Kamervragen heb ik u gelijktijdig
met deze brief toegestuurd. Ook blijkt uit evaluatie dat de tarieven die installatiebedrijven
aan de consument berekenen zijn toegenomen. De onderzoekers geven daarbij aan dat
dit deels komt door de invoering van het CO-stelsel, maar wijzen als oorzaak voor
de hogere tarieven ook op andere factoren, zoals gestegen personeels- en materiaalkosten.
Voor een volledig beeld van hetgeen de evaluatie heeft opgebracht verwijs ik u naar
het evaluatierapport.
Naar aanleiding van het evaluatierapport ga ik komende tijd samen met betrokken partijen
kijken naar de mogelijkheden voor verbeteringen in de uitvoering van het stelsel.
Daarbij beschouw ik de 8 aanbevelingen die de onderzoekers in het evaluatierapport
hebben gedaan. Een eerste reactie op deze aanbevelingen geef ik hieronder.
Aanbeveling 1 betreft het bevorderen van periodiek onderhoud. Volgens een grove schatting
van de onderzoekers gaat het om circa 10–15% van de gasverbrandingsinstallaties die
nu niet worden onderhouden. Deze installaties vallen buiten de reikwijdte van het
stelsel, terwijl het risico op een incident met koolmonoxide hier ook groot kan zijn.
De onderzoekers noemen verschillende denkbare mogelijkheden voor zowel de overheid
als de sector om periodiek onderhoud bij deze woningen en gebouwen te bevorderen,
variërend van zachte naar harde maatregelen (met als uiterste maatregel een verplichting).
Hierbij noemen ze ook het vergroten van het bewustzijn over de gevaren van koolmonoxide
en het belang van onderhoud. Dit sluit aan bij aanbeveling 5 van de onderzoekers om
de huidige publieksvoorlichting over de risico’s van koolmonoxide en de wettelijke
verplichting te continueren (mogelijk ook voor specifieke doelgroepen).
In reactie hierop geef ik aan dat, net zoals voor de afgelopen twee stookseizoenen,
ook komend stookseizoen (2024–2025) in samenwerking met de Nederlandse Brandwondenstichting
en Brandweer Nederland publieksvoorlichting over de gevaren van koolmonoxide en de
wettelijke verplichting wordt gevoerd. Daarbij is er ook aandacht voor het belang
van periodiek onderhoud, dat natuurlijk primair aan de eigenaren van gasverbrandingsinstallaties
is met het oog op hun eigen veiligheid en gezondheid.
Aanbeveling 2 is aan de sector gericht en betreft vereenvoudiging en gebruiksgemak
voor monteurs (bijvoorbeeld via apps), zodat de regeldruk afneemt. Zoals ik ook hiervoor
al aangegeven heb, vind ook ik het belangrijk dat de regeldruk voor zzp-ers en kleine
bedrijven vermindert en ga hierover in gesprek met de sector. Ook ga ik graag in gesprek
met de sector over het handelingskader voor werkzaamheden aan gasverbrandingstoestellen
in appartementen die zijn aangesloten op een collectieve rookgasafvoer en de ruimte
die dit handelingskader aan VvE’s biedt om de collectieve rookgasafvoer te laten controleren
(aanbeveling 3). Daarbij betrek ik ook Vereniging Eigen Huis die mij, zoals hiervoor
aangegeven, geïnformeerd heeft over knelpunten die hierbij spelen. Verder ga ik de
in de regelgeving opgenomen melding van bijna-ongevallen herzien. Ik vind het belangrijk
dat die melding voor het bevoegd gezag beter uitvoerbaar is (aanbeveling 4). In relatie
tot aanbeveling 6 (verbetering toezicht en handhaving) merk ik op dat ik met de Vereniging
van Nederlandse Gemeenten in overleg ga over de mate waarin het bevoegd gezag in staat
is adequaat toezicht te houden op de naleving van de in het stelsel opgenomen verplichting
dat alleen gecertificeerde installatiebedrijven werkzaamheden aan gasverbrandingsinstallaties
mogen uitvoeren. Ook ga ik samen met partijen kijken naar de mogelijkheden om de beschikbaarheid
van data over incidenten met koolmonoxide te verbeteren, zodat de effectiviteit van
het stelsel beter kan worden gemonitord (aanbeveling 7). Bij de verbeteringen, die
ik in afstemming met de sector en betrokken partijen in het stelsel wil aanbrengen,
betrek ik ook het meest recente rapport van de Gezondheidsraad. Op 3 september 2024
heeft zij het rapport over lagere (strengere) advieswaarden voor blootstelling aan
koolmonoxide7 uitgebracht.
Aanbeveling 8 houdt verband met, door met name de sector, ingebrachte voorstellen
voor aanvullende regelgeving. Het betreft hier onder andere een verplichting voor
periodiek onderhoud en een verbod op de vrije verkoop van gasverbrandingstoestellen.
Wanneer aanvullende regelgeving wordt overwogen adviseren de onderzoekers vooraf een
ex-ante analyse uit te voeren om de voor- en nadelen (proportionaliteit, kosten en
opbrengsten) van de eventuele maatregelen goed in kaart te brengen. Daarbij geven
de onderzoekers echter ook aan dat het stelsel eerst langer in werking moet zijn om
de meerwaarde van eventuele aanvullende regelgeving te kunnen bepalen. Ik sluit mij
daarbij aan. De evaluatie geeft mij geen aanleiding om direct tot aanvullende regelgeving
over te gaan. De evaluatie geeft mij wel, zoals hiervoor aangegeven, aanleiding om
in samenwerking met partijen verbeteringen in het stelsel door te voeren.
Over de verdere opvolging van de 8 aanbevelingen informeer ik uw Kamer voor de zomer
van 2025.
Afsluitend merk ik op tevreden te zijn over de groei van het aantal gecertificeerde
bedrijven. Inmiddels zijn meer dan 3.100 bedrijven gecertificeerd en dit aantal neemt
toe. Naar verwachting zullen meer bedrijven zich laten certificeren dan het bij aanvang
van het stelsel ingeschatte aantal (3.500) bedrijven dat in dit vakgebied werkzaam
is. Ook het aantal door de sector op het gebied van koolmonoxide opgeleide monteurs
is groter dan eerder verwacht. Inmiddels hebben circa 23.000 monteurs hiervoor hun
vakbekwaamheidsbewijs behaald. Dat is belangrijk omdat de kwaliteit van werkzaamheden
hiermee verbetert en daarmee de veiligheid voor de consument.
De Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, M.C.G. Keijzer
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.C.G. Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening