Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg inzake uitwerking verzuimaanpak (Kamerstuk 26695-139)
2022D38364 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 15 juli 2022 inzake de uitwerking verzuimaanpak
(Kamerstuk 26 695, nr. 139).
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
7
II
Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
9
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van ««Uitwerking verzuimaanpak»»
en hebben hier nog vragen over.
De leden lezen dat het RtI1/MD-MTSS2-raamwerk kan helpen om afwezigheid van een leerling eerder te signaleren. Hoe wil
de Minister voorkomen dat dit raamwerk leidt tot onnodige extra administratieve rompslomp
voor scholen?
Het is voor de leden onduidelijk hoe het wetsvoorstel verzuim zal leiden tot een significante
vermindering van verzuim. Ze vinden dat dit wetsvoorstel onvoldoende aansluit bij
de werkelijke vraag achter de problematiek van verzuim: een gebrek aan passend onderwijs
en de mogelijkheden om maatwerk te bieden aan leerlingen die dat nodig hebben. In
het voorstel staat vooral een nieuwe verzuimregistratie beschreven, terwijl thuiszittende
jongeren vaak thuiszitten omdat er geen passende leerplek aangeboden kan worden. Het
nieuwe RtI/MD-MTSS-registratiesysteem lost dit niet op. Op wat voor manier worden
scholen en samenwerkingsverbanden met dit wetsvoorstel gestimuleerd om een passende
leerplek voor thuiszittende jongeren te bieden? Dit wetsvoorstel focust op de handhaving
van de leerplicht voor leerlingen en ouders, terwijl het ministerie tegelijkertijd
naar leerrecht toe wil. Dit wetsvoorstel lijkt door de focus op de leerplicht, zonder
aandacht te besteden aan de manier waarop scholen passende leerplekken kunnen bieden
aan thuiszittende jongen, tegen de eigen ambitie in te gaan. De leden vragen hoe dit
wetsvoorstel in relatie staat tot de ambitie van het ministerie over te gaan naar
leerrecht.
De leden lezen dat met dit wetsvoorstel persoonlijke gegevens van leerlingen worden
verzameld en gedeeld buiten de school. Gevoelige medische gegevens zouden ook gedeeld
kunnen worden. Het is de vraag of het doel en het resultaat van de verzuimregistratie
wel in verhouding staan tot het middel om deze gegevens te verzamelen. Hoe verantwoordt
de Minister het verzamelen van gevoelige persoonlijke gegevens van leerlingen, terwijl
het onduidelijk is hoe dit kan leiden tot minder thuiszittende jongeren?
De leden lezen dat samenwerkingsverbanden inzicht krijgen in verzuimgegevens en het
aantal vrijstellingen artikel 5 onder a van de Leerplichtwet 1969. Wordt daarbij ook
gecommuniceerd wat de oorzaak van de vrijstelling is, zodat bijvoorbeeld duidelijk
wordt voor hoeveel hoogbegaafde leerlingen er in regio’s geen passend onderwijsaanbod
is?
De leden van de VVD-fractie willen daarnaast weten of er binnen de ontwikkeling van
de digitale school extra aandacht is voor hoogbegaafde leerlingen. Is de Minister
bijvoorbeeld bereid om samen met universiteiten te kijken of hoogbegaafde leerlingen,
wanneer ze voorlopen op de leerstof, al op de middelbare school enkele universitaire
vakken kunnen volgen?
De Minister beschrijft dat het samenwerkingsverband aan zet is om voor alle leerlingen
een passende onderwijsplek te realiseren. De leden van de VVD-fractie zien dat voor
hoogbegaafde leerlingen nog niet alle samenwerkingsverbanden een goed aanbod hebben.
Welke stappen onderneemt de Minister om hierin snel te zorgen voor verbetering? Daarnaast
willen de leden graag weten wanneer het onderzoek naar de noodzakelijkheid van een
vorm van doorzettingsmacht is afgerond en of de Minister bereid is zijn conclusies
snel met de Kamer te delen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de uitwerking van
de verzuimaanpak. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen die zij willen
voorleggen aan de Minister over deze brief.
De leden van de D66-fractie zijn positief dat de Minister stappen wil zetten om zorg
te dragen dat alle kinderen onderwijs volgen en gezien worden. Echter, deze leden
hebben signalen ontvangen van meerdere organisaties die zich zorgen maken over de
nieuwe verzuimaanpak. Zo zijn bijvoorbeeld zorgen over de mate waarin de verzuimregistratie
bijdraagt aan een dekkend aanbod van onderwijs voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte.
Graag ontvangen deze leden hierop een reflectie van de Minister. Bovendien zijn zij
benieuwd hoe de Minister de privacy van kinderen waarborgt binnen de nieuwe aanpak.
Zo geeft bijvoorbeeld Ouders en Onderwijs aan dat er een risico bestaat dat scholen
overgaan tot zogenaamde «geautomatiseerde interventies». Hierbij wordt verwezen naar
dat bijvoorbeeld bij drie keer afwezigheid altijd een brief wordt verstuurd naar de
ouders. Hoe kijkt de Minister naar deze kritiek? Ziet hij risico’s in zo’n geautomatiseerde
omgeving? Is hij bijvoorbeeld van mening dat het registreren van verzuim in vaste
categorieën negatieve effecten kan hebben op het contact tussen leerlingen en ouders?
Daarbij vragen zij of de verzuimaanpak extra werkdruk oplevert voor scholen en leraren
en zo nee, waarom niet.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister van mening is dat aanwezigheid een
doel op zich kan worden, zonder dat deze bijdraagt aan het welzijn van leerlingen.
In welke mate zal de registratie van verzuim centraal en landelijk plaatsvinden, zoals
dat nu geregeld is voor het melden van ongeoorloofd verzuim bij de Dienst Uitvoering
Onderwijs (hierna: DUO)? Ook vragen zij wat scholen bij deze aanpak precies zullen
moeten melden bij DUO en wat dit betekent voor de leerplichtambtenaar.
De voornoemde leden vragen de Minister wat de huidige belemmeringen zijn in wet- en
regelgeving voor het verkrijgen van gegevens. Is het uitbreiden van het inzicht in
verzuimgegevens door het samenwerkingsverband bijvoorbeeld noodzakelijk om in deze
gegevens te voorzien? Zij signaleren dat de rol van samenwerkingsverbanden zal worden
uitgebreid naar preventie van verzuim van alle leerlingen, en dus niet alleen de leerlingen
die extra ondersteuning krijgen en nodig hebben. Wat betekent dit voor de uitvoering
van de wettelijke taak om zorg te dragen voor een dekkend aanbod en het creëren van
maatwerk?
De leden van de D66-fractie vragen in hoeverre de Minister van mening is dat de aanpak
toepasbaar is het op (voortgezet) speciaal onderwijs. Heeft de Minister bijvoorbeeld
kennisgenomen van de kritiek van Leerlingenbelang-vso3 (hierna: LBVSO)?
De leden van de D66-fractie lezen in de brief dat de Minister op de hoogte is dat
er enige zorgen zijn in het veld over de nieuwe verzuimaanpak. Is de Minister met
de desbetreffende organisaties in gesprek? Tot slot vragen zij hoe hij hun zorgen
gaat wegnemen.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige
brief. Zij vinden schoolverzuim vooral kwalijk omdat dit maar al te vaak een voorbode
is van voortijdig schoolverlaten. Zeker in die gevallen waarin kinderen en jongeren
in de leerplichtige leeftijd noodgedwongen thuiszitten bij gebrek aan thuisnabij passend
onderwijs, doet ons onderwijs deze mensen ernstig tekort. Als kinderen en jongeren
tijdens hun schoolloopbaan uitvallen, verlaten zij zonder startkwalificatie het onderwijs,
met alle schadelijke gevolgen van dien en ongelijke kansen op de arbeidsmarkt en in
de samenleving. De leden van de PvdA-fractie vinden dat zeer ongewenst. Zij vragen
of de Minister deze visie volkomen deelt.
De leden bezien de onderhavige brief in samenhang met andere recente kabinetsstukken.
In zijn rijksbegroting meldt het kabinet voortijdig schoolverlaten tegen te gaan door
€ 49,8 miljoen beschikbaar te stellen voor het regionaal programma en € 40,1 miljoen
voor de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (hierna: RMC). Op zich lijkt dit doortastend,
maar het betekent dat de ambitie nog altijd blijft steken bij genoegen nemen met maximaal
20.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters per jaar. Welke overwegingen liggen ten grondslag
aan deze keuze, zo vragen de voornoemde leden.
De Minister kondigt drie actielijnen aan bij zijn verzuimaanpak: hij stelt aanwezigheid
centraal, zodat ieder kind wordt gezien, wil ieder kind echt passend onderwijs bieden
en zet in op digitaal afstandsonderwijs voor kinderen en jongeren die geen onderwijs
kunnen volgen op school. Daarbij kondigt hij een wetsvoorstel aan inzake het terugdringen
van verzuim. Met dit wetsvoorstel beoogt hij een verplichte eenduidige registratie
van alle soorten van verzuim en registratie van redenen van afwezigheid in categorieën
op te leggen en elementen van het verzuimbeleid van scholen voor te schrijven. De
leden van de PvdA-fractie signaleren dat deze gedachten slecht zijn gevallen bij ouders
en scholierenorganisaties, zoals ook blijkt uit de brief van Ouders & Onderwijs van
23 september 20224 die mede wordt ondersteund door onder meer LAKS5, LBVSO en JongPIT6. De vrees is dat scholen zullen overgaan tot geautomatiseerde interventies die averechts
werken en aanwezigheid van leerlingen zullen opvatten als doel op zich, met negatieve
gevolgen voor kinderen die om evidente redenen niet naar school kunnen. Ook zijn ze
bang voor inbreuken op de privacy, die niet proportioneel zijn in verhouding tot het
doel. Wat kan en wil de Minister doen om deze zorgen weg te nemen, zo vragen de eerdergenoemde
leden. Wat doet de Minister met de voorstellen van Ouders & Onderwijs over verzuimbeleid
op school, die deze bepleit als alternatief voor het verzuimbeleid dat de Minister
beoogt? Tevens vragen zij of de Minister ook kan melden hoe de landelijke brancheorganisatie
voor leerplicht en RMC, Ingrado, tegenover deze voorstellen staat.
Wat het digitaal afstandsonderwijs betreft, voor kinderen en jongeren die niet op
school onderwijs kunnen volgen, menen de leden van de PvdA-fractie dat dit digitaal
afstandsonderwijs zeker niet ideaal is, maar nog altijd beter dan dat kinderen en
jongeren geheel verstoken blijven van onderwijs. De Minister wil digitaal afstandsonderwijs
mogelijk maken op het niveau van de lessen van de eigen school, van gedigitaliseerd
lesaanbod van buiten de eigen school en van volledig digitale lessen met interactie
met de leraar. De Minister wil op korte termijn digitaal afstandsonderwijs op de eerste
twee niveaus mogelijk maken, maar neemt meer tijd voor de inbedding en uitvoering
van het derde niveau. Wanneer denkt de Minister daaraan toe te komen?
De Minister belooft concrete stappen te zetten om de verbeteraanpak van passend onderwijs
te versnellen en er zo voor te zorgen dat ieder kind sneller een passende plek in
het onderwijs krijgt. Voor de leden van de PvdA-fractie is dat mede een waardevol
streven, omdat dit helpt te voorkomen dat kinderen en jongeren hun recht op onderwijs
wordt ontzegd. Zij willen dat ons onderwijs echt inclusief is en dat er voor elk kind
een goede plek is op school. Tegelijkertijd signaleren zij dat passend onderwijs,
waarbij ieder kind de juiste ondersteuning krijgt, nu teveel gepaard gaat met verhoging
van de werkdruk in het onderwijs. Wil de Minister ook daaraan iets doen door te investeren
in passend onderwijs en jeugdzorg en de aansluiting tussen onderwijs en jeugdzorg
te verbeteren? Tevens vragen zij wat hij concreet wil doen om te garanderen dat alle
kinderen begeleiding krijgen in hun specifieke behoeften, zoals taal- en rekenachterstanden,
gedragsstoornissen, dyslexie, sociaaleconomische omstandigheden en hoogbegaafdheid.
In hoeverre wil hij ook op individuele basis maatwerk laten bieden, waar de bestaande
voorzieningen geen passend aanbod kunnen bieden, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie danken de Minister voor de nadere uitwerking van
de verzuimaanpak. De voornoemde leden merken wel op dat ook in deze uitwerking nog
veel vragen open staan, vooral over hoe bepaalde maatregelen in de praktijk gaan werken
en wat deze daadwerkelijk gaan opbrengen bij de aanpak van verzuim. De voornoemde
leden lezen dat de Minister veel haast heeft en zijn nog niet overtuigd dat over alle
facetten voldoende is nagedacht. Zodoende hebben de leden nog behoorlijk wat vragen.
Verzuimaanpak: drie actielijnen
De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd hoe het tot nu toe gaat met de ambitie
van het kabinet om het aantal onnodige thuiszitters terug te brengen naar nul. Hoeveel
thuiszitters zijn er op dit moment? Hoeveel is dat ten opzichte van voorgaande jaren?
Wat is er sinds het aantreden van het kabinet gebeurd op dit vlak? Tevens vragen zij
hoeveel leerlingen er op dit moment een vrijstelling van onderwijs op lichamelijke
of psychische gronden (artikel 5 onder a van de Leerplichtwet 1969) hebben. Hoeveel
is dat ten opzichte van voorgaande jaren?
De voornoemde leden lezen dat er voor de uitwerking van de actielijnen overleg is
geweest met de partners van het landelijke thuiszittersoverleg. Toch krijgen de voornoemde
leden van een aantal van deze partners en ook vanuit andere kanten veel kritiek te
horen op voorgestelde verzuimaanpak. Is de Minister op de hoogte van deze kritiek?
Zij vragen wat hij ervan vindt. Is er wel voldoende geluisterd naar de signalen van
onder andere LAKS, Ouders & Onderwijs, Balans, JongPIT, LBVSO en Ieder(In)? Deze leden
vragen wat er is gedaan met de kritiekpunten van deze organisaties.
De leden van de GroenLinks-fractie concluderen dat de Minister in zijn aanpak focust
op het punt van «aanwezigheid» en dat hij door middel van registratie en data het
verzuim van leerlingen wil aanpakken. Het is de voornoemde leden echter nog onduidelijk
hoe betere registratie zal leiden tot het verminderen van verzuim. De voornoemde leden
hebben zich altijd erg ingezet voor thuiszitters en weten daardoor dat deze leerlingen
vaak thuiszitten vanwege een gebrek aan passend onderwijs. Hoe zal meer registratie
en data dit probleem oplossen? De voornoemde leden vragen of de focus op registratie
niet te groot is. De voornoemde leden erkennen dat registratie inzicht kan geven in
hoe groot het probleem van geoorloofd en ongeoorloofd verzuim is, maar missen in de
plannen van de Minister een even grote focus op de achterliggende redenen voor het
verzuim.
Wetsvoorstel verzuim (actielijn 1 en 2)
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister de wet wil wijzigen zodat
scholen zicht hebben op de totale aan- en afwezigheid van hun kinderen. De voornoemde
leden lezen hierbij dat het gaat om elke vorm van verzuim, van tandartsbezoek tot
langdurig verzuim en dat het verzuim per klokuur moet worden vastgelegd. De leden
vragen wat dit doet voor de administratieve lasten en werkdruk voor scholen. Hoe ziet
de Minister dit? Ook vragen zij bij wie deze taak komt te liggen Hebben leraren al
niet voldoende op hun bordje liggen? De voornoemde leden lezen dat het nieuwe verzuimadministratiesysteem
meer kennis en expertise gaat vragen van scholen. Gaat hij de scholen hierin ook ondersteunen?
De leden zijn ook benieuwd hoe op dit moment het registreren van verzuim is geregeld
bij scholen. Mogen scholen zelf bepalen hoe ze dat doen en welke vormen van verzuim
ze registeren? De voornoemde leden lezen dat de Minister bij de verdere uitwerking
van het wetsvoorstel nadrukkelijk aandacht gaat besteden aan privacyaspecten. Op welke
manier gaat hij dat doen? Kan hij zich voorstellen dat partijen zich hier zorgen over
maken? Vooral omdat het hierbij mede ook gaat over het vastleggen van medische gegevens
van leerlingen. Heeft hij advies ingewonnen wat dit zal betekenen voor de privacy
van leerlingen? Ook vragen zij of het doel de middelen heiligt in dit geval en in
hoeverre hij hiervoor toestemming gaat vragen aan ouders en leerlingen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen tevens dat de Minister ervoor gaat zorgen
dat alleen de «noodzakelijke gegevens» terecht komen bij de leerplichtambtenaar. Wat
valt er volgens hem onder de «noodzakelijke gegevens»? Eveneens vragen zij welke gegevens
op dit moment gedeeld worden met de leerplichtambtenaar. De voornoemde leden lezen
ook dat de Minister in het wetsvoorstel wil opnemen dat een leerplichtambtenaar data
op individueel niveau van een leerling mag ontvangen wanneer dit nodig is. Wanneer
krijgt hij toegang tot deze gegevens? Na één melding van ongeoorloofd verzuim of pas
na meerdere meldingen? Tevens vragen zij of hiervoor toestemming wordt gevraagd aan
de ouders of leerlingen. Zou het ook iets kunnen veroorzaken in de relatie tussen
school en ouders/leerling, als bij één keer verzuim gelijk de leerplichtambtenaar
erbij wordt betrokken? Graag ontvangen zij een reflectie hierop.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Minister samenwerkingsverbanden inzicht
wil geven in de verzuimgegevens en het aantal vrijstellingen 5 onder a van de Leerplichtwet
1969. De voornoemde leden spreken al jaren de zorg uit voor het groeiend aantal vrijstellingen
en vinden dat er veel meer gekeken moet worden welke mogelijkheden een kind wel heeft
om zich te ontwikkelen. Zij zien nog niet hoe het delen van de verzuimgegevens met
samenwerkingsverbanden deze ambitie gaat helpen? Ook vragen zij of de Minister kan
uitleggen hoe hij de samenhang hiertussen ziet. Gaat hij de samenwerkingsverbanden
dan ook meer wijzen op de zorgplicht die ze hebben en zou het niet volstaan om ouders
toestemming te vragen om deze gegevens in te zien? De voornoemde leden vragen of deze
verzuimaanpak zich niet te veel richt op registratie en handhaving en te weinig op
passend onderwijs, leerrecht en de problemen die schuilgaan achter thuiszitters. Hoe
staat dit aankomende wetsvoorstel in relatie tot de ambitie van dit kabinet om over
te gaan naar een leerrecht en de ambitie van het kabinet om de verbeteraanpak passend
onderwijs door te voeren? Moet daar niet net zoveel snelheid, tijd en aandacht in
gestoken worden als de snelheid waarmee dit registratiesysteem nu van de grond komt,
zo vragen de eerder genoemde leden.
Digitaal afstandsonderwijs
De leden van de GroenLinks-fractie vragen voor wat voor type leerlingen de Minister
de verschillende niveaus van digitaal afstandsonderwijs heeft ontwikkeld. Kan hij
voorbeelden geven van wat voor soort leerlingen gebruik zullen gaan maken van de drie
niveaus? In hoeverre worden scholen ondersteund om digitaal afstandsonderwijs voor
kinderen die dat binnen de eigen school nodig hebben vorm te geven? Krijgen ze daar
tijd, middelen en personen voor? Tevens vragen zij hoe de Minister het ontwikkelen
hiervan ziet in samenhang met het al bestaande lerarentekort.
De voornoemde leden lezen dat de Minister verder digitaal afstandsonderwijs wil ontwikkelen
voor kinderen die niet naar school gaan of dreigen thuis te komen zitten. Hoe zorgt
hij ervoor dat door dit aan te bieden, de prikkel voor zowel school, ouders als leerlingen
om te werken naar teruggang naar school niet wordt ontnomen? Tenslotte vragen de eerdergenoemde
leden of de Minister de mening deelt dat uiteindelijk elk kind recht heeft op passend
fysiek onderwijs.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende brief
over voortijdig schoolverlaten. Voor deze leden geldt dat kernbegrippen voor goed
onderwijsbeleid keuzevrijheid, vertrouwen, verantwoordelijkheid en professionaliteit
zijn. De rijkdom van het onderwijs zit in de interactie tussen leraar en leerling,
waarin de leerling steeds meer tot bloei komt en, met vallen en opstaan, zijn mogelijkheden
en grenzen leert kennen. Dat moet voor iedere leerling gelden. De leden zijn daarom
blij dat de Minister meer wil doen om onnodig thuiszitten tegen te gaan, bijvoorbeeld
door een tijdelijke combinatie van digitaal en fysiek onderwijs. De voorliggende brief
is tweeledig. Enerzijds gaat het om een zorgvuldige verzuimaanpak en anderzijds de
mogelijkheden tot digitaal onderwijs. Over beide onderdelen hebben de leden van de
fractie van de ChristenUnie enkele vragen.
De Minister stelt zich de vraag wat er nodig voor is om een kind aanwezig te laten
zijn en zich gezien en gehoord te laten voelen. Als antwoord daarop stelt hij dat
hier goed verzuimbeleid voor nodig is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen
de Minister hier wat uitgebreider op in te gaan. Een goed verzuimbeleid leidt immers
niet direct tot meer aanwezigheid, enkel tot meer inzicht in afwezigheid. Deze leden
vinden dat het uiteindelijk gaat het om het handelen van een school en de verdere
nabije omgeving van een kind. Goede en eenduidige registratie leidt niet zonder meer
tot inzicht in het contact tussen school en kind/ouder, zoals de Minister schrijft.
De leden vragen de Minister daarom hoe hij denkt dat verzuimregistratie leidt tot
betere aanwezigheid. Voorts vragen de leden de Minister of hij bij de verdere uitwerking
van de plannen niet enkel kijkt naar de werkzaamheid, maar ook naar de werkbaarheid
voor scholen en de eventuele administratieve druk.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen nergens in de brief meer ruimte voor vertrouwen
in de waardevolle praktische wijsheid en ervaringskennis van leraren terug als onderdeel
van het tegengaan van onnodig thuiszitten of afwezigheid van leerlingen. De leraar
is uiteindelijk degene die in de klas doet wat nodig is met het oog op vorming van
leerlingen. Een systeem met verzuimcijfers heeft geen oog voor die vorming en ontwikkeling
en is volgens de leden van de ChristenUnie-fractie op zichzelf enkel een uiting van
de maakbare gedachte dat controle leidt tot beheersing en indamming van een probleem.
De voornoemde leden zijn het ermee eens dat verzuim moet worden tegengegaan, maar
zij vragen of er ergens ruimte is voor vertrouwen in de professionele afweging van
leraren en andere mensen die rondom een kind staan. Eveneens vragen zij of de Minister
erkent dat de verhoudingen tussen leerlingen en het onderwijspersoneel dat om een
kind heen staat niet of nauwelijks maakbaar, stuurbaar en managebaar zijn.
Tevens hebben de leden enkele vragen over de omgang met de verzuimgegevens. De leden
sluiten zich aan bij de zorgen die onder andere door Ouders en Onderwijs zijn geuit
over het verzamelen van data en de gevolgen die dat heeft voor leerlingen. De leden
vragen of de Minister in kan gaan op die geuite zorgen over de negatieve gevolgen
voor bijvoorbeeld chronische zieke kinderen, of kinderen met mentale problemen, van
de competitiedrang die Ingrado mogelijk veroorzaakt door «aanwezigheid te vieren».
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen dat de leerling achter de cijfers
vergeten wordt en vragen om een reactie hierop. Voorts vragen de leden aan de Minister
wat «noodzakelijke gegevens» zijn die de leerplichtambtenaar moet ontvangen, waar
deze noodzakelijkheid op gebaseerd is en hoe dit verankerd is. Tevens vragen deze
leden wanneer er sprake kan zijn van de noodzaak voor leerplichtambtenaren om data
op individueel niveau te ontvangen.
Zoals eerder genoemd zien de leden van de ChristenUnie-fractie de rijkdom van het
onderwijs in de interactie tussen leraren en leerlingen. Dat brengt hen bij het tweede
deel van de brief: digitale lesmogelijkheden. Deze leden zijn het eens met de Minister
dat er een mogelijkheid moet zijn waarin thuiszitten tijdelijk bestaat uit een combinatie
van digitaal en fysiek onderwijs kunnen volgen als dat nodig is. Ze zijn dan ook blij
dat de Minister stappen wil zetten om dit te bewerkstelligen. Samen met de Minister
zien deze leden dat een digitale blik in de klas ook de drempel naar school kan verlagen
en aansluiting kan verbeteren. De leden vragen wel of de Minister het belang van het
contact tussen leraar en leerling ook inziet. Waarom wil de Minister verder uitzoeken
in hoeverre het mogelijk is om een volledig digitale school op te zetten? Tevens vragen
zij of dat het belang van dat contact niet ondermijnt.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat op dit moment niet vaststaat wanneer
digitaal onderwijs ook daadwerkelijk van goede kwaliteit is en mee kan tellen als
onderwijstijd. De leden lezen dat de Minister wil onderzoeken welke wetswijziging
er nodig is om dit te regelen. Deze leden begrijpen goede borging van kwaliteit en
zijn het ermee eens dat het meetellen als onderwijstijd goed kan zijn. Wel zijn deze
leden kritisch op het geheel mogelijk maken van digitaal onderwijs. Hoe is de Minister
van plan om te borgen dat deze optie enkel voor onnodige thuiszitters ingezet gaat
worden? De leden hebben zorgen over de impact van volledig digitaal onderwijs op de
sociale cohesie op scholen en de ontwikkeling van kinderen. De coronacrisis heeft
ons geleerd dat dit onder druk komt te staan bij digitaal onderwijs. Is de Minister
het met deze leden eens dat fysiek onderwijs altijd de standaard moet zijn? Hoe is
de Minister van plan om dit te borgen in wetgeving rond digitaal onderwijs? De leden
vragen tot slot of de Minister het zelf wenselijk vindt om een eigenstandige digitale
school in of op te richten, Welke voor- en nadelen ziet de Minister hierin? De leden
van de ChristenUnie-fractie willen tot slot benadrukken dat ze enthousiast zijn over
de plannen van de Minister om digitaal onderwijs in te kunnen zetten voor het tegengaan
van onnodig thuiszitten. Deze leden kijken uit naar de verdere uitwerking.
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.