Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Inspectierapport 'Nederlands of niet: gedragscodes en taalbeleid in het hoger onderwijs' (Kamerstuk 22452-71)
2019D05834 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs Cultuur en Wetenschap van 21 december 2018 over het onderzoeksrapport
«Nederlands of niet: gedragscodes en taalbeleid in het hoger onderwijs» van de Inspectie
van het Onderwijs (hierna: inspectie) (Kamerstuk 22 452, nr. 71).
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Alberts
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
5
•
Inbreng van de leden van de SP-fractie
6
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
7
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het inspectierapport «Nederlands
of niet: gedragscodes en taalbeleid in het hoger onderwijs» en de reactie van de Minister
daarop. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden stellen voorop dat internationalisering van grote waarde is voor zowel onderzoek
als onderwijs. Het hanteren van een gemeenschappelijke taal bevordert de samenwerking
tussen onderzoekers uit verschillende landen en vergroot de impact van onderzoek.
Het volgen van onderwijs in een gemeenschappelijke taal, veelal Engels, bereidt de
studenten voor om na de studie een bijdrage te leveren aan een vaak internationaal
werkveld met een gemeenschappelijke voertaal. De leden zijn dan ook positief dat instellingen
de vrijheid hebben en verantwoordelijkheid nemen om te kiezen voor de best passende
taal om onderwijs in te geven.
De leden zijn het met de Minister eens dat het onacceptabel is dat instellingen de
wet niet naleven. Het is belangrijk voor studenten om te weten dat en hoe instellingen
een afgewogen keuze hebben gemaakt ten aanzien van het taalbeleid. Dit geeft studenten
de gelegenheid om de studie te kiezen die het beste bij hen en hun toekomstperspectief
past. De Minister geeft aan dat zij deze plicht blijvend onder de aandacht wil brengen
en dat zij deze verantwoordelijkheid van instellingen meer expliciet in de wet wil
opnemen. Op welke wijze gaat de Minister ervoor zorgen dat de instellingen de wet
beter gaan naleven? Is de Minister van plan om naleving eventueel af te dwingen en
zo ja, hoe gaat ze dit doen? Deelt de Minister de mening dat voor aankomend studenten
de taalafweging een belangrijke factor is in de studiekeuze? Zo ja, op welke wijze
vindt de Minister dat informatie over taal een plek heeft in de studievoorlichting?
De leden vinden het opvallend dat vooral bij hogescholen een gedragscode ontbreekt.
Kan de Minister verklaren waarom het verschil in naleving met universiteiten zo groot
is en of hogescholen wanneer zij een gedragscode hebben andere criteria gebruiken
dan universiteiten? Is de Minister van plan hbo- en wo-instellingen op een andere
wijze te beoordelen als het gaat om taalbeleid? Zo ja, op welke manier wil ze dat
doen?
In het inspectierapport lezen de leden dat een van de gronden om af te wijken van
het Nederlands de herkomst van studenten is. De leden begrijpen dit criterium, maar
vragen zich af wat de volgordelijkheid is bij de toepassing van dit criterium. Het
is immers vanzelfsprekend dat een studie met de Nederlandse voertaal geen studenten
trekt die het Nederlands niet of nauwelijks beheersen. Andersom zal een goede studie
met het Engels als voertaal als vanzelfsprekend aantrekkelijker zijn voor buitenlandse
studenten. Hiermee is de herkomst van de student als uitgangspunt voor de taalkeuze
een zogenoemde «selffulfilling prophecy». Op welke wijze wordt nu toegezien dat instellingen
deze grond niet gebruiken als wervingsinstrument voor meer internationale studenten?
Deelt de Minister de mening dat deze grond niet misbruikt mag worden met het enkele
doel om de instroom te verhogen? Zo ja, op welke manier geeft de Minister de nieuwe
wet vorm om dit te voorkomen, zo vragen de voornoemde leden.
In de wet en in het afwegingskader voor de taalkeuze staat waarde voor kwaliteit van
onderwijs expliciet vermeld. In het onderzoeksrapport echter staat dat het begrip
kwaliteit vaak niet of nauwelijks wordt uitgewerkt als het gaat om gedragscodes en
beleidsdocumenten. Op welke wijze wil de Minister het begrip onderwijskwaliteit nader
duiden als het gaat om het afwegingskader dat instellingen gebruiken voor de taalkeuze?
De leden vragen de Minister, welke afwegingen daarbij voor haar leidend zijn.
De leden merken verder op dat taal het gereedschap is van iedere Nederlander die wat
wil maken van het leven. Dat betekent dat de ontwikkeling van de voertaal essentieel
is bij de opleiding van iedere Nederlander. De leden zijn dan ook van mening dat iedere
Nederlander het Nederlands dusdanig moet beheersen dat volwaardig kan worden meegedaan
in de samenleving. Op welke manier gaat de Minister waarborgen dat er voor iedere
student in Nederland voldoende mogelijkheden beschikbaar zijn voor de beheersing of
ontwikkeling van het Nederlands om goed mee te kunnen doen? Op welke manier is voldoende
Engelse taalbeheersing en -ontwikkeling mogelijk voor studenten met een studie of
carrièreperspectief in internationale context, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het inspectierapport
«Nederlands of niet: gedragscodes en taalbeleid in het hoger onderwijs». De leden
vinden het teleurstellend om te lezen dat 34 instellingen geen gedragscode hebben
terwijl dit wel verplicht is. Ook vinden ze het teleurstellend dat de gedragscodes
die er zijn teveel een invulling van de verplichting uit de wet zijn, zonder dat daar
in de instelling een met de gedragscode samenhangend en doorleefd taalbeleid tegenover
staat. Zij zien uit naar het wetsvoorstel waarin de gedragscodes verder uitgewerkt
worden. Zij hebben nog enkele vragen.
De inspectie maakt zich zorgen over de opdracht om de uitdrukkingsvaardigheid in het
Nederlands te bevorderen. Graag willen de leden weten hoe instellingen hieraan moeten
voldoen volgens de Minister en hoe dit volgens haar een plek moet krijgen in de gedragscode
en in de praktijk. Kan zij hierbij expliciet maken wat het doel is van het bevorderen
van de uitdrukkingsvaardigheid zodat voor instellingen meer duidelijk wordt waar zij
aan moeten werken. Tevens lazen de voornoemde leden dat een aantal instellingen facultatieve
cursussen Nederlands aanbieden. Zij zijn van mening dat middels het facultatief aanbieden,
het bevorderen van de uitdrukkingsvaardigheid onvoldoende tot uiting komt. Deelt de
Minister dit standpunt, zo willen deze leden weten. Niet alleen maakt de inspectie
zich zorgen over het bevorderen van de uitdrukkingsvaardigheid op de individuele instellingen
maar ook op stelselniveau, al helemaal als het gaat om studenten die zowel een Engelstalige
bachelor als master volgen bij verschillende instellingen of faculteiten. Hoe wil
de Minister borgen dat deze studenten ook aan hun Nederlandse uitdrukkingsvaardigheid
hebben gewerkt? Wie moet hiervoor verantwoordelijkheid nemen, willen zij ook graag
weten.
De inspectie stelt dat ongeacht wat er precies in het huidige wetsartikel staat en
wat er in een nieuw artikel komt te staan, de kern moet zijn dat een instelling het
eigen taalbeleid doordenkt en hierover het goede gesprek voert met betrokkenen binnen
de instelling: wanneer is er sprake van noodzaak / toegevoegde waarde om (een deel
van) het onderwijs in een andere taal te verzorgen? Is de Minister het met de leden
eens dat het daarom van belang is dat voor de start van het nieuwe collegejaar alle
instellingen een gedragscode hebben? Zo ja, is zij bereid om de inspectie te verzoeken,
hier in september 2019 bij de instellingen die in dit rapport in gebreke zijn gebleven,
opnieuw een controle te houden?
In het accreditatiekader is taalkeuze opgenomen. De inspectie heeft een taak als het
gaat om het naleven van de wet. Kan de Minister aangeven hoe in de toekomst omgegaan
moet worden met het naleven van taaleisen? Wie gaat waarnaar kijken met welke regelmaat?
Hoe wil de Minister de naleving van de gedragscode in de toekomst borgen zodat voorkomen
wordt dat instellingen in de gedragscode het één zeggen en in andere beleidsdocumenten
en de praktijk het ander gebeurt?
De inspectie constateert dat er een onduidelijkheid is over de vraag wanneer er wel/geen
opleiding in een vreemde taal wordt aangeboden. De voornoemde leden zijn van mening
dat het belangrijk is om hier richtlijnen voor te ontwikkelen. Kan de Minister aangeven
welke richtlijnen zij op gaat nemen wanneer een opleiding tweetalig is en wanneer
een opleiding volledig Engelstalig is? Op welke manier wil zij de arbeidsmarkt hierin
mee laten wegen? Is de Minister het met de leden eens dat ook bij tweetalige opleidingen
een gedragscode van belang is? Hoe kijkt de Minister aan tegen het opnemen van de
taal in het CROHO,1 zo vragen deze leden.
De inspectie geeft aan dat het belangrijk is om procedurevoorschriften op te nemen
in de gedragscode, bijvoorbeeld wie er beslist over taalwijziging van volledige opleidingen
of delen van het onderwijs. In hoeverre is de Minister bereid om dit in het wetsvoorstel
op te nemen? Wil ze daarbij ook specifiek aangegeven of ze een norm op wil stellen
voor evaluatie? Dit aangezien een kwart van de ontvangen gedragscodes meer dan vijf
jaar oud is en de oudste ontvangen gedragscode uit 1993 is. De voornoemde leden zouden
het positief vinden als uit de evaluatie blijkt dat, als de taalwijziging toch niet
het meest passend is, instellingen bereid zijn om hun taalkeuze terug te draaien.
Hoe gaat de Minister dit bevorderen, zo vragen zij.
Is de Minister het met de leden eens dat in navolging van enkele instellingen studenten
bij alle instellingen via de examencommissie een verzoek moet kunnen indienen om de
toets in het Nederlands af te leggen? Zo ja, hoe wil zij dit borgen, zo vragen de
leden.
Wat vindt de Minister van de argumenten die instellingen gebruiken om onder artikel
7.2c van de WHW2 uit te komen, waarbij de leden graag specifiek een reactie ontvangen op «wij hebben
de Gedragscode Internationale Student ondertekend en voldoen daarmee aan artikel 7.2c»
en «onze instelling verzorgt van oudsher altijd Engelstalig onderwijs, wij zijn daarom
van mening dat we niet onder artikel 7.2c vallen». Tevens willen zij graag weten of
de Minister het met hen eens is dat, gezien de toename aan Engelstalige opleidingen
en internationale studenten in Nederland, het NVAO3 bijzondere keurmerk internationalisering van geringe toegevoegde waarde is en derhalve
beëindigd zou kunnen worden.
Wat is de reactie van de Minister op de zorgen van de inspectie over het toelatingsrecht
en de taalvereisten, het belang van doorlopende leerlijnen waarbij dit niet ten koste
mag gaan van de studielast, zo willen de leden weten. Wanneer overleggen de disciplineoverlegorganen
voor het eerst en hoe ziet de Minister voor zich dat er voldoende landelijk aanbod
blijft van Nederlandstalige opleidingen? Hoeveel buitenlandse aanbieders verzorgen
onderwijs in Nederland? De leden vragen de Minister, om welke aanbieders dit gaat
en sinds wanneer zij in Nederland actief zijn.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het genoemde rapport
en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden constateren dat instellingen er tot op heden niet in zijn geslaagd om verantwoord
taalbeleid te voeren. Deze leden sluiten zich aan bij het oordeel van de Minister
dat dit onacceptabel is. Van de 77 onderzochte instellingen heeft bijna de helft geen
gedragscode en voldoet daarmee niet aan de wet. De leden vragen de Minister wat de
consequenties zijn voor deze instellingen. De instellingen die wel een gedragscode
hebben, hebben deze vaak summier ingevuld. De gedragscode is een papieren werkelijkheid
die nauwelijks een rol heeft in het periodiek heroverwegen en een blijvend gesprek
op de instellingen over de taalkeuze.
De leden sluiten zich aan bij de aanpak van de Minister om de wet te wijzigen om tot
een goed taalbeleid te komen zoals afgesproken in het regeerakkoord. Deze leden vragen
de Minister wanneer de Kamer de wetswijziging kan verwachten. Zij willen naar een
situatie waarin een gedegen gedragscode een realiteit is op de instellingen en een
aanleiding vormt voor een blijvend evaluerend gesprek. De leden vragen de Minister
of zij ook bereid is uit te werken hoe het gesprek over taalbeleid gevoerd moet worden
en wat de rol is van de medezeggenschapsraad en de opleidingscommissie. Daarnaast
willen deze leden duidelijkheid voor internationale studenten. Op dit moment hebben
de instellingen de opdracht om voor Nederlandstalige studenten de uitdrukkingsvaardigheden
te bevorderen. Wat zijn de plichten van de instellingen rond het bevorderen van het
Nederlands van anderstalige studenten?
De leden lezen in het rapport van de inspectie dat instellingen op het vlak van toelating
tot het masteronderwijs verschillende eisen stellen aan het taalniveau. Dit kan gevolgen
hebben voor de doorstroommogelijkheden van studenten die na een Nederlandstalige (bachelor-)opleiding
een anderstalige vervolgopleiding willen starten. Kan de Minister hier een reactie
op geven en wordt de toegankelijkheid van het onderwijs een onderdeel van de wetswijziging,
zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het inspectierapport «Nederlands
of niet: gedragscodes en taalbeleid in het hoger onderwijs». De voornoemde leden hebben
echter nog enkele vragen.
Gedragscodes
De leden hebben vernomen dat 34 instellingen onderwijs geven in een andere taal dan
het Nederlands, maar geen gedragscode hebben opgesteld. Daardoor voldoen zij niet
aan de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Hoe kan het dat dit
nu pas in kaart is gebracht, vragen de voornoemde leden. Welke concrete acties gaat
de Minister ondernemen om ervoor te zorgen dat deze 34 instellingen alsnog aan deze
eis gaan voldoen? Kan de Minister verklaren waarom bijna de helft de instellingen
die er niet aan voldoen niet-bekostigde onderwijsinstellingen betreffen, zo willen
de leden weten.
Taalniveau
De voornoemde leden vernemen van de inspectie dat bijna de helft van alle instellingen
in hun gedragscode geen gewenst taalniveau van docenten hebben opgenomen. Hoewel de
leden van de voornoemde fractie voorstander zijn van internationaal onderwijs, moet
dit niet ten koste gaan van de geleverde kwaliteit. Wat gaat de Minister doen om ervoor
te zorgen dat ook docenten adequaat de taal beheersen? Hoe kan het dat masteropleidingen
wel toelatingseisen stellen aan het taalniveau van studenten, maar niet van docenten?
Wat gaat de Minister eraan doen om deze onwenselijke situatie in de toekomst te voorkomen?
Hoe vaak worden Nederlandstalige studenten geweigerd voor een anderstalige master,
op basis van het gevraagde taalniveau? Ziet de Minister dat bepaalde studenten vaker
worden geweigerd voor een master op basis van het taalniveau dan anderen? Tot slot
vragen de voornoemde leden in hoeverre instellingen verplicht zijn om niet-Nederlandse
studenten van Nederlands taalonderwijs te voorzien? Kan de Minister zich voorstellen
dat enige Nederlandse taalbeheersing onder internationale studenten de zelfredzaamheid
stimuleert en bijdraagt aan een plezieriger verblijf, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het inspectierapport «Nederlands
of niet: gedragscodes en taalbeleid in het hoger onderwijs. De leden vinden het teleurstellend
dat op een groot deel van de universiteiten en hogescholen geen gedragscodes te vinden
zijn. Zij hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden zijn het eens met de Minister dat het onacceptabel is dat veel instellingen
nog niet over een gedragscode beschikken. De leden vinden sancties op zijn plaats:
de wet wordt immers overtreden. Daarom vinden de leden het teleurstellend dat de Minister
in gesprek gaat met de instellingen en dat het daarbij blijft. De leden vragen of
deze gesprekken al plaats hebben gevonden, danwel wanneer deze gesprekken gaan plaatsvinden.
Daarnaast vragen de leden met welk doel de Minister het gesprek aan gaat.
De leden vragen daarnaast hoe de Minister in de toekomst gaat handhaven. Hoe gaat
geborgd worden dat alle instellingen beschikken over een gedragscode die aan de wettelijke
vereisten voldoet? Gaan er eventueel sancties volgen, mocht er bij een instelling
geconstateerd wordend dat zij niet beschikt over een gedragscode zoals de wet voorschrijft,
zo vragen deze leden de Minister.
Het is bekend dat er onderwijsinstellingen zijn, zeker onder de hogescholen, die nieuwe
ambitieuze internationaliseringsplannen hebben, ook met betrekking tot Engelstalig
onderwijs. De leden willen weten of de Minister bereid is zeker bij die instellingen
te handhaven op gedragscodes en verdere uitbreidingen van het aanbod Engelstalig onderwijs
te blokkeren totdat de instellingen voldoen aan de wettelijke eisen.
De inspectie constateert onder andere dat veel instellingen nog niet over een gedragscode
met betrekking tot taal beschikken. In het kader van transparantie zijn de leden benieuwd
welke andere instellingen niet over een gedragscode beschikten, dan wel een gedragscode
hadden die niet voldeed aan de wettelijke eisen. Volgens de VSNU4 voldoen alle 14 bij haar aangesloten universiteiten aan de wettelijke eis en hebben
dus een gedragscode. Hoe valt deze claim van de VSNU te rijmen met de conclusie van
de inspectie dat twee bekostigde universiteiten geen gedragscode hebben en daarmee
niet voldoen aan de wet, zo willen de leden weten.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M. Alberts, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.