Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over steun tijdens de coronacrisis voor de mediasector
32 827 Toekomst mediabeleid
25 295 Infectieziektenbestrijding
Nr. 192 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 25 mei 2020
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
over de brief van 7 april 2020 inzake de steun tijdens de coronacrisis voor de mediasector
(Kamerstukken 32 827 en 25 295, nr. 186).
De vragen en opmerkingen zijn op 24 april 2020 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet
Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 20 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
4
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
6
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
7
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
8
•
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
9
•
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
10
II
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
10
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de
Minister over de steunmaatregelen voor de mediasector en hebben hierover nog enkele
vragen.
Deze leden onderschrijven de inleiding van de brief en spreken ook hun grote waardering
en bewondering uit voor iedereen in alle vitale sectoren, inclusief de mediasector
die momenteel keihard aan het werk zijn om ons te voorzien van belangrijke informatie.
De leden zijn dan ook blij om te lezen dat er momenteel extra gelden beschikbaar komen
voor lokale media, die nu zo onder druk komen te staan aangezien ze sterk afhankelijk
zijn van reclame-inkomsten vanuit het lokale midden- en kleinbedrijf, die op hun beurt
ook een zware tijd tegemoet gaan. Voornoemde leden vragen de Minister dan ook welke
kabinetsbrede maatregelen er momenteel beschikbaar zijn voor bedrijven en zzp’ers1 in de mediasector waarvan ze nu gebruik kunnen maken? Hoeveel bedrijven en zzp’ers
uit de mediasector maken naar schatting al gebruik van de huidige maatregelen, die
geschetst zijn in onderhavige brief?
De aan het woord zijnde leden zijn blij om te lezen dat er extra maatregelen zijn
genomen om de lokale nieuwsvoorziening extra te ondersteunen. Daarbij handelt de rijksoverheid
niet alleen, maar ook in nauw overleg met andere overheden. Ziet de Minister mogelijkheden
om best practices van lokale gemeenten met elkaar te delen, zodat niet elke gemeente
het wiel opnieuw hoeft uit te vinden en ze elkaar versterken met goede ideeën? Is
daar binnen de VNG2 ook structureel overleg over? Zo niet, ziet de Minister hierin een rol voor zichzelf
om dit verder aan te jagen?
Deze leden lezen dat er ook met het IPO3 gesproken wordt om proactief te zijn en waar mogelijk media vanuit de provincies
te steunen. Kan de Minister hier explicieter op ingaan? Welke mogelijkheden hebben
provincies om lokale media beter te ondersteunen? Kan ook hier het IPO aangemoedigd
worden om best practices vanuit provinciaal beleid zo goed als mogelijk met elkaar
te delen, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de maatregelen
die het kabinet heeft genomen voor de mediasector. Deze leden hebben hierover de volgende
vragen.
Deze leden zijn blij dat de Minister, naast de kabinetsbrede maatregelen, de mediasector
wil ondersteunen middels coulancemaatregelen en de huis-aan-huiskranten en lokale
publieke omroepen middels het Tijdelijke Steunfonds voor Lokale Informatievoorziening
(hierna: het Steunfonds). Deze leden vinden de continuïteit van lokale informatievoorziening
in Nederland namelijk van groot belang. Deze leden vinden het positief dat het Steunfonds
het doel heeft om lokale publieke omroepen en huis-aan-huiskranten tijdelijk te ondersteunen
zodat zij hun informatievoorziening kunnen continueren tijdens deze crisis. Zo tonen
huis-aan-huiskranten juist tijdens deze coronacrisis hun toegevoegde waarde aan. Kan
de Minister een indicatie geven van de aantal inschrijvingen op het Steunfonds? Kan
de Minister aangeven of al duidelijk is of het steunfonds volledig zal worden benut?
Hoe wil de Minister schrijnende randgevallen voorkomen? Kan de Minister aangeven of
het klopt dat de kranten die maandelijks verschijnen en kranten met een abonnementenbestand
niet onder de regeling vallen? Zo ja, ziet de Minister mogelijkheden om deze randgevallen
binnen de beschikbare middelen alsnog onder de regeling te laten vallen? Kan de Minister
bevestigen dat deze steunmaatregelen ook betekenis hebben voor de lokale kranten én
de lokale publieke omroepen op Bonaire, Sint-Eustatius en Saba? Is de regeling ook
daar actief onder de aandacht gebracht? Kan de Minister verder aangeven welke effecten
hij verwacht nu de reeds voor 2020 gereserveerde middelen niet meer ingezet kunnen
worden voor waar het oorspronkelijk voor gereserveerd was, zo vragen deze leden.
De Minister geeft aan dat hij overtuigd is dat het effect van de aanvullende maatregelen
die hij voor de mediasector treft nog groter zullen zijn indien provincies en gemeenten
tevens een bijdrage leveren. Kan de Minister aangeven of, en in welke mate provincies
en gemeenten tevens een bijdrage leveren? Welke rol vervullen de VNG en het IPO hierbij?
Deze leden lezen verder dat om misbruik tegen te gaan de bijdrage in de vorm van een
krediet wordt toegekend. Achteraf zal door het SvdJ4 worden beoordeeld of het geld op de juiste manier besteed is. Voor zover dit zo is,
zal het krediet omgezet worden in een subsidie die niet terugbetaald hoeft te worden.
Kan de Minister aangeven hoe SvdJ zal beoordelen of het geld op de juiste manier is
besteed? Bij de coulanceregeling voor de mediasector geeft de Minister aan dat indien
de deadline van 15 september 2020 voor media-instellingen voor het indienen van de
begroting voor 2021 te krap blijkt te zijn als gevolg van de coronacrisis, hij bereid
is in overleg te treden over eventueel uitstel. Wat zouden de gevolgen zijn indien
het indienen van de begroting van 2021 naar achteren verschuift?
De Minister geeft verder aan met de RPO5 te hebben afgesproken dat eenmalig 2 miljoen euro uit de «Subsidieregeling innovatie
en samenwerking regionale publieke media-instellingen» op korte termijn ingezet wordt
om vanuit de regionale publieke omroepen de regionale en lokale journalistiek een
impuls te geven. Kan de Minister aangeven hoe deze impuls er precies uit gaat zien?
De Minister geeft verder aan dat de NLPO6 een waardevolle bijdrage levert door in 2020 de jaarlijkse ledenbijdrage voor de
lokale publieke omroepen te verlagen. Kan de Minister het effect van deze maatregel
schetsen? Kan de Minister verder toezeggen dat er goed contact blijft tussen het Ministerie
van OCW en verschillende mediaorganisaties over de gevolgen van de coronacrisis voor
hen en de effecten van deze ondersteuning?
De Minister geeft aan dat hij de situatie in de mediasector nauwgezet zal blijven
volgen. Kan de Minister aangeven hoe de Kamer hierbij wordt betrokken, zo vragen deze
leden.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de steunmaatregelen
voor de mediasector die door de Minister zijn ingesteld ten tijde van de coronacrisis.
Zij zijn de Minister erkentelijk voor deze inzet naar aanleiding van de schriftelijke
vragen die onder andere namens deze leden aan de Minister zijn gesteld.7 Het feit dat beroepen in media en communicatie zijn aangemerkt als cruciale beroepen
ten tijde van de coronacrisis onderstreept wat deze leden betreft het belang dat we
moeten hechten aan gedegen en onafhankelijke journalistiek in tijden van crisis. Meer
dan ooit is behoefte aan informatievoorziening over de crisis en kritische controle
van (lokaal) bestuur. Desondanks zien deze leden de kwetsbaarheid van een veelal op
freelancers en advertentie-inkomsten gebaseerde sector, waarmee die broodnodige informatievoorziening
onder druk komt te staan. Zij hebben daarover meerdere vragen aan de Minister.
Allereerst lezen voornoemde leden dat ook de mediasector gebruik kan maken van de
generieke economische steunmaatregelen, zoals de NOW8 en de Tozo9. Kan de Minister aangeven in hoeverre door de mediasector, onder andere de NPO, maar
ook freelance journalisten, gebruik maken van deze regelingen? Kan een overzicht gegeven
worden van de relevante SBI-codes10? Is er zicht op het percentage per doelgroep dat gebruik maakt van deze regeling?
Is de Minister het er mee eens dat deze crisis meer structurele problemen, namelijk
het grote aandeel freelancers waar de sector op bouwt, blootlegt? Op welke wijze wordt
door grote mediabedrijven steun verleend aan de vele freelancers van wiens diensten
doorgaans gebruikt werd gemaakt door deze grote concerns?
De aan het woord zijnde leden zijn positief over de maatregelen die de Minister ter
ondersteuning van de lokale mediasector heeft ingesteld. Deze leden begrijpen dat
de financiële steunmaatregelen per (lokale en streek)omroep gebaseerd is op het inwonersaantal
van de regio waartoe de omroep bereik heeft. Klopt het dat hiermee de compensatie
niet gebaseerd is op de volledige omzet van de omroep, omdat geen rekening wordt gehouden
met commerciële inkomsten die voor deze omroepen wegvallen? Waarom heeft de Minister
deze keuze gemaakt? Juist die afhankelijkheid van commerciële inkomsten valt in deze
crisis immers weg. Ziet de Minister aanleiding hiertoe meer maatwerk te leveren en
de volledige omzet van omroepen mee te nemen in de afweging om te voorzien in financiële
compensatie?
Voornoemde leden zien dat de Minister uit eigen middelen 11 miljoen euro vrijmaakt
ter ondersteuning van de lokale informatievoorziening door huis-aan-huiskranten en
lokale omroepen op peil te houden. Hiertoe zet de Minister onder andere 3 miljoen
euro in die geoormerkt was voor de pilot uit de motie van het lid Sneller c.s.11, wat oorspronkelijk was bedoeld voor het tweede en laatste pilotjaar van de versterking
van lokale publieke omroepen. In welke mate vindt deze pilot gewoon voortgang? De
leden begrijpen dat de Minister dit geld voor de acute huidige crisis inzet, maar
vragen wel of de Minister voornemens is het tweede pilotjaar op een andere wijze te
financieren om deze desondanks door te zetten. De pilot is immers al gestart en om
de effecten te kunnen meten van het eerste jaar, is voortzetting in het tweede jaar
noodzakelijk. Deze leden vragen daarom om het tweede pilotjaar, inclusief de benodigde
financiering, voort te zetten.
Hetzelfde geldt voor de versterking van de lokale journalistiek door de samenwerking
tussen de publieke omroepen. Hoewel dit nog in de ontwerpfase zat, zien deze leden
er – zeker in deze tijd waar ook lokale nieuwsvoorziening een essentiële taak blijft
– alle reden toe om deze impuls te behouden. Ziet de Minister mogelijkheden om deze
plannen voortgang te laten vinden? Hoe gaat de Minister dit realiseren?
Ten slotte constateren de aan het woord zijnde leden dat ook 3,5 miljoen euro gereserveerd
voor versterking van onderzoeksjournalistiek wordt ingezet. De leden zien minder logica
om het geld voor steunmaatregelen weg te halen uit dit budget, aangezien juist onderzoeksjournalistiek
in deze crisisperiode niet aan belang inboet. Zeker niet gezien de kritische controletaak
die de media ook richting bestuur in deze tijd moet kunnen uitvoeren. Is de Minister
het hiermee eens? Zo ja, waarom dekt de Minister het geld hieruit? Is de Minister
bereid op een andere wijze deze 3,5 miljoen euro opnieuw aan te vullen ter versterking
van onderzoeksjournalistiek?
Tevens lezen deze leden dat de Minister in nauw overleg staat met andere overheden
om ook hen te stimuleren steun te verlenen aan (lokale) nieuwsvoorzieningen, zoals
de VNG en het IPO. Welke inspanningen worden door deze lagere overheden op dit punt
al concreet geleverd?
Deze leden begrijpen vanuit de sector dat de advertentie-inkomsten voor mediabedrijven
sterk teruglopen. Kan de Minister de advertentie-inkomsten van de afgelopen vier maanden
voor de STER12 weergeven? Wat zijn de geactualiseerde ramingen, ook voor de komende zomer nu grote
sportevenementen en de voetbalwedstrijden zijn weggevallen? Verwacht de Minister dat
de AMr13 moet worden gebruikt? Zo ja, welke ruimte? Welke impact heeft dit op de AMr in het
algemeen? Kan de Minister cijfers doen toekomen over de vrijgevallen advertentieruimte
die nu door de STER met kortingen worden aangeboden? Hoe duidt de Minister deze acties
van de STER? In hoeverre gaat hier een marktverstorende werking vanuit? Kan de Minister
tot slot op dit punt ingaan op de programmering van de NPO deze zomer, wanneer mensen
thuis zullen zitten en evenementen en festivals zijn afgelast. In hoeverre heeft dit
effect op het programmeerbudget?
Ten slotte zijn voornoemde leden benieuwd hoe de Minister de voortgang ziet van de
hervorming van het mediabeleid zoals in de visiebrief over de toekomst van het publieke
omroepbestel14 eind 2019 is gepresenteerd. Op welke wijze gaat de Minister de voornemens in deze
visiebrief voortzetten, wetgeving hiertoe ontwikkelen en de zaken die nog verdere
uitwerking behoefden voortzetten, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief van de Minister inzake «steun tijdens
de coronacrisis voor de mediasector» tot zich genomen. Deze leden hebben nog enkele
vragen hierover.
Deze leden zijn blij dat de Minister erkent dat juist nu in crisistijd goede betrouwbare
en toegankelijke informatie voor iedereen van levensbelang is. De vraag naar informatie
neemt alleen maar toe, terwijl de inkomsten tegelijk teruglopen. Het is dan ook goed
dat de Minister snel met het Steunfonds is gekomen. Deze leden constateren echter
dat het eenmalige budget van 11 miljoen euro afkomstig is uit voor 2020 reeds gereserveerde
middelen, namelijk: 4,5 miljoen euro gereserveerd voor versterking van lokale journalistiek
via samenwerking tussen publieke omroepen; 3 miljoen euro gereserveerd op basis van
de motie van het lid Sneller c.s.15 voor het tweede pilotjaar van de versterking van lokale publieke omroepen; 3,5 miljoen
euro gereserveerd voor de versterking van onderzoeksjournalistiek door het SvdJ, als
onderdeel van de structurele middelen voor onderzoeksjournalistiek die op basis van
het regeerakkoord beschikbaar zijn.
De Minister noemt het gerechtvaardigd om deze gelden te gebruiken vanwege de acute
en uitzonderlijke gevolgen van de coronacrisis, maar schrijft niets over of dit geld
later opnieuw beschikbaar komt voor de doelen waarvoor het oorspronkelijk bedoeld
en gereserveerd was. Voornoemde leden vragen dan ook of de Minister hier duidelijkheid
over kan geven? Komen deze gelden opnieuw beschikbaar na de crisis of krijgt de sector
hier eigenlijk een sigaar uit eigen doos? Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen
om extra geld beschikbaar te stellen in plaats van al gereserveerd geld? De Minister
schrijft dat de inzet van het geld toch al aansluit bij de oorspronkelijke overkoepelende
doelstelling van de middelen: het versterken van de (lokale) journalistiek. Toch concluderen
deze leden dat versterking van de onderzoeksjournalistiek toch echt een andere doelstelling
is dan het overeind houden van lokale journalistiek. Deelt de Minister dit oordeel?
Ook vragen de leden op wat voor manier de Minister vervolg gaat geven aan de motie
van het lid Sneller c.s.16, als het budget nu voor iets anders gebruikt is.
De aan het woord zijnde leden lezen dat de huis-aan-huiskranten en lokale publieke
omroepen een eenmalige bijdrage kunnen aanvragen bij het Steunfonds voor een periode
van drie maanden, maar wat gebeurt er na die drie maanden als de noodmaatregelen nog
van kracht zijn en de economie nog niet hersteld is? Is de Minister bereid om het
Steunfonds na drie maanden te verlengen? Zo ja, met hoeveel geld en waar komt dat
geld vandaan? Heeft de Minister een plan voor structurele ondersteuning van deze vitale
sector zolang de crisis nog duurt?
Naast het Steunfonds wijst de Minister naar de kabinetsbrede maatregelen die mediaorganisaties
ook steun kunnen bieden. Deze leden vragen of de Minister een beeld kan geven over
hoeveel mediaorganisaties al een beroep hebben moeten doen op een regeling als NOW?
Zijn er signalen van (lokale) mediaorganisaties van wie de liquiditeit al zo slecht
is dat zij op omvallen staan? De Minister schrijft in de brief dat het effect van
de maatregelen groter zullen zijn indien provincies en gemeenten tevens een bijdrage
leveren. Kan de Minister aangeven of dit ook echt gebeurd? Zo niet, op welke manier
wil de Minister provincies en gemeenten stimuleren om ook te investeren in het overeind
houden van de (lokale) mediasector? Hoe ziet de Minister de bijdrage van decentrale
overheden voor de structurele langere termijn? Hebben gemeenten hier wel de ruimte
voor?
Voornoemde leden constateren dat veel freelance (foto)journalisten hard getroffen
worden door de crisis. Zij worden aan de kant gezet of niet meer ingehuurd omdat de
(lokale) opdrachtgever door de crisis weinig inkomsten heeft of omdat het veld waarin
zij werken (buitenland/sport/cultuur-journalistiek) nu niet werkbaar is. Vanwege het
ontbreken van de juiste SBI-code en/of het niet hebben van een externe werkruimte
kunnen veel daarvan geen beroep doen op het door het kabinet ingestelde TOGS-regeling17. Heeft de Minister zicht op hoeveel freelance (foto)journalisten buiten de maatregelen
vallen? Kan de Minister iets doen om ook deze groep waardevolle journalisten te steunen
in deze crisis? Kan de Minister ze bijvoorbeeld toegang geven tot de TOGS-regeling,
ook als ze niet in het bezit zijn van een externe werkruimte, zoals dat bijvoorbeeld
ook bij taxichauffeurs is gedaan, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de media. Waar aan de ene kant megabedrijven
steeds meer media in handen krijgen, zoals De Persgroep die nu ook Sanoma heeft overgenomen,
vallen steeds meer kleine spelers om. Deze concentratie van macht kan door de coronacrisis
dieper worden, waar deze leden voor willen waken. Immers, kwetsbare spelers kunnen
vanuit het perspectief van de grote jongens relatief eenvoudig weggeconcurreerd of
overgenomen worden. Is het kabinet hier scherp op? Deze leden zijn tevreden dat het
kabinet inziet dat deze kleine spelers ondersteuning verdienen. De leden hebben hierover
nog wel enkele vragen en opmerkingen.
Zo lezen de voornoemde leden dat onder de generieke maatregelen ook extra leencapaciteit
valt. Deelt de Minister de mening dat hoewel op de korte termijn misschien een oplossing,
het extra lenen, in de toekomst juist voor grotere problemen kan zorgen? Hoe ziet
de Minister het voor zich de kwalijke gevolgen hiervan tegen te gaan?
Onder de algemene regelingen vallen ook freelancers. Heeft de Minister in beeld wie
buiten deze regeling valt, bijvoorbeeld als het gaat om mensen die hun bedrijf aan
huis hebben?
Voornoemde leden lezen dat de Minister ook andere overheden oproept om lokale media
te ondersteunen. Deze leden ondersteunen dit maar vragen tegelijkertijd hoe lokale
overheden dat moeten vormgeven omdat zij zelf weinig mogelijkheden hebben om inkomsten
te kunnen genereren, er jarenlang door kabinetten is bezuinigd op het gemeentefonds
en ook gemeenten grote onverwachte uitgaven moeten doen vanwege de coronacrisis.
De aan het woord zijnde leden lezen over een tijdelijk Steunfonds van 11 miljoen euro.
Het geld daarvoor is echter al eerder toegezegd. Kent de Minister de uitdrukking een
sigaar uit eigen doos? Is de Minister het met genoemde leden eens dat wanneer deze
middelen voor de coronacrisis gebruikt worden de media daarmee op langere termijn
niet geholpen is? Was het niet beter geweest te zoeken naar middelen die niet direct
de onderzoeksjournalistiek en regionale nieuwsvoorziening raken, die juist in deze
periode zo belangrijk zijn in het controleren van de democratische besluitvorming?
Kent deze regeling ook voorwaarden zodat het geld terechtkomt waar het hoort? Hoe
verhoudt dit steunpakket zich bijvoorbeeld tot de miljoenenwinsten van De Persgroep
terwijl journalisten stelselmatig onderbetaald worden? Is de Minister bereid eisen
te stellen aan de bedrijven die een beroep doen op het Steunfonds, zoals het verbieden
van winstuitkeringen, het onderbetalen van personeel en uitkeren van bonussen of salarissen
boven de WNT18? Is de Minister bereid deze eisen te stellen bij het eventueel verlengen van het
Steunfonds? Wil de Minister erop aandringen dat de betaling van freelancers juist
in deze tijd conform de uitspraak van de rechter in de zaak Van Uem/Rogier geschiedt?
Op welke grond is de beslissing genomen dat zelfstandige fotojournalisten wel aanspraak
kunnen maken op de TOGS-regeling, maar bijvoorbeeld schrijvende journalisten of kleine
persbureaus niet?
Voornoemde leden begrijpen dat het Steunfonds gebaseerd is op een bedrag per huishouden.
Hoe gaat dat bij streekomroepen die in landelijke gebieden opereren met relatief weinig
huishoudens? Waarom heeft de Minister hiervoor gekozen? Sluit dit aan bij de werkelijke
kosten van lokale omroepen? In hoeverre worden subsidiebedragen voor bijvoorbeeld
pilots bij streekomroepen meegeteld in de omzetcijfers? Vindt de Minister dat eerlijk?
Betekent dit niet dat de streekomroepen die geld zouden ontvangen voor de pilot door
dit steunfonds juist minder geld krijgen? Hoe gaat de Minister er zorg voor dragen
dat juist deze streekomroepen, maar ook lokale en regionale media deze tijd overleven?
Hoe verloopt het overleg met de gemeenten en provincies hierover, zeker in het licht
van de toenemende uitgaven die vooral gemeenten in deze tijd hebben, terwijl die er
financieel toch al niet heel erg florissant voorstonden.
Deze leden onderschrijven dat juist nu de toegang tot media belangrijk is voor mensen,
uiteraard om op de hoogte te blijven van de crisismaatregelen, maar ook om bijvoorbeeld
de eenzaamheid tegen te gaan. Heeft de Minister in beeld of mensen niet buiten de
boot vallen om toegang te hebben tot media, nu bijvoorbeeld de bibliotheken dicht
zijn? Is de Minister bereid, nu de leesvaardigheid nog steeds verder terugloopt en
mensen niet naar de bibliotheek kunnen, te kijken of het mogelijk is gratis e-books
uit te lenen of een bezorgservice voor leenboeken mogelijk te maken? Is de Minister
bereid om in overleg met de NPO de NPO Start-app voor iedereen tijdelijk gratis toegankelijk
te maken?
Klopt het dat bijvoorbeeld mediapartijen op de Antillen zelfs buiten de brede steunmaatregelen
vallen? Deelt de Minister de mening van deze leden dat ook hier een journalistieke
waakhond van essentieel belang is voor de controle van de democratie? Wat is de Minister
voornemens te doen om ook hier te investeren in een gezondere journalistiek, zo vragen
deze leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de maatregelen
die het kabinet treft om de mediasector tegemoet te komen gedurende de coronacrisis.
Deze leden delen het positieve oordeel van de Minister over het waardevolle werk dat
gedurende deze crisis wordt verricht door iedereen werkzaam in het medialandschap.
Zij zijn ook positief over de voortvarendheid waarmee via drie pijlers de mediasector
tegemoet wordt getreden. Kan de Minister aangeven of, naast de genoemde organisaties,
ook werknemers(organisaties) zijn betrokken bij de totstandkoming van dit «pakket»?
Indien zij niet zijn betrokken, ontvangen de leden graag een toelichting waarom niet.
Voornoemde leden herkennen de zorgen van de Minister over de effecten die de coronacrisis
heeft op met name de lokale publieke omroepen en de huis-aan-huisbladen. De leden
zijn in beginsel positief over de voorgestelde steun, maar begrijpen dat dit geen
extra middelen zijn. Kan de Minister in dat licht aangeven wat het nu uitgetrokken
bedrag van 11 miljoen euro betekent voor de lopende begroting en daarmee de consequenties
op langere termijn? Op basis waarvan acht hij dit eenmalige bedrag voldoende? De leden
lezen dat het bedrag wordt verdeeld op basis van onder meer het aantal huishoudens.
Wat betekent dit voor dunbevolkte gebieden? Erkent de Minister dat ook daar lokale
media een belangrijke rol spelen en hoe voorkomt hij dat deze gebieden achterblijven
bij de rest van Nederland? Wordt er bij het ondersteunen van lokale en regionale media
ook een beroep gedaan op provincies en gemeenten? Zo ja, op welke wijze?
Deze leden hebben waardering voor de flexibiliteit die de publieke omroep heeft laten
zien. In rap tempo is zij erin geslaagd tientallen nieuwe en aangepaste programma’s
te ontwikkelen die tegemoet komen aan nieuwe informatiebehoefte over (de gevolgen
van) COVID-19. Kan de Minister aangeven wat de financiële consequenties zijn van deze
aangepaste programmering? Wat betekent, ook financieel, het wegvallen van de inkomsten
uit evenementen zoals het EK herenvoetbal, de Olympische Spelen en het Songfestival?
Deelt de Minister de zorg van deze leden dat de (voorspelde) economische recessie
onverkort zal leiden tot nog verder dalende STER-inkomsten? Tot slot op dit punt vragen
de leden op welke termijn de Minister een schatting kan maken van wat de gevolgen
van de coronacrisis zijn op de AMr.
De aan het woord zijnde leden achten het terecht dat de sectoren media en communicatie
zijn opgenomen in de kabinetsbrede lijst van cruciale beroepen. Zij zijn in dit licht
benieuwd hoe dit zich in de praktijk vertaalt. Heeft de Minister zicht op de mate
waarin de media – en dan met name de publiek bekostigde – kampt met een oplopende
werkdruk als gevolg van eventueel uitvallende krachten? Zijn er signalen van mensen
binnen deze sectoren die zich niet vrij voelen om thuis te blijven indien zij zich
onvoldoende beschermd wanen tegen COVID-19?
Tot slot hechten deze leden eraan te benoemen dat zij zorgen hebben over de ogenschijnlijk
toename van nepnieuws dat de ronde doen over (de oorzaken van) het coronavirus. Herkent
de Minister deze trend en in welke mate baart dit hem zorgen? Hoe beoordeelt de Minister
de wijze waarop online en analoge mediaorganisaties hier momenteel mee omgaan? Is
de Minister hierover in gesprek met de mediasector en ziet de Minister in het bestrijden
van nepnieuws rondom COVID-19 ook een rol voor het kabinet weggelegd, zo vragen deze
leden.
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie spreken hun waardering uit voor het steunpakket
dat het kabinet beschikbaar heeft gesteld voor de mediasector. Juist in deze crisistijd
is goede, betrouwbare en toegankelijke informatie van groot belang. Huis-aan-huiskranten
en lokale publieke omroepen hebben daar een belangrijke rol in, maar zij worden op
dit moment hard geraakt door teruglopende advertentie-inkomsten. Daarom zijn deze
leden positief over de maatregelen die het kabinet heeft genomen.
Deze leden vragen naar de inschatting van de Minister in hoeverre de aangekondigde
steunmaatregelen soelaas bieden aan huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen.
Deze leden krijgen signalen dat lang niet alle media in aanmerking komen voor het
Steunfonds en dat er diverse kleine bedrijven en ook zzp’ers zijn die tussen wal en
schip vallen. Wat is de stand van zaken ten aanzien van de steunaanvragen en wat is
het bereik van het Steunfonds?
Voornoemde leden vragen aandacht voor de betaalde nieuwsbladen die een sterke lokale
focus hebben. Zij lijken niet in aanmerking te komen voor het Steunfonds, terwijl
ook zij zwaar getroffen worden door het wegvallen van advertenties. Is de Minister
hiermee bekend en is hij bereid om te bezien of deze nieuwsbladen toch ook gesteund
kunnen worden?
Deze leden vragen aandacht voor media in het Caribische deel van het Koninkrijk. Zij
kunnen geen beroep doen op het noodfonds dat het kabinet heeft ingesteld, terwijl
zij wel stevig geraakt worden door de huidige situatie. Is de Minister bereid om te
bezien wat er voor de media in het Caribische deel van het Koninkrijk mogelijk is
en waar nodig in overleg te treden met de bestuurders aldaar?
De aan het woord zijnde leden vragen of de Minister de opvatting deelt dat er een
duurzame aanpak nodig is ten aanzien van lokale media, ook voor de langere termijn.
Want deze crisis maakt eens te meer duidelijk dat veel lokale media een kwetsbare
positie hebben. Is de Minister bereid om, in overleg met provincies en gemeenten,
ook voor de langere termijn te werken aan duurzaam beleid voor de lokale mediasector,
zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben enkele vragen inzake de maatregelen met betrekking
tot de steun tijdens de coronacrisis voor de mediasector. Ten eerste kunnen bedrijven
die door de coronacrisis omzetverlies lijden een vergoeding krijgen van maximaal 90
procent van de loonkosten. Mogen bedrijven zelf bepalen hoe zij de 90 procent verdelen,
of is het bedrijf verplicht elke medewerker 90 procent van het loon te vergoeden?
Ten tweede hebben deze leden nog een vraag over de leningen voor mediaproducenten.
De maatregelen zorgen ervoor dat mediaproducenten eerder en meer geld kunnen lenen
om hun liquiditeit op peil te houden. Op welke manier worden de mediaproducenten ondersteund,
zodat de lening op lange termijn geen schulden oplevert?
Tot slot kunnen huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen vanaf 11 april tot
en met 19 april 2020 in het kader van het Steunfonds bij het SvdJ een eenmalige bijdrage
aanvragen voor een periode van drie maanden. Zijn er mogelijkheden om na 15 juni 2020
waar nodig nog een bijdrage te verlenen, zo vragen deze leden.
II Reactie Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister welke kabinetsbrede maatregelen er
momenteel beschikbaar zijn voor bedrijven en zzp’ers19 in de mediasector waarvan ze nu gebruik kunnen maken.
De volgende kabinetsbrede maatregelen zijn beschikbaar voor bedrijven en zzp’ers in
de mediasector:
− Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW);
− Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO);
− Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS);
− Verruiming Borgstelling MKB-kredieten (BMKB);
− Garantie Ondernemersfinanciering (GO);
− Klein Krediet Corona (KKC); en
− verschillende belastingmaatregelen.
De leden van de VVD-fractie vragen de Minister hoeveel bedrijven en zzp’ers uit de
mediasector naar schatting al gebruik maken van de huidige maatregelen, die geschetst
zijn in onderhavige brief.
Over het gebruik van de generieke maatregelen is op dit moment vooral informatie op
hoofdlijnen beschikbaar. De meeste regelingen zijn kort geleden gestart en in de rapportages
is nog beperkt onderscheid per sector. Dit is het beeld van de belangrijkste regelingen:
In de Kamerbrief over de generieke maatregelen van 20 mei jl. hebben de ministers
en staatssecretarissen van EZK, FIN en SZW uw Kamer laten weten dat onder de Tijdelijke
noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) ongeveer 114.000 aanvragen zijn goedgekeurd. Hiervan komen er 1.682 toe aan de culturele
sector.20
In dezelfde brief staat dat er voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig
ondernemers (TOZO) ongeveer 347.000 aanvragen zijn ingediend. Dit zijn aanvragen voor ondersteuning
in levensonderhoud of voor een lening voor bedrijfskapitaal. De schatting is gebaseerd
op een inventarisatie onder ongeveer 150 gemeenten verspreid over het land (ruim 40%
van het totale aantal gemeenten).21 Het Ministerie van SZW heeft met het CBS afspraken gemaakt over de rapportage over
de TOZO: over april wordt in juni door het CBS gerapporteerd.
Tot en met 17 mei 2020 zijn voor de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren
COVID-19 (TOGS) 3.322 aanvragen ingediend door ondernemers die onder de SBI-codes 59111 (Prod. films
(geen televisiefilms)), 59112 (Productie van televisieprogramma's), 5912 (Facilitaire
activ. voor film-/tv-prod.), 5913 (Distributie van films en tv-producties), 5920 (Maken
en uitgeven van geluidsopnamen) en 74201 (Fotografie) vallen. Hiervan zijn 3.197 aanvragen
toegekend. Het verschil betreft aanvragen die nader onderzocht dienen te worden en
op grond daarvan alsnog toegekend of afgewezen kunnen worden. Onderstaand vindt u
de betreffende SBI-codes. Hierbij dient opgemerkt te worden dat onderstaande SBI-codes
meer omvatten dan alleen mediabedrijven en -ondernemers. Zo vallen onder de categorie
«Fotografie» niet alleen fotojournalisten, maar ook bijvoorbeeld bruiloftsfotografen.
Dit gegeven maakt het lastig om harde uitspraken te doen over de werking van de TOGS
voor enkel de mediasector.
TOGS-regeling | hoofd- en nevenactiviteiten (SBI) KvK | bijgewerkt t/m 17 mei 2020
SBI
SBI omschrijving
Ontvangen aanvragen
Toegekende aanvragen
Uitbetaald
59111
Prod. films (geen televisiefilms)
1.008
966
€ 3.864.000
59112
Productie van televisieprogramma's
127
121
€ 484.000
5912
Facilitaire activ. voor film-/tv-prod.
350
335
€ 1.340.000
5913
Distributie van films en tv-producties
17
16
€ 64.000
5920
Maken en uitgeven van geluidsopnamen
405
388
€ 1.552.000
74201
Fotografie
1.415
1.371
€ 5.484.000
Totaal
3.322
3.197
€ 12.788.000
De BMKB-regeling en de GO-regeling, inclusief de recent gelanceerde corona-modules van beide regelingen, en
de KKC-regeling zijn generieke maatregelen die (zo snel als mogelijk) openstaan voor ondernemingen
uit onder andere de mediasector die in de kern gezond zijn en over voldoende terugbetaalcapaciteit
beschikken. De BMKB-regeling betreft staatsgarantie op leningen met een maximum van
€ 1,5 miljoen per onderneming. De GO-regeling betreft staatsgarantie op leningen met
een maximum van € 150 miljoen per onderneming. De KKC-regeling betreft staatsgarantie
op overbruggingskredieten voor kleine ondernemingen met een relatief kleine financieringsbehoefte
(van € 10.000 tot 50.000). De regelingen zijn kort geleden opengesteld, dan wel worden
zo snel mogelijk opengesteld. Inzicht op sectorspecifiek gebruik is daarom op dit
moment niet mogelijk.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister mogelijkheden ziet om best practices
van lokale gemeenten met elkaar te delen, zodat niet elke gemeente het wiel opnieuw
hoeft uit te vinden en ze elkaar versterken met goede ideeën. Is daar binnen de VNG22 ook structureel overleg over, zo vragen deze leden. Zo niet, ziet de Minister hierin
een rol voor zichzelf om dit verder aan te jagen, zo vragen deze leden.
Het belang van lokale journalistiek staat bij gemeenten en de VNG duidelijk op de
agenda. Zo is door de VNG vorig jaar een Expertiseteam Vitalisering Lokale Journalistiek
opgericht om gemeenten te adviseren over het vormgeven van hun mediabeleid. De recente
ontwikkelingen rondom de coronacrisis maken onderlinge kennisuitwisseling tussen gemeenten
over dit onderwerp extra belangrijk. Binnen het publieke omroepbestel zijn gemeenten
primair verantwoordelijk voor de bekostiging van lokale publieke omroepen. Ik geeft
steun aan de Stichting Nederlandse Lokale Publieke Omroepen (hierna: NLPO), die een
belangrijke rol vervult als het gaat om (het aanjagen van) kennisdeling.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er ook met het IPO23 gesproken wordt om proactief te zijn en waar mogelijk media vanuit de provincies
te steunen. Deze leden vragen of de Minister hier explicieter op in kan gaan. De genoemde
leden vragen welke mogelijkheden provincies hebben om lokale media beter te ondersteunen.
Kan ook hier het IPO aangemoedigd worden om best practices vanuit provinciaal beleid
zo goed als mogelijk met elkaar te delen, zo vragen deze leden.
Provincies zijn net als andere overheden belanghebbend bij een degelijke en onafhankelijke
informatievoorziening richting burgers. Zo wordt door verschillende provincies overwogen
een mediafonds voor onderzoeksjournalistiek in te stellen. Een dergelijk fonds bestaat
sinds enige jaren in de provincie Groningen. Provincies kunnen tijdens de coronacrisis
verder steun bieden door het inkopen van advertentieruimte of het beschikbaar stellen
van voorzieningen aan mediaorganisaties. Een goed voorbeeld is de provincie Zuid-Holland.
Gedeputeerde staten van die provincie hebben besloten om € 332.000 in te zetten om
lokale media te ondersteunen in deze uitdagende tijden.24
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of hij een indicatie kan geven van
het aantal inschrijvingen op het Steunfonds. De leden van de CDA-fractie vragen de
Minister of al duidelijk is of het Steunfonds volledig zal worden benut.
Ik heb voor het Tijdelijk Steunfonds Lokale Informatievoorziening (hierna: Steunfonds)
een eenmalig budget beschikbaar gesteld van maximaal € 11 miljoen. € 0,1 miljoen van
dat bedrag is gereserveerd voor de uitvoeringskosten van het Stimuleringsfonds voor
de Journalistiek (hierna: SvdJ). Van 11 april tot 19 april 2020 konden bij het SvdJ
aanvragen worden ingediend voor steun. Op 28 april maakte het SvdJ bekend dat ze ruim
€ 9,3 miljoen aan kredieten vanuit het Steunfonds heeft toegewezen aan 181 lokale
publieke omroepen en 410 huis-aan-huiskranten.
Het Steunfonds was bij aanvang toegankelijk voor HAH-kranten die minimaal eens per
twee weken verschenen en lokale publieke omroepen. Hiermee werd een aantal partijen
uitgesloten, terwijl deze partijen vaak ook een vitale rol spelen in de lokale informatievoorziening.
Ik heb onderzocht of er ruimte is om via het bestaande Steunfonds en binnen het huidige
budget van € 11 mln. ook iets voor hen te betekenen. Die ruimte is er, zij het beperkt.
Ik heb daarom besloten om de resterende middelen in het Steunfonds in te zetten voor
drie nieuwe doelgroepen: HAH-kranten die minder dan één keer per twee weken, maar
tenminste negen keer per jaar verschijnen, lokale betaalde nieuwsbladen en lokale
nieuwswebsites (digitale hyperlocals) die een vitale rol in de lokale informatievoorziening spelen en een aantoonbare
jaaromzet hebben van tenminste € 20.000. Zij kunnen vanaf 15 tot en met 24 mei een
aanvraag indienen via de website van het SvdJ, waar ook meer informatie over deze
nieuwe aanvraagronde staat.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe hij schrijnende randgevallen wil
voorkomen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of het klopt dat de kranten
die maandelijks verschijnen en kranten met een abonnementenbestand niet onder de regeling
vallen. Zo ja, dan vragen de leden van de CDA-fractie de Minister of hij mogelijkheden
ziet om deze randgevallen binnen de beschikbare middelen alsnog onder de regeling
te laten vallen.
Het kabinet wil voorkomen dat mensen in deze tijd verstoken raken van informatie uit
hun directe omgeving. Daarom ondersteunt het kabinet lokale media op verschillende
manieren. Dat gebeurt bijvoorbeeld met generieke maatregelen en coulancemaatregelen,
waarbij ik hoop dat ook de gemeenten en provincies hun steentje bijdragen voor de
lokale media.
In aanvulling daarop help ik zelf om met het Steunfonds de lokale informatievoorziening
op peil te houden. Ik heb daarbij keuzes moeten maken. De eenmalige middelen die voor
het Steunfonds beschikbaar zijn, zijn immers beperkt. Tegelijkertijd moet de bijdrage
per partij hoog genoeg zijn om daadwerkelijk een verschil te maken. Vanuit die afweging
is ervoor gekomen om het Steunfonds in eerste instantie toegankelijk te maken voor
huis-aan-huiskranten die minimaal één keer per twee weken verschijnen en lokale publieke
omroepen.
Hiermee werd een aantal partijen uitgesloten, terwijl deze partijen vaak ook een vitale
rol spelen in de lokale informatievoorziening. Ik heb onderzocht of er ruimte is om
via het bestaande Steunfonds en binnen het huidige budget van € 11 mln. ook iets voor
hen te betekenen. Die ruimte is er, zij het beperkt. Ik heb daarom besloten om de
resterende middelen in het Steunfonds in te zetten voor drie nieuwe doelgroepen: HAH-kranten
die minder dan één keer per twee weken, maar tenminste negen keer per jaar verschijnen,
lokale betaalde nieuwsbladen en lokale nieuwswebsites (digitale hyperlocals) die een vitale rol in de lokale informatievoorziening spelen en een aantoonbare
jaaromzet hebben van tenminste € 20.000. Zij kunnen vanaf 15 mei tot en met 24 mei
een aanvraag indienen via de website van het SvdJ, waar ook meer informatie over deze
nieuwe aanvraagronde staat.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan bevestigen dat deze steunmaatregelen
ook betekenis hebben voor de lokale kranten én de lokale publieke omroepen op Bonaire,
Sint-Eustatius en Saba. Is de regeling ook daar actief onder de aandacht gebracht,
zo vragen deze leden.
Het Steunfonds wordt uitgevoerd door het SvdJ. Het SvdJ heeft alleen werkingskracht
in het Europese deel van Nederland en kan de media in Caribisch Nederland dus niet
ondersteunen.
Daarom heb ik, onder andere op basis van signalen van Bonaire en Sint Eustatius, besloten
om een bedrag ter beschikking te stellen voor de mediasector op de BES-eilanden. Er
komt een bedrag ter beschikking van $ 66.000. Dat geld is bedoeld om de continuïteit
van de lokale informatievoorziening door mediaorganisaties op de BES-eilanden op peil
te houden. De afdeling OCW-Caribisch Gebied in de Rijksdienst Caribisch Nederland
(hierna: RCN) verzorgt de uitvoering. Ondernemingen kunnen, als zij aan de voorwaarden
voldoen, in aanmerking komen voor de steunmaatregelen van het kabinet voor Caribisch
Nederland. Zij kunnen dan het beste contact opnemen met de RCN-unit SZW.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister welke effecten hij verwacht nu de reeds
voor 2020 gereserveerde middelen niet meer ingezet kunnen worden voor waar het oorspronkelijk
voor gereserveerd was.
De eenmalige € 11 miljoen voor het Steunfonds heb ik vrijgemaakt door reeds voor 2020
gereserveerde middelen in te zetten.
Dit betreft ten eerste de € 4,5 miljoen die voor 2020 gereserveerd was voor versterking
van lokale journalistiek via samenwerking tussen publieke omroepen.25 Hiervan was nog niets uitgegeven. Deze € 4,5 miljoen was onderdeel van de incidentele
€ 9 miljoen die voor dit doel beschikbaar was in 2020 en 2021. Dat betekent dat er
voor 2021 nog altijd € 4,5 miljoen beschikbaar is voor versterking van de lokale journalistiek
via samenwerking tussen publieke omroepen. Ik heb hierover reeds meerdere gesprekken
met de NOS, RPO en NLPO gevoerd en heb er vertrouwen in dat we in gezamenlijkheid
tot een mooi plan kunnen komen voor de inzet van deze € 4,5 miljoen in 2021. Er was
overigens begrip bij die partijen om de € 4.5 miljoen die voor 2020 gereserveerd was
in te zetten voor het Steunfonds, om zo éérst samen de crisis door te komen en de
lokale informatievoorziening tijdens de coronacrisis op peil te houden. Zoals ik mijn
Kamerbrief van 7 april schreef, heb ik daarnaast met de RPO afgesproken dat dit jaar
eenmalig € 2 mln. uit de «Subsidieregeling innovatie en samenwerking regionale publieke
media-instellingen» op korte termijn ingezet wordt om vanuit de regionale publieke
omroepen de lokale journalistiek een impuls te geven.
Het betreft ten tweede de € 3 miljoen die op basis van de motie van het lid Sneller
c.s. in 2020 gereserveerd was voor het tweede (en laatste) pilotjaar van de versterking
van lokale publieke (streek)omroepen.26 Ook hiervan was nog niets uitgegeven. Deze € 3 miljoen was onderdeel van de € 6 miljoen
die op basis van de motie van het lid Sneller c.s. gereserveerd was voor de tweejarige
pilot «professionalisering lokale (streek)omroepen» in 2019 en 2020. Het betekent
dat er in 2020 voor het tweede pilotjaar geen nieuwe subsidie verstrekt kan worden
door het SvdJ. Ik acht dit gerechtvaardigd, omdat de inzet van deze middelen in het
Steunfonds de lokale publieke omroepsector de coronacrisis helpt door te komen. De
middelen voor het eerste pilotjaar waren reeds in december 2019 verstrekt.27 Op basis daarvan kan dit jaar nog steeds geleerd en geëvalueerd worden.
Het betreft ten derde € 3.5 miljoen die gereserveerd was voor de versterking van onderzoeksjournalistiek
door het SvdJ, als onderdeel van de structurele middelen voor onderzoeksjournalistiek
die op basis van het Regeerakkoord beschikbaar zijn. De onderzoeksjournalistieke projecten
die via het SvdJ mogelijk worden gemaakt lopen in 2020 gewoon door, zij het in aangepaste
vorm als gevolg van de coronacrisis. Dit komt omdat de structurele middelen bestemd
voor onderzoeksjournalistiek aan het begin van de kabinetsperiode relatief laat in
het kalenderjaar zijn toegekend, waardoor de eerste regelingen met middelen uit 2018
ook doorliepen in 2019. En middelen die zijn toegekend in 2019 in 2020. Dit betekent
dat middelen die voor 2021 aan het SvdJ worden beschikt, gebruikt kunnen worden voor
projecten en regelingen die in 2021 aan zullen vangen, waarmee er geen gat zou moeten
vallen tussen de jaren. Hierover zal nader overleg met het SvdJ plaatsvinden.
De middelen voor onderzoeksjournalistiek die door het Fonds Bijzondere Journalistieke
Projecten worden verdeeld, zijn overigens niet ingezet voor het Steunfonds en blijven
onverkort beschikbaar.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven of, en in welke mate
provincies en gemeenten tevens een bijdrage leveren. Welke rol vervullen de VNG en
het IPO hierbij, zo vragen deze leden.
Ik heb in mijn brief van 7 april jl. een oproep gedaan aan gemeenten en provincies
om proactief te zijn en waar mogelijk media te ondersteunen. Ik besef dat er tijdens
deze crisis al veel van gemeenten wordt gevraagd; het is dan ook aan de gemeenten
zelf om eventuele steun voor lokale media vorm te geven op een manier die passend
is bij hun situatie. Mijn oproep aan gemeenten en provincies is door VNG en IPO onder
hun leden verspreid. Ik beschik niet over een overzicht van acties die door gemeenten
en provincies zijn ondernomen. Ik wil wel het voorbeeld benoemen van de provincie
Zuid-Holland, die heeft besloten om € 332.000 in te zetten om lokale media te ondersteunen
in deze uitdagende tijden.28
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe het Stimuleringsfonds zal beoordelen
of het geld op de juiste manier besteed is.
Het Steunfonds is zo vormgegeven dat aanvragen voor een bijdrage eenvoudig in te dienen
waren en beoordeeld konden worden. Om misbruik tegen te gaan, is de aangevraagde bijdrage
in de vorm van een krediet toegekend. De aanvrager dient na afloop aannemelijk te
maken dat het geld ten goede is gekomen aan het in het Steunfonds gestelde doel en
binnen de gestelde voorwaarden. Dat wil zeggen dat het krediet gebruikt is voor de
continuering van de informatievoorziening. Het verstrekte krediet wordt dan omgezet
in een uitkering. Als blijkt dat de tegemoetkoming niet volgens de voorwaarden is
besteed, kan de tegemoetkoming (deels) worden teruggevorderd. Dit kan bijvoorbeeld
wanneer achteraf blijkt dat onjuiste informatie of valse verklaringen zijn verstrekt.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister wat de gevolgen zouden zijn indien
het indienen van de begroting van 2021 naar achteren verschuift.
Media-instellingen die vanuit de Mediabegroting worden bekostigd hebben dan meer tijd
om de eventuele effecten van de coronacrisis goed te verwerken in hun begroting voor
2021. Buiten dit feit verwacht ik niet dat deze coulancemaatregel noemenswaardige
gevolgen heeft voor (bijvoorbeeld) het proces van de Mediabegroting 2021.
De Minister geeft aan met de RPO te hebben afgesproken dat eenmalig 2 miljoen euro
uit de «Subsidieregeling innovatie en samenwerking regionale publieke media-instellingen»
op korte termijn ingezet wordt om vanuit de regionale publieke omroepen de regionale
en lokale journalistiek een impuls te geven. De leden van de CDA-fractie vragen de
Minister hoe deze impuls er precies uit gaat zien.
De RPO zal dat dit jaar eenmalig € 2 mln. uit de «Subsidieregeling innovatie en samenwerking
regionale publieke media-instellingen» inzetten om vanuit de regionale publieke omroepen
de lokale journalistiek een impuls te geven. Dit geld wordt gebruikt voor extra journalistieke
inzet op de plekken waar dit hard nodig wordt geacht – bovenop de huidige inzet van
regionale en lokale publieke omroepen. Waar mogelijk wordt deze extra inzet door de
regionale publieke omroepen in samenwerking met lokale publieke omroepen en/of streekomroepen
vormgegeven.
De Minister geeft verder aan dat de NLPO een waardevolle bijdrage levert door in 2020
de jaarlijkse ledenbijdrage voor de lokale publieke omroepen te verlagen. De leden
van de CDA-fractie vragen de Minister of hij het effect van deze maatregel kan schetsen.
De NLPO verleent een korting aan de bij haar aangesloten lokale publieke omroepen
voor een bedrag gelijk aan de afdrachten voor het muziekgebruik aan Buma/Stemra per
1 april tot het einde van het jaar. Bovendien verleent de NLPO een korting van 25
procent op haar jaarbijdrage voor de aangesloten omroepen. De maatregelen gelden alleen
dit jaar. Het effect van deze maatregelen is een eenmalige lastenverlichting voor
de lokale publieke omroepen in deze moeilijke tijden. Ik waardeer het dan ook zeer
dat de NLPO deze maatregelen treft.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister verder toe te zeggen dat er goed contact
blijft tussen het Ministerie van OCW en verschillende mediaorganisaties over de gevolgen
van de coronacrisis voor hen en de effecten van deze ondersteuning. De leden van de
CDA-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe de Kamer hierbij wordt betrokken.
Bij dezen zeg ik toe dat er goed contact blijft tussen het Ministerie van OCW en de
mediaorganisaties. In het geval ik nieuwe maatregelen tref voor de mediasector, informeer
ik uw Kamer daarover.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat ook de mediasector gebruik kan maken van de
generieke economische steunmaatregelen, zoals de NOW29 en de Tozo30. Deze leden vragen of de Minister kan aangeven in hoeverre de mediasector, onder
andere de NPO, maar ook freelance journalisten, gebruik maken van deze regelingen.
Over het gebruik van de generieke maatregelen is op dit moment vooral informatie op
hoofdlijnen beschikbaar. De meeste regelingen zijn kort geleden gestart en in de rapportages
is nog beperkt onderscheid per sector. Dit is het beeld van de belangrijkste regelingen:
In de Kamerbrief over de generieke maatregelen van 20 mei jl. hebben de ministers
en staatssecretarissen van EZK, FIN en SZW uw Kamer laten weten dat onder de Tijdelijke
noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) ongeveer 114.000 aanvragen zijn goedgekeurd. Hiervan komen er 1.682 toe aan de culturele
sector.31
In dezelfde brief staat dat er voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig
ondernemers (TOZO) ongeveer 347.000 aanvragen zijn ingediend. Dit zijn aanvragen voor ondersteuning
in levensonderhoud of voor een lening voor bedrijfskapitaal. De schatting is gebaseerd
op een inventarisatie onder ongeveer 150 gemeenten verspreid over het land (ruim 40%
van het totale aantal gemeenten).32 Het Ministerie van SZW heeft met het CBS afspraken gemaakt over de rapportage over
de TOZO: over april wordt in juni door het CBS gerapporteerd.
Tot en met 17 mei 2020 zijn voor de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren
COVID-19 (TOGS) 3.322 aanvragen ingediend door ondernemers die onder de SBI-codes 59111 (Prod. films
(geen televisiefilms)), 59112 (Productie van televisieprogramma's), 5912 (Facilitaire
activ. voor film-/tv-prod.), 5913 (Distributie van films en tv-producties), 5920 (Maken
en uitgeven van geluidsopnamen) en 74201 (Fotografie) vallen. Hiervan zijn 3.197 aanvragen
toegekend. Het verschil betreft aanvragen die nader onderzocht dienen te worden en
op grond daarvan alsnog toegekend of afgewezen kunnen worden. Onderstaand de betreffende
SBI-codes. Hierbij dient de kanttekening gemaakt te worden dat onderstaande SBI-codes
meer ondernemers omvatten dan alleen mediabedrijven en -ondernemers. Zo vallen onder
de categorie «Fotografie» niet alleen fotojournalisten, maar ook bijvoorbeeld bruiloftsfotografen.
Dit gegeven maakt het lastig om harde uitspraken te doen over de werking van de TOGS
voor enkel de mediasector.
TOGS-regeling | hoofd- en nevenactiviteiten (SBI) KvK | bijgewerkt t/m 17 mei 2020
SBI
SBI omschrijving
Ontvangen aanvragen
Toegekende aanvragen
Uitbetaald
59111
Prod. films (geen televisiefilms)
1.008
966
€ 3.864.000
59112
Productie van televisieprogramma's
127
121
€ 484.000
5912
Facilitaire activ. voor film-/tv-prod.
350
335
€ 1.340.000
5913
Distributie van films en tv-producties
17
16
€ 64.000
5920
Maken en uitgeven van geluidsopnamen
405
388
€ 1.552.000
74201
Fotografie
1.415
1.371
€ 5.484.000
Totaal
3.322
3.197
€ 12.788.000
De BMKB-regeling en de GO-regeling, inclusief de recent gelanceerde corona-modules van beide regelingen, en
de KKC-regeling zijn generieke maatregelen die (zo snel als mogelijk) openstaan voor ondernemingen
uit onder andere de mediasector die in de kern gezond zijn en over voldoende terugbetaalcapaciteit
beschikken. De BMKB-regeling betreft staatsgarantie op leningen met een maximum van
€ 1,5 miljoen per onderneming. De GO-regeling betreft staatsgarantie op leningen met
een maximum van € 150 miljoen per onderneming. De KKC-regeling betreft staatsgarantie
op overbruggingskredieten voor kleine ondernemingen met een relatief kleine financieringsbehoefte
(van € 10.000 tot 50.000). De regelingen zijn kort geleden opengesteld, dan wel worden
zo snel mogelijk opengesteld. Inzicht op sectorspecifiek gebruik is daarom op dit
moment niet mogelijk.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister een overzicht kan geven van de relevante
SBI-codes33.
De voor de mediasector relevante SBI-codes die onder de TOGS-regeling (de regeling
waarvoor SBI-codes een voorwaarde zijn) vallen, zijn de volgende:
− 59111 Productie van films (geen televisiefilms);
− 59112 Productie van televisieprogramma's;
− 5912 Facilitaire activiteiten voor film- en televisieproductie;
− 5913 Distributie van films en televisieproducties;
− 5920 Maken en uitgeven van geluidsopnamen; en
− 74201 Fotografie.
Is er zicht op het percentage per doelgroep dat gebruik maakt van deze regeling, zo
vragen de leden van de D66-fractie.
Het aantal ondernemers vallende onder de SBI-codes 59111 (Prod. films (geen televisiefilms)),
59112 (Productie van televisieprogramma's), 5912 (Facilitaire activ. voor film-/tv-prod.),
5913 (Distributie van films en tv-producties), 5920 (Maken en uitgeven van geluidsopnamen)
en 74201 (Fotografie) dat gebruik zal maken van de TOGS is geraamd op 24.753. Tot
en met 17 mei 2020 hebben 3.322 ondernemers uit deze SBI-codes een aanvraag ingediend,
waarvan 3.197 zijn toegekend. Dit betekent dat circa 13% van het geraamde aantal ondernemers
tot en met 17 mei 2020 een aanvraag heeft ingediend voor de TOGS. Op 17 mei 2020 zat
de regeling op ongeveer de helft van de openstellingstermijn, met nog anderhalve maand
resterend.
Hierbij moet wel worden opgemerkt dat onder bovengenoemde codes niet alleen ondernemers
uit de mediasector vallen. Hierdoor is het niet mogelijke het gebruikspercentage van
ondernemers uit de mediasector precies aan te geven.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister het er mee eens is dat deze crisis
meer structurele problemen, namelijk het grote aandeel freelancers waar de sector
op bouwt, blootlegt.
Het is bekend dat de mediasector een sector is waar veel freelance journalisten en
makers in werkzaam zijn. Tijdens het WGO Media van 25 november 2019 heb ik uw Kamer
toegezegd een brief te zullen sturen over onder andere de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt
in het medialandschap. In deze brief zal de positie van freelancers ook aan bod komen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister op welke wijze door grote mediabedrijven
steun verleend wordt aan de vele freelancers van wiens diensten doorgaans gebruikt
werd gemaakt door deze grote concerns.
De nieuwsbedrijven worden tijdens de coronacrisis fors geraakt door de teruglopende
reclame-inkomsten als gevolg van de afgekondigde kabinetsmaatregelen, waardoor er
druk komt te staan op het exploitatiemodel van deze bedrijven. Tegelijkertijd is de
vraag van het publiek naar betrouwbaar nieuws zeer groot. De nadruk ligt bij de meeste
nieuwsbedrijven op het brengen van nieuws over het coronavirus, maar ook op andere
terreinen wordt in de informatiebehoefte voorzien. Hiervoor zijn en blijven mensen
nodig. Freelancers worden dan ook niet minder ingezet op de onderwerpen waar de informatiebehoefte
groot is. Ze worden bijvoorbeeld ingezet als specialistische kennis vereist is en
voor bijzondere achtergrondverhalen. Dit is anders als het specifiek om sport, cultuur,
kunst en uitgaan gaat. Door de afgekondigde maatregelen van het kabinet is een aantal
sectoren (waaronder sport en cultuur) grotendeels stil komen te liggen. Er is voor
de freelancers die op deze terreinen werkzaam zijn weinig werk. Dat geldt ook voor
de medewerkers in loondienst die aan dit nieuwsaanbod werken. Deze medewerkers worden
daarom deels anders ingezet.
De verwachting is dat als deze sectoren van de overheid weer (deels) groen licht krijgen,
dit gepaard zal gaan met een toename van de opdrachten op deze terreinen.
De leden van de D66-fractie begrijpen dat de financiële steunmaatregelen per (lokale
en streek)omroep gebaseerd is op het inwonersaantal van de regio waartoe de omroep
bereik heeft. Deze leden vragen de Minister of het klopt dat hiermee de compensatie
niet gebaseerd is op de volledige omzet van de omroep, omdat geen rekening wordt gehouden
met commerciële inkomsten die voor deze omroepen wegvallen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister verder waarom hij deze keuze gemaakt
heeft. Juist die afhankelijkheid van commerciële inkomsten valt in deze crisis immers
weg, aldus deze leden.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister ook of hij hiertoe aanleiding ziet
meer maatwerk te leveren en de volledige omzet van omroepen mee te nemen in de afweging
om te voorzien in financiële compensatie.
Het doel van Steunfonds is niet om gederfde inkomsten te compenseren, maar om ervoor
te zorgen dat de lokale informatievoorziening door huis-aan-huiskranten en lokale
publieke omroepen op peil blijft tijdens de coronacrisis. Daar was snelle actie voor
nodig, zoals bijvoorbeeld bleek uit de signalen waar onder meer de leden van de D66-fractie
aan refereren in eerdere schriftelijke vragen.34 Dat kan alleen als de maatregel zo is vormgegeven dat de vele honderden aanvragen
eenvoudig kunnen worden beoordeeld door het SvdJ. Daarom is er voor wat betreft de
lokale publieke omroepen voor gekozen om aan te sluiten bij een verdeelsleutel die
eenvoudig te beoordelen is én reeds in de praktijk bekend: € 0,33 per huishouden in
een verzorgingsgebied (een kwart van het «richtsnoerbedrag» van € 1,32 in 2020 voor
een periode van drie maanden35). Dankzij deze vormgeving kon het SvdJ in één week alle aanvragen beoordelen en krediet
toewijzen aan bijna 600 organisaties, waaronder 181 lokale publieke omroepen.
In mijn Kamerbrief van 7 april schrijf ik dat de VNG ervan uit gaat dat gemeenten
zich aansluiten bij de aanvullende maatregelen die het kabinet treft voor de mediasector.
Het zijn bij uitstek gemeenten die eventueel aanvullend maatwerk kunnen leveren richting
de lokale publieke omroep in hun gemeente.
De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister onder andere 3 miljoen euro
inzet die geoormerkt was voor de pilot uit de motie van het lid Sneller c.s.36, wat oorspronkelijk was bedoeld voor het tweede en laatste pilotjaar van de versterking
van lokale publieke omroepen. Deze leden vragen de Minister in welke mate deze pilot
gewoon voortgang vindt. De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Minister dit
geld voor de acute huidige crisis inzet, maar vragen wel of de Minister voornemens
is het tweede pilotjaar op een andere wijze te financieren om deze desondanks door
te zetten. De pilot is immers al gestart en om de effecten te kunnen meten van het
eerste jaar, is voortzetting in het tweede jaar noodzakelijk. Deze leden vragen daarom
om het tweede pilotjaar, inclusief de benodigde financiering, voort te zetten.
De eenmalige € 11 miljoen voor het Steunfonds heb ik vrijgemaakt door reeds voor 2020
gereserveerde middelen in te zetten. Het betreft onder andere de € 3 miljoen die op
basis van de motie van het lid Sneller c.s. in 2020 gereserveerd was voor het tweede
(en laatste) pilotjaar van de versterking van lokale publieke (streek)omroepen.37 Hiervan was nog niets uitgegeven. Deze € 3 miljoen was onderdeel van de € 6 miljoen
die op basis van de motie van het lid Sneller c.s. gereserveerd was voor de tweejarige
pilot «professionalisering lokale (streek)omroepen» in 2019 en 2020. Het betekent
dat er in 2020 voor het tweede pilotjaar geen nieuwe subsidie verstrekt kan worden
door het SvdJ. Ik acht dit gerechtvaardigd, omdat de inzet van deze middelen in het
Steunfonds de lokale publieke omroepsector de coronacrisis helpt door te komen. De
middelen voor het eerste pilotjaar waren reeds in december 2019 verstrekt.38 Op basis daarvan kan dit jaar nog steeds geleerd en geëvalueerd worden.
De leden van de D66-fractie merken op dat hetzelfde geldt voor de versterking van
de lokale journalistiek door de samenwerking tussen de publieke omroepen. Hoewel dit
nog in de ontwerpfase zat, zien deze leden er – zeker in deze tijd waar ook lokale
nieuwsvoorziening een essentiële taak blijft – alle reden toe om deze impuls te behouden.
Deze leden vragen of de Minister mogelijkheden ziet om deze plannen voortgang te laten
vinden. De leden van de D66-fractie vragen voorts hoe de Minister dit gaat realiseren.
De leden van de D66-fractie refereren aan de € 4,5 miljoen die voor 2020 gereserveerd
was voor versterking van lokale journalistiek via samenwerking tussen publieke omroepen.39 Hiervan was nog niets uitgegeven. Deze € 4,5 miljoen was onderdeel van de incidentele
€ 9 miljoen die voor dit doel beschikbaar was in 2020 en 2021. Dat betekent dat er
voor 2021 nog altijd € 4,5 miljoen beschikbaar is voor versterking van de lokale journalistiek
via samenwerking tussen publieke omroepen. Ik heb hierover reeds meerdere gesprekken
met de NOS, RPO en NLPO gevoerd en heb er vertrouwen in dat we in gezamenlijkheid
tot een mooi plan kunnen komen voor de inzet van deze € 4,5 miljoen in 2021. Er was
overigens begrip bij die partijen om de € 4.5 miljoen die voor 2020 gereserveerd was
in te zetten voor het Steunfonds, om zo éérst samen de crisis door te komen en de
lokale informatievoorziening tijdens de coronacrisis op peil te houden. Zoals ik mijn
Kamerbrief van 7 april schreef, heb ik daarnaast met de RPO afgesproken dat dit jaar
eenmalig € 2 mln. uit de «Subsidieregeling innovatie en samenwerking regionale publieke
media-instellingen» op korte termijn ingezet wordt om vanuit de regionale publieke
omroepen de lokale journalistiek een impuls te geven.
De leden van de D66-fractie constateren dat ook 3,5 miljoen euro gereserveerd voor
versterking van onderzoeksjournalistiek wordt ingezet. De leden zien minder logica
om het geld voor steunmaatregelen weg te halen uit dit budget, aangezien juist onderzoeksjournalistiek
in deze crisisperiode niet aan belang inboet. Zeker niet gezien de kritische controletaak
die de media ook richting bestuur in deze tijd moet kunnen uitvoeren. Is de Minister
het hiermee eens, zo vragen deze leden. Zo ja, waarom dekt de Minister het geld hieruit,
zo vragen de leden van de D66-fractie.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister bereid is op een andere wijze deze
3,5 miljoen euro opnieuw aan te vullen ter versterking van onderzoeksjournalistiek.
Het doel van het Steunfonds is om te voorkomen dat mensen verstoken blijven van informatie
uit hun directe omgeving. Daar was snelle actie voor nodig, bleek onder andere uit
signalen van de huis-aan-huiskranten en lokale omroepen zelf. Een dergelijke actie
was alleen mogelijk met geld dat al op de begroting beschikbaar was. Er is voor gekozen
om geld in te zetten dat al beschikbaar was voor een vergelijkbare doelstelling: een
impuls aan de journalistiek geven, en dan met name op lokaal en regionaal niveau.
De onderzoeksjournalistieke projecten die via het SvdJ mogelijk worden gemaakt lopen
in 2020 gewoon door, zij het in aangepaste vorm als gevolg van de coronacrisis. Dit
komt omdat de structurele middelen bestemd voor onderzoeksjournalistiek aan het begin
van de kabinetsperiode relatief laat in het kalenderjaar zijn toegekend, waardoor
de eerste regelingen met middelen uit 2018 ook doorliepen in 2019. En middelen die
zijn toegekend in 2019 in 2020. Dit betekent dat middelen die voor 2021 aan het SvdJ
worden beschikt, gebruikt kunnen worden voor projecten en regelingen die in 2021 aan
zullen vangen, waarmee er geen gat zou moeten vallen tussen de jaren. Hierover zal
nader overleg met het SvdJ plaatsvinden.
Het besluit om deze middelen op een alternatieve wijze in te zetten acht ik gerechtvaardigd,
in het belang van de maatschappij én in het belang van de (lokale) journalistieke
sector.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Minister in nauw overleg staat met andere
overheden om ook hen te stimuleren steun te verlenen aan (lokale) nieuwsvoorzieningen,
zoals de VNG en het IPO. Welke inspanningen worden door deze lagere overheden op dit
punt al concreet geleverd, vragen deze leden.
Ik heb in mijn brief van 7 april jl. een oproep gedaan aan gemeenten en provincies
om proactief te zijn en waar mogelijk media te ondersteunen. Ik besef dat er tijdens
deze crisis al veel van gemeenten wordt gevraagd; het is dan ook aan de gemeenten
zelf om eventuele steun voor lokale media vorm te geven op een manier die passend
is bij hun situatie. Mijn oproep aan gemeenten en provincies is door VNG en IPO onder
hun leden verspreid. Ik beschik niet over een overzicht van acties die door gemeenten
en provincies zijn ondernomen. Ik wil wel het voorbeeld benoemen van de provincie
Zuid-Holland, die heeft besloten om € 332.000 in te zetten om lokale media te ondersteunen
in deze uitdagende tijden.40
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij de advertentie-inkomsten van
de afgelopen vier maanden voor de STER41 kan weergeven.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister wat de geactualiseerde ramingen zijn,
ook voor de komende zomer nu grote sportevenementen en de voetbalwedstrijden zijn
weggevallen.
De leden van de D66-fractie vragen of Minister de Minister verwacht dat de AMr42 moet worden gebruikt? Zo ja, welke ruimte.
De leden van de D66-fractie vragen of Minister welke impact dit op de AMr in het algemeen
heeft.
De Ster-inkomsten bedroegen over januari tot en met april € 49,9 miljoen. Sinds half
maart merkt de Ster de impact van het coronavirus op haar inkomsten. De inkomsten
in de maand april liggen 35% lager dan begroot. Door de uitval van grote evenementen
de komende periode zal het verschil tussen raming en realisatie naar verwachting nog
groter worden. Voor dit jaar en 2021 heeft de Ster een drietal scenario’s uitgewerkt
die onderling variëren afhankelijk van de impact van het coronavirus. De ramingen
bij deze scenario’s lopen sterk uiteen van € 72 miljoen tot € 145 miljoen voor dit
jaar en € 92 miljoen tot € 183 miljoen voor 2021. Deze bandbreedte illustreert de
grote onzekerheid met betrekking tot de ontwikkeling van de Ster-inkomsten. Ik kan
daarom vooralsnog geen betrouwbare inschatting maken van de verwachte ontwikkeling
van de Ster-inkomsten.
Uitgaande van deze scenario’s houd ik er rekening mee dat een substantiële hoeveelheid
middelen in de Algemene Mediareserve (hierna: AMr) moet worden ingezet om de Ster-inkomsten
aan te vullen. Hierdoor kan in het ergste geval een tekort aan middelen in de AMr
ontstaan.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister cijfers kan doen toekomen over de
vrijgevallen advertentieruimte die nu door de STER met kortingen wordt aangeboden.
De Ster wordt geconfronteerd met een vraaguitval van adverteerders in combinatie met
een stijging van het kijktijdaandeel van de publieke omroep. Door de vraaguitval bij
adverteerders is er minder behoefte aan reclameminuten. De adverteerders die nog wel
reclame inkopen, hebben door het gestegen kijktijdaandeel van de publieke omroep minder
reclameminuten nodig om hun publiek te bereiken. Beide factoren hebben dus geleid
tot een daling van het aantal reclameminuten. In vergelijking met de periode maart-april
2019 is het aantal reclameminuten op tv en radio in 2020 afgenomen met 44% respectievelijk
42%. Op tv bedroeg het totaal aantal reclameminuten gedurende maart-april dit jaar
11.977, op radio 9.584.
De leden van de D66-fractie vragen hoe de Minister deze acties van de Ster duidt.
In hoeverre gaat hier een marktverstorende werking van uit, zo vragen deze leden.
De Ster dient zich te houden aan wet- en regelgeving. Uit het dienstbaarheidsverbod
in de Mediawet volgt dat de Ster marktconforme voorwaarden dient toe te passen bij
de exploitatie van reclameruimte. Het Commissariaat voor de Media ziet toe op naleving
ervan.
De leden van de D66-fractie vragen of de Minister in kan gaan op de programmering
van de NPO deze zomer, wanneer mensen thuis zullen zitten en evenementen en festivals
zijn afgelast. In hoeverre heeft dit effect op het programmeerbudget, zo vragen deze
leden.
Vanaf het moment dat de coronacrisis zich aandiende is de landelijke publieke omroep
met succes uit de startblokken gekomen om Nederland open te houden, te informeren
én te verbinden. Er zijn nieuwe programma’s ontwikkeld (zoals Frontberichten en Ouderenjournaal) en er zijn titels doorgetrokken tot in de zomer, zoals Op1 en Goedemorgen Nederland. Nu bekend is geworden dat ook de evenementen tot 1 september zijn afgelast, werkt
de publieke omroep druk aan alternatieven: sommige evenementen gaan door in aangepaste
vorm, zoals bijvoorbeeld het Prinsengrachtconcert. Voor evenementen die niet doorgaan
wordt alternatieve programmering voorbereid, onder andere in samenspraak met de muzieksector.
De aangepaste programmering leidt tot extra kosten voor de landelijke publieke omroep.
Deze kosten worden veroorzaakt door de financiering van programma’s ter vervanging
van de weggevallen uitzendingen van (sport)evenementen sinds medio maart. Daarnaast
zijn er extra kosten die het gevolg zijn van het vervallen dan wel uitstellen van
programma’s die niet worden gedekt door een (productie)verzekering. Momenteel wordt
door omroepen een inventarisatie van deze kosten gemaakt. Verder heeft de NPO een
eerste voorlopige inschatting gemaakt van de meerkosten, waarbij ook rekening wordt
gehouden met vrijval doordat programma’s niet doorgaan of naar achteren worden geschoven.
De hoogte ervan is uiteindelijk afhankelijk van de ontwikkeling en impact van de maatregelen
van het kabinet om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De NPO houdt
mij op de hoogte van de ontwikkeling van de meerkosten.
Ik houd een vinger aan de pols, want de meerkosten kunnen een negatieve impact hebben
op de rest van de programmering van de NPO dit jaar, maar ook op die van volgende
jaren. Hierover ben ik met de NPO in gesprek.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister op welke wijze hij de voornemens in
de visiebrief over de toekomst van het publieke omroepbestel43gaat voortzetten, wetgeving hiertoe gaat ontwikkelen en de zaken die nog verdere uitwerking
behoefden voort gaat zetten.
Het wetsvoorstel ter uitwerking van de maatregelen uit de visiebrief is opgesteld
en ter advisering voorgelegd aan de Raad van State. Het wetsvoorstel zal nadat de
Raad van State advies heeft uitgebracht, naar de Kamer worden gestuurd. Bij de zaken
die nog verdere uitwerking behoeven, wordt uiteraard rekening gehouden met de huidige
situatie. Het is op dit moment bijvoorbeeld nog onduidelijk wat de precieze consequenties
zijn van de coronacrisis op de inkomsten van de Ster – wel is duidelijk dat deze inkomsten
fors lager uitvallen dan verwacht. Dit heeft mogelijk gevolgen voor het reclamescenario
zoals staat beschreven in de visiebrief. Ik zal de Kamer hierover vóór de zomer nader
informeren.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Minister het gerechtvaardigd noemt
om deze gelden te gebruiken vanwege de acute en uitzonderlijke gevolgen van de coronacrisis,
maar dat hij niets schrijft over of dit geld later opnieuw beschikbaar komt voor de
doelen waarvoor het oorspronkelijk bedoeld en gereserveerd was. Deze leden vragen
dan ook of de Minister hier duidelijkheid over kan geven.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of deze gelden opnieuw beschikbaar
komen na de crisis of dat de sector hier eigenlijk een sigaar uit eigen doos krijgt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister waarom er niet voor gekozen is om extra geld beschikbaar te stellen in plaats van al
gereserveerd geld.
Het doel van Steunfonds is dat de lokale informatievoorziening door huis-aan-huiskranten
en lokale publieke omroepen op peil blijft tijdens de coronacrisis. Aangezien extra
middelen op de Mediabegroting ontbraken en uit de signalen bleek dat snelle actie
noodzakelijk was, acht ik het gerechtvaardigd om éérst voor 2020 gereserveerde middelen
in te zetten voor het Steunfonds. Deze inzet sluit aan bij de overkoepelende doelstelling
van de middelen: het versterken van de (lokale) journalistiek. Dankzij het Steunfonds
gebeurt dat nu alleen op een andere manier: een eenmalige impuls om de crisis door
te komen. En om nu, tijdens de coronacrisis, de lokale informatievoorziening in héél
Nederland op peil te houden.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Minister schrijft dat de inzet
van het geld toch al aansluit bij de oorspronkelijke overkoepelende doelstelling van
de middelen: het versterken van de (lokale) journalistiek. Toch concluderen deze leden
dat versterking van de onderzoeksjournalistiek toch echt een andere doelstelling is
dan het overeind houden van lokale journalistiek. Deelt de Minister dit oordeel, zo
vragen de genoemde leden.
Er is voor gekozen om geld in te zetten dat al beschikbaar was voor een vergelijkbare
doelstelling: een impuls aan de journalistiek geven, en dan met name op lokaal en
regionaal niveau.
De onderzoeksjournalistieke projecten die via het SvdJ mogelijk worden gemaakt lopen
in 2020 gewoon door, zij het in aangepaste vorm als gevolg van de coronacrisis. Dit
komt omdat de structurele middelen bestemd voor onderzoeksjournalistiek aan het begin
van de kabinetsperiode relatief laat in het kalenderjaar zijn toegekend, waardoor
de eerste regelingen met middelen uit 2018 ook doorliepen in 2019. En middelen die
zijn toegekend in 2019 in 2020. Dit betekent dat middelen die voor 2021 aan het SvdJ
worden beschikt, gebruikt kunnen worden voor projecten en regelingen die in 2021 aan
zullen vangen, waarmee er geen gat zou moeten vallen tussen de jaren. Hierover zal
nader overleg met het SvdJ plaatsvinden.
Het besluit om deze middelen op een alternatieve wijze in te zetten acht ik gerechtvaardigd,
in het belang van de maatschappij én in het belang van de (lokale) journalistieke
sector.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op wat voor manier de Minister vervolg gaat
geven aan de motie van het lid Sneller c.s., als het budget nu voor iets anders gebruikt
is.
De eenmalige € 11 miljoen voor het Steunfonds heb ik vrijgemaakt door voor 2020 gereserveerde
middelen in te zetten. In relatie tot de motie van het lid Sneller c.s. betreft dit
ten eerste de € 4,5 miljoen die voor 2020 gereserveerd was voor versterking van lokale
journalistiek via samenwerking tussen publieke omroepen.44 Hiervan was nog niets uitgegeven. Deze € 4,5 miljoen was onderdeel van de incidentele
€ 9 miljoen die voor dit doel beschikbaar was in 2020 en 2021. Dat betekent dat er
voor 2021 nog altijd € 4,5 miljoen beschikbaar is voor versterking van de lokale journalistiek
via samenwerking tussen publieke omroepen. Ik heb hierover reeds meerdere gesprekken
met de NOS, RPO en NLPO gevoerd en heb er vertrouwen in dat we in gezamenlijkheid
tot een mooi plan kunnen komen voor de inzet van deze € 4,5 miljoen in 2021. Er was
overigens begrip bij die partijen om de € 4.5 miljoen die voor 2020 gereserveerd was
in te zetten voor het Steunfonds, om zo éérst samen de crisis door te komen en de
lokale informatievoorziening tijdens de coronacrisis op peil te houden.
Het betreft in relatie tot de motie van het lid Sneller c.s. ten tweede de € 3 miljoen
die op basis van de motie van het lid Sneller c.s. in 2020 gereserveerd was voor het
tweede (en laatste) pilotjaar van de versterking van lokale publieke (streek)omroepen.45 Ook hiervan was nog niets uitgegeven. Deze € 3 miljoen was onderdeel van de € 6 miljoen
die op basis van de motie van het lid Sneller c.s. gereserveerd was voor de tweejarige
pilot «professionalisering lokale (streek)omroepen» in 2019 en 2020. Het betekent
dat er in 2020 voor het tweede pilotjaar geen nieuwe subsidie verstrekt kan worden
door het SvdJ. Ik acht dit gerechtvaardigd, omdat de inzet van deze middelen in het
Steunfonds de lokale publieke omroepsector de coronacrisis helpt door te komen. De
middelen voor het eerste pilotjaar waren reeds in december 2019 verstrekt.46 Op basis daarvan kan dit jaar nog steeds geleerd en geëvalueerd worden.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de huis-aan-huiskranten en lokale publieke
omroepen een eenmalige bijdrage kunnen aanvragen bij het Steunfonds voor een periode
van drie maanden. Deze leden vragen de Minister wat er gebeurt na die drie maanden
als de noodmaatregelen nog van kracht zijn en de economie nog niet hersteld is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister bereid is om het Steunfonds
na drie maanden te verlengen. Zo ja, met hoeveel geld en waar komt dat geld vandaan,
zo vragen deze leden.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister een plan heeft voor structurele
ondersteuning van deze vitale sector zolang de crisis nog duurt.
De bijdrage uit het Steunfonds geldt voor een periode van drie maanden, in aansluiting
op de financiële regelingen uit het generieke noodpakket van het kabinet. Voor wat
betreft de structurele rol en functie van lokale media ben ik in afwachting van het
vervolgadvies van de Raad voor Cultuur en Raad voor Openbaar bestuur.47 Dat advies wordt in oktober 2020 verwacht.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister een beeld kan geven over
hoeveel mediaorganisaties al een beroep hebben moeten doen op een regeling als NOW.
In de Kamerbrief over de generieke maatregelen van 20 mei jl. hebben de ministers
en staatssecretarissen van EZK, FIN en SZW uw Kamer laten weten dat onder de Tijdelijke
noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) ongeveer 114.000 aanvragen zijn goedgekeurd. Hiervan komen er 1.682 toe aan de culturele
sector.48 Het is mij onbekend welk deel daarvan in de mediasector is beland. Daarbij dient
opgemerkt te worden dat bedrijven er om verschillende redenen voor kunnen kiezen geen
beroep te willen doen op de NOW.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister of er signalen zijn van (lokale)
mediaorganisaties van wie de liquiditeit al zo slecht is dat zij op omvallen staan.
Uit signalen die onder andere de Nederlandse Nieuwsbladpers (hierna: NNP) c.s. per
brief op 25 maart jl. met mij heeft gedeeld, blijkt dat de kleine en middelgrote uitgevers
van onder meer honderden huis-aan-huiskranten flink getroffen zijn door de terugloop
van advertentie-inkomsten en het wegvallen van bijvoorbeeld sport- en culturele evenementen.
De NNP c.s. hebben in hun signalen geen mediaorganisaties bij naam genoemd. Navraag
leert dat verschillende lokale titels in de afgelopen maanden in verschijningsfrequentie
zijn teruggeschroefd, dan wel stop zijn gezet, omdat de kosten niet meer op te brengen
waren.
De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat de Minister in de brief schrijft
dat het effect van de maatregelen groter zal zijn indien provincies en gemeenten tevens
een bijdrage leveren. Kan de Minister aangeven of dit ook echt gebeurt, zo vragen
deze leden. Zo niet, op welke manier wil de Minister provincies en gemeenten stimuleren
om ook te investeren in het overeind houden van de (lokale) mediasector, zo vragen
de leden van de GroenLinks-fractie.
Ik heb in mijn brief van 7 april jl. een oproep gedaan aan gemeenten en provincies
om proactief te zijn en waar mogelijk media te ondersteunen. Ik besef dat er tijdens
deze crisis al veel van gemeenten wordt gevraagd; het is dan ook aan de gemeenten
zelf om eventuele steun voor lokale media vorm te geven op een manier die passend
is bij hun situatie. Mijn oproep aan gemeenten en provincies is door VNG en IPO onder
hun leden verspreid. Ik beschik niet over een overzicht van acties die door gemeenten
en provincies zijn ondernomen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe de Minister de bijdrage ziet van decentrale
overheden voor de structurele langere termijn. Hebben gemeenten hier wel de ruimte
voor, zo vragen deze leden.
Het staat buiten kijf dat onze samenleving een goed functionerende, onafhankelijke
informatievoorziening op lokaal niveau nodig heeft. Tegelijk zijn er ook vragen over
hoe deze in de toekomst het best tot stand gebracht kan worden. Daarom hebben de Minister
van BZK en ik aan de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor Cultuur gevraagd
om advies uit te brengen over dit onderwerp.49 Dit advies wordt in oktober verwacht.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister zicht heeft op hoeveel freelance
(foto)journalisten buiten de maatregelen vallen. De leden van de GroenLinks-fractie
vragen of de Minister iets doen om ook deze groep waardevolle journalisten te steunen
in deze crisis. Kan de Minister ze bijvoorbeeld toegang geven tot de TOGS-regeling,
ook als ze niet in het bezit zijn van een externe werkruimte, zoals dat bijvoorbeeld
ook bij taxichauffeurs is gedaan, zo vragen deze leden.
Wat betreft de TOGS-regeling: journalisten vallen als groep onder SBI-code 9003 («Schrijvende
en scheppende inkomsten»), die niet op de lijst van vastgestelde SBI-codes voor de
TOGS-regeling staat. Daarmee vallen journalisten die onder deze code staan ingeschreven
bij de KvK buiten de regeling. Hoeveel journalisten dit betreft, is mij niet bekend,
doordat journalisten binnen de SBI-code 9003 niet als aparte groep inzichtelijk te
maken zijn. De reden om de SBI-code 9003 niet op de lijst voor de TOGS-regeling te
zetten, heeft de Minister van EZK per brief van 4 mei jl.50 aan uw Kamer gecommuniceerd; namelijk omdat deze groep erg breed is en er ook groepen
onder de code vallen die in principe hun werk kunnen blijven doen.
Fotojournalisten vallen met SBI-code 74201 wel onder de TOGS-regeling, waarbij het
van belang is dat zij voldoen aan de voorwaarden van de regeling om in aanmerking
te komen. Zie de tabel met gegevens over de mediasector en de TOGS bij het antwoord
op bovenstaande vragen van onder andere leden van de VVD-fractie. Er zijn mij geen
gegevens bekend over hoeveel fotojournalisten geen aanspraak kunnen maken op de TOGS
omdat zij niet aan de voorwaarden voldoen.
De tegemoetkoming via de TOGS is bedoeld om ondernemers te ondersteunen die te maken
hebben met omvangrijke, terugkerende vaste lasten, bijvoorbeeld door de huur van een
bedrijfspand. Natuurlijk kunnen er gevallen zijn die tussen wal en schip vallen bij
het strak hanteren van de vestigingsvereiste. Om dat te voorkomen, heeft de Minister
van EZK c.s. in de Kamerbrief die op 7 april jl. aan uw Kamer is gestuurd, toegelicht
dat aan de hand van specifieke criteria ondernemers met significante, periodiek terugkerende
vaste lasten terwijl zij ingeschreven staan op het huisadres, aanspraak kunnen maken
op de tegemoetkoming.51 Deze ondernemers dienen bij hun aanvraag op rvo.nl te verklaren dat zij over een
fysieke vestiging met eigen toegang/opgang beschikken. Daarnaast moeten zij aanvullende
bewijsstukken aanleveren waaruit dit blijkt. Denk hierbij aan bijvoorbeeld een koop-
of huurcontract of een belastingaangifte waaruit blijkt dat zij over een fiscaal aftrekbare
werkruimte beschikken. Dit kan dus ook gelden voor de zelfstandige uit de mediasector
die op zijn woonadres staat ingeschreven.
Naast de TOGS-regeling kunnen freelance (foto)journalisten ook aanspraak maken op
de TOZO, mits zij aan de voorwaarden voldoen, en anders kunnen zij een aanvraag doen
voor de reguliere bijstand.
Het geld dat beschikbaar is gekomen via het Steunfonds kan tevens door de aanvragende
mediaorganisaties ingezet worden om freelance (foto)journalisten te betalen.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de media. Waar aan de ene kant megabedrijven
steeds meer media in handen krijgen, zoals De Persgroep die nu ook Sanoma heeft overgenomen,
vallen steeds meer kleine spelers om. Deze concentratie van macht kan door de coronacrisis
dieper worden, waar deze leden voor willen waken. Immers, kwetsbare spelers kunnen
vanuit het perspectief van de grote jongens relatief eenvoudig weggeconcurreerd of
overgenomen worden. Is het kabinet hier scherp op, zo vragen deze leden.
Op de mediasector is het algemene mededingingsrecht van toepassing. Dit omvat ook
de beoordeling van meldingen voor fusies of overnames door de Autoriteit Consument
en Markt (hierna: ACM). Zo heeft de ACM recent de voorgenomen overname van Sanoma
Media door DPG Media goedgekeurd.
Ik hecht belang aan de pluriformiteit van het Nederlandse medialandschap. Zoals aangegeven
in mijn Kamerbrief van 7 april jl. wordt de gehele mediasector, en daarbinnen met
name de lokale informatievoorziening, getroffen door de crisis. Om deze laatste sector
te ondersteunen, trekt het kabinet samen op met de andere overheden, het SvdJ, het
Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten en de NPO, RPO en NLPO en zijn er diverse
maatregelen genomen.
Deze leden van de SP-fractie lezen dat onder de generieke maatregelen ook extra leencapaciteit
valt. Zij vragen of de Minister de mening deelt dat hoewel op de korte termijn misschien
een oplossing, het extra lenen, in de toekomst juist voor grotere problemen kan zorgen.
Deze leden van de SP-fractie vragen hoe de Minister het voor zich ziet de kwalijke
gevolgen hiervan tegen te gaan.
Het kabinet neemt een aantal maatregelen om bedrijven en organisaties te ondersteunen.
Een van de maatregelen is de mogelijkheid om extra geld te lenen. Het staat mediaorganisaties
vrij om aanspraak te maken op deze extra leenmogelijkheid, waarbij zij aan de voorwaarden
moeten voldoen, waaronder het na afloop terugbetalen van de extra lening. Verschillende
banken hebben maatregelen getroffen voor uitstel van het aflossen van leningen. Voor
de BMKB-regeling, de GO-regeling en de KKC-regeling geldt dat leningen alleen worden
verschaft aan in de kern gezonde bedrijven, waarbij ook wordt gekeken naar de terugbetaalcapaciteit
van het bedrijf. Dit zijn voorwaarden die gelden voor alle sectoren, niet enkel de
mediasector.
De leden van de SP-fractie constateren dat onder de algemene regelingen ook freelancers
vallen. Deze leden vragen of de Minister in beeld heeft wie buiten deze regeling valt,
bijvoorbeeld als het gaat om mensen die hun bedrijf aan huis hebben.
Fotojournalisten die als hoofdactiviteit of nevenactiviteit de SBI-code 74201 («Fotografie»)
hebben, en aan de overige voorwaarden voldoen, kunnen aanspraak maken op de TOGS-regeling.
Zie de tabel met gegevens over de mediasector en de TOGS bij het antwoord op vragen
van onder andere leden van de VVD-fractie. Informatie over hoeveel aanvragers buiten
de regeling vallen, is lastig te achterhalen, aangezien ondernemers uit deze groep
hun aanvraag voortijdig zullen afbreken op het moment dat zij niet kunnen voldoen
aan bijvoorbeeld de verklaring van een eigen opgang.
Journalisten vallen als groep onder SBI-code 9003 («Schrijvende en scheppende inkomsten»).
Deze SBI-code valt niet onder de lijst van vastgestelde SBI-codes voor de TOGS-regeling.
Daarmee vallen journalisten die onder deze code staan ingeschreven bij de KvK buiten
de regeling. Hoeveel journalisten dit betreft, is mij niet bekend, doordat journalisten
binnen de SBI-code 9003 niet als aparte groep inzichtelijk te maken zijn.
Voor de TOZO geldt dat het Ministerie van SZW met het CBS afspraken heeft gemaakt
over de rapportage: in juni wordt door het CBS over de voorlopige gegevens van april
gerapporteerd. Hierin worden, voor zover mogelijk, ook sectorale uitsplitsingen meegenomen.
De leden van de SP-fractie lezen dat de Minister ook andere overheden oproept om lokale
media te ondersteunen. Deze leden ondersteunen dit maar vragen tegelijkertijd hoe
lokale overheden dat moeten vormgeven omdat zij zelf weinig mogelijkheden hebben om
inkomsten te kunnen genereren, er jarenlang door kabinetten is bezuinigd op het gemeentefonds
en ook gemeenten grote onverwachte uitgaven moeten doen vanwege de coronacrisis.
Ik besef dat er tijdens deze crisis al veel van gemeenten wordt gevraagd; het is dan
ook aan de gemeenten en provincies zelf om eventuele steun voor lokale media vorm
te geven op een manier die passend is bij hun situatie. Ik blijf met VNG en IPO in
contact staan over de situatie in de sector.
De leden van de SP-fractie lezen over een tijdelijk Steunfonds van 11 miljoen euro.
Het geld daarvoor is echter al eerder toegezegd, merken deze leden op. Ze vragen of
de Minister de uitdrukking een sigaar uit eigen doos kent. De leden van de SP-fractie
vragen of de Minister het met genoemde leden eens is dat wanneer deze middelen voor
de coronacrisis gebruikt worden de media daarmee op langere termijn niet geholpen
zijn. De leden van de SP-fractie vragen de Minister of het niet beter geweest was
te zoeken naar middelen die niet direct de onderzoeksjournalistiek en regionale nieuwsvoorziening
raken, die juist in deze periode zo belangrijk zijn in het controleren van de democratische
besluitvorming.
Het doel van Steunfonds is dat de lokale informatievoorziening door huis-aan-huiskranten
en lokale publieke omroepen op peil blijft tijdens de coronacrisis. Aangezien extra
middelen op de Mediabegroting ontbraken en uit de signalen bleek dat snelle actie
noodzakelijk was, acht ik het gerechtvaardigd om reeds voor 2020 gereserveerde middelen
in te zetten voor het Steunfonds. Deze inzet sluit aan bij de overkoepelende doelstelling
van de middelen: het versterken van de (lokale) journalistiek. Dankzij het Steunfonds
gebeurt dat nu alleen op een andere manier: een eenmalige impuls om de crisis door
te komen. En om nu, tijdens de coronacrisis, de lokale informatievoorziening in héél
Nederland op peil te houden.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of deze regeling ook voorwaarden kent
zodat het geld terechtkomt waar het hoort.
De leden van de SP-fractie vragen hoe dit steunpakket zich verhoudt tot bijvoorbeeld
de miljoenenwinsten van De Persgroep terwijl journalisten stelselmatig onderbetaald
worden.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister bereid is eisen te stellen aan de
bedrijven die een beroep doen op het Steunfonds, zoals het verbieden van winstuitkeringen,
het onderbetalen van personeel en uitkeren van bonussen of salarissen boven de WNT.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister bereid is deze eisen te stellen bij
het eventueel verlengen van het Steunfonds.
Om misbruik tegen te gaan is de aangevraagde bijdrage in de vorm van een krediet toegekend.
De aanvrager dient na afloop aannemelijk te maken dat het geld ten goede is gekomen
aan het in het Steunfonds gestelde doel en binnen de gestelde voorwaarden. Dat wil
zeggen dat het krediet gebruikt is voor de continuering van de informatievoorziening
door de huis-aan-huiskranten en lokale publieke omroepen. Het verstrekte krediet wordt
dan omgezet in een uitkering. Als blijkt dat de tegemoetkoming niet volgens de voorwaarden
is besteed, kan de tegemoetkoming (deels) worden teruggevorderd. Dit kan bijvoorbeeld
wanneer achteraf blijkt dat onjuiste informatie of valse verklaringen zijn verstrekt.
Gezien het type organisaties waar het Steunfonds zich op richt en de omvang van de
verleende ondersteuning per organisatie zijn voorwaarden ten aanzien van winstuitkeringen
mijns inziens niet aan de orde. Ik verwacht daarbij wel van partijen die toegang tot
het Steunfonds zoeken dat zij integer handelen in deze uitzonderlijke tijd.
De bijdrage uit het Steunfonds geldt voor een periode van drie maanden, in aansluiting
op de financiële regelingen uit het generieke noodpakket van het kabinet.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister erop wil aandringen dat de betaling
van freelancers juist in deze tijd conform de uitspraak van de rechter in de zaak
Van Uem/Rogier geschiedt.
Het is van belang dat journalisten onder redelijke voorwaarden een boterham kunnen
verdienen met hun werk. De genoemde rechtszaken hebben uitgewezen dat opdrachtgevers
en werkenden in de sector afspraken moeten maken over redelijke honorering. Daarbij
dient opgemerkt te worden dat de uitspraak van de rechter alleen geldt voor de betrokkenen
in deze zaken. De honoraria in deze zaken kunnen niet zonder meer worden vertaald
naar vaste tarieven. Deze zaken laat wel zien hoe men tot een billijke vergoeding
kan komen, met afweging van de werkinspanning, de afkoop en het recht op exploitatie.
De leden van de SP-fractie vragen op welke grond de beslissing genomen is dat zelfstandige
fotojournalisten wel aanspraak kunnen maken op de TOGS-regeling, maar bijvoorbeeld
schrijvende journalisten of kleine persbureaus niet.
Het doel van de TOGS is om ondernemers, die een dominant effect zien op hun bedrijfsvoering
door het wegblijven van de consument als direct gevolg van de kabinetsmaatregelen,
snel ondersteuning te bieden in de dekking van hun vaste kosten (exclusief personeelskosten),
zoals de huur van een bedrijfspand. In eerste instantie is bij het bepalen van de
doelgroep gekeken naar sectoren die direct getroffen zijn door de volgende drie overheidsmaatregelen:
gedwongen sluiting van bepaalde bedrijven, het verbod op het organiseren van bijeenkomsten
en evenementen en het negatieve reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
In de beleidsregel van 15 april 2020 die met terugwerkende kracht op 27 maart 2020
in werking trad, is een overzicht gegeven van sectoren die in aanmerking voor de TOGS
komen.52
Zoals de Minister van EZK c.s. uw Kamer per brief van 7 april jl. heeft gemeld, heeft
het kabinet op basis van voortschrijdend inzicht besloten de TOGS-regeling uit te
breiden.53Dit is gedaan na analyse van sinds de openstelling ontvangen aanvragen voor de TOGS
en de recente ontwikkelingen voor bedrijven die direct getroffen worden door het wegblijven
van consumenten als gevolg van de kabinetsaanwijzingen. Journalisten en persbureaus
zijn hierin als groep niet meegenomen omdat het niet aannemelijk is dat de gehele
sector direct schade ondervindt van de genomen kabinetsmaatregelen om het coronavirus
in te dammen. Het kabinet monitort het noodpakket banen en economie voortdurend en
treft indien nodig aanvullende maatregelen.
De leden van de SP-fractie begrijpen dat het Steunfonds gebaseerd is op een bedrag
per huishouden. Deze leden vragen de Minister hoe dat gaat bij streekomroepen die
in landelijke gebieden opereren met relatief weinig huishoudens. De leden van de SP-fractie
vragen waarom de Minister hiervoor gekozen heeft. De leden van de SP-fractie vragen
de Minister of dit aansluit bij de werkelijke kosten van lokale omroepen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister in hoeverre subsidiebedragen voor bijvoorbeeld
pilots bij streekomroepen worden meegeteld in de omzetcijfers. De leden van de SP-fractie
vragen of de Minister dat eerlijk vindt. De leden van de SP-fractie vragen de Minister
of dit niet betekent dat de streekomroepen die geld zouden ontvangen voor de pilot
door dit steunfonds juist minder geld krijgen. De leden van de SP-fractie vragen hoe
de Minister er zorg voor gaat dragen dat juist deze streekomroepen, maar ook lokale
en regionale media deze tijd overleven.
Het doel van Steunfonds is dat de lokale informatievoorziening door huis-aan-huiskranten
en lokale publieke omroepen op peil blijft tijdens de coronacrisis. Daar was snelle
actie voor nodig, zoals bijvoorbeeld bleek uit de signalen waar onder meer de leden
van de SP-fractie aan refereren in eerdere schriftelijke vragen.54 Dat kan alleen als de maatregel zo is vormgegeven dat de vele honderden aanvragen
eenvoudig kunnen worden beoordeeld door het SvdJ.
Daarom is er voor wat betreft de lokale publieke omroepen voor gekozen om aan te sluiten
bij een verdeelsleutel die eenvoudig te beoordelen is én reeds in de praktijk bekend:
€ 0,33 per huishouden in een verzorgingsgebied (een kwart van het «richtsnoerbedrag»
van € 1,32 in 202055 voor een periode van drie maanden). Gederfde inkomsten, omzetcijfers en/of eventuele
reeds ontvangen andere subsidies zijn daarmee niet relevant voor de hoogte van de
bijdrage vanuit het Steunfonds.
Dankzij deze vormgeving kon het SvdJ in één week alle aanvragen beoordelen en krediet
toewijzen aan bijna 600 organisaties, waaronder 181 lokale publieke (streek)omroepen.
Ik hecht eraan te benadrukken dat het belangrijk is dat ook andere overheden hun steentje
bijdragen, waar mogelijk. Bijvoorbeeld door extra advertenties in te kopen bij lokale
media of door op een andere manier steun te verlenen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister hoe het overleg met de gemeenten en
provincies verloopt, zeker in het licht van de toenemende uitgaven die vooral gemeenten
in deze tijd hebben, terwijl die er financieel toch al niet heel erg florissant voorstonden.
Ik besef dat er tijdens deze crisis al veel van gemeenten wordt gevraagd; het is dan
ook aan de gemeenten en provincies zelf om eventuele steun voor lokale media vorm
te geven op een manier die passend is bij hun situatie. Ik blijf met VNG en IPO in
contact staan over de situatie in de sector.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister in beeld heeft of mensen niet buiten
de boot vallen om toegang te hebben tot media, nu bijvoorbeeld de bibliotheken dicht
zijn.
Er is geen onderzoek gedaan naar de effecten van de coronacrisis op de toegang tot
media. Omdat de openbare bibliotheken een belangrijke rol spelen bij het lezen en
voor toegang tot informatie, is besloten dat bibliotheken vanaf 11 mei weer open mogen.
Voorlopig betreft dit hun basisfunctie: het uitlenen van boeken. Na de sluiting van
de bibliotheken per 16 maart hebben zij direct in samenwerking met de Koninklijke
Bibliotheek het online aanbod sterk uitgebreid om digitaal thuis lezen mogelijk te
maken. Via de apps de ThuisBieb en de LuisterBieb is een grote hoeveelheid e-content
voor iedereen vrij beschikbaar gekomen. Deze digitale mogelijkheden blijven ook na
11 mei voorlopig nog beschikbaar.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister bereid is, nu de leesvaardigheid
nog steeds verder terugloopt en mensen niet naar de bibliotheek kunnen, te kijken
of het mogelijk is gratis e-books uit te lenen.
Het gratis online aanbod is met de ThuisBieb en de LuisterBieb sterk uitgebreid. Daarnaast
is voor leden van de openbare bibliotheek via www.onlinebibliotheek.nl en www.jeugdbibliotheek.nl een collectie van ongeveer 30.000 e-books beschikbaar.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister bereid is om in overleg met de NPO
de NPO Start-app voor iedereen tijdelijk gratis toegankelijk te maken.
De online omgeving NPO Start, het oude Uitzending Gemist, is zowel via de website
als de app al gratis toegankelijk. Daar zijn alle televisieprogramma’s die op NPO
1, NPO 2 en NPO 3 zijn uitgezonden in de regel minstens een week lang terug te kijken.
Ook zijn hier livestreams van alle televisie- en radiozenders (inclusief themakanalen)
te bekijken en te beluisteren. NPO Plus is een extra service waar tegen betaling van
€ 2,95 euro per maand programma's langer reclamevrij teruggekeken kunnen worden in
een hogere beeldkwaliteit. Om bepaalde programma's, zoals series en buitenlandse programma's,
langer dan zeven dagen te kunnen aanbieden, dienen de rechthebbenden een vergoeding
te ontvangen. Deze extra kosten kan de NPO niet uit de reguliere programmabudgetten
financieren.
De NPO heeft veel programma’s extra beschikbaar gemaakt via NPO Start. Zo is het archief
van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid ook via deze weg toegankelijk gemaakt.
Daarnaast stellen filmproducenten en -distributeurs Nederlandse speelfilms belangeloos
ter beschikking aan NPO Start.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of het klopt dat bijvoorbeeld mediapartijen
op de Antillen zelfs buiten de brede steunmaatregelen vallen.
Voor mediapartijen in Caribisch Nederland, die voorzien in informatie, komt er eenmalig
$ 66.000 beschikbaar. Deze mediapartijen vielen buiten het Steunfonds. Het SvdJ, in
Europees Nederland verantwoordelijk voor het Steunfonds, heeft namelijk geen werkingskracht
buiten Europees Nederland.
De landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten zijn zelf verantwoordelijk voor het ondersteunen
van ondernemingen, waaronder bedrijven in de mediasector. Een aantal kranten die ook
op Bonaire, Saba en Sint Eustatius correspondenten hebben, zullen hiervoor een bijdrage
ontvangen via de RCN.
De leden van de SP-fractie vragen of de Minister de mening van deze leden deelt dat
ook hier een journalistieke waakhond van essentieel belang is voor de controle van
de democratie. Wat is de Minister voornemens te doen om ook hier te investeren in
een gezondere journalistiek, zo vragen deze leden.
Ook in Caribisch Nederland verrichten journalisten belangrijk werk. Ze informeren
de inwoners over de laatste ontwikkelingen rond het coronavirus en zijn als journalistieke
waakhond cruciaal voor het functioneren van de democratie. Ik deel die mening volledig.
Ik heb daarom besloten om $ 66.000 beschikbaar te stellen om de continuïteit van de
lokale informatievoorziening in Caribisch Nederland op peil te houden. De RCN verzorgt
de uitvoering. Tevens is de afdeling OCW-Caribisch Gebied in de RCN bezig met een
plan voor de versterking van de journalistieke sector op de drie eilanden in Caribisch
Nederland. Hierover zijn de eerste gesprekken reeds gevoerd.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de voortvarendheid waarmee via drie
pijlers de mediasector tegemoet wordt getreden. Deze leden vragen of de Minister kan
aangeven of, naast de genoemde organisaties, ook werknemers(organisaties) zijn betrokken
bij de totstandkoming van dit «pakket». Indien zij niet zijn betrokken, ontvangen
de leden graag een toelichting waarom niet.
In de weken voorafgaand aan de aankondiging van het Steunfonds op 7 april zijn er
vele brieven, e-mails en (telefonische) gesprekken geweest met een breed scala aan
mediaorganisaties. Het betreft de partijen die ik in mijn Kamerbrief van 7 april noem,
maar ook partijen als de Nederlandse Vereniging van Journalisten. Deze signalen hebben
geleid tot de keuze om het Steunfonds op te zetten. Uiteindelijk is het aan het kabinet
om op basis van al deze signalen passende maatregelen vorm te geven.
De leden van de PvdA-fractie herkennen de zorgen van de Minister over de effecten
die de coronacrisis heeft op met name de lokale publieke omroepen en de huis-aan-huisbladen.
Deze leden zijn in beginsel positief over de voorgestelde steun, maar begrijpen dat
dit geen extra middelen zijn. De genoemde leden vragen of de Minister in dat licht
kan aangeven wat het nu uitgetrokken bedrag van 11 miljoen euro betekent voor de lopende
begroting en daarmee de consequenties op langere termijn.
De eenmalige € 11 miljoen voor het Steunfonds heb ik vrijgemaakt door voor 2020 gereserveerde
middelen anders in te zetten.
Dit betreft ten eerste de € 4,5 miljoen die voor 2020 gereserveerd was voor versterking
van lokale journalistiek via samenwerking tussen publieke omroepen.56 Hiervan was nog niets uitgegeven. Deze € 4,5 miljoen was onderdeel van de incidentele
€ 9 miljoen die voor dit doel beschikbaar was in 2020 en 2021. Dat betekent dat er
voor 2021 nog altijd € 4,5 miljoen beschikbaar is voor versterking van de lokale journalistiek
via samenwerking tussen publieke omroepen. Ik heb hierover reeds meerdere gesprekken
met de NOS, RPO en NLPO gevoerd en heb er vertrouwen in dat we in gezamenlijkheid
tot een mooi plan kunnen komen voor de inzet van deze € 4,5 miljoen in 2021. Er was
overigens begrip bij die partijen om de € 4.5 miljoen die voor 2020 gereserveerd was
in te zetten voor het Steunfonds, om zo éérst samen de crisis door te komen en de
lokale informatievoorziening tijdens de coronacrisis op peil te houden. Zoals ik mijn
Kamerbrief van 7 april schreef, heb ik daarnaast met de RPO afgesproken dat dit jaar
eenmalig € 2 mln. uit de «Subsidieregeling innovatie en samenwerking regionale publieke
media-instellingen» op korte termijn ingezet wordt om vanuit de regionale publieke
omroepen de lokale journalistiek een impuls te geven.
Het betreft ten tweede de € 3 miljoen die op basis van de motie van het lid Sneller
c.s. in 2020 gereserveerd was voor het tweede (en laatste) pilotjaar van de versterking
van lokale publieke (streek)omroepen.57 Ook hiervan was nog niets uitgegeven. Deze € 3 miljoen was onderdeel van de € 6 miljoen
die op basis van de motie van het lid Sneller c.s. gereserveerd was voor de tweejarige
pilot «professionalisering lokale (streek)omroepen» in 2019 en 2020. Het betekent
dat er in 2020 voor het tweede pilotjaar geen nieuwe subsidie verstrekt kan worden
door het SvdJ. Ik acht dit gerechtvaardigd, omdat de inzet van deze middelen in het
Steunfonds de lokale publieke omroepsector de coronacrisis helpt door te komen. De
middelen voor het eerste pilotjaar waren reeds in december 2019 verstrekt.58 Op basis daarvan kan dit jaar nog steeds geleerd en geëvalueerd worden.
Het betreft ten derde € 3.5 miljoen die gereserveerd was voor de versterking van onderzoeksjournalistiek
door het SvdJ, als onderdeel van de structurele middelen voor onderzoeksjournalistiek
die op basis van het Regeerakkoord beschikbaar zijn. De onderzoeksjournalistieke projecten
die via het SvdJ mogelijk worden gemaakt lopen in 2020 gewoon door, zij het in aangepaste
vorm als gevolg van de coronacrisis. Dit komt omdat de structurele middelen bestemd
voor onderzoeksjournalistiek aan het begin van de kabinetsperiode relatief laat in
het kalenderjaar zijn toegekend, waardoor de eerste regelingen met middelen uit 2018
ook doorliepen in 2019. En middelen die zijn toegekend in 2019 in 2020. Dit betekent
dat middelen die voor 2021 aan het SvdJ worden beschikt, gebruikt kunnen worden voor
projecten en regelingen die in 2021 aan zullen vangen, waarmee er geen gat zou moeten
vallen tussen de jaren. Hierover zal nader overleg met het SvdJ plaatsvinden.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister op basis waarvan hij dit eenmalige
bedrag voldoende acht.
Uit de resultaten van het SvdJ59 blijkt dat ruim 400 huis-aan-huiskranten en ruim 180 lokale publieke omroepen een
eenmalige bijdrage hebben ontvangen voor een periode van drie maanden om hun informatievoorziening
op peil te houden. Het Steunfonds was bij aanvang toegankelijk voor HAH-kranten die
minimaal eens per twee weken verschenen en lokale publieke omroepen. Hiermee werd
een aantal partijen uitgesloten, terwijl deze partijen vaak ook een vitale rol spelen
in de lokale informatievoorziening. Ik heb onderzocht of er ruimte is om via het bestaande
Steunfonds en binnen het huidige budget van € 11 mln. ook iets voor hen te betekenen.
Die ruimte is er, zij het beperkt. Ik heb daarom besloten om de resterende middelen
in het Steunfonds in te zetten voor drie nieuwe doelgroepen: HAH-kranten die minder
dan één keer per twee weken, maar tenminste negen keer per jaar verschijnen, lokale
betaalde nieuwsbladen en lokale nieuwswebsites (digitale hyperlocals) die een vitale rol in de lokale informatievoorziening spelen en een aantoonbare
jaaromzet hebben van tenminste € 20.000. Zij kunnen vanaf 15 tot en met 24 mei een
aanvraag indienen via de website van het SvdJ, waar ook meer informatie over deze
nieuwe aanvraagronde staat.
Dit is een serieuze bijdrage aan het op peil houden van de informatievoorziening door
deze partijen tijdens de coronacrisis. Maar het Rijk kan hier niet alleen in staan;
ik reken ook op steun uit provincies en gemeenten. Een goed voorbeeld hiervan is de
provincie Zuid-Holland. Gedeputeerde staten van die provincie hebben besloten om € 332.000
in te zetten om lokale media te ondersteunen in deze uitdagende tijden.60 Zo wordt er alles aan gedaan om de gevolgen van de coronacrisis voor de lokale informatievoorziening
te beperken. Maar we moeten ook realistisch blijven; niet alle bedrijven zullen gered
kunnen worden.
De leden van de PvdA-fractie lezen dat het bedrag wordt verdeeld op basis van onder
meer het aantal huishoudens. Deze leden vragen de Minister wat dit betekent voor dunbevolkte
gebieden. De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister erkent dat ook daar lokale
media een belangrijke rol spelen en hoe voorkomt hij dat deze gebieden achterblijven
bij de rest van Nederland.
Het doel van het Steunfonds is dat de lokale informatievoorziening door huis-aan-huiskranten
en lokale publieke omroepen op peil blijft tijdens de coronacrisis. Daar was snelle
actie voor nodig, zoals bleek uit de signalen.61 Dat kan alleen als de maatregel zo is vormgegeven dat de vele honderden aanvragen
eenvoudig kunnen worden beoordeeld door het SvdJ. Daarom is er voor wat betreft de
lokale publieke omroepen voor gekozen om aan te sluiten bij een verdeelsleutel die
eenvoudig te beoordelen is én reeds in de praktijk bekend: € 0,33 per huishouden in
een verzorgingsgebied (een kwart van het «richtsnoerbedrag» van € 1,32 in 202062 voor een periode van drie maanden). Dankzij deze vormgeving kon het SvdJ in één week
alle aanvragen beoordelen en krediet toewijzen aan bijna 600 organisaties, waaronder
181 lokale publieke omroepen – óók in dunbevolkte gebieden, waar lokale publieke omroepen
tevens een belangrijke rol spelen.
In mijn Kamerbrief van 7 april schrijf ik dat de VNG ervan uit gaat dat gemeenten
zich aansluiten bij de aanvullende maatregelen die het kabinet treft voor de mediasector.
Het zijn bij uitstek gemeenten die eventueel aanvullend maatwerk kunnen leveren richting
de lokale publieke omroep in hun gemeente.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of er bij het ondersteunen van lokale
en regionale media ook een beroep wordt gedaan op provincies en gemeenten. Zo ja,
op welke wijze, zo vragen deze leden.
Ik heb in mijn Kamerbrief van 7 april jl. gemeenten en provincies opgeroepen lokale
media te steunen. Deze bijdragen kunnen verschillende vormen aannemen. Het is aan
gemeenten en provincies om hierover te besluiten.
De leden van de PvdA-fractie hebben waardering voor de flexibiliteit die de publieke
omroep heeft laten zien. In rap tempo is zij erin geslaagd tientallen nieuwe en aangepaste
programma’s te ontwikkelen die tegemoet komen aan nieuwe informatiebehoefte over (de
gevolgen van) COVID-19. Deze leden vragen of de Minister kan aangeven wat de financiële
consequenties zijn van deze aangepaste programmering.
Vanaf het moment dat de coronacrisis zich aandiende is de landelijke publieke omroep
met succes uit de startblokken gekomen om Nederland open te houden, te informeren
én te verbinden. Er zijn nieuwe programma’s ontwikkeld (zoals Frontberichten en Ouderenjournaal) en er zijn titels doorgetrokken tot in de zomer, zoals Op1 en Goedemorgen Nederland. Nu bekend is geworden dat ook de evenementen tot 1 september zijn afgelast, werkt
de publieke omroep druk aan alternatieven: sommige evenementen gaan door in aangepaste
vorm, zoals bijvoorbeeld het Prinsengrachtconcert. Voor evenementen die niet doorgaan
wordt alternatieve programmering voorbereid, onder andere in samenspraak met de muzieksector.
De aangepaste programmering leidt tot extra kosten voor de landelijke publieke omroep.
Deze kosten worden veroorzaakt door de financiering van programma’s ter vervanging
van de weggevallen uitzendingen van (sport)evenementen sinds medio maart. Daarnaast
zijn er extra kosten die het gevolg zijn van het vervallen dan wel uitstellen van
programma’s die niet worden gedekt door een (productie)verzekering. Momenteel wordt
door omroepen een inventarisatie van deze kosten gemaakt. Verder heeft de NPO een
eerste voorlopige inschatting gemaakt van de meerkosten, waarbij ook rekening wordt
gehouden met vrijval doordat programma’s niet doorgaan of naar achteren worden geschoven.
De hoogte ervan is uiteindelijk afhankelijk van de ontwikkeling en impact van de maatregelen
van het kabinet om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De NPO houdt
mij op de hoogte van de ontwikkeling van de meerkosten.
Ik houd een vinger aan de pols, want de meerkosten kunnen een negatieve impact hebben
op de rest van de programmering van de NPO dit jaar, maar ook op die van volgende
jaren. Hierover ben ik met de NPO in gesprek.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister wat, ook financieel, het wegvallen
betekent van de inkomsten uit evenementen zoals het EK herenvoetbal, de Olympische
Spelen en het Songfestival.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister de zorg van deze leden deelt dat
de (voorspelde) economische recessie onverkort zal leiden tot nog verder dalende STER-inkomsten.
De leden van de PvdA-fractie vragen tot slot op dit punt op welke termijn de Minister
een schatting kan maken van wat de gevolgen van de coronacrisis zijn op de AMr.
De Ster-inkomsten bedroegen over januari tot en met april € 49,9 miljoen. Sinds half
maart merkt de Ster de impact van het coronavirus op haar inkomsten. De inkomsten
in de maand april liggen 35% lager dan begroot. Door de uitval van grote evenementen
de komende periode zal het verschil tussen raming en realisatie naar verwachting nog
groter worden. Voor dit jaar en 2021 heeft de Ster een drietal scenario’s uitgewerkt
die onderling variëren afhankelijk van de impact van het coronavirus. De ramingen
bij deze scenario’s lopen sterk uiteen van € 72 miljoen tot € 145 miljoen voor dit
jaar en € 92 miljoen tot € 183 miljoen voor 2021. Deze bandbreedte illustreert de
grote onzekerheid met betrekking tot de ontwikkeling van de Ster-inkomsten. Ik kan
daarom vooralsnog geen betrouwbare inschatting maken van de verwachte ontwikkeling
van de Ster-inkomsten.
Uitgaande van deze scenario’s houd ik er rekening mee dat een substantiële hoeveelheid
middelen in de Algemene Mediareserve (hierna: AMr) moet worden ingezet om de Ster-inkomsten
aan te vullen. Hierdoor kan in het ergste geval een tekort aan middelen in de AMr
ontstaan.
De leden van de PvdA-fractie achten het terecht dat de sectoren media en communicatie
zijn opgenomen in de kabinetsbrede lijst van cruciale beroepen. Zij zijn in dit licht
benieuwd hoe dit zich in de praktijk vertaalt. Deze leden vragen of de Minister zicht
heeft op de mate waarin de media – en dan met name de publiek bekostigde – kampt met
een oplopende werkdruk als gevolg van eventueel uitvallende krachten.
De leden van de PvdA-fractie vragen de Minister of er signalen van mensen zijn binnen
deze sectoren die zich niet vrij voelen om thuis te blijven indien zij zich onvoldoende
beschermd wanen tegen COVID-19.
Er hebben mij geen signalen bereikt over buitensporige werkdruk of dat mensen zich
onvoldoende beschermd voelen. Maar het is evident dat dit buitengewoon hectische tijden
zijn voor mediaorganisaties en dat de werkdruk hoog ligt. Niet alleen vanwege de toegenomen
druk voor bijvoorbeeld nieuwsorganisaties om 24/7 nieuws te blijven leveren en de
burgers goed en snel te informeren, maar ook vanwege de (financiële) onzekerheid waar
deze organisaties mee te maken hebben. Desalniettemin hebben werkgevers nog steeds
de verantwoordelijkheid om te zorgen voor een veilige werkomgeving en een zorgplicht
conform de Arbowet richting hun werknemers om (te hoge) werkdruk tegen te gaan. Mijn
beeld is dat de mediaorganisaties deze verantwoordelijkheid serieus nemen.
De leden van de PvdA-fractie hechten eraan te benoemen dat zij zorgen hebben over
de ogenschijnlijke toename van nepnieuws dat de ronde doet over (de oorzaken van)
het coronavirus. Herkent de Minister deze trend en in welke mate baart dit hem zorgen,
zo vragen deze leden.
Verschillende Nederlandse media hebben in de afgelopen weken bericht over de verspreiding
van foutieve en misleidende informatie over het coronavirus. De verspreiding van foutieve
informatie over dit onderwerp is zorgelijk. Het is namelijk tijdens deze pandemie
van groot belang dat burgers zich kunnen informeren over de aard van het virus en
hetgeen er in hun omgeving gebeurt.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de Minister de wijze beoordeelt waarop online
en analoge mediaorganisaties hier momenteel mee omgaan.
Het is goed om te zien dat de Nederlandse mediasector vanaf het eerste moment het
initiatief heeft genomen om burgers te ondersteunen met nadere duiding bij de dagelijkse
ontwikkelingen en hen wegwijs te maken in de veelheid aan informatie die op hen afkomt.
Ook aanbieders van internetdiensten, zoals sociale media en zoekmachines, pakken in
deze context hun eigen verantwoordelijkheid. Zo nemen zij onder andere concrete maatregelen
door bijvoorbeeld betrouwbare informatie over COVID-19 beter vindbaar te maken voor
gebruikers, te waarschuwen voor de verspreiding van misleidende informatie op hun
platforms of door hun advertentiebeleid aan te passen. Wel is het belangrijk dat bij
deze acties de grondrechten van burgers gewaarborgd zijn.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister bereid is hierover in gesprek te
gaan met de mediasector en of de Minister in het bestrijden van nepnieuws rondom COVID-19
ook een rol voor het kabinet weggelegd ziet.
Sinds de eerste aankondiging van kabinetsbrede maatregelen is er op allerlei manieren
contact tussen mijn ministerie en verschillende mediaorganisaties over de gevolgen
van de coronacrisis voor hen. Het Ministerie van BZK voert naar aanleiding van de
motie van het lid Middendorp in het kader van de uitvoering van de Europese gedragscode
tegen desinformatie een dialoog met relevante internetdiensten over de wijze waarop
zij de verspreiding van mis- en desinformatie op hun platforms adresseren.63 Waar het gaat om het tegengaan van desinformatie staat het kabinet een beleid voor
dat is gericht op preventie, het versterken van de informatiepositie en indien nodig
het weerspreken van desinformatie.64
Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de inschatting van de Minister in
hoeverre de aangekondigde steunmaatregelen soelaas bieden aan huis-aan-huiskranten
en lokale publieke omroepen.
De leden van de ChristenUnie-fractie krijgen signalen dat lang niet alle media in
aanmerking komen voor het Steunfonds en dat er diverse kleine bedrijven en ook zzp’ers
zijn die tussen wal en schip vallen. Deze leden vragen de Minister wat de stand van
zaken is ten aanzien van de steunaanvragen en wat is het bereik van het Steunfonds.
Van 11 april tot 19 april 2020 konden bij het SvdJ aanvragen worden ingediend voor
steun. Lokale publieke omroepen en huis-aan-huiskranten die minimaal eens per twee
weken verschijnen konden aanvragen. Op 28 april maakte het SvdJ bekend dat ze ruim
€ 9,3 miljoen aan kredieten vanuit het Steunfonds heeft toegewezen aan 181 lokale
publieke omroepen en 410 huis-aan-huiskranten.
Het Steunfonds was bij aanvang toegankelijk voor HAH-kranten die minimaal eens per
twee weken verschenen en lokale publieke omroepen. Hiermee werd een aantal partijen
uitgesloten, terwijl deze partijen vaak ook een vitale rol spelen in de lokale informatievoorziening.
Ik heb onderzocht of er ruimte is om via het bestaande Steunfonds en het huidige budget
van € 11 mln. ook iets voor hen te betekenen. Die ruimte is er, zij het beperkt. Ik
heb daarom besloten om de resterende middelen in het Steunfonds in te zetten voor
drie nieuwe doelgroepen: HAH-kranten die minder dan één keer per twee weken, maar
tenminste negen keer per jaar verschijnen, lokale betaalde nieuwsbladen en lokale
nieuwswebsites (digitale hyperlocals) die een vitale rol in de lokale informatievoorziening spelen en een aantoonbare
jaaromzet hebben van tenminste € 20.000. Zij kunnen vanaf 15 tot en met 24 mei een
aanvraag indienen via de website van het SvdJ, waar ook meer informatie over deze
nieuwe aanvraagronde staat.
Dit is een serieuze bijdrage aan het op peil houden van de informatievoorziening door
deze partijen tijdens de coronacrisis. Maar het Rijk kan hier niet alleen in staan;
ik reken ook op steun uit provincies en gemeenten. Een goed voorbeeld hiervan is de
provincie Zuid-Holland. Gedeputeerde staten van die provincie hebben besloten om € 332.000
in te zetten om lokale media te ondersteunen in deze uitdagende tijden.65. Zo wordt er alles aan gedaan om de gevolgen van de coronacrisis voor de lokale informatievoorziening
te beperken, maar moeten we ook realistisch blijven; niet alle bedrijven zullen gered
kunnen worden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aandacht voor de betaalde nieuwsbladen
die een sterke lokale focus hebben. Zij lijken niet in aanmerking te komen voor het
Steunfonds, terwijl ook zij zwaar getroffen worden door het wegvallen van advertenties,
merken deze leden op. De genoemde leden vragen of de Minister hiermee bekend is en
of hij bereid is om te bezien of deze nieuwsbladen toch ook gesteund kunnen worden.
Ik heb voor het Steunfonds een eenmalig budget beschikbaar gesteld van maximaal € 11
miljoen. € 0,1 miljoen van dat bedrag is gereserveerd voor de uitvoeringskosten van
het SvdJ. Van 11 april tot 19 april 2020 konden bij het SvdJ aanvragen worden ingediend
voor steun. Op 28 april maakte het SvdJ bekend dat ze ruim € 9,3 miljoen aan kredieten
vanuit het Steunfonds heeft toegewezen aan 181 lokale publieke omroepen en 410 huis-aan-huiskranten.
Het Steunfonds was bij aanvang toegankelijk voor HAH-kranten die minimaal eens per
twee weken verschenen en lokale publieke omroepen. Hiermee werd een aantal partijen
uitgesloten, terwijl deze partijen vaak ook een vitale rol spelen in de lokale informatievoorziening.
Ik heb onderzocht of er ruimte is om via het bestaande Steunfonds en het huidige budget
van € 11 mln. ook iets voor hen te betekenen. Die ruimte is er, zij het beperkt. Ik
heb daarom besloten om de resterende middelen in het Steunfonds in te zetten voor
drie nieuwe doelgroepen: HAH-kranten die minder dan één keer per twee weken, maar
tenminste negen keer per jaar verschijnen, lokale betaalde nieuwsbladen en lokale
nieuwswebsites (digitale hyperlocals) die een vitale rol in de lokale informatievoorziening spelen en een aantoonbare
jaaromzet hebben van tenminste € 20.000. Zij kunnen vanaf 15 tot en met 24 mei een
aanvraag indienen via de website van het SvdJ, waar ook meer informatie over deze
nieuwe aanvraagronde staat.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister bereid is om te bezien
wat er voor de media in het Caribische deel van het Koninkrijk mogelijk is en waar
nodig in overleg te treden met de bestuurders aldaar.
De media in het Caribisch deel van het Koninkrijk zijn ook getroffen door de sterke
terugloop in advertentie-inkomsten. De media worden daar hard geraakt, terwijl zij
juist nu een belangrijke rol vervullen. Daarom heb ik, onder andere op basis van signalen
van Bonaire en Sint Eustatius, besloten om een bedrag ter beschikking te stellen voor
de mediasector op de BES-eilanden. Er komt een bedrag ter beschikking van $ 66.000.
Dat geld is bedoeld om de continuïteit van de lokale informatievoorziening door mediaorganisaties
op de BES-eilanden op peil te houden. De RCN zorgt voor de uitbetaling van deze middelen.
De mediasector en de verantwoordelijkheid voor steunmaatregelen aan bedrijven is op
Aruba, Curaçao en Sint Maarten in eerste instantie de eigen verantwoordelijkheid van
de autonome landen binnen het Koninkrijk. De landen hebben zelf regelingen getroffen
voor ondernemingen. Mij hebben geen signalen bereikt van de regeringen van Aruba,
Curaçao en Sint Maarten over de mediasector op hun eilanden.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister bereid is om, in overleg
met provincies en gemeenten, ook voor de langere termijn te werken aan duurzaam beleid
voor de lokale mediasector.
Ik ben het met de leden eens dat gewerkt moet worden aan een duurzame aanpak voor
lokale media. Daarom hebben de Minister van BZK en ik aan de Raad voor het Openbaar
Bestuur en de Raad voor Cultuur gevraagd om advies uit te brengen over dit onderwerp.66 Dit advies wordt in oktober verwacht.
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben enkele vragen inzake de maatregelen met betrekking
tot de steun tijdens de coronacrisis voor de mediasector. Ten eerste kunnen bedrijven
die door de coronacrisis omzetverlies lijden een vergoeding krijgen van maximaal 90
procent van de loonkosten. Mogen bedrijven zelf bepalen hoe zij de 90 procent verdelen,
of is het bedrijf verplicht elke medewerker 90 procent van het loon te vergoeden,
zo vragen deze leden.
Bedrijven die aanspraak maken op de NOW-regeling moeten de werknemers 100 procent
doorbetalen, waarbij een deel van de loonkosten bekostigd kan worden vanuit de NOW-regeling.
De tegemoetkoming in loonkosten die bedrijven onder de NOW-regeling kunnen aanvragen,
is afhankelijk van het geleden omzetverlies, met een maximum van 90 procent.
De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat de maatregelen ervoor zorgen dat mediaproducenten
eerder en meer geld kunnen lenen om hun liquiditeit op peil te houden. Op welke manier
worden de mediaproducenten ondersteund, zodat de lening op lange termijn geen schulden
oplevert, zo vragen deze leden.
Het kabinet neemt een aantal maatregelen om bedrijven en organisaties te ondersteunen.
Een van de maatregelen is de mogelijkheid om extra geld te lenen. Het staat mediaorganisaties
vrij om aanspraak te maken op deze extra leenmogelijkheid, waarbij zij aan de voorwaarden
moeten voldoen, waaronder het na afloop terugbetalen van de extra lening. Verschillende
banken hebben maatregelen getroffen voor uitstel van het aflossen van leningen. Voor
de BMKB-regeling, de GO-regeling en de KKC-regeling geldt dat leningen alleen worden
verschaft aan in de kern gezonde bedrijven, waarbij ook wordt gekeken naar de terugbetaalcapaciteit
van het bedrijf. Dit zijn voorwaarden die gelden voor alle sectoren, niet enkel specifiek
de mediasector.
De leden van de 50Plus-fractie merken op dat huis-aan-huiskranten en lokale publieke
omroepen vanaf 11 april tot en met 19 april 2020 in het kader van het Steunfonds bij
het SvdJ een eenmalige bijdrage kunnen aanvragen voor een periode van drie maanden.
Deze leden vragen de Minister of er mogelijkheden zijn om na 15 juni 2020 waar nodig
nog een bijdrage te verlenen.
De bijdrage uit het Steunfonds geldt voor een periode van drie maanden, in aansluiting
op de financiële regelingen uit het generieke noodpakket van het kabinet.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier