Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 18 september 2023 (eerste deel)
21 501-32 Landbouw- en Visserijraad
Nr. 1575
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 september 2023
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
over de brief van 4 september 2023 over de geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad
18 september 2023 (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1574).
De vragen en opmerkingen zijn op 11 september 2023 aan de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 14 september 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Amhaouch
Adjunct-griffier van de commissie, Holtjer
Inleiding
Hierbij zend ik u het eerste deel van de antwoorden op de vragen van de VVD-, D66-,
CDA-, PvdA en GroenLinks-, PvdD-, CU-, SGP- en BBB-fractie van de Tweede Kamer die
zijn gesteld tijdens het schriftelijk overleg van 11 september jl. over de Landbouw-
en Visserijraad van 18 september 2023. Dit betreft de antwoorden op de vragen die
betrekking hebben op onderwerpen die op de agenda van de Raad van 18 september 2023
staan. De overige vragen zullen op korte termijn beantwoord worden.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
Landbouw- en Visserijraad op 18 en 19 september 2023. Naar aanleiding hiervan hebben
deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid
De leden van de VVD-fractie constateren dat tijdens de Raad een eerste beleidsdebat
zal worden gevoerd over de in juli gepubliceerde Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid.
Wat gaat tijdens dit debat de inbreng zijn van het kabinet? Kan de Minister aangeven
wanneer de Kamer het BNC-fiche tegemoet kan zien?
Antwoord
Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring
en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een
BNC-fiche.
De leden van de VVD-fractie zien een gezonde, vitale bodem vanzelfsprekend als randvoorwaarde
voor een gezonde leefomgeving en als basis voor vruchtbare voedselproductie. Echter,
bij de uitwerking van deze Richtlijn is in de ogen van deze leden maatwerk per lidstaat
en zelfs binnen lidstaten cruciaal. Ook de wijze waarop monitoring en objectieve vaststelling
van nulmetingen plaatsvindt ten behoeve van het vaststellen van referentiesituaties
is essentieel. Deelt de Minister deze opvatting en zo ja, gaat dit de inzet van het
kabinet zijn bij de behandeling van het voorstel? Hoe ziet de behandelprocedure van
deze Richtlijn eruit?
Antwoord
De regering vindt maatwerk cruciaal en heeft hier steeds op ingezet. Het standpunt
van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid
zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.
Vangstmogelijkheden
De leden van de VVD-fractie lezen tot slot dat er louter twee gedachtewisselingen
zullen plaatsvinden met betrekking tot de vangstmogelijkheden 2024. Deze leden vragen
het kabinet om nader in te gaan op wat de inzet van het kabinet wordt bij deze twee
gedachtewisselingen.
Antwoord
De Raad zal een eerste gedachtewisseling voeren over de vangstmogelijkheden 2024,
waarbij specifiek wordt ingegaan op de bilaterale onderhandelingen met het VK, de
bilaterale onderhandelingen met Noorwegen en de onderhandelingen met de kuststaten.
Op de Raad ligt geen voorstel met mandaat voor deze onderhandelingen voor. Naar verwachting
zal de discussie met name worden gevoerd naar aanleiding van de wetenschappelijke
vangstadviezen die reeds door de Raad voor het Onderzoek naar de Zee (International
Council fort he Exploration of the Sea, ICES) gepubliceerd zijn. Echter, nog niet
voor alle visbestanden zijn de vangstadviezen gereed. De bespreking tijdens de komende
Raad zal dan ook een eerste gedachtewisseling van de lidstaten met de Europese Commissie
zijn.
Namens Nederland, zal ik in de Raad met name mijn zorgen uiten over het vangstadvies
voor tong (– 61%). Hoewel in voorgaande jaren het quotum niet volledig is benut, heeft
de sector aangegeven dat een verlaging in vangstmogelijkheden conform het vangstadvies
zal leiden tot vroegtijdige sluiting van de tongvisserij, met negatieve economische
gevolgen voor de betreffende bedrijven. Het Meerjarenplan Noordzee kan mogelijkheden
bieden om grote schommelingen in de vangstadviezen op te vangen. Deze analyseer ik
nog. Aangezien ICES voor het derde jaar op rij een negatief vangstadvies heeft afgegeven,
vind ik het van belang dat we meer inzicht verkrijgen in de conditie van het tongbestand.
Ten aanzien van de onderhandelingen met de Coastal States, blijft de Nederlandse positie
ongewijzigd en vind ik het van belang dat we in de onderhandelingen tot een eerlijke
en robuuste verdeelsleutel van vangstmogelijkheden tussen de kuststaten komen. Dit
zal ik tijdens de Raad benoemen.
Wat betreft de bilaterale onderhandelingen EU-Noorwegen zal ik benadrukken dat het
belangrijk is om tot een eerlijke ruilbalans te komen, waarbij de lidstaten die profiteren
van de Noorse inleg ook naar rato bijdragen aan de balans. Tot slot zal ik mijn zorgen
over de Noorse boomkorban herhalen.
De leden van de VVD-fractie verzoeken het kabinet voorts om nader in te gaan op een
eventueel bilateraal akkoord met Noorwegen en vragen het kabinet hoe deze leden de
woorden «als gevolg van het boomkorverbod in Noorse wateren is het belang van het
bilaterale akkoord met Noorwegen voor Nederland afgenomen» dienen te interpreteren.
Betekent het dat Nederland het akkoord zal verwerpen?
Antwoord
Het boomkorverbod houdt in dat het vissen met de boomkor in Noorse wateren verboden
is. De Nederlandse inzet is om te komen tot een opheffing van de boomkorban. Doordat
de boomkor het voornaamste vistuig voor Nederlandse vissers in het Noorse deel van
de Noordzee was en doordat een alternatief voor de boomkor niet eenvoudig voorhanden
is, is het belang van de toegang tot de Noorse wateren afgenomen. Wanneer een concept-akkoord
met Noorwegen is bereikt, zal ik dit beoordelen en bezien of Nederland hiermee kan
instemmen.
Deze leden delen de zorgen van het kabinet wat betreft de een verdere beperking van
het de vangstmogelijkheden voor tong en de gevolgen voor de Nederlandse visserijsector.
Het kabinet schrijft meer inzicht te willen krijgen in de conditie van het tongbestand.
Is het kabinet van mening dat de huidige methoden van het vaststellen van bestandinschattingen
voor tong onvolledig is?
Antwoord
De Raad voor het Onderzoek naar de Zee (International Council for the Exploration
of the Sea, ICES) voert periodiek onderzoek uit naar de kwaliteit van het wetenschappelijk
onderzoek dat ten grondslag aan vangstadviezen voor visbestanden. Ik ondersteun deze
werkwijze omdat zo gewaarborgd wordt dat de vangstadviezen zo goed mogelijk bijdragen
aan duurzaam bestandsbeheer. Begin 2024 is een benchmark door ICES voorzien voor tong
in de Noordzee. Hierbij beoordeelt ICES de methode die ten grondslag ligt aan de bestandinschattingen
voor tong en de daaruit volgende adviesbepalingen voor de vangstmogelijkheden. Deze
benchmark kan benut worden voor de vangstadviezen voor 2025.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 18 september 2023.
De leden van de D66-fractie lezen allereerst over de Richtlijn Bodemmonitoring en
bodemweerbaarheid. Deze leden benadrukken het belang van een goede bodemkwaliteit
voor de natuur en voedselvoorziening. Het opzetten van een samenhangend monitoringsstelsel
is cruciaal om in 2050 alle bodems in gezonde staat te hebben. Momenteel zijn 60 tot
70 procent van de Europese bodems in slechte staat en met een veranderend klimaat
op het continent is het des te belangrijker dat deze worden hersteld, om de effecten
van klimaatverandering op te vangen. In de Richtlijn staan geen kwantitatieve doelen
of normen geformuleerd, wat begrijpelijk is aangezien eerst een geharmoniseerde monitoringsmethode
moet worden ontwikkeld. Desondanks is het uiterst belangrijk om tussendoelen te stellen
en Europese normen te hanteren voor het doelbereik in 2050. Kan de Minister zich inzetten
om bij te dragen aan Reze richtlijn, door ambitieuze doelen en normen te formuleren
op Europees niveau, gebaseerd op de meest recente wetenschappelijke inzichten?
Antwoord
Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring
en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een
BNC-fiche. In tegenstelling tot water is de bodem immobiel. Ook kent de bodem van
nature op korte afstand een grote variatie in samenstellng en kwaliteit. Daarom zijn
normen voor de bodem niet geschikt. De regering streeft naar een gezonde bodem in
2050. De regering wil dit bereiken middels een mix van maatwerkmaatregelen duurzaam
bodembeheer, bijvoorbeeld via het GLB en kennisontwikkeling en -verspreiding zoals
ook al is opgenomen in het Nationaal Programma Landbouwbodems (NPL).
Zal er bij de monitoring rekening worden gehouden met alle relevante indicatoren voor
de bodem, zowel chemisch, biologisch als fysisch? Deze leden kijken uit naar het BNC-fiche
en hopen op een ambitieuze inzet vanuit het kabinet.
Antwoord
Sinds 2019 loopt in Nederland het monitoringsprogramma Bodemindicatoren voor Landbouwbodems
in Nederland (BLN). Hierbij worden de landbouwbodems 5-jaarlijks op bijna 1.200 locaties
gemonitord op 18 biologische, fysische en chemische indicatoren. In 2024 vindt de
volgende meetronde plaats. Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de
EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden
toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.
De leden van de D66-fractie lezen daarnaast over twee andere onderwerpen die staan
geagendeerd voor de Raad. Ten eerste de «langetermijnvisie plattelandsgebieden EU».
De Minister spreekt over het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en Gemeenschappelijk
landbouwbeleid (GLB) dat wordt ingezet voor een integrale en gebiedsgerichte aanpak.
Kan de Minister bij het bespreken van de langetermijnvisie aandacht vragen voor de
gebreken in het GLB? Zo ligt er nog een zware nadruk op het financieel steunen van
agrarische bedrijven, gebaseerd op het oppervlak van het bedrijf. Deze leden pleiten
echter voor een GLB waarbij publieke middelen beschikbaar zijn voor bedrijven die
duurzame, prestatiegerichte publieke diensten verlenen, zoals natuurbeheer. Het nieuwe
GLB ligt nog enkele jaren voor ons, maar het belang van deze publieke diensten onderstrepen
en adequaat ondersteunen zou deel uit moeten maken van de langetermijnvisie van de
plattelandsgebieden van de Europese Unie (EU) (COM/2021/345).
Antwoord
Binnen de langetermijnvisie van het platteland worden lidstaten gevraagd een plattelandspact
met bijbehorend actieplan voor het platteland op te stellen. Dit actieplan ziet toe
op een sterker, verbonden, veerkrachtig en welvarend plattelandsgebied. Naast het
GLB instrumentarium zijn er meerdere beleidsinstrumenten die gericht zijn op plattelandsontwikkeling,
zoals het NPLG en de Regio Deals. Synergie tussen deze beleidsinstrumenten is voor
mij van belang. De gedachtewisseling over de langetermijnvisie is niet het juiste
platform om verbetervoorstellen voor het GLB na 2027 aan de orde te stellen. Het belang
van prestatiegerichte doelgerichte betalingen onderstreep ik en dat blijkt ook uit
de keuzes in het Nationaal Strategisch Plan waaronder de overheveling van GLB middelen
van de eerste pijler naar de tweede pijler.
De leden van de D66-fractie hebben ten slotte enkele vragen over «onderhandelingen
vangstmogelijkheden 2024». Deze leden lezen over gebiedsflexibiliteit tussen wateren
waar het gaat over vier visbestanden als een van de mitigerende maatregelen die de
EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) hebben getroffen. Wordt met deze maatregel de stabiliteit
van de visbestanden voldoende geborgd? Hoe staat de wetenschappelijke gemeenschap
tegenover dit voorstel? Perspectief bieden voor de sector is belangrijk al mag dat
niet ten koste gaan van de duurzame visserij. Is de Minister van mening dat met deze
maatregel duurzame visserij wordt bevorderd?
Antwoord
Zoals ik in de Geannoteerde Agenda Landbouw- en Visserijraad van 18 september 2023
(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1574) heb aangegeven hebben de EU en het Verenigd Koninkrijk (VK) gezamenlijk in het SCF
besloten dat komend jaar per individueel bestand een TAC wordt vastgesteld waar voorheen
tongschar/witje en tarbot/griet gecombineerde bestanden waren. Deze vier TACs kunnen
zo meer in lijn met de desbetreffende ICES adviezen worden vastgesteld en dit draagt
bij aan een duurzamer beheer. In een gemengde visserij kunnen bijvangsten niet vermeden
worden, wat tot choke situaties (een visbestand limiteert de vangstmogelijkheden van
een ander visbestand) kan leiden. Een gebiedsflexibiliteit kan de TAC-splitsing in
combinatie met de aanlandplicht werkbaar houden voor de vissers.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de achterliggende stukken voor
het schriftelijk overleg Landbouw- en Visserijraad (18/19 september) en hebben nog
enkele vragen.
Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid
De leden van de CDA-fractie hebben zorgen over de opstapeling van Europese regels
bovenop de Nederlandse regels. Zo ook op het gebied van bodemgezondheid. Kan de Minister
toelichten hoe de doelstelling dat in 2050 alle bodems in de EU in gezonde staat verkeren
zich verhoudt tot reeds bestaand Nederlands beleid? Op welke manier interpreteert
de Minister de doelstelling en hoe wordt hier in Nederland concreet uitvoering aan
gegeven? Welke gevolgen gaat dit hebben voor de agrarische sector? Kan de Minister
aangeven hoe de monitoring van de staat van de bodem er mogelijk uit komt te zien?
Deelt de Minister de mening van deze leden eens dat een «one out- all out» systematiek
moet worden voorkomen, omdat bodems hierdoor al snel als ongezond worden bestempeld?
Antwoord
Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring
en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een
BNC-fiche.
De leden van de CDA-fractie benadrukken dat Nederland het op één na dichtstbevolkte
land van de EU is en dat hiermee rekening moet worden gehouden bij de totstandkoming
van Europees beleid. Maatwerk is een vereiste, niettemin omdat de bodem overal anders
is. Deelt de Minister deze mening? Kan de Minister alvast in grote lijnen aangeven
wat de inzet van het kabinet wordt in het beleidsdebat dat zal plaatsvinden bij de
Landbouw- en Visserijraad, vooruitlopend op het BNC-fiche?
Antwoord
Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring
en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een
BNC-fiche.
Landbouwgerelateerde handelsvraagstukken
De leden van de CDA-fractie lezenin de geannoteerde agenda dat de Minister ten aanzien
van landbouwgerelateerde handelsvraagstukken het belang benadrukt van hoge duurzaamheidsstandaarden,
mede in het licht van de hoge standaarden waaraan onze producenten worden gevraagd
te voldoen. Deze leden ondersteunen deze inzet zeer.
Onderhandelingen vangstmogelijkheden 2024
De leden van de CDA-fractie onderschrijven tot slot de zorg van de Minister over het
generieke karakter van het boomkorverbod en hopen ook hier op een maatwerkoplossing.
Welke mogelijkheden ziet de Minister hier?
Antwoord
Ik zal in de komende periode samen met België werken aan een nadere onderbouwing die
kan beargumenteren dat de effecten van de boomkor verschillen voor onderscheiden regionale
bodemtypes en boomkorvistuigen. Hoewel er op dit moment nog geen signalen zijn dat
Noorwegen bereid is om het verbod op te heffen, zal ik de komende periode in samenspraak
met België en de Commissie bij Noorwegen deze nadere onderbouwing onder de aandacht
brengen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties en reactie
van de bewindspersoon
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben kennisgenomen van de agenda. Deze
leden hebben enkele vragen. Het gebrek aan gepubliceerde vergaderstukken, waardoor
de Minister hier niet op in kan gaan in de geannoteerde agenda, betreuren deze leden.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zijn benieuwd welke gevolgen de Europese
bodemrichtlijn heeft op de Nederlandse Wet bodembescherming (Wbb). Bevat de Europese
bodemrichtlijn meer ambitie dan de Nederlandse wet? Vereist dit extra maatregelen?
Komen daar middelen voor beschikbaar om dit te bekostigen? Welke vragen leven er nog
bij de Minister over deze nieuwe Richtlijn? Bovendien lezen deze leden dat het doel
is om in 2050 een weerbare bodem te hebben die ecosysteemdiensten kan leveren. Stelt
de EU middelen beschikbaar om deze te leveren? Ziet de Minister de aangenomen motie
van het lid Klaver c.s. (Kamerstuk
30 252, nr. 105
) als een noodzakelijke stap om het leveren van ecosysteemdiensten te leveren?
Antwoord
Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring
en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een
BNC-fiche.
Wat betreft de motie Klaver c.s. waarin de Kamer heeft verzocht om voor Prinsjesdag
2023 te komen met een regeling voor ecosysteemdiensten waarmee invulling wordt gegeven
aan het advies van de WUR/Sovon voor doelbereik en in de begroting LNV de hiertoe
benodigde middelen toe te voegen, deze is door de Kamer verworpen bij de stemming
over de moties ingediend bij het debat over het beëindigden van de onderhandelingen
van het Landbouwakkoord (Handelingen II 2022/23, nr. 101, item 16). Echter, zoals toegezegd tijdens het commissiedebat Stikstof, NPLG en Natuur 7 september
jl. kom ik nog met een brief, waarin ik een aantal maatregelen toelicht die ik zal
nemen waaronder ecosysteemdiensten.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties zien de langetermijnvisie plattelandsgebieden
EU geagendeerd staan. Over de landbouw ontvangt de commissie later deze maand de aangekondigde
Landbouwbrief. Stelt deze brief nog aanpassingen voor ten opzichte van het lopende
beleid die relevant zijn voor de Europese langetermijnvisie? Staat in die brief informatie
die zal worden uitgedeeld in dit overleg? Kan de Minister deze informatie vooruitlopend
op de raad met de Kamer delen? Kan de Minister uiteenzetten hoe hij brede welvaart
definieert bij de ontwikkeling van het platteland?
Antwoord
Voor de val van het kabinet heb ik aangekondigd om in september met een plan in een
landbouwbrief te komen. Want de opgaven op gebied van natuur, stikstof, water, klimaat
en perspectief voor boeren vraagt om een transitie van de landbouw. Een transitie
die ingrijpend is voor boeren die het betreft en alle andere relevante partijen. Echter,
met de val van het kabinet is dit voornemen in een ander daglicht komen te staan.
Ik heb moeten constateren dat de noodzakelijke maatregelen en de benodigde stappen
niet meer passend zijn bij de demissionaire status van het kabinet.
Wel kom ik nog met een Kamerbrief, zoals ook toegezegd in het commisiedebat Stikstof,
NPLG en Natuur 7 september jl., waarin ik een aantal maatregelen toelicht die ik zal
nemen ter voorbereiding op de besluitvorming van een volgend Kabinet. Bij de definiëring
van «brede welvaart» wordt gebruik gemaakt van de gehanteerde CBS-definitie. Deze
sluit aan bij de gangbare internationale definities: Brede welvaart betreft de kwaliteit
van leven hier en nu en de mate waarin deze ten koste gaat van de brede welvaart van
latere generaties of van die van mensen elders in de wereld.
De leden van de PvdA- en GroenLinks-fracties hebben met belangstelling kennisgenomen
van de agendapunten rondom de visserij. Deze leden lezen dat onderhandelingen over
de vangstmogelijkheden met het VK en Noorwegen moeizaam verlopen. Kan de Minister
dit toelichten?
Antwoord
Het VK en Noorwegen zijn derde landen en hebben zodoende elk een eigen visserijbeleid.
Dit beleid komt niet per definitie overeen met de uitgangspunten van de EU, zoals
neergelegd in het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB). De onderhandelingen met
het VK en Noorwegen vinden in verschillende gremia plaats, hetgeen ervoor zorgt dat
aan meerdere tafels tegelijkertijd wordt onderhandeld. Er zijn bilaterale onderhandelingen
met het VK en Noorwegen, trilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen gezamenlijk,
en onderhandelingen in breder verband met andere kuststaten. Het verloop van de trilaterale
onderhandelingen en onderhandelingen met kuststaten heeft zijn weerslag op de bilaterale
onderhandelingen. Voor de bilaterale onderhandelingen met het VK geldt dat deze plaatsvinden
in de context van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst (HSO). Dit is sinds de
Brexit het geldende kader, maar is dus nog vrij nieuw en complex. Nog steeds zijn
de EU en het VK zoekende hoe opvolging te geven aan de in de HSO gemaakte afspraken.
Voor de bilaterale onderhandelingen EU-Noorwegen geldt dat een overkoepelend kader
ontbreekt, waardoor er geen sprake is van gedeelde uitgangspunten. Dit maakt de onderhandelingen
moeizaam.
Bovendien lezen deze leden dat de Minister bezorgd is over de negatieve vangstadviezen
voor verschillende vissoorten. Ook zegt hij het niet vanzelfsprekend te vinden dat
er automatische reducties worden toegepast. Ziet de Minister geen enkele meerwaarde
in de automatische reductie? Is er verder perspectief op een verandering in de negatieve
trend in vangstadviezen? Verwacht de Minister dat deze dalende trend door zal zetten
en loopt de trend samen met de dalende gezondheid van deze vispopulaties? Zo ja, welke
maatregelen nemen Nederland en de EU om deze vissoorten te beschermen en hun populatie
te versterken? Wordt er gewerkt aan een duurzaam perspectief voor de vissers die afhankelijk
zijn van vangst van deze vissoorten? Is er een toekomst voor deze vissers binnen de
visserij?
Antwoord
In de vangstadviezen voor gegevens-arme bestanden past de Raad voor Onderzoek naar
de Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) reeds maatwerk
toe. Bij de vaststelling van het vangstadvies wordt rekening gehouden met de beschikbare
wetenschappelijke data over het desbetreffende visbestand. Op basis hiervan adviseeert
ICES over de toepassing van het voorzorgspincipe. Ik ondersteun deze aanpak, want
ik ben van mening dat hiervoor maatwerk vereisd is.
Ten aanzien van een eventuele trend van zowel positieve als negatieve adviezen kan
ik aangeven dat ICES jaarlijks vangstadviezen opstelt waarin zij inzicht geeft in
de conditie van een bepaald visbestand. Dit doen zij op basis van de laatste wetenschappelijke
inzichten en beschikbare data. In de adviezen worden de trends op basis van deze data
weergegeven. Naast de vangstadviezen, houd ik ook oog voor de sociaaleconomische effecten
overeenkomstig het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), want ik vind het belangrijk
om de visserij een duurzaam perspectief te bieden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie en reactie van de bewindspersoon
Bodemrichtlijn
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken en
hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het bekend is het dat de Nederlandse
en Europese bodem zich in een zeer slechte staat bevindt. Deelt de Minister de mening
dat mest en landbouwgif één van de grotere veroorzakers zijn van de slechte staat
van de bodem? Is de Minister het ermee eens dat deze negatieve inputs in ieder geval
geminimaliseerd en liever moet worden gestopt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe worden
de Nitraatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water (KDW) meegenomen in de Bodemrichtlijn?
Antwoord
Duurzaam beheerde bodems kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan opgaven op het
gebied van klimaat, water, biodiversiteit en stikstof. Nederland werkt via het Nationaal
Programma Landbouwbodems al sinds 2019 aan duurzaam beheer van alle landbouwbodems
in 2030. Binnen het NPL wordt langs verschillende sporen gewerkt aan het verbeteren
van de bodemkwaliteit. Dit betreft maatwerk; er kunnen meerdere oorzaken zijn dat
de bodem niet altijd in een goede staat verkeert. Het standpunt van het kabinet over
het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid zal
aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een BNC-fiche.
De leden van de PvdD-fractie vragen welke concrete doelen zouden moeten behaald worden
om een gezonde bodem te krijgen in 2050. Deelt de Minister de mening dat de 2050 deadline
te laat is, gezien het belang van gezonde bodems voor voedselproductie? Zo nee, waarom
niet? Daarnaast lezen deze leden dat er nog geen definitie over bodemgezondheid bestaat.
Welke definitie hanteert de Minister? Wat gaat Nederland voorstellen omtrent de definitie?
Antwoord
Het Nationaal Programma Landbouwbodems (NPL) heeft als een van de doelstellingen dat
in 2030 alle landbouwbodems duurzaam worden beheerd. Door maatregelen voor duurzaam
bodembeheer te nemen, wordt uiteindelijk een gezonde bodem bereikt, passend bij het
landgebruik. Hoe lang het dan nog duurt voordat de bodem weer gezond is, zal per bodem
verschillen. Over de defintie van een gezonde bodem wordt in Europees verband nog
nagedacht.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat onderzoek aantoont dat koolstofopslag in
de bodem minder goed werkt dan gehoopt. Is de Minister bekend met de effectiviteit
van koolstofopslag?1
Kan de Minister aangeven hoe het bodemleven, de CO2-cyclus en het optimaal biologische
functioneren van de bodem het beste kunnen worden beschermd en hersteld, opdat gezond
voedsel erop kan groeien?Deelt de Minister de mening dat een transitie naar een meer
plantaardige voedselproductie zonder mest en gif een gezonde bodem kan bewerkstelligen?
Antwoord
Naast duurzaam beheer van alle landbouwbodems in 2030 heeft het Nationaal Programma
Landbouwbodems (NPL) als tweede doelstelling dat vanaf 2030 jaarlijks 0,5 Mton CO2-equivalent extra wordt vastgelegd in minerale landbouwbodems. Van beide doelstellingen
profiteren naast klimaat en water ook de onder- en bovengrondse biodiversiteit. De
effectiviteit van koolstofopslag in de bodem en de uitkomsten van de diverse onderzoeken
hierover zijn binnen LNV bekend. Ook loopt al jaren het onderzoeksprogramma Slim Landgebruik
om te komen tot de eerder genoemde NPL-doelstellingen.
Vangstmogelijkheden
De leden van de PvdD-fractie lezen dat Nederland zich aan de wetenschappelijke vangstadviezen
wil houden. Echter voor soorten waar niet veel gegevens voor zijn, vindt Nederland
niet dat automatische reducties op vangst moeten worden toegepast. Deze leden willen
weten of de Minister vindt dat het voorzorgsprincipe moet worden toegepast voor soorten
waarover weinig gegevens zijn. Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe vindt de Minister dat
hier invulling aan moet worden gegeven voor gegevensarme bestanden?
Antwoord
In de vangstadviezen voor gegevens-arme bestanden past de Raad voor Onderzoek naar
de Zee (International Council for the Exploration of the Sea, ICES) reeds maatwerk
toe. Bij de vaststelling van het vangstadvies wordt rekening gehouden met de beschikbare
wetenschappelijke data over het desbetreffende visbestand. Op basis hiervan adviseeert
ICES over de toepassing van het voorzorgspincipe. Ik ondersteun deze aanpak, want
ik ben van mening dat hiervoor maatwerk vereisd is.
De leden van de PvdD-fractie lezen daarnaast dat tongschar/witje en tarbot/griet geen
gecombineerde bestanden vormen. Kan de Minister aangeven waarom er niet voor is gekozen
om dat wel te doen? Wat zal deze knip inhouden voor de aparte totaal toegestane vangsten
(TACs) van vissoorten? Hoe wordt voorkomen dat vissen op de ene soort overbevissing
van de andere soort met zich meebrengt vanwege bijvangsten?
Antwoord
De bestanden tongschar/witje en tarbot/griet zijn voorheen in de vaststelling van
vangstmogelijkheden behandeld als twee gezamenlijke bestanden. Deze zogeheten gecombineerde
TACs zagen dus elk op twee visbestanden. Voor elk van de vier soorten wordt een onafhankelijk
advies gegeven door ICES. In het kader van duurzaam beheer is in het Speciaal Comité
voor Visserij (Specialised Committee on Fisheries: SCF) onder het Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
(HSO) met het Verenigd Koninkrijk afgesproken om deze TACs te splitsen en zo de vier
visbestanden op een duurzamere manier te beheren om mogelijke overbevissing te voorkomen.
Dit betekent dat vanaf 2024 per visbestand een TAC wordt vastgesteld en niet langer
een gecombineerde TAC. Dit komt mijns inziens het duurzaam beheer van deze soorten
ten goede.
Mercosur
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor
de Landbouw- en Visserijraad 18 september 2023 en waarderen het dat de Minister tijdens
deze Raad, conform motie van het lid Teunissen c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2618), zal bepleiten dat een mogelijk EU-Mercosur handelsakkoord een integraal associatieakkoord
blijft.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister bekend is met Raadsconclusies «De
onderhandelingen over en de sluiting van handelsovereenkomsten van de EU» (9120/18),
aangenomen op 28 mei 2018.Deelt de Minister dat in deze Raadsconclusies duidelijk
en specifiek staat opgenomen dat een mogelijk EU-Mercosur handelsakkoord een gemengd
akkoord blijft? Is de Minister bereid in zijn interventie tijdens deze Raad naar deze
Raadsconclusies te verwijzen?Zoals vastgelegd in de Raadsconclusies dient een mogelijke
splitsing te worden voorgelegd aan de Raad. Kan de Minister aangeven of daar een gekwalificeerde
meerderheid of unanimiteit voor nodig is? Kan de Minister tevens aangeven of deze
stemming tegelijkertijd met een mogelijk EU-Mercosur handelsakkoord aan de Raad wordt
voorgelegd of voorafgaand daaraan? In de Raadsconclusies staat tevens opgenomen dat
burgers voortdurend op de hoogte moeten worden gehouden van vorderingen en inhoud
van handelsovereenkomsten waarover wordt onderhandeld, constateren deze leden. Kan
de Minister in dat kader de Europese Commissie (EC) verzoeken om tijdens de Raad een
tijdspad te communiceren en dat tijdspad in het verslag van de Raad met de Kamer te
delen? Kan de Minister tevens terugkoppelen wat de stand van zaken is van de onderhandelingen
en toelichten wat het laatste tegenakkoord van Mercosur is? Kan de Minister tot slot
terugkoppelen wat het krachtenveld binnen de Raad is?
Antwoord
Ik ben bekend met de Raadsconclusies uit 2018. Zoals aangegeven in reactie op moties
van uw Kamer heeft mijn collega voor BHOS tijdens de laatste Raad Buitenlandse Zaken
Handel van 25 mei jl. aangegeven dat het EU-Mercosurakkoord een integraal associatieakkoord
dient te blijven, en heb ik dat gedaan bij de Landbouw- en Visserijraad in juni jl.
Tijdens deze Landbouw- en Visserijraad zal ik dit nogmaals benadrukken.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld is op dit moment niet bekend in welke vorm of wanneer
de Europese Commissie een mogelijk EU-Mercosurakkoord zal voorleggen aan de Raad ter
besluitvorming. Er wordt momenteel nog gesproken tussen de EU en de Mercosur-landen
over een additioneel instrument over duurzaamheid.
De Europese Commissie kan als onderhandelaar (waar nodig gezamenlijk met de Hoge Vertegenwoordiger
van de Europese Unie) een voorstel doen om het onderhandelingsresultaat in meerdere
akkoorden voor te leggen aan de Raad. De aard van een akkoord zal pas definitief kunnen
worden bepaald op basis van de uitonderhandelde tekst, voorafgaand aan ondertekening.
De Raad kan zich vervolgens hierover uitspreken en besluit vervolgens over het Commissievoorstel.
Daarbij is de stemregel afhankelijk van de rechtsgrondslag(en) van het Commissievoorstel.
Ik zal tijdens de Raad vragen naar het door de Europese Commissie verwachte tijdpad
en stand van zaken van de onderhandelingen, en uw Kamer daarover informeren in het
verslag van de Raad. Uw Kamer wordt voorafgaand aan iedere Raad Buitenlandse Zaken
Handel geïnformeerd over de voortgang van de lopende onderhandelingen over handels-
en investeringsakkoorden. De volgende, geactualiseerde, voortgangsrapportage ontvangt
uw Kamer voorafgaand aan het Commissiedebat RBZ-Handel d.d. 5 oktober a.s.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CU-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de CU-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de
LNV-raad op 18 september 2023. Deze leden willen de Minister de volgende punten meegeven.
De leden van de CU-fractie staan achter het ontwikkelen van een Richtlijn op bodembescherming
en weerbaarheid, maar deze leden hebben wel zorgen bij de uitwerking hiervan. Hoe
wordt voorkomen dat er teveel met dezelfde maat wordt gemeten, net als bij de Nitraatrichtlijn?
Komt er voldoende ruimte voor niet alleen bodemsoorten, maar ook de ligging en het
gebruik ervan? Tot slot op dit punt nemen deze leden aan dat de EC de bodem niet als
één organisme ziet, maar wel als een ecosysteem met verschillende schimmels, bacteriën
en kleine diersoorten die allen samen de bodem gezond en weerbaar houden.
Antwoord
Uitgangspunt van de Europese Commissie is dat de bodem een levend organisme is dat
dezelfde bescherming nodig heeft als water en lucht. Het voorstel van de Europese
Commissie richt zich op zowel flexibiliteit voor de lidstaten als harmonisering op
onderdelen, waaronder bijvoorbeeld monitoring. Vanwege de heterogeniteit van de bodemsamenstelling
en het landgebruik vindt de regering het van belang dat er ruimte blijft voor maatwerk
en een flexibele aanpak.
De leden van de CU-fractie lezen dat gesprekken over internationale handel in landbouwgoederen
nog steeds zien op productstandaarden. Deze leden willen benadrukken dat productiestandaarden,dus
niet de productstandaarden, op dit moment met name een risico op een «race to the
bottom» vormen, aangezien daar geen adequate controle op is. Daarnaast missen deze
leden de fundamentele vraag of het überhaupt in tijden van klimaatverandering wenselijk
is om goederen, die niet per se zijn beperkt tot een bepaalde klimaatzone, de wereld
over te sturen. Daar waar de handel in bananen, olijfolie of kaas logischerwijs vanuit
een bepaald land de wereld over gaat, is het minder logisch om koeienvlees of kippeneieren
een halve wereldbol over te laten vliegen voor een lagere prijs. Wil de Minister de
EC op het hart drukken om het gesprek op dat niveau met de World Trade Organisation
(WTO) te voeren, ook in relatie tot Mercosur? Op dit punt willen deze leden tot slot
meegeven dat wat hen betreft, landbouw wordt uitgezonderd van het EU-Mercosur handelsakkoord
en dus niet integraal wordt benaderd.
Antwoord
Ik neem kennis van de door u gedane observaties en stellingname. Bij het punt over
handel zal de Commissie naar verwachting ook ingaan op de onderhandelingen rondom
landbouw richting de dertiende Ministeriele Conferentie van de Wereldhandelsorganisatie
(WTO) die plaats zal vinden in februari 2024. Ik zal in mijn interventie de Commissie
oproepen om het belang van duurzaamheid, en verdere integratie van handel en milieu
en sociale kwesties (inclusief vraagstukken t.a.v. verschillende productiestandaarden
op deze terreinen) op de WTO agenda onder de aandacht te brengen binnen de WTO. Lopende
onderhandelingen over bilaterale handelsakkoorden worden als zodanig niet in WTO-verband
besproken
De leden van de CU-fractie willen de Minister het volgende meegeven wat betreft de
vangstmogelijkheden. Deze leden kijken uit naar een update over de gesprekken met
Groot Brittannië over het ruilen van visquota en gebruik van elkaars wateren. Daarnaast
geldt voor tong en zeebaars inmiddels een negatief advies met een aanpassing van de
voorgestelde quota van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES)
naar beneden. De Minister geeft aan dat deze adviezen niet per definitie de inzet
van Nederland zijn. Wil de Minister de Kamer zo snel mogelijk informeren over de Nederlandse
inzet op dit dossier? Deze leden zijn blij dat hij extra onderzoek naar de terugval
van schol vraagt, temeer omdat de kans zeer klein is dat visserij een rol van betekenis
speelt hierin, gezien de niet volgemaakte quota de afgelopen jaren. Hoe wordt een
gezonde visstand dan beschermd? Op welke termijn de Kamer dit onderzoek verwachten?
Antwoord
De leden van de CU-fractie vragen naar mijn inzet op schol naar aanleiding van een
terugval in het vangstadvies. Ik ga er vanuit dat de CU-fractie hiermee doelt op het
tongadvies. Voor schol adviseert ICES namelijk een toename van 2,9%. Zoals in de Geannoteerde
Agenda (kenmerk 2023Z14628) aangegeven, maak ik mij wel zorgen over het tongadvies. Ik zal in de Raad mijn zorgen
hierover uiten. Hoewel in voorgaande jaren het tong-quotum niet volledig is benut,
heeft de sector aangegeven dat een verlaging in vangstmogelijkheden conform het vangstadvies
zal leiden tot een vroegtijdige sluiting van de tongvisserij, met negatieve economische
gevolgen voor de betreffende bedrijven. Het Meerjarenplan Noordzee kan mogelijkheden
bieden om grote schommelingen in de vangstadviezen op te vangen. Deze analyseer ik
nog.
De Raad voor het Onderzoek naar de Zee (International Council for the Exploration
of the Sea, ICES) voert periodiek onderzoek uit naar de kwaliteit van het wetenschappelijk
onderzoek dat ten grondslag aan vangstadviezen voor visbestanden. Ik ondersteun deze
werkwijze, omdat zo gewaarborgd wordt dat de vangstadviezen zo goed mogelijk bijdragen
aan duurzaam bestandsbeheer. Begin 2024 is een benchmark door ICES voorzien voor tong
in de Noordzee. Hierbij beoordeelt ICES de methode die ten grondslag ligt aan de bestandinschattingen
voor tong en de daaruit volgende adviesbepalingen voor de vangstmogelijkheden. Deze
benchmark kan benut worden voor de vangstadviezen voor 2025.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda. Deze leden hebben onder meer een vraag over de Richtlijn bodemmonitoring en
bodemweerbaarheid.
De leden van de SGP-fractie zetten grote vraagtekens bij de subsidiariteit van de
voorgestelde Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid. Goed bodembeheer is zonder
meer belangrijk. Maar deze leden zijn van mening dat dit primair een verantwoordelijkheid
is van de lidstaten. De grensoverschrijdende aspecten zijn immers heel beperkt. De
belangrijkste reden voor de Bodemrichtlijn is het behouden en het stimuleren van koolstofopslag
in de bodem vanwege de problematiek van klimaatverandering. Via onder meer CO2-reductiedoelstellingen
voor lidstaten op basis van de Europese Klimaatwet en de verordening voor landgebruik
(LULUCF) is op dit vlak al sprake van Europese stimulansen en van Europees beleid.
Daarbij komt dat grensoverschrijdende vervuiling met name plaatsvindt via waterlichamen.
Daarvoor geldt al de KDW. Verder heeft de EC in de ogen van deze leden niet aangetoond
dat sprake is van dermate grote vervuiling van de lucht via verwaaiing van verontreinigde
bodems over grenzen heen, en van het zo frequent verhandelen van onveilig voedsel
vanwege verontreinigde bodems dat hiervoor Europese actie vereist is middels de voorgestelde
Richtlijn. Deze leden horen graag of het kabinet zich bij de komende Raad terughoudend
en kritisch gaat opstellen. Gaat het kabinet opheldering vragen met betrekking tot
het aspect subsidiariteit en de mate waarin sprake is van grensoverschrijdende bodemverontreiniging?
Antwoord
Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring
en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een
BNC-fiche.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de BBB-fractie bedanken de Minister voor het toezenden van de geannoteerde
agenda van de Landbouw- en Visserijraad op 18/19 september 2023.
De leden van de BBB-fractie constateren dat de Minister schrijft dat hij tijdens de
Raadsvergadering zal bepleiten dat een mogelijk EU-Mercusor handelsakkoord een «integraal
associatieakkoord blijft». Is het nog wel democratisch verantwoord om voortgang te
geven aan het EU-Mercusor handelsakkoord nu er spoedig nieuwe verkiezingen op komst
zijn? Kan de Minister een preciezere uitleg geven wat hij exact bedoelt met een «integraal»
associatieakkoord?
Antwoord
De verwachting is dat de Commissie tijdens de Raad ook ingaat op de Mercosur onderhandelingen.
Op dit moment wordt nog onderhandeld tussen de Europese Commissie en de Mercosurlanden
over een aanvullend instrument bij het in 2019 uit onderhandelde handelsdeel van een
mogelijk EU-Mercosur akkoord. Conform het verzoek van de Kamer in de motie van het
lid Teunissen zal ik bij de Raad bepleiten dat een mogelijk EU – Mercosur akkoord
een integraal associatieakkoord blijft (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2636).
Met een «integraal associatieakkoord» wordt bedoeld dat het handelsdeel van de te
maken afspraken samen met de afspraken over samenwerking op een breed aantal buitenlandpolitieke
terreinen in één akkoord wordt vervat.
De leden van de BBB-fractie hechten belang aan een gezonde bodem en goed bodembeheer,
zodat volgende generaties burgers en boeren van hetzelfde land kunnen blijven gebruik
maken. Deze leden vragen zich af hoe het kabinet het belang van de Nederlandse agrarische
sector gaat vertegenwoordigen in de nog komende Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid?
Antwoord
Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring
en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een
BNC-fiche.
De EC bestempelt 60 tot 70 procent van de bodem in de EU als «ongezond» in het persbericht
inzake de Richtlijn bodemmonitoring en bodemweerbaarheid.2
Kan de Minister aangeven wat het percentage gezonde/ongezonde bodem is voor Nederland,
Duitsland en België (waaronder Vlaanderen) en Denemarken?3
Hoe verhoudt dit onderzoek zich tot andere onderzoeken van bijvoorbeeld de Wageningen
University & Research (WUR)?4
Zou het de Minister mogelijk zijn om te duiden wat de maatregelen van de Richtlijn
voor Nederland zouden kunnen betekenen en wat de Nederlandse inzet zal worden binnen
de Raad? Is het werkbaar voor Nederland dat de EC álle bodems in de EU in 2050 in
een gezonde staat wil krijgen, en wat zijn de gevolgen als het Nederland niet lukt
om deze eis na te komen?5
Loopt Nederland richting 2050 mogelijk het gevaar in een «bodemcrisis» te komen als
wij niet de bodemstandaarden behalen die de EC voorschrijft?
Antwoord
Het standpunt van het kabinet over het voorstel van de EC over de Richtlijn bodemmonitoring
en bodemweerbaarheid zal aan uw Kamer worden toegezonden, zoals gebruikelijk via een
BNC-fiche.
De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister kan uitleggen waarom de onderhandelingen
«moeizaam verlopen» met het VK en Noorwegen inzake visquota.
Antwoord
Zoals ik in eerder antwoord op een vraag van de PVDA- en Groenlinks-fracties over
de moeizame relatie met het VK en Noorwegen heb aangegeven, het VK en Noorwegen zijn
derde landen en hebben zodoende elk een eigen visserijbeleid. Dit beleid komt niet
per definitie overeen met de uitgangspunten van de EU, zoals neergelegd in het Gemeenschappelijk
Visserijbeleid (GVB).
De onderhandelingen met het VK en Noorwegen vinden in verschillende gremia plaats,
hetgeen ervoor zorgt dat aan meerdere tafels tegelijkertijd wordt onderhandeld. Er
zijn bilaterale onderhandelingen met het VK en Noorwegen, trilaterale onderhandelingen
met het VK en Noorwegen gezamenlijk, en onderhandelingen in breder verband met andere
kuststaten. Het verloop van de trilaterale onderhandelingen en onderhandelingen met
kuststaten heeft zijn weerslag op de bilaterale onderhandelingen. Voor de bilaterale
onderhandelingen met het VK geldt dat deze plaatsvinden in de context van de Handels-
en Samenwerkingsovereenkomst (HSO).
Dit is sinds de Brexit het geldende kader, maar is dus nog vrij nieuw en complex.
Nog steeds zijn de EU en het VK zoekende hoe opvolging te geven aan de in de HSO gemaakte
afspraken. Voor de bilaterale onderhandelingen EU-Noorwegen geldt dat een overkoepelend
kader ontbreekt, waardoor er geen sprake is van gedeelde uitgangspunten. Dit maakt
de onderhandelingen moeizaam.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Amhaouch, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
A. Holtjer, adjunct-griffier