Overig : Verslag van de derde plenaire zitting 2024 van de Benelux Interparlementaire Assemblee
36 287 Parlementaire Vergadering van de Benelux Interparlementaire Assemblee
G/ Nr. 8 VERSLAG VAN DE DERDE PLENAIRE ZITTING 2024
Vastgesteld 7 februari 2025
1. Inleiding
Twaalf Nederlandse Kamerleden namen deel aan de derde plenaire zitting in 2024 van
het Benelux parlement onder Nederlands voorzitterschap in de Eerste Kamer der Staten-Generaal
op 13 en 14 december 2024. Dit waren de Tweede Kamerleden Van Campen (VVD) en Kamminga (VVD), en de Eerste Kamerleden Van Ballekom (voorzitter Benelux parlement, VVD), Van Wijk (BBB), Kluit (GroenLinks-PvdA), Belhirch (D66), Van Hattem (PVV), Van Kesteren (PVV), Janssen (SP), Talsma (delegatieleider, ChristenUnie), Hartog (VOLT) en Van der Goot (OPNL). In totaal waren 24 parlementsleden uit de Benelux-landen aanwezig evenals
een delegatie namens de Baltische Assemblee. Het themadebat op vrijdag was gewijd
aan Wederzijdse erkenning van diploma’s en beroepskwalificaties met bijdragen van
en namens bewindspersonen uit Nederland, België en Luxemburg. Ook waren er inbrengen
van diverse experts. Op zaterdag werd de aanbevelingen over Veiligheid in de havens
van de Benelux unaniem aangenomen, werd er tussentijds verslag gedaan uit de verschillende
commissies en werd de begroting 2025 voor het Benelux parlement goedgekeurd. Vanaf
2025 vinden de plenaire zittingen in Luxemburg plaats.
2. Nederlandse interventies in plenaire debatten
De plenaire zitting werd op vrijdag 13 december 2024 geopend door de voorzitter Eerste
Kamer Jan Anthonie Bruijn. Hij stond stil bij het 80-jarig bestaan van de Benelux-Unie en daarmee de samenwerking
tussen de drie landen, eerder dit jaar op 5 september en het grote belang daarvan
voor de regio. Hierna verwelkomde voorzitter van het Benelux parlement Pim van Ballekom de gasten en de aanwezige leden. Van Ballekom blikte terug op de afgelopen twee jaar
waarin Nederland voorzitter was van het Benelux parlement. Het eerste deel van het
themadebat over wederzijdse erkenning van diploma’s en beroepskwalificaties opende
met een bijdrage van rapporteur over het sinds 2021 in werking getreden Verdrag over
de automatische wederzijdse erkenning van hoger onderwijsdiploma’s tussen de Benelux-landen
en de Baltische Staten. De voorzitter van de Universiteiten van Nederland Prof. Dr.
Caspar van den Berg, pleitte voor een vlottere mobiliteit van talent en ziet dit als
een noodzaak. «Het opent de wereld van studenten en alumni, en het bespaart bureaucratie
als ze in buurland willen werken,» aldus Van den Berg. Open grenzen voor talent is
iets wat naar zijn mening uit de mode is geraakt. Het publieke debat wordt gedomineerd
door negatieve ontwikkelingen die reëel zijn, zoals het tekort aan woningen, maar
de economische voordelen van buitenlands talent zijn hoger dan de kosten. Ook het
rapport over de toekomst van het Europese concurrentievermogen van Mario Draghi wijst
erop dat de EU radicaal moet investeren in innovatie. «Als we een veerkrachtige samenleving
willen behouden, hebben we talenten en kennis nodig om het welzijnsniveau op peil
te houden,» sprak Van den Berg. «Het erkennen van de beroepskwalificaties is daarvoor
een belangrijke stap en er kan gebruik gemaakt worden van de uitgebreide ervaring
die de Benelux-landen hebben opgebouwd tijdens het Bologna-proces,» aldus Van den
Berg. Het verdrag dat is afgesloten tussen de Benelux en de Baltische staten kan dienen
als een blauwdruk voor de rest van de EU voegde hij daaraan toe.
Thom van Campen wilde weten waar de Benelux landen een voortrekkersrol kunnen spelen in de verbetering
van de afstemming in onderwijscertificaten. Van den Berg antwoordde daarop dat de
meerwaarde van de samenwerking in de Benelux de afgelopen tien jaar bewezen is. Op
het vlak van de universiteiten is de afstemming bereikt maar in andere onderwijssectoren
zoals HBO, MBO en VO valt er nog veel winst te boeken. Is er al ervaring met het vermijden
van administratieve obstakels en de bijkomende «red tape» wilde Hendrik-Jan Talsma weten. Van den Berg wees erop dat er mogelijkheden liggen voor meer efficiency in
de digitale registratie en in een Europees paspoort van vaardigheden en kwalificaties
die bij een volgende werkgever of onderwijsinstelling erkend worden. In zijn videoboodschap
wees Jerome Franssen, Vice-Minister-President en Minister van Onderwijs, Opleiding
en Werkgelegenheid in de Belgische Duitstalige Gemeenschapsregering erop dat de samenwerking
in de Benelux zich in het verleden heeft bewezen en dat in 2007 al overgegaan is tot
wederzijdse erkenning.
Namens het Ministerie van Economische Zaken in Nederland ging Nadja Duykers in op
het belang van de beroepskwalificaties. «Deze raken de fundamenten van de Europese
markt,» sprak zij. Voor wat betreft wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties
zijn er nog vele belemmeringen volgens Duykers. Zij stelde dat het bij erkennen van
beroepskwalificaties gaat om gereglementeerde beroepen of beschermde beroepen dat
alleen mag worden uitgeoefend door iemand die daarvoor toestemming heeft gekregen
van een bevoegde autoriteit. In Nederland betreft dat beroepen met maatschappelijke
risico’s. Het kabinet zet sterk in op het wegnemen van belemmeringen inzake erkenning
ten gunste van de interne markt zoals ook aanbevolen in het rapport over het EU-concurrentievermogen
van voormalig Italiaanse premier Enrico Letta. Het ministerie haalt uit dat rapport
drie concrete suggesties: het belang van het waarschuwingsmechanisme in het interne
markt informatiesysteem, dat is om te voorkomen dat een persoon die een beroepsverbod
heeft in het ene land toch kan werken in een ander land, het onderzoeken welke maatregelen
zorgen voor vertraging en het inzetten op betere informatievoorziening voor ondernemers
en beroepsbeoefenaars. Het gaat hierbij niet alleen over toepassing van regels, maar
juist ook over het maken van keuzes. Duykers onderstreepte het belang om signalen
van ondernemers te onderzoeken welke wet- en regelgeving voor vertraging zorgen. Dergelijke
problemen kunnen soms worden verholpen door betere informatievoorziening.
Bij de toelichting van het Rapport van de Europese Rekenkamer (Speciaal verslag 10/2024: De erkenning van beroepskwalificaties in de EU) door Stef Blok, lid van de Rekenkamer van de EU concludeerde hij dat dat de erkenning
van beroepskwalificaties in de EU een essentieel, echter mondjesmaat en inconsistent
gebruikt mechanisme is voor de uitoefening van een gereglementeerd beroep in een andere
lidstaat. Voor burgers met een gereglementeerd beroep die naar het buitenland verhuizen,
is dit onderwerp erg belangrijk. De Europese Rekenkamer doet veel onderzoek naar effectiviteit
van beleid en regelgeving. Uit hun onderzoek bleek dat het EU-systeem voor de erkenning
van beroepskwalificaties slechts in 6% van de gevallen van mobiliteit binnen de EU
wordt gebruikt. Ter verbetering beveelt de Europese Rekenkamer aan dat de EU-richtlijn
uniform wordt toegepast door bijvoorbeeld het hanteren van duidelijke definities van
begrippen. Ook Blok pleitte voor betrouwbare en coherentie informatie voor burgers
en het toewerken naar één informatiebron om het makkelijker te maken. Roelien Kamminga wilde weten waar de belemmeringen zitten, nu de aanbevelingen zo duidelijk zijn en
Talsma vroeg wat de Benelux landen kunnen doen op het gebied van het waarschuwingsmechanisme.
Volgens Blok zitten de belemmeringen deels aan de operationele kant. Hoewel de Europese
Commissie gaat werken aan de Richtlijn Beroepskwalificaties hebben ook de lidstaten
hierin een rol als het gaat om bescherming van beroepsgroepen, iedere lidstaat heeft
het recht te bepalen welke daarvoor in aanmerking komen. De rapporten van Draghi en
Letta helpen de Europese Unie competitiever te worden.
Namens de Europese Commissie sprak Martin Le Vrang in een videoboodschap over de noodzaak
van erkenning voor het functioneren van de interne markt zodat mensen binnen de EU
kunnen werken in de sector waarvoor ze gekwalificeerd zijn. Daarom werkt de commissie
aan een snel, eenvoudig en betaalbaar systeem van erkenning.
Na het themadebat gaven de commissievoorzitters een toelichting op het jaarprogramma
voor 2025 en hun prioriteiten.
Op zaterdag 14 december presenteerde rapporteur Talsma de aanbeveling «Veiligheid in de havens van de Benelux», die met algemene stemmen
werd aangenomen. Omdat in de praktijk havenautoriteiten en havenbedrijven tegen beperkingen
aanlopen, met name in de reikwijdte van de wetgeving en het handhaven van veiligheidsmaatregelen,
worden de drie regeringen gevraagd hierna onderzoek te doen en te bekijken wat de
mogelijkheden zijn om een sanctie-escalatieladder in te voeren. Een andere oproep
die het Benelux parlement doet, is intensivering van de controle van bulkgoederen
en risico-containers in de havens om zo de pakkans te vergroten en de havens minder
aantrekkelijk te maken voor criminelen. De rapporteur Van der Goot gaf een tussenrapportage over de stand van zaken rond de aanbeveling over telewerk
en fiscaliteit van grenswerkers in het licht van de overeenkomsten die Luxemburg sinds
2023 met zijn buurlanden heeft gesloten. De begroting voor 2025 werd toegelicht door
Van Hattem die sprak van een evenwichtige begroting en stelt voor deze vast te stellen zoals
voorgesteld. Het secretariaat van de Benelux Unie overhandigde antwoorden op schriftelijke
vragen van Van Hattem over belastingontwijkingsconstructies van Nederlandse XXL-distributiecentra via Luxemburg
en op de nota van de commissie financiën en mobiliteit naar aanleiding van de antwoorden
op de aanbeveling over goederenvervoer per vrachtwagen.
3. Overige
Eens in de twee jaar reikt het Benelux parlement-awards, prijzen en medailles uit
aan personen die zich op uitzonderlijke wijze hebben ingezet voor de versterking van
de samenwerking tussen de Benelux-landen. Roelien Kamminga die als tweede ondervoorzitter van de Tweede Kamer de gasten op vrijdagavond namens
beide Kamers welkom heette refereerde in haar speech naar eerdere, zeer bekende laureaten
zoals Mark Rutte, Charles Michel en Xavier Bettel. Dit jaar ontving René van der Linden
de Benelux-award voor zijn inzet voor internationale samenwerking in zijn vele functies.
Schrijver Frits van Oostrom werd geëerd met de Benelux-prijs voor zijn boek De Reynaert.
Voormalig diplomatiek vertegenwoordiger van Vlaanderen in Nederland, Filip D’havé
nam de Benelux-medaille in ontvangst voor zijn jarenlange inzet voor de bilaterale
samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen. Voor het moedige optreden tijdens een
brand in Luik in het 27 verdiepingen tellende Kennedy Tower kreeg ook het Luxembourg
Air Rescue Team de Benelux-prijs. Dit team uit Luxemburg hadden diverse personen per
helikopter gered nadat de plaatselijke brandweer hen niet kon bereiken in de top van
het gebouw. Ook de heer Emmerman uit Eupen, België werd in het zonnetje gezet. Hij
had zich op uitzonderlijke wijze ingespannen als vrijwilliger bij de overstromingen
in 2021.
Jan Prins sprak op zaterdag 14 december namens de ombudsdiensten van de drie landen.
Volgens Prins komen nog altijd weinig klachten binnen, terwijl mensen in grensregio’s
wel degelijk problemen ondervinden door de grens op vlak van belastingheffing, telewerk
en sociale zekerheid.
Hij beschreef het van belang te investeren in de contacten ook met lokale ombudspersonen,
vanuit het besef dat in essentie de problematiek overal hetzelfde is. Voorts gaven
diverse leden op zaterdag 14 december een terugkoppeling op de werkzaamheden en de
deelname aan internationale conferenties.
De voorzitter van de delegatie, Talsma
De griffier van de delegatie, Bakker-de Jong
Indieners
-
Indiener
F. Bakker-de Jong, griffier