Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 20 november 2023 (eerste deel) (Kamerstuk 21501-32-1597)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1599
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 november 2023
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 7 november 2023 over de Geannoteerde agenda van de Landbouw- en
Visserijraad van 20 november 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1597).
De vragen en opmerkingen zijn op 13 november 2023 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 16 november 2023 zijn de vragen die
betrekking hebben op onderwerpen die op de agenda van de Raad van 20 november 2023
staan beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Amhaouch
De griffier van de commissie, Jansma
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Landbouw- en Visserijraad op 20 november 2023. Naar aanleiding hiervan hebben deze
leden nog enkele vragen en opmerkingen.
Vangstmogelijkheden Atlantische Oceaan en Noordzee
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat er gesproken wordt over vangstmogelijkheden
voor 18 visbestanden in de Atlantische Oceaan, het Kattegat en Skagerrak. Deze leden
vragen het kabinet in te gaan op in hoeverre de te bespreken visbestanden de Nederlandse
visserij raken. Er liggen eveneens voorstellen voor om voor negen visbestanden de
vangstmogelijkheden voor twee of drie jaar vast te leggen. Deze leden verzoeken de
regering het standpunt van het kabinet in dezen toe te lichten en daarbij specifiek
in te gaan op de gevolgen voor de Nederlandse visserijsector.
Antwoord
Jaarlijks worden de vangstmogelijkheden voor de Atlantische Oceaan en de Noordzee
vastgesteld. Zoals ik in de geannoteerde agenda voor de Raad van 18 september jl.
heb aangegeven, worden deze vangstmogelijkheden afgesproken in verschillende onderhandelingsverbanden
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1574). De Europese Unie (EU) onderhandelt bilateraal met het Verenigd Koninkrijk (VK),
bilateraal met Noorwegen en in trilateraal verband met het VK en Noorwegen samen.
Ook voert de EU onderhandelingen met de Atlantische kuststaten over de grote pelagische
bestanden. De Europese Commissie voert namens de EU deze onderhandelingen.
Op dit moment lopen de onderhandelingen nog. Ik heb uw Kamer reeds met de geannoteerde
agenda voor de Landbouw- en Visserijraden van september, oktober en november geïnformeerd
over de Nederlandse inzet op de voor de Nederland relevante bestanden zoals tong,
westelijke horsmakreel, haring en blauwe wijting (Kamerstuk 21 501-32, nrs. 1574, 1585, 1597).
Ten aanzien van de mogelijke vaststelling van meerjarige vangstmogelijkheden ben ik
in beginsel positief, omdat dit mogelijk over een langere periode dan een jaar stabiliteit
en perspectief aan de visserijsector kan bieden. Wel hecht ik er waarde aan dat meerjarige
vangstmogelijkheden op basis van wetenschappelijk advies worden vastgesteld, zodat
duurzame visserij geborgd is. Er dient dan ook per visbestand te worden bekeken of
vaststelling van meerjarige vangstmogelijkheden gewenst is.
NGT’s
De leden van de VVD steunen het kabinet in de wens de verordening nieuwe genomische
technieken (NGT’s) voor planten snel werkelijkheid te zien worden, aangezien de EU-landen
op achterstand beginnen te raken ten opzichte van landen waar dit inmiddels wel al
volop in gebruik is. Deze leden hebben vernomen dat de parlementen van Cyprus en Hongarije
een subsidiariteitsbezwaar hebben ingediend op het voorstel. Deze leden verzoeken
het kabinet in te gaan op de bezwaren van beide landen en het standpunt van het kabinet
in dezen en in te gaan op het huidige krachtenveld ten aanzien van uitsluiting van
NGT’s onder biologische producten.
Antwoord
De parlementen van Cyprus en Hongarije geven als belangrijkste reden aan dat het voor
hen onvoldoende gerechtvaardigd is dat er actie op Europees niveau nodig is. Het kabinet
heeft in het BNC-fiche een positief oordeel gegeven over de subsidiariteit van het
voorstel (Kamerstuk 22 112, nr. 3773). Dit voorstel is immers een vervolg van al bestaande EU-regelgeving, waarbij de
doelen van het voorstel met passende middelen bereikt worden.
Ten aanzien van het uitsluiten van NGT’s in biologische producten, is het krachtenveld
in de EU verdeeld. Er zijn lidstaten die NGT-categorie 1-planten willen toestaan in
de biologische sector en er zijn lidstaten die deze producten willen weren uit de
biologische sector. Het standpunt van het Nederlandse kabinet is – conform het BNC-fiche
– dat het de wens van de vertegenwoordigers van de biologische sector respecteert
om vrij te blijven van NGTs.
Voorts vragen deze leden het kabinet in te gaan op de visie ten aanzien van het patenteren
van NGT’s.
Antwoord
Het kabinet ziet en hoort de zorgen vanuit de samenleving en de politiek over het
patenteren van planteigenschappen. Deze patenten kunnen voortkomen uit het gebruik
van NGT’s bij de veredeling, maar ook bij het gebruik van een aantal conventionele
veredelingstechnieken. Dit onderwerp speelt dus breder dan alleen in het NGT-dossier.
De Commissie heeft ook de zorgen vanuit de samenleving gehoord en aangekondigd om
een studie uit te voeren naar dit onderwerp en deze op te leveren in 2026. Het kabinet
steunt – conform het BNC-fiche – het doen van een studie om tot een goed onderbouwde
aanpak te komen voor eventuele beleidsinitiatieven. Het kabinet vindt echter wel dat
deze studie ambitieuzer opgepakt en sneller opgeleverd moet worden met concretere
beleidsinitatieven.
Tot slot verzoeken deze leden het kabinet in te gaan op de voorstellen tot wijziging
van het Commissievoorstel die worden gedaan door EP-rapporteur Jessica Polfjärd. Zo
stelt zij geen verbod voor op het gebruik van NGT planten in de biologische landbouw,
geen etiketteringsverplichtingen voor zandzakken voor geverifieerde NGT-planten en
dat het patenteren van NGT’s moet worden vastgelegd in bestaande wetgeving en niet
in het voorliggende voorstel.
Antwoord
Het kabinet is bekend met het conceptrapport van rapporteur Jessica Polfjärd. Het
is nu nog voorbarig om een oordeel over dit conceptrapport te geven. Binnenkort wordt
in het Europees Parlement over dit rapport gestemd en zal er een definitief rapport
verschijnen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 20 november 2023. Zij hebben nog enkele
vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie lezen over voorgestelde wijzigingen van het Commissievoorstel
omtrent NGT’s. De leden van de D66 fractie onderstrepen het belang van een gelijk
speelveld voor alle marktdeelnemers, waaronder de biologische landbouw. Daarmee is
het voorstel om NGT’s niet te verbieden in de biologische landbouw volgens deze leden
een goede ontwikkeling. Zij vragen hoe de Minister tegen dit voorstel aankijkt en
wat de houding van de biologische sector is tegenover dit voorstel. Zal de Minister
dit voorstel steunen?
Antwoord
In het commissievoorstel worden NGTs geweerd uit de biologische sector. Vertegenwoordigers
van de biologische sector hebben nadrukkelijk de wens bij het kabinet neergelegd om
vrij te blijven van NGTs en het kabinet heeft in het BNC-fiche uitgesproken deze wens
te respecteren. Randvoorwaarde voor het kabinet is wel om te kijken naar de juiste
manier om dit in te regelen en ervoor te zorgen dat het landbouw- en voedselsysteem
werkbaar blijft voor biologische gebruikers, maar ook voor conventionele gebruikers
die wel NGT’s willen gebruiken.
Deze leden zijn de Minister erkentelijk dat hij heeft opgeroepen om het rapport omtrent
patenteren van NGT’s vervroegd op te leveren. Wat is de reactie geweest op dit verzoek?
Deze leden lezen over het voorstel om het patenteren van NGT’s te regelen in bestaande,
afzonderlijke wetgeving in plaats van in het voorliggende voorstel. Deze leden verzoeken
de Minister uit te weiden over de risico’s van een dergelijke aanpak. Wordt met deze
aanpak afdoende geborgd dat er geen marktconcentratie zal ontstaan? Hoe kijkt de Minister
tegen dit voorstel aan?
Antwoord
Het kabinet heeft vooralsnog op deze oproep geen concrete toezeggingen gekregen met
betrekking tot het genoemde rapport. In het raadstraject blijft het kabinet zich daarom
hardmaken om dit rapport vervroegd op te leveren en met concrete beleidsinitiatieven
te komen. Dat maakt ook een meer samenhangende benadering mogelijk, waarbij alle aspecten
van de octrooiering van plantaardig materiaal worden betrokken.
Ten slotte zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar een ontwikkeling rondom
de terminologie binnen het NGT-voorstel. Kan de Minister bevestigen dat er potentieel
sprake is om de term «planten» te vervangen voor, dan wel te interpreteren als, «organismen»?
Dat zou een deur openen naar de genetische modificatie van dierlijke organismen wat
bij de leden van de D66-fractie aanzienlijke ethische vragen oproept. Kan de Minister
toelichten of daar sprake van is en zo ja, bevestigen dat hij zich tegen die beweging
uitspreekt?
Antwoord
In het raadstraject is er vooralsnog geen sprake van een wijziging van plant naar
organisme. Het kabinet kijkt naar dit voorstel vanuit het perspectief van de plant
en is niet voornemens om de «scope» van dit voorstel te vergroten naar andere domeinen
zoals micro-organismen en dieren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor
dit schriftelijk overleg over de Landbouw- en Visserijraad van 20 november 2023 en
hebben nog enkele vragen. De leden van de CDA-fractie ondersteunen volledig de door
rapporteur Jessica Pofljärd (EVP/SE) voorgestelde wijzigingen. Wij zien de kansen
die NGT’s bieden voor het verduurzamen van de land- en tuinbouw in Europa, wat tevens
een positieve impact zal hebben op de voedselproductie.
Drempel van 20 modificaties voor categorie-1-NGT-planten
Wij vragen de Minister om te bevestigen dat deze grens van 20 modificaties gerelateerd
moet zijn aan het haploïde of monoploïde genoom van een plant. Dit is essentieel om
discriminatie van planten met complexere genomen (zogeheten polyploïden) te voorkomen.
Antwoord
In het Commissievoorstel dat afgelopen zomer is gepresenteerd worden de 20 modificaties
niet per monoploïd gerekend, maar in het totaal. Het kabinet is echter van mening
dat er inderdaad rekening moet worden gehouden met de ploïde status van een plant,
daarom heeft het deze suggestie ook meegenomen in de inbreng in het raadstraject op
dit voorstel.
Datavereisten voor de verificatieprocedure
In het voorstel wordt aangegeven dat in een «implementing act» de vereiste data voor
de verificatieprocedure worden vastgesteld. Hoe zal de Minister ervoor zorgen dat
deze data-eisen redelijk en proportioneel zijn, om onnodige financiële en administratieve
lasten, vooral voor het midden- en kleinbedrijf, te vermijden?
Antwoord
De inzet van Nederland in het raadstraject is dat het belangrijk is voor de verificatieprocedure
dat de juiste informatie wordt opgeleverd. Het uitgangspunt daarin is streng waar
het moet, soepel waar het kan. Zodra het traject voor de uitvoeringsverordening zal
starten zal het kabinet per vereiste bekijken of dit nodig, redelijk en proportioneel
is.
Vervanging van «Comments» door «Reasoned Objections»
Is de Minister bereid de «comments» van lidstaten in de procedure te vervangen door
«reasoned objections»? Een dergelijke wijziging zou kunnen leiden tot meer gefundeerde
en effectieve feedback binnen het proces, zo stellen de leden.
Antwoord
In de artikelen 6 en 7 van het Commissievoorstel wordt inderdaad gerefereerd naar
«comments» die lidstaten mogen indienen. In het raadstraject heeft Nederland in september
jl. een inbreng gedaan om dit woord te vervangen door «reasoned objections». Dit brengt
deze tekst in lijn met de regelgeving 2001/18/EG waar ook wordt gerefereerd aan «reasoned
objections».
Biologisch
Is de Minister op de hoogte van het artikel «bio zou NGT’s moeten toestaan» in Ekoland?1 In het huidige voorstel worden categorie-1-NGT-planten en producten expliciet verboden
voor gebruik in de biologische sector. Steunt de Minister het standpunt dat dit verbod
uit het voorstel gehaald dient te worden, zoals ook voorgesteld door Jessica Polfjärd?
Kan de Minister een reactie geven op basis van het artikel?
Antwoord
Ik ben op de hoogte van dit artikel.
Vertegenwoordigers van de biologische sector hebben een nadrukkelijke wens bij de
Commissie en bij het kabinet neergelegd om vrij te kunnen blijven van NGTs. De Commissie
heeft gevolg gegeven aan deze wens door dit verbod expliciet op te nemen in de tekst
en ook het kabinet respecteert deze wens van de biologische sector. Het kabinet steunt
de maatregelen van de Commissie in het voorstel om bijvoorbeeld het uitgangsmateriaal
van categorie-1 NGT-planten als zodanig te etiketteren. In reactie op het artikel:
vanuit het veredelingsperspectief van deze veredelaar zijn de opmerkingen begrijpelijk.
Vertegenwoordigers van de biologische sector hebben bij het kabinet echter duidelijk
aangegeven dat gebruik van NGTs tegen de biologische principes in zou gaan.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van de agenda van
dit schriftelijk overleg en hebben de volgende vragen.
«EU Forest Strategy for 2030» en andere bosproducten dan hout
Kan de Minister aangeven hoe, conform de motie van het lid Christine Teunissen c.s.
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1582), Nederland in de Raad heeft benadrukt dat tijdens de onderhandelingen over een EU-Mercosur
akkoord de EU-ontbossingsverordening niet wordt ondermijnd? Wat waren de reacties
en welke landen ondersteunden de oproep en welke niet?
Antwoord
Tijdens de aankomende Raad zal Nederland, conform de motie-Teunissen c.s., benadrukken
dat tijdens de onderhandelingen over een EU-Mercosur-akkoord de EU-ontbossingsverordening
niet wordt ondermijnd. In het verslag van de Raad van 20 november zal worden opgenomen
of dit punt ook door andere lidstaten werd opgebracht danwel gesteund.
Wanneer zal er verder gesproken worden over de EU-ontbossingsverordening in de Landbouw-
en Visserijraad en wanneer moet Nederland input leveren op review die gepland staat
voor 2024?
Antwoord
Wanneer de EU-ontbossingsverordening op de agenda van de Landbouw en Visserijraad
staat is nog niet bekend. Daarnaast is het ook mogelijk dat de EU-ontbossingsverordening
in de Milieuraad wordt behandeld, omdat de verordening in die Raad is aangenomen.
Uiterlijk 30 juni 2024 publiceert de Europese Commissie een review («effectenbeoordeling»
in de Nederlandse wettekst) betreffende eventuele uitbreiding van de verordening naar
toepassing op «andere beboste grond», een ecosysteemclassificatie die onder de huidige
verordening nog niet gedekt wordt. Indien passend, publiceert de Europese Commissie
gelijktijdig een voorstel tot wijziging van de EU-ontbossingsverordening. In het geval
de Europese Commissie een voorstel voor een wijziging van de EU-ontbossingsverordening
uitbrengt, zal er binnen zes weken na publicatie een BNC-fiche met uw Kamer worden
gedeeld waarin de Nederlandse inzet in de onderhandelingen in de EU wordt uiteengezet.
Op basis van de motie van het lid Boswijk c.s. over het opnemen van andere ecosystemen
in het EU-wetsvoorstel voor ontbossingsvrije producten (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1392), zal deze inzet in ieder geval zijn om de verordening uit te breiden naar andere
ecosystemen. Indien de Europese Commissie geen wetsvoorstel uitbrengt met een voorstel
tot uitbreiding naar andere ecosystemen zal Nederland zich (volgens het staande beleid)
ervoor blijven inzetten om dit alsnog te realiseren. Hiervoor gelden geen specifieke
tijdsrestricties.
Vangstmogelijkheden in de Atlantische Oceaan en Noordzee 2024
De leden van de Partij voor de Dierenfractie hebben kennisgenomen van de agenda van
de Landbouw- en Visserijraad en zien dat er een tweede gedachtewisseling zal plaatsvinden
over onderhandelingen voor de vangstmogelijkheden voor 2024, waaronder de visbestanden
in de Noordzee. De inbreng van de Minister zal gericht zijn op het vissen op het niveau
van «maximale duurzame opbrengst» (maximal sustainable yield (MSY)) en dat er aandacht
is voor de mogelijke sociaaleconomische gevolgen. Kan de Minister aangeven hoe hij
de sociaaleconomische gevolgen wil aankaarten zonder aan MSY te tornen? Is het bedoeling
dat vissers zullen worden gecompenseerd wanneer de MSY naar beneden worden bijgesteld?
Zo ja, vindt de Minister het proportioneel om compensatie te geven aan een sector,
die mede veroorzaker is van de lage visstand? Is er al in beeld welke visbestanden
naar beneden bijgesteld zullen gaan worden en wat dit betekent voor sociaaleconomisch
perspectief en mogelijke compensatie? Is de Minister bekend met onderzoek dat aantoont
dat de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) hogere vangstmogelijkheden
adviseert omdat ze willen voldoen aan het verzoek van de Europese Commissie? Zo ja,
is de Minister het met deze leden eens dat voorgesteld quota van ICES naar beneden
zouden moeten bijgesteld worden? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB) kent meerdere doelstellingen, waaronder
het streven naar maximale duurzame opbrengst (MSY, maximum sustainable yield) en doelstellingen
op sociaal en economisch vlak. Per visbestand dient bekeken te worden hoe tot een
juiste afweging tussen de verschillende GVB-doelstellingen kan worden gekomen, waarbij
de MSY-doelstelling leidend is.
Op dit moment zijn de onderhandelingen met derde landen over het vaststellen van de
vangstmogelijkheden voor 2024 nog gaande. Ik kan dan op dit moment nog geen uitspraak
doen of voor bepaalde visbestanden de vangstmogelijkheden naar beneden bijgesteld
zullen worden. Evenmin kan ik aangeven of en op welke wijze er sprake is van sociaaleconomische
gevolgen. Zoals ik eerder in de beantwoording van het schriftelijk overleg over de
geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad van 18 september 2023 heb aangeven
ben ik me zeer bewust van mogelijke negatieve sociaal-economsiche gevolgen ten aanzien
van tong (Kamerstuk 21 501-32, nr 1575). Het vaststellen van vangstmogelijkheden vindt jaarlijks plaats. Het toepassen van
compensatiemaatregelen is geen vanzelfsprekendheid bij een afname van de vangstmogelijkheden
ten opzichte van het voorgaande jaar.
De positie van de Internationale Raad voor het Onderzoek naar de Zee (International
Council for the Exploration of the Sea, ICES) is alom gerespecteerd. Het is een onafhankelijk
wetenschappelijk instituut, waarbij wetenschappers van over de hele wereld werkzaam
zijn, waaronder ook wetenschappers die werkzaam zijn bij Nederlandse kennisinstellingen.
ICES hanteert een uiterst zorgvuldige vaststellingsprocedure voor haar wetenschappelijke
vangstadviezen, met diverse «checks and balances». Ik herken mij dan ook niet in het
geschetste beeld dat ICES zich bij het vaststellen van haar vangstadviezen zou kunnen
laten leiden door invloeden van buitenaf. Ik zie dan ook geen aanleiding voor eventuele
bijstelling van de wetenschappelijke vangstadviezen die ICES verstrekt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda. Zij hebben een vraag over dreigende overeenstemming over een aanzienlijke
korting op het quotum voor Noordzee-tong.
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over mogelijke overeenstemming
tussen de Europese Commissie en het Verenigd Koninkrijk over opvolging van het ICES-advies
voor het quotum voor de Noordzee-tong, een korting van 60%. Het zou de derde opeenvolgende
korting zijn. Contingenthouders houden dan nog geen twintig procent van hun oorspronkelijke
quotum over. Visserijbedrijven zijn dan wat betreft de belangrijke tongvisserij binnen
een of twee maanden uitgevist. Er is al sprake van een forse sanering van de kottervloot.
Het perspectief voor de blijvende kotters wordt er door de voorgestelde quotumkorting
echter niet beter op. Integendeel. Deze leden hebben enkele vragen. Is de veronderstelling
juist dat ook met halvering van de genoemde korting het paaibestand volgend jaar nog
steeds aanzienlijk zal toenemen?
Antwoord
Het ICES-advies kent meerdere scenario’s van visserijactiviteiten voor tong die zijn
doorgerekend, waaronder een advies op MSY-niveau als ook een alternatief scenario.
De toename van het paaibestand is op MSY-niveau 11% hoger dan bij het alternatieve
scenario waar sprake zou zijn van een korting van 34%. De doelstelling uit het GVB
om alle bestanden in 2020 op MSY-niveau te hebben is een juridische verplichting.
Het vangstadvies waarmee zo snel mogelijk MSY bereikt wordt is daarom leidend. Uiteraard
dient er oog te zijn voor sociaaleconomische gevolgen van de adviezen, zoals ook het
uitgangspunt is van het GVB. In het meerjarenplan Noordzee zijn daarom stabiliserende
maatregelen opgenomen. Belangrijk daarbij is dat het bestand aan bepaalde duurzaamheidscriteria
voldoet, wat voor tong niet het geval is. Ik ben me terdege bewust van de mogelijke
impact van het tongadvies voor de sector. Echter, ook met het oog op het langetermijnperspectief
voor de visserijsector is een snel herstel van het tongbestand van groot belang.
Deelt de Minister de analyse dat sprake is van onzekerheden in de toestandsbeoordeling
omdat de sterke jaarklasse 2018 in de modellen niet terug te vinden is, maar dat dit
later mogelijk bijgesteld moet worden zoals eerder bij de schol ook is gebeurd?
Antwoord
Het model dat ICES hanteert voor het inschatten van het tongbestand, resulteert, net
als alle adviezen van ICES, in een schatting. Hier zitten dan ook onzekerheden in.
De wetenschappelijk gemeenschap steunt het huidige model, maar ziet wel mogelijkheden
om dit model te verbeteren. ICES zal hier naar verwachting begin 2024 mee starten.
De uitkomsten van deze zogenoemde benchmark zijn op dit moment niet te voorspellen.
Deelt de Minister de constatering dat de Nederlandse kottervloot hard geraakt zou
worden door een korting van 60% op de TAC voor Noordzee-tong? Verzet de Minister zich
op hoog niveau tegen de genoemde korting? Gaat hij de komende Landbouw- en Visserijraad
en/ of in die in december pleiten voor tenminste halvering van de genoemde korting?
Antwoord
Ik ben bekend met de mogelijke gevolgen van een TAC voor 2024 van -60% ten opzichte
van de TAC van 2023 voor de Noordzee-tong. Zoals ik in het antwoord op de vraag van
de SGP-fractie over het paaibestand heb aangegeven, geldt een juridische verplichting
vanuit de doelstelling uit het GVB om alle bestanden in 2020 op MSY-niveau te hebben.
Op dit moment zijn de onderhandelingen over de vangstmogelijkheden tussen de Europese
Unie en het Verenigd Koninkrijk nog gaande. Over mogelijke uitkomsten in deze onderhandelingen
kan ik daarom nu nog niks zeggen. Zoals ik in de beantwoording van de hierboven gestelde
vraag van de SGP-fractie naar de toename van het paaibestand heb aangegeven, zal ik
tijdens de Raad aandacht vragen voor de sociaaleconomische gevolgen van adviezen met
grote kortingen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda van de Landbouw-
en Visserijraad van 20 november 2023. Deze leden hebben hierover een aantal vragen
en opmerkingen.
De vragen van de leden van de fractie van de BBB zijn niet gerelateerd aan de agenda
van de Landbouw- en Visserijraad en zullen daarom op korte termijn worden beantwoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Amhaouch, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, griffier