Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
35 190 Wijziging van de Wet milieubeheer ten behoeve van de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/410 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG ter bevordering van kosteneffectieve emissiereducties en koolstofarme investeringen en van Besluit (EU) 2015/1814 (PbEU L 76)
Nr. 5 VERSLAG
Vastgesteld 17 mei 2019
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende
zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel
van wet voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Blz.
I.
ALGEMEEN DEEL
1
1.
Algemeen
2
2.
Inhoud
3
3.
Regeldruk
4
I. ALGEMEEN DEEL
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende
wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
wetsvoorstel. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel
en hebben hier enkele vragen over.
De leden van de PvdD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige
wetsvoorstel. Deze leden hebben hierover nog de nodige vragen en opmerkingen
1. Algemeen
De leden van de CDA-fractie lezen dat de richtlijn tot doel heeft het Europees Emissiehandelssysteem
(EU-ETS) aan te scherpen zodat in 2030 43% CO2-reductie ten opzichte van 2005 wordt bereikt. Deze leden hechten veel belang aan
het Europees klimaatbeleid waarvan het EU-ETS de voornaamste pijler is. Kan de regering
de CO2-reductie die er tot op heden met het EU-ETS in de EU is bereikt toelichten? Kan daarbij
een uitsplitsing gemaakt worden in reductie voor de verschillende sectoren (raffinaderijen,
elektriciteit, staal, cement, et cetera) onder het ETS? De leden van de CDA-fractie
vragen in hoeverre naar verwachting de 21% reductie in 2020 ten opzichte van 2005
wordt bereikt. Daarnaast vragen deze leden in hoeverre het ijkpunt 2005 verschilt
van het ijkpunt 1990 van het klimaatakkoord van Parijs en hoe hiermee wordt omgegaan.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de regering invulling geeft aan artikel
10, derde lid, van de Richtlijn, te weten dat 50% van de veilingopbrengsten van het
EU-ETS ook worden geïnvesteerd in CO2-reductie. Deze leden vragen of er mogelijkheden zijn om deze opbrengsten meer gericht
te investeren zodat ook duidelijk is wat het EU-ETS ook financieel oplevert voor bedrijven
en inwoners.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het tijdspad voor de evaluatie naar aanleiding
van het verdrag van Parijs eruit zal zien. Is het mogelijk om deze evaluatie al in
2021 uit te voeren, zodat de resultaten daarvan in de volgende vijfjarencyclus meegenomen
kunnen worden ten behoeve van de CO2-reductie in 2030?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen dat dit wetsvoorstel de implementatie
is van de herziening van een richtlijn, wat het resultaat is van besluitvorming op
EU-niveau. Deze leden zouden graag willen weten of bij de implementatie van de betreffende
EU-richtlijn er bepaalde nationale keuzes zijn gemaakt. Zo ja, welke keuzes waren
dat en waren er alternatieve implementatiemogelijkheden, bijvoorbeeld rondom het toekennen
van gratis emissierechten?
De leden van de PvdD-fractie merken op dat na eerder aanjager te zijn geweest voor
goede wereldwijde klimaatafspraken, de bedroevend lage klimaatdoelstellingen die het
huidige Europa zichzelf nu stelt een trieste illustratie van het gebrek aan ambitie
en oplossingsgerichtheid zijn. Kortom, hoe groter de EU is geworden, hoe meer de Europese
regels die van de laagste gemene deler zijn geworden. We leven in een Europa van het
minimum, aldus deze leden. Het probleem is dat lidstaten Europa als excuus gebruiken
om zelf niets te doen. Zoals dat in het politieke taalgebruik heet: «geen nationale
koppen op Europees beleid.» Daarmee verlamt de EU het beleid op nationaal niveau en
worden verdergaande ambities van lidstaten de kop ingedrukt.
De leden van de PvdD-fractie merken op dat Europa, als een van de rijkste continenten
en daarnaast één van de hoofdveroorzakers van klimaatverandering, een extra grote
verantwoordelijkheid draagt om het voortouw te nemen in het terugdringen van de uitstoot
van broeikasgassen. Voor bedrijven is het nu nog vaak goedkoper om door te gaan met
vervuilen dan om milieumaatregelen te nemen. Deze leden willen dat de EU de uitstoot
van broeikasgassen aan banden legt en toewerkt naar een werkelijk CO2-neutrale economie.
2. Inhoud
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat de jaarlijkse verlaging van het emissieplafond
vanaf 2021 wordt vergroot van 1,74% naar 2,2% om hiermee tot 43% emissiereductie in
2030 ten opzichte van 2005 te komen. Kan de regering aangeven in hoeverre een wijziging
van de Wet Milieubeheer (Wm) ruimte biedt om tussentijds het reductiepercentage te
evalueren?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het overschot aan emissierechten op de markt
verder wordt aangepakt om het ontbreken van een stabiele prijsontwikkeling op lange
termijn te voorkomen. Kan de regering aangeven welke mogelijkheden hij verder voorziet,
naast het aanpakken van het overschot aan emissierechten, om een lange termijn stabiele
prijsontwikkeling te bewerkstelligen en daarmee innovatie te stimuleren?
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel om in aanvulling
op het modernisatiefonds een aantal minder vermogende lidstaten in de gelegenheid
wordt gesteld om een deel van hun te veilen emissierechten aan hun elektriciteitssector
te geven. De regering geeft hierbij aan dat deze middelen bestemd moeten zijn voor
de modernisatie, diversificatie en verduurzaming van de elektriciteitssector. In het
kader van de wenselijkheid om een gelijk speelveld te behouden voor betrokken bedrijven,
kan de regering aangeven in hoeverre deze wijziging van de Wm toeziet op naleving
van de rechtmatige bestemming van de middelen?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat met de herziening van de eerder
genoemde richtlijn de mogelijkheid wordt geboden voor het schrappen van emissierechten
wanneer een elektriciteitscentrale wordt gesloten. Klopt het dat in het wetsvoorstel
deze mogelijkheid niet wordt geïmplementeerd? Zo ja, waarom is die mogelijkheid niet
verwerkt in het wetsvoorstel? Wordt dit ergens anders in verwerkt of is hier geen
wetswijziging voor nodig? Kunnen ook met terugwerkende kracht nog emissierechten worden
geschrapt nadat deze mogelijkheid wordt geïmplementeerd?
De leden van de PvdD-fractie zijn van mening dat de Europese doelen voor het reduceren
van de CO2-uitstoot veel te laag liggen. Deze leden bepleiten dat de EU een voortrekkersrol
neemt in het maken van mondiale, bindende afspraken over het reduceren van de uitstoot
van broeikasgassen en over maatregelen om de opwarming van de aarde te stoppen. In
2030 zou de uitstoot van broeikasgassen met minstens 65% gereduceerd moeten zijn ten
opzichte van 1990. Uiterlijk in 2040 moet de Europese Unie uitstootvrij zijn.
Ook hebben de leden van de PvdD-fractie fundamentele kritiek op het emissiehandelssysteem
EU-ETS omdat dit systeem de indruk laat bestaan dat bedrijven er recht op zouden hebben
om te mogen vervuilen. Illustratief hiervoor is het tergend lage tempo waarmee de
hoeveelheid beschikbare rechten jaarlijks wordt verminderd. In 2030 komen de EU-ETS-sectoren
slechts uit op een vermindering van de uitstoot van 43% ten opzichte van 2005. Dat
ijkjaar is bovendien misleidend. In Nederland wordt het klimaatbeleid immers grotendeels
gebaseerd op ijkjaar 1990. Er moet een einde komen aan boekhoudkundige trucs die niet
zelden het doel hebben om verwarring te zaaien of de werkelijkheid mooier voor te
stellen dan ze is. Is de regering bereid om in de communicatie naar het Nederlandse
publiek ook altijd inzichtelijk te maken wat de inspanning zou moeten zijn ten opzichte
van 1990?
De leden van de PvdD-fractie vragen wat de inzet van de regering is om het tempo waarin
emissierechten uit de markt genomen worden verder te versnellen dan de voorgestelde
percentages. Er moet immers een maximale inspanning geleverd worden om de opwarming
van de aarde te beperken tot maximaal 1,5°C. Wat is volgens deregering die maximale
inspanning?
De leden van de Pvd-fractie vragen aandacht voor de besteding van het moderniseringsfonds
en het innovatiefonds. Zo achten deze leden het problematisch dat via het innovatiefonds
subsidie wordt verleend aan projecten voor de ondergrondse opslag van CO2 (CCS). Wat is momenteel de stand van zaken van de herziening van dit innovatiefonds?
Wat is de inzet van de regering om zich bij deze herziening in te zetten voor investeringen
in daadwerkelijke duurzaamheid in plaats van schijnoplossingen zoals CCS?
3. Regeldruk
De leden van de VVD-fractie achten het positief dat in de toewijzing van gratis emissierechten
aan bedrijven meer rekening wordt gehouden met de dynamiek, te weten productiestijgingen
en -dalingen. Deze leden willen graag weten wat hier de consequenties van zullen zijn
voor het bedrijfsleven, bijvoorbeeld in het geval van een verhoogde productie. Ook
vragen deze leden in hoeverre een dergelijke dynamische aanpak leidt tot meer regeldruk
voor bedrijven. Kan de regering een toelichting geven over de toenemende regeldruk
voor bedrijven die mogelijk direct voortvloeit uit dit voorstel?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering toe te lichten hoe het mechanisme waarmee
rekening gehouden kan worden met daling of stijging van productie gemonitord en gecontroleerd
zal worden. Wat zal het rapporteren over het activiteitenniveau precies inhouden?
Deze leden vragen om aan te geven welke data de bedrijven onder het EU-ETS moeten
aanleveren ten aanzien van hun productie. Op welke wijze mag en gaat de Nederlandse
Emissieautoriteit (NEa) deze gegevens controleren? De leden van de CDA-fractie lezen
dat de NEa een tweede Handhaafbaarheids-, Uitvoerbaarheids- en Fraudebestendigheidstoets
(HUF-toets) gaat uitvoeren wanneer het Besluit handel in emissierechten, de Regeling
handel in emissierechten en de uitvoeringsregels onder de Richtlijn aangepast zijn.
Wanneer worden deze aanpassingen verwacht? Is de regering bereid om de tweede HUF-toets
te delen met de Kamer?
De voorzitter van de commissie, Diks
De adjunct-griffier van de commissie, Jansma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.I. Diks, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
R.P. Jansma, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.