Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag van de Staten van Curaçao
36 351 (R2184) Wijziging van de Belastingregeling Nederland Curaçao in verband met de implementatie van de uitkomsten van het Base Erosion and Profit Shifting project van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling alsmede enige overige wijzigingen
Nr. 8
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG VAN DE STATEN VAN CURAÇAO
Ontvangen 29 mei 2024
De regering heeft met interesse kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van de
leden van de fracties van de Movementu Futuro Korsou (hierna: MFK) en de Partido National
di Pueblo (hierna: PNP). In deze nota gaat de regering in op de vragen in het verslag
van de Staten van Curaçao. Bij de beantwoording van de vragen zijn in een aantal gevallen
vragen die over hetzelfde onderwerp zijn gesteld, samengenomen.
De leden van de fractie van de MFK hebben een vraag die betrekking heeft op de memorie
van toelichting («II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING ARTIKEL 1. derde alinea»): «In het
voorgestelde derde en vierde lid is neergelegd dat een Curaçaos fonds voor gemene
rekening, een Curaçaose commanditaire vennootschap of een Nederlands besloten fonds
voor gemene rekening, mits deze entiteiten in beide landen als fiscaal transparant
worden aangemerkt, onder voorwaarden, namens de achterliggende deelnemers de bepalingen
kunnen inroepen van de BRNC of een eventueel belastingverdrag tussen het land waar
de belegger in de beleggingsinstelling woont of is gevestigd en een van de landen
(het bronland). Dit geldt ook voor een paraplufonds voor zover dit is samengesteld
uit genoemde entiteiten. Het gaat dus om een administratieve afspraak die geen wijziging
brengt in de toepassing van de BRNC of een verdrag tussen het bronland en het land
van de belegger, bijvoorbeeld niet bij de toepassing van eventuele hybride entiteitenbepalingen.»
Ter voorkoming van enige onzekerheid of twijfel dienaangaande wenst de fractie dat
de regering bevestigt dat het naar aanleiding van de richtlijn van de «Europese Unie
(2017952) ingevoerd begrip naar Nederlands recht aangegane samenwerkingsverband» bedoeld
in het twaalfde lid van artikel 2 van de Wet op Vennootschapsbelasting 1969 geen betrekking
heeft op Curaçaose samenwerkingsverbanden die niet in Nederland zijn gevestigd.
De tweede Europese richtlijn tegen belastingontwijking (ATAD2)1 beoogt hybride mismatches tussen verschillende landen bij de fiscale kwalificatie
van entiteiten te neutraliseren. Daarvoor is onder andere het begrip «omgekeerd hybride
lichaam» van belang2. Een van de criteria waardoor een samenwerkingsverband kan kwalificeren als «omgekeerd
hybride lichaam», is dat het samenwerkingsverband is aangegaan naar Nederlands recht.
De vraag is gerezen of hieronder het recht van het land Nederland dient te worden
verstaan of dat het ook kan gaan om samenwerkingsverbanden aangegaan naar het recht
van de andere landen van het Koninkrijk. Dit betreft enkel het recht van het land
Nederland, waardoor samenwerkingsverbanden die zijn aangegaan naar het recht van Aruba,
Curaçao of Sint Maarten niet onder dat begrip vallen. Dit is eveneens bevestigd in
de nota naar aanleiding van het verslag waarin de vragen van de Tweede Kamer zijn
beantwoord.
De leden van de fractie van de PNP geven aan dat in het verleden Curaçao NAf
50.000,00 gulden ontving uit de BRK-regeling, hetgeen tegenwoordig niet meer het geval
is. De fractie zou graag willen weten waarom dit zo is.
De Belastingregeling voor het Koninkrijk (hierna: BRK) was tot en met 1 december 2015
van toepassing op de relatie tussen Nederland en Curaçao als het gaat om het voorkomen
van dubbele belasting. Op basis van de BRK werd de door Nederland geheven dividendbelasting
over deelnemingsdividenden overgemaakt naar Curaçao. In 2015 is, voor wat betreft
de relatie tussen Nederland en Curaçao, de BRK vervangen door de Belastingregeling
Nederland Curaçao (hierna: BRNC). In de BRNC is een dergelijke regeling als artikel
11, derde lid BRK, echter niet overgenomen en worden er derhalve geen gelden meer
in dit verband overgemaakt van Nederland naar Curaçao. Daarbij is destijds akkoord
gegaan met een tijdelijke overgangsregel betreffende de deelnemingsdividenden opgenomen
in artikel 30 BRNC welke tot en met 31 december 2019, gekoppeld aan het einde van
het Curaçaose offshore regime, van toepassing bleef.
De PNP-fractie wil weten waarom de BRNC moet voldoen aan de minimumstandaarden van
het OESO/BEPS-project. Voorts stelt de fractie de volgende vragen. Zijn er zorgen
over de fiscale structuren binnen het Koninkrijk die ertoe leiden dat ervoor gekozen
wordt om de internationale standaarden voor verdragen tussen staten toe te passen
op deze rijkswet? Welke specifieke structuren worden hier bedoeld? Tevens rijst de
vraag of Curaçao wordt gezien als een internationaal land of als een land binnen het
Koninkrijk. Het wordt van belang geacht dat er geen normen gecreëerd worden c.q. verantwoordelijkheden
worden aangegaan die Curaçao in de toekomst niet kan naleven. De fractie benadrukt
dat Curaçao in dit proces bijgestaan dient te worden. Ook vindt de fractie het belangrijk
aan te geven dat er gewaakt moet worden opdat Curaçao geen fiscale verdragen mis zal
lopen zoals eerder is gebeurd met het fiscale verdrag tussen Curaçao en Noorwegen.
Het Koninkrijk der Nederlanden (Koninkrijk) omvat op grond van artikel 1 van het Statuut
voor het Koninkrijk der Nederlanden (Statuut) de landen Nederland, Aruba, Curaçao
en Sint Maarten. Elk van deze landen heeft hun eigen fiscale stelsel. De belastingregelingen
tussen deze landen zijn geen verdragen, omdat het gaat om regelingen inzake onderlinge
verhoudingen binnen één jurisdictie, te weten het Koninkrijk. De belastingregelingen
zijn daarom geregeld in Rijkswetten. De belastingregelingen hebben materieel dezelfde
uitwerking als belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belasting. De BRNC is
een rijkswet die al sinds 2015 is vastgesteld en in dit kader van toepassing is tussen
Nederland en Curaçao. Hetgeen hier behandeld wordt is een wijziging van de BRNC met
onder andere als doel een betere aansluiting te creëren tussen de fiscale stelsels
van Nederland en Curaçao en door verdeling van de heffingsrechten zoveel mogelijk
te voorkomen dat bedrijven en burgers dubbele belasting betalen. De directe aanleiding
voor het aanpassen van de BRNC is het feit dat Curaçao en Nederland zich gecommitteerd
hebben om de minimumstandaarden die voortvloeien uit de Base Erosion and Profit Shifting
(hierna: BEPS) -rapporten van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
(hierna: OESO) in belastingverdragen te implementeren. Hoewel de minimumstandaarden
primair bedoeld zijn voor belastingverdragen, hebben Nederland en Curaçao ervoor gekozen
en mede op aanbeveling van de OESO, om de BRNC niettemin onder de reikwijdte van de
OESO/BEPS-minimumstandaarden te brengen. De gemaakte afspraken tussen Nederland en
Curaçao hierover zijn op 22 mei 2019 in Havana, Cuba3 vastgelegd. De aanleiding is dus niet dat er zorgbarende fiscale structuren gesignaleerd
zijn. Omtrent de voortgang van de implementatie van de BEPS-minimumstandaarden dient
Curaçao jaarlijks te rapporteren hetgeen beoordeeld wordt door de OESO. De BEPS-rapporten
spelen een zeer belangrijke rol in de bestrijding van internationale belastingontwijking.
Zij bieden een grondige inhoudelijke analyse van de methoden waarmee belastingontwijking
kon plaatsvinden en concrete opties om dat tegen te gaan. Ook dragen zij eraan bij
dat landen hiermee samen aan de slag zijn, waardoor de maatregelen effectiever zijn
dan wanneer een land dat alleen doet. Eén van deze minimumstandaarden is actiepunt
6 van de BEPS-rapporten. Actiepunt 6 van de BEPS-rapporten ziet specifiek op het tegengaan
van misbruik van verdragen en bevat de minimumstandaarden waaraan in de memorie van
toelichting bij het onderhavige wijzigingswetsvoorstel gerefereerd wordt4. Deze minimumstandaarden betreffen het wijzigen van de titel en considerans, het
opnemen van een antimisbruikbepaling en de toegang tot de onderlinge overlegprocedure.
De belastingregelingen tussen de landen binnen het Koninkrijk hebben materieel dezelfde
uitwerking als belastingverdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Daardoor kunnen
ze op dezelfde manier voor belastingontwijking misbruikt worden als belastingverdragen.
Deze minimumstandaarden worden in de BRNC naar analogie in lijn gebracht met het Curaçaose
verdragsbeleid. De BRNC bevat daarmee robuuste maatregelen om misbruik te voorkomen.
Ook de OESO heeft aanbevolen de minimumstandaarden toe te passen op belastingregelingen
die gelden tussen de landen binnen het koninkrijk. Het is namelijk niet de bedoeling
dat landen internationaal gezien zich committeren de minimumstandaarden van BEPS-rapporten
te implementeren, maar dat landen die zich binnen een Koninkrijk bevinden zich onderling
niet aan de minimumstandaarden hoeven te houden als gevolg van het feit dat zij onderling
geen formele belastingverdragen kunnen sluiten. In het derde BEPS-peerreviewrapport
betreffende actiepunt 6 van de BEPS-rapporten kreeg Curaçao de volgende aanbeveling:
«Curaçao is encouraged to consider entering into bilateral negotiations with respect
to its agreement with the Netherlands to implement the minimum standard.» Voor wat
betreft het sluiten van meer belastingverdragen ten behoeve van Curaçao zijn reeds
de nodige contacten gelegd tussen Nederland en Curaçao en de afspraak is dat beide
landen zich ten volste zullen inzetten bij het proces dat belastingverdragen dienen
te doorlopen om ervoor te zorgen dat de belastingverdragen ook echt in werking kunnen
treden. Echter, het niet voldoen aan de internationale standaarden van de OESO waaraan
Curaçao zich gecommitteerd heeft kan vergaande gevolgen hebben. Curaçao kan namelijk
op de lijst van «non-cooperative jurisdictions» van de OESO en de EU geplaatst worden,
met als gevolg dat in de toekomst landen geen belastingverdragen met Curaçao willen
sluiten.
De PNP-fractie wil verder weten wat de wijzigingen die zijn gemaakt in de BRNC betekenen
voor (de fiscale positie van) Curaçao? Wat betekent het voor het fiscale klimaat van
Curaçao? Wanneer een verdrag gesloten wordt zoals het voorgestelde verdrag waarbij
wordt vermeld dat het moet dienen ter vermijden van dubbele heffingen, kan daaruit
worden afgeleid dat Curaçao aantrekkelijk moet worden voor ondernemers die zich in
Curaçao willen vestigen? Verder geeft de fractie aan dat er een analyse dient te worden
gedaan waarbij het duidelijk wordt hoeveel profijt Curaçao zal hebben met het sluiten
van dit verdrag. De fractie zou verder graag willen weten of de recente wijzigingen
in de voorgestelde rijkswet een obstakel vormen waardoor Curaçao potentiële investeringen
kan mislopen.
Curaçao is onder andere vanwege de rechtszekerheid die voortvloeit uit een stabiel
fiscaal klimaat een aantrekkelijk vestigingsland. Andere factoren zoals de geografische
ligging (bijvoorbeeld voor bedrijven die actief zijn op de Latijns-Amerikaanse markt)
en de ontwikkelde dienstverleningssector van Curaçao zijn eveneens van groot belang.
De BRNC draagt bij aan het vestigingsklimaat van Curaçao door modernisering van de
regels. Met de BRNC beoogt Curaçao bedrijven met economische substantie te behouden
en aan te trekken. Dit heeft een positief effect voor de loon- en omzetbelasting.
Daarnaast heeft de hiermee gepaard gaande werkgelegenheid een matigend effect op de
sociale zekerheidsuitgaven. Voor het vestigingsklimaat in Curaçao is belangrijk dat
door de regeling te wijzigen wordt benadrukt dat Curaçao bereid en in staat is aan
te sluiten bij de geldende internationale fiscale maatstaven. De verwachting is dat
Curaçao geen potentiële investeringen als gevolg van de voorgestelde wijzigingen zal
mislopen, alhoewel dit iets is wat niet bij voorbaat kan worden vastgesteld. Het hebben
van een regeling ter voorkoming van dubbele belasting met Nederland kan in dit kader
alleen maar als een positief aspect worden aangemerkt door een investeerder.
De PNP-fractie wil graag duidelijkheid krijgen over de vraag of er plannen zijn om
meer wijzigingen aan te brengen in de BRNC. Indien dit het geval is, wil de fractie
graag weten welke doelstellingen hiermee worden nagestreefd.
Op dit moment zijn er geen plannen om meer wijzigingen dan die in het onderhavige
wetsvoorstel zijn opgenomen in de BRNC aan te brengen. Dit neemt echter niet weg dat
op basis van de wens van beide landen of als gevolg van aanpassing van de internationale
standaarden, het internationale fiscale recht is namelijk constant in beweging, het
wederom wenselijk kan worden om de BRNC aan te passen.
Naar aanleiding van deze vragen maakt de regering gebruik van de gelegenheid om in
te gaan op de vraag waarom er geen gebruik is gemaakt van de gelegenheid om bepalingen
betreffende de toewijzing van heffingsrechten met betrekking tot schenk- en erfbelasting
ter voorkoming van dubbele belastingheffing in de BRNC op te nemen zoals wel in de
BRK was geregeld.
In Bijlage I van de Nederlandse Notitie Fiscaal Verdragsbeleid 2011 was beschreven
dat Nederland niet streeft naar het sluiten van nieuwe verdragen ter voorkoming van
dubbele schenk- en erfbelasting, omdat na de herziening van de Successiewet 1956 in
2009 er minder kans bestaat op dubbele heffing en omdat het Besluit voorkoming dubbele
belasting 2001 (Nederland) dubbele heffing wegneemt. Dit is ook opgemerkt in de artikelsgewijze
toelichting bij artikel 28 BRNC (woonplaatsfictie ter zake van Nederlandse schenk-
en erfbelasting wordt hierin verkort van tien naar vijf jaar). Dit is de reden waarom
bij totstandkoming van de BRNC in 2015 er geen aanvullende bepalingen in waren opgenomen.
Dit standpunt is niet veranderd en derhalve wordt dat nu ook niet alsnog geregeld.
In Curaçao geldt bovendien sinds 2022 het Landsbesluit voorkoming van dubbele belasting5 die te vergelijken is met het Nederlandse Besluit voorkoming dubbele belasting 2001.
In artikel 13 van het Curaçaose Landsbesluit voorkoming van dubbele belasting is hiervoor
een voorziening getroffen.
De PNP-fractie stelt in het kader van het sluiten van belastingverdragen ten behoeve
van Curaçao nog de volgende vragen. Wie zit er in de belastingregeling werkgroepen?
Wie is momenteel bezig met de onderhandelingen? Wie was daarvoor bezig met de onderhandelingen?
Ook wil de fractie weten hoeveel verdragen er nog in behandeling zijn die te maken
hebben met het voorkomen van dubbele belasting en met welke landen.
Door de Minister van Financiën van Curaçao is dit jaar een commissie ingesteld, genaamd
de Taskforce belastingverdragen waarvan Dr. G. Rekwest de voorzitter is. Deze werkgroep
heeft als voornaamste doelstelling het onderhandelen van belastingverdragen ten behoeve
van Curaçao en erop toezien dat het proces dat een dergelijk belastingverdrag in Nederland
en Curaçao moet doorlopen voortvarend verloopt. De wijziging van de BRNC valt echter
niet binnen de «scope» van de werkzaamheden van de eerdergenoemde taskforce, daar
de landen al tot overeenstemming waren gekomen omtrent de inhoud van de wijzigingen
vóór de totstandkoming van de Taskforce. De onderhandelingen omtrent de wijziging
van de BRNC werden namens de Minister van Financiën van Curaçao gedaan door ambtenaren
van de Sector Fiscale Zaken welke werden bijgestaan door personen die tevens experts
zijn op het gebied van internationaal belastingrecht en verdragsonderhandelingen.
Verder zijn ter creatie van draagvlak ten aanzien van de wijzigingen personen uit
de private sector geconsulteerd. Sinds geruime tijd zijn de verdragen met Cuba, Qatar,
Seychellen, Verenigde Arabische Emiraten, Jamaica en San Marino in behandeling/onderhandeling.
Deze worden nu – rekening houdend met de beperkte capaciteiten van de taskforce –
verder opgepakt. Voor wat betreft het verdrag met Malta is inmiddels de nota naar
aanleiding van het verslag afgelopen december naar de Tweede Kamer verstuurd. De regering
is voornemens in 2024 onderhandelingen te starten met diverse landen. In dat kader
wordt verder verwezen naar het overzicht dat periodiek door het Ministerie van Buitenlandse
Zaken wordt gepubliceerd, hierop staan alle ontwerp-verdragen die door het Koninkrijk
onderhandeld worden6.
De PNP-fractie verwijst in het kader van, transparantie, verantwoording en samenwerking
naar de belastingregeling van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
Wat zijn de verschillen tussen de belastingregelingen? Hoe kunnen we toe werken naar
een samenwerking tussen de drie Caribische landen en Nederland zodat er eenduidigheid
bestaat op het gebied van belastingregeling? Met als doel het gelijkheidsbeginsel.
De belastingregeling van Aruba bevat andere bepalingen dan die van Curaçao. De fractie
wil weten of het mogelijk is om eensluidende bepalingen ook voor Curaçao toe te voegen,
voordat wordt overgegaan tot ratificatie van het verdrag.
Het bestaan van de vijf verschillende fiscale stelsels thans, waarbij voor de goede
orde zij opgemerkt dat de landen van het Koninkrijk op fiscaal gebied autonoom zijn,
heeft tot gevolg dat er verschillende opvattingen bestaan over de heffingsrechtenverdeling.
Met deze verschillende opvattingen kan door het formuleren van eenduidige belastingregelingen,
niet goed rekening worden gehouden. Een stelsel van bilaterale regelingen tussen de
verschillende landen, waaronder de onderhavige regeling, kan hier beter op aansluiten
en een bilaterale regeling is ook een meer flexibel instrument mocht een aanpassing
gewenst zijn bijvoorbeeld als gevolg van wijzigingen in belastingwetgeving of veranderingen
in inzichten van de twee betrokken landen. Dat neemt uiteraard niet weg dat de landen
bij onderhandelingen de regelingen van andere landen van het Koninkrijk in ogenschouw
nemen. Op basis van Actiepunt 6 van de BEPS-rapporten zullen ook de andere belastingregelingen,
die gelden tussen Nederland en Aruba, tussen Nederland en Sint Maarten en de BRK die
geldt tussen Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden aangepast zodat de minimum standaarden
daar ook in kunnen worden opgenomen.
Buitenstaanders worden geïnformeerd dat Curaçao wordt beschouwd als belastingparadijs.
De fractie is van mening dat campagnes moeten worden gevoerd om aan te tonen dat Curaçao
geen belastingparadijs is. De PNP-fractie wil weten hoe ondersteunt Nederland om Curaçao
van de grijze en zwarte lijst te halen?
Helaas is het inderdaad zo dat er landen zijn die nog steeds denken dat Curaçao een
belastingparadijs is en Curaçao in het verre verleden op hun zwarte lijst hebben geplaatst.
Echter, in de tussentijd, is het offshore regime afgeschaft, de wetgeving van Curaçao
aangepast en is Curaçao lid geworden van het Inclusive Framework on BEPS en het Global
Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes. In dit kader is
Curaçao bezig deze landen via de diplomatieke weg te benaderen. Het doel is om in
overleg te treden met de autoriteiten van deze landen en hun het huidige belastingsysteem
van Curaçao uit te leggen en aan te tonen dat Curaçao als lid van het Inclusive Framework
on BEPS er alles aan doet om de internationale minimumstandaarden te implementeren
en na te blijven leven. Ten aanzien van de grijze lijst van de Gedragscodegroep van
de Europese Unie waar Curaçao onlangs op geplaatst is kan worden gezegd dat Curaçao
er alles aan doet om binnen korte termijn van deze lijst te worden verwijderd. De
verantwoordelijkheid om te voldoen aan de door de Gedragscodegroep gestelde fiscale
minimumstandaard op het gebied van fiscale transparantie en het niet toepassen van
schadelijke belastingconcurrentie ligt primair bij de regering van Curaçao. De grijze
lijst betreft overigens een kwestie die niet aan de BRNC is gerelateerd. Curaçao staat
op dit moment op de grijze lijst op het gebied van de automatische uitwisseling van
fiscale informatie, met de toezegging dat Curaçao uiterlijk in het jaar 2024 de uitwisseling
van automatische fiscale informatie zal verbeteren en op die wijze aan de door zowel
de OESO als de Gedragscodegroep gestelde fiscale minimumstandaard zal voldoen. Nederland
heeft goede hoop dat Curaçao zelfstandig kan voldoen aan deze toezegging, maar mocht
vanuit Curaçao een verzoek komen om ondersteuning, dan staat Nederland open om dat
verzoek te overwegen. De door de OESO voorgestelde wettelijke bepalingen en beleid
bevinden zich in Curaçao op het moment in een vergevorderd stadium om te bewerkstelligen
dat Curaçao ook daadwerkelijk van de grijze lijst verwijderd wordt. De Landsverordening
herziening en reparatie belastingverordeningen 2024 is op 30 april 2024 voor een tweede
keer behandeld in een vergadering van de Centrale Commissie van de Staten aangezien
naar aanleiding van de eerste vergadering van de Centrale Commissie op 7 februari
2024 er een voorlopige verslag was uitgebracht. Zoals verwacht is er naar aanleiding
van de vergadering van 30 april een blanco verslag uitgebracht. Vervolgens is de ontwerplandsverordening
op 2 mei in een Openbare Vergadering van de Staten behandeld en aangenomen. Het Landsbesluit
tot wijziging van het Landsbesluit uitvoering internationale bijstandsverlening7 is reeds op 26 februari 2024 gepubliceerd. Deze wijzigingen zijn noodzakelijk om
van de grijze lijst van EU te kunnen worden verwijderd aangezien de Gedragscodegroep
en de OESO nauw met elkaar samenwerken en het afhankelijk is van de review van de
OESO of Curaçao verwijderd zal worden van de grijze lijst van de EU. Nu zowel het
landsbesluit als de landsverordening zijn vastgesteld, zal Curaçao de OESO benaderen
met het verzoek om opnieuw gereviewed te worden. Curaçao verwacht dat de uitkomst
van de review positief zal zijn, waarbij de «rating» van Curaçao voldoende zal verbeteren
met als gevolg dat Curaçao van de grijze lijst van de EU verwijderd zal worden.
De PNP-fractie wil weten wat zijn de voordelen om de term inwoners aan te passen conform
de OESO eisen?
Artikel I bepaalt dat de BRNC van toepassing is op inwoners van een of beide landen.
Of een persoon inwoner is van een of beide landen wordt geregeld in artikel 4 BRNC.
Als hoofdregel geldt dat een persoon als inwoner wordt aangemerkt als hij aan de belasting
is onderworpen als inwoner. Het eerste lid van artikel 4 BRNC wordt aangepast conform
het OESO-Modelverdrag 2017. Met deze aanpassingen wordt vastgelegd dat pensioenfondsen
als inwoners worden beschouwd. Bovendien wordt de uitsluiting van personen die alleen
aan belasting zijn onderworpen ter zake van inkomsten uit bronnen van het land uit
het derde lid naar het eerste lid verplaatst. Het doel van het in overeenstemming
brengen van artikel 4 eerste lid BRNC met het OESO-Modelverdrag 2017 is om aansluiting
te vinden bij het commentaar op het OESO-Modelverdrag 2017. Met name paragraaf 8.3
van dat commentaar bevestigt dat personen die gebruikmaken van een territoriaal systeem,
zoals Curaçao dat kent, als inwoners kunnen worden beschouwd.
Heeft Nederland een beleid/richtlijn ten aanzien van heffingen over dubbele belastingen
voor de landen? Zo ja, ontvangt de fractie graag de richtlijn hoe men om moet gaan
met dubbele heffingen in de landen. Het is belangrijk om deze richtlijn te ontvangen
omdat tijdens het onderhandelen van dit verdrag hebben experts aangegeven dat Nederland
ook een belastingparadijs is. De vraag rijst dan ook op waarom Curaçao geen verdrag
zal mogen afsluiten die voordelen zou hebben voor specifiek het Land Curaçao.
Nederland heeft geen beleid of een richtlijn voor hoe de andere landen binnen het
Koninkrijk, waaronder Curaçao, moeten omgaan met het voorkomen van dubbele belasting
of de verdragen die het Koninkrijk daarvoor sluit met andere landen.
Op 5 oktober 2022 heeft de Afdeling Advisering van de Raad van State in zijn rapport
aangegeven dat er een kanttekening geplaatst dient te worden bij de considerans en
de preambule. De PNP-fractie vraagt in dat kader wat de toegevoegde waarde is om de
titel en de preambule van de belastingregeling, een rijkswet, een interne regeling,
binnen het Koninkrijk aan te passen? Wat voegt deze aanpassing toe en voor wie?
De preambule is van belang bij de uitleg en toepassing van belastingverdragen. Hoewel
de BRNC formeel geen verdrag betreft, heeft deze materieel dezelfde werking als een
verdrag ter voorkoming van dubbele belasting. Daardoor kan de BRNC op dezelfde manier
voor belastingontwijking misbruikt worden als een belastingverdrag en is het ook voor
de toepassing van de BRNC raadzaam om in de preambule zelf op te nemen dat de BRNC
niet is bedoeld om niet-heffing of verminderde belastingheffing door middel van het
ontduiken of het ontwijken van belasting te faciliteren. Dit ter ondersteuning van
onder meer de in de BRNC op te nemen antimisbruikbepaling de zogeheten PPT. De directe
aanleiding voor het aanpassen van de preambule is de conclusie in de BEPS-rapporten
dat deze maatregel minimaal nodig is om verdragsmisbruik te bestrijden. Alle landen
die deelnemen aan het Inclusive Framework van de OESO hebben zich hieraan gecommitteerd,
inclusief Curaçao. Op deze manier wordt die afspraak nagekomen. Rijkswetten worden
bekend gemaakt via de officiële publicatiebladen van de landen waar de regeling zal
gelden. Het opschrift en de considerans zijn daarin zichtbaar. Dat het uitgangspunt
van de aanwijzing voor de regelgeving 6.7 is dat het oorspronkelijke opschrift en
de oorspronkelijke aanhef (waaronder de considerans) niet worden gewijzigd, betekent
niet – indien dat desondanks in een wetsvoorstel wordt voorgesteld – dat een dergelijke
wijzigingsopdracht dan niet zou kunnen worden uitgevoerd. Ook uit ambtelijk contact
met de SDU, die wetsvoorstellen op wetten.nl plaatst en aanpast, volgt dat het opschrift
en de considerans van de BRNC op wetten.nl gewijzigd kunnen worden. Het opschrift
en de (te wijzigen) considerans zijn daarmee voldoende kenbaar voor belastingplichtigen.
Ten aanzien van de antimisbruikbepaling heeft de PNP-fractie de volgende vragen. Kan
er in plaats van de antimisbruikbepaling, de PPT, een fraus legis bepaling worden
gebruikt? Indien men de antimisbruikbepaling niet interpreteert als een fraus legis
dan kan het verkeerd worden gebruikt en belemmeringen met zich meebrengen voor de
economische ontwikkeling? Kan dit in acht worden genomen? Bovendien is het een aandachtspunt
en van belang om het rapport BEPS onder «action point 6 on preventing the granting
of treaty benefits» in acht te nemen. Met de introductie van de PPT zullen buitenlandse
investeerders terughoudend zijn omdat de PPT veel onzekerheid met zich meebrengt en
zullen investeerders minder snel gebruikmaken van de fiscale route van Curaçao. Delen
wij deze zorgen? Zijn er alternatieve overwegingen voor de PPT? Waarom zijn de huidige
antimisbruikbepalingen in de huidige BRNC niet voldoende? De fractie wenst graag duidelijkheid
te krijgen met concrete voorbeelden van fiscale structuren of andere problematieken
die niet onder de huidige antimisbruikbepalingen van de BRNC vallen en waardoor de
introductie van de PPT noodzakelijk is. Welk land is «concerned by the effect of treaty
shopping by its own taxations right as its source»? Is dat Nederland of is dat Curaçao?
Is er überhaupt een «concern»? De fractie ontvangt graag nadere toelichting hierop.
Het is voor Nederland en Curaçao in algemene zin onwenselijk dat belastingverdragen
ter voorkoming van dubbele belasting misbruikt worden om belasting te besparen tenzij
dit niet in strijd is met het voorwerp en doel van de Rijkswet. Dit geldt zowel voor
situaties waarbij de landen bronland dan wel het woonland zijn. Daarom willen de landen
in relatie tot de andere landen in het Inclusive Framework de minimumstandaarden implementeren
in alle belastingverdragen alsmede in de belastingregelingen met de andere landen
binnen het Koninkrijk. De onderhavige wijziging van artikel 22, eerste lid, BRNC introduceert
de zogenoemde PPT. De PPT is bedoeld om te voorkomen dat de BRNC wordt misbruikt om
belasting te ontwijken. Een verdragsvoordeel wordt geweigerd als een van de hoofddoelen
van een constructie of transactie beoogt om een voordeel via de belastingregeling
te verkrijgen. De PPT is een open norm voor het bestrijden van verdragsmisbruik. Het
voordeel daarvan is dat de bepaling breed ingezet kan worden tegen veranderende vormen
van belastingontwijking, maar het heeft als nadeel dat de bepaling vooraf geen zekerheid
biedt. Dit wordt ondervangen door een vangnet geboden voor gevallen waarin ook zonder
de «verworpen» constructie of transactie een verdragsvoordeel had kunnen worden genoten
(artikel 22, tweede lid). Tevens is de mogelijkheid opgenomen dat de PPT alleen na
overleg tussen de bevoegde autoriteiten wordt toegepast (artikel 22, derde lid). Bij
deze open norm wordt op basis van alle relevante feiten en omstandigheden van een
individuele situatie beoordeeld of er al dan niet sprake is van een constructie of
transactie om een voordeel via de BRNC te verkrijgen8. De begrippen «constructie» en «transactie» worden ruim uitgelegd en omvatten elke
overeenkomst, overeenstemming, planning, transactie of reeks van transacties.9 Als een van de voornaamste doelen van de transactie of constructie het verkrijgen
van een voordeel via de BRNC is, geldt dus als uitgangspunt dat het voordeel niet
wordt toegekend, tenzij dit voordeel in overeenstemming is met voorwerp en doel van
de relevante bepalingen van de BRNC. Om overkill te voorkomen bestaat echter een uitzondering
voor gevallen waarin duidelijk is dat geldige niet-fiscale redenen voor de constructie
of transactie bestaan. Het is, in eerste instantie, aan de Inspecteur om aannemelijk
te maken dat redelijkerwijs kan worden geconcludeerd dat het verkrijgen van het voordeel
onder de BRNC een van de voornaamste redenen was voor de constructie of transactie.
Slaagt hij daarin, dan rust op de belanghebbende de last om dat vermoeden te ontzenuwen
door zakelijke overwegingen voor de transactie aannemelijk te maken. In dit kader
kan het volgende voorbeeld dat is ontleend aan het commentaar bij het OESO-modelverdrag
dienen ter illustratie10. Vennootschap RCO, gevestigd in land R, produceert elektronische apparaten en groeit
snel. Het bedrijf overweegt om een fabriek in een ontwikkelingsland te bouwen om zo
te profiteren van lagere productiekosten. Na een eerste beoordeling zijn locaties
in drie verschillende landen in kaart gebracht. De drie landen zijn economisch en
politiek vergelijkbaar. Overwegende dat land S het enige land van deze drie landen
is waarmee land R een belastingverdrag heeft, is besloten de fabriek in dat land te
bouwen. In dit voorbeeld is het, ondanks het feit dat de beslissing om in land S te
investeren wordt genomen in het licht van de voordelen die worden geboden door het
verdrag tussen landen R en S, duidelijk dat de belangrijkste doelen voor het maken
van de investering en het bouwen van de fabriek verband houden met de uitbreiding
van de activiteiten van RCO en de lagere productiekosten van dat land. Dit zijn geldige
zakelijke overwegingen die de economische realiteit weerspiegelen. Aangezien een van
de doelstellingen van verdragen het stimuleren van grensoverschrijdende investeringen
is, is het verkrijgen van de voordelen op grond van het belastingverdrag tussen landen
R en S voor de investering in de fabriek gebouwd in land S ook in overeenstemming
met het voorwerp en doel van het verdrag. Verder wordt verwezen naar de eerder gegeven
antwoorden omtrent de noodzaak om de BRNC te wijzigen en dat zulks voortvloeit uit
de commitment van Curaçao en Nederland om te voldoen aan actiepunt 6 van de BEPS-rapporten
ook ten aanzien van de belastingregeling die gelden tussen de landen binnen het Koninkrijk.
Dit geldt eveneens voor het opnemen van een PPT in plaats van een fraus legis benadering.
De fraus legis benadering past niet in de commitment van Nederland en Curaçao ten
aanzien van de minimumstandaarden. Verder geven de minimumstandaarden ook de mogelijkheid
om in plaats van een PPT een Limitation of Benefits (hierna: LOB) of een combinatie
van een PPT en een vereenvoudigde LOB op te nemen, doch hiervoor is niet gekozen wederom
refererend naar eerder gegeven antwoorden. Of het gebruikmaken van een voordeel van
de BRNC als een van de voornaamste redenen kan worden beschouwd dient per geval te
worden beoordeeld. In aanvulling op de LOB in artikel 10 BRNC, die bepaalde personen
van het betreffende verdragsvoordeel uitsluit, kan op basis van de PPT naar aanleiding
van een bepaalde transactie of constructie een verdragsvoordeel worden gewijzigd.
Maar de LOB geeft, tezamen met de overige bepalingen van de BRNC met inbegrip van
de considerans, ook context aan het voorwerp en doel van de rijkswet zoals die van
belang zijn voor de toepassing van de PPT. In de memorie van toelichting werd eerder
al verwezen naar de relevante passages in het commentaar op het OESO-MV 2017 die daarbij
leidend zijn. Overigens is in het laatst gepubliceerd BEPS Action 6 Peer Review Report
gemeld dat alle 975 verdragen van leden van het Inclusive Framework die op 21 mei
2022 voldeden aan de minimum standaard een PPT bevatten11.
De PNP-fractie wenst verder duidelijkheid te krijgen omtrent welk land de belastinginkomsten
zal ontvangen. Wanneer men bijvoorbeeld huurinkomsten in het buitenland ontvangt en
in Curaçao komt werken, zullen deze inkomsten hier in Curaçao belast worden? Welke
van de inkomsten worden belast en waar worden ze precies belast? De fractie geeft
aan dat het voorkomen van dubbele belasting het doel is. Het is interessant te weten
wie en waar belast wordt. Van belang is het Landsbesluit voorkoming dubbele belasting
Curaçao. Dit is een lokale regeling en heeft geen internationale werking zoals een
verdrag. Gebaseerd op voornoemd landsbesluit, zal Curaçao belastinginkomsten mislopen
met het voorkomen van dubbele belasting? Het is niet de bedoeling dat Curaçao belastinginkomsten
gaat mislopen omdat belastinginkomsten bijvoorbeeld in het buitenland belast worden
in plaats van in Curaçao.
Doel van een belastingverdrag, een belastingregeling dan wel een besluit ter voorkoming
van dubbele belasting is om dubbele belastingheffing te voorkomen. Dat betekent dat
indien bepaald wordt dat belastingheffing aan een ander land toekomt, Curaçao een
vermindering zal verlenen van de in Curaçao verschuldigde belasting. Het kan derhalve
als gevolg hebben dat Curaçao belastinginkomsten misloopt omdat de belastingheffing
geheel of ook aan een ander land is toegekend als gevolg waarvan er een vermindering
van de verschuldigde belasting wordt verleend. Echter, deze regelingen hebben als
doel om Curaçao aantrekkelijk te maken voor personen om zich hier te vestigen of om
hier te investeren. Zoals al eerder opgemerkt draagt de BRNC bij aan het vestigingsklimaat
van Curaçao door modernisering van de regels. Het kan dus aan de ene kant het mislopen
van belastinginkomsten als gevolg hebben, maar met de BRNC beoogt Curaçao activiteiten
met economische substantie te behouden en aan te trekken. Dit heeft een positief effect
voor de loon- en omzetbelasting. Daarnaast heeft de hiermee gepaard gaande werkgelegenheid
een matigend effect op de sociale zekerheidsuitgaven. Voor wat betreft het Landsbesluit
voorkoming van dubbele belasting in relatie met de BRNC is deze van belang omdat hierin
bepaald wordt hoe de vermindering die Curaçao geeft in het geval dubbele belastingheffing
zich voordoet berekend wordt. Het antwoord op de vraag welk land belastinginkomsten
zal ontvangen is geheel afhankelijk van op welk artikel van de BRNC een belastingplichtige
een beroep kan doen. In het geval van huuropbrengsten afkomstig van onroerend goed
die een inwoner van Curaçao uit Nederland ontvangt, hierover kan worden gezegd dat
deze opbrengsten gekoppeld zijn aan de plaats waar de onroerende zaak zich bevindt
dus in dit geval Nederland. Echter, Curaçao mag de opbrengsten wel in haar belastinggrondslag
meenemen, maar zal hiervoor een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting
moeten verlenen. Voor wat betreft arbeidsinkomsten is het antwoord op de vraag welk
van de landen over de arbeidsinkomsten belasting mag heffen geheel afhankelijk van
feiten en omstandigheden, zoals wie het salaris betaalt en hoe lang de persoon in
een van de landen werkzaam is geweest.
De PNP-fractie geeft aan dat het belangrijk is om een leerstoel over het leerstuk
van verdragen in Curaçao op te richten. De leden van deze fractie willen graag weten
wat is de houding van Nederland ten aanzien van een eventuele leerstoel over verdragen
in Curaçao? Met andere woorden, of Nederland zou willen bijdragen aan dit onderwerp.
Het idee om een leerstoel over verdragen in Curaçao op te richten wordt genoemd in
het rapport van de Raad van State. Deze leerstoel draagt bij aan het bevorderen van
kennis onder lokale experts met betrekking tot het vakgebied.
Op de University of Curaçao (hierna: UOC) kunnen studenten een master in fiscaal recht
behalen. Gedurende deze studie wordt tevens het vak Internationaal belastingrecht
gedoceerd door hierin gespecialiseerde hoogleraren en docenten. Het leerstuk van belastingverdragen
komt hier tevens aan de orde. Op dit moment heeft de UOC geen hoogleraar die de leerstoel
belastingverdragen bekleedt. Verder betreft onderwijs een landsaangelegenheid en valt
daarmee binnen de autonome bevoegdheid van de landen binnen het Koninkrijk zelf.
De Staatssecretaris van Financiën,
M.L.A. van Rij
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën