Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 10 en 11 februari 2025 (Kamerstuk 21501-04-273)
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 274 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 7 februari 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp heeft een aantal
vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
over de brief van 28 januari 2025 over de Geannoteerde agenda voor de informele Raad
Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 10 en 11 februari 2025 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 273).
De vragen en opmerkingen zijn op 31 januari 2025 aan de Minister voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingshulp voorgelegd. Bij brief van 7 februari 2025 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Aukje de Vries
De griffier van de commissie, Meijers
Inhoudsopgave
blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties van de bewindspersoon
2
Inbreng PVV-fractie
2
Inbreng GroenLinks-PvdA-fractie
6
Inbreng VVD-fractie
12
Inbreng NSC-fractie
20
Inbreng SP-fractie
23
II
Volledige agenda
24
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon
Inbreng leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben na zorgvuldige bestudering van de evaluatie van
de External Action Guarantee (EAG) en gerelateerde documenten ernstige zorgen over
de effectiviteit, transparantie en prioritering van EU-ontwikkelingssamenwerking.
Zij formuleren de volgende punten en vragen ter verduidelijking.
De leden van de PVV-fractie willen graag inzicht in de financiële stromen van de Nederlandse
bijdrage aan de EU. De leden vragen de Minister hoeveel van het door Nederland betaalde
bedrag aan de EU wordt ingezet voor ontwikkelingssamenwerking van de EU en hoeveel
daarvan terugvloeit naar Nederland en Nederlandse ngo’s.
Transparantie over deze geldstromen is essentieel om de effectiviteit en rechtmatigheid
van EU-ontwikkelingssamenwerking te waarborgen. De leden verzoeken de Minister van
beide zaken een overzicht te geven en toe te lichten hoe deze geldstromen lopen.
1.
Antwoord van het kabinet:
De EU gaf onder rubriek 6 (extern beleid) van de EU-begroting in 2023 in totaal EUR 14,49 miljard
uit aan Official Development Assistance (ODA), hoofdzakelijk via het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en
internationale samenwerking, het instrument voor pre-accessie steun, het instrument
voor humanitaire hulp, het instrument voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid,
en het instrument voor nucleaire veiligheidssamenwerking. Het is niet bekend hoeveel
van deze middelen terugvloeien naar Nederland dan wel Nederlandse ngo’s. Het Nederlandse
aandeel aan de begroting van de EU hangt af van de ontwikkeling van het BNI (van Nederland
en andere lidstaten) en bedroeg in 2023 6,1%.
Het is niet zo dat een bepaald deel van de Nederlandse afdrachten geoormerkt worden
voor ontwikkelingshulp. Om al te grote fluctuaties in de Nederlandse ODA-prestatie
te voorkomen is afgesproken ieder jaar een vast bedrag van deze afdrachten toe te
rekenen aan ODA (EUR 863 miljoen).
De leden van de PVV-fractie constateren dat de evaluatie van de EAG ernstige tekortkomingen
bevat. Zo ontbreekt het aan concrete informatie over de behaalde resultaten en operationele
prestaties van door de EAG gefinancierde projecten. Ook wordt de effectiviteit van
het Global Gateway-initiatief nauwelijks geëvalueerd, ondanks het feit dat hiervoor
een mobilisatie van € 300 miljard wordt beoogd. De leden vragen de Minister hoe zij
dit gebrek aan transparantie beoordeelt en welke stappen Nederland onderneemt om ervoor
te zorgen dat belastinggeld doelmatig wordt besteed en te allen tijde verifieerbaar
is?
2.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet vindt de constatering van de Europese Rekenkamer dat niet wordt voldaan
aan de verslagleggings- en transparantievereisten voor het Europees Fonds voor Duurzame
Ontwikkeling Plus (EFSD+), wat het belangrijkste fonds is onder de EAG, zorgelijk.
Verslaglegging vindt immers wel plaats en wordt gedeeld met lidstaten. Het kabinet
zal in de relevante raadsgremia erop aandringen dat dit ook publiek wordt gemaakt
waar mogelijk. De evaluatie en het advies van de Europese Rekenkamer stellen tevens
vast dat de uitvoering van de activiteiten onder het EFSD+ zich nog in een vroeg stadium
bevinden om conclusies te trekken over de effecten en resultaten van de activiteiten.
Daarom is recent een nieuwe evaluatie gestart. Het finale rapport wordt in maart gepubliceerd.
De beoogde mobilisatie van privaat kapitaal van EUR 300 miljard onder het Global Gateway initiatief zal onder andere behaald moeten worden via EU-fondsen, waaronder het EFSD+,
alsmede via instrumenten van de EU lidstaten en internationale financiële instellingen.
Het kabinet is voorstander van het mobiliseren van privaat kapitaal ten behoeve van
ontwikkeling. Nederland heeft ruime ervaring met het combineren van hulp en handel
die kan worden ingezet voor het versterken van Global Gateway. Het kabinet zal deze inzet op Global Gateway aanwenden om het Nederlands bedrijfsleven te positioneren voor kansen op EU-niveau
in opkomende markten en daarmee het verdienvermogen van het Nederlands bedrijfsleven
op te schalen en te vergroten. De Global Gateway strategie wordt momenteel nog verder uitgewerkt, het kabinet begrijpt dat er nu nog
geen evaluatie is.
Voorts maken de leden zich zorgen over het gebrek aan aandacht voor de migratie uit
de meest kwetsbare ontwikkelingslanden. Hoewel de EFSD+ zich richt op het aanpakken
van de oorzaken van migratie, blijkt uit de evaluatie dat deze prioriteiten niet voldoende
worden waargemaakt. De leden van de PVV-fractie vragen de Minister om toe te lichten
waarom in deze meest behoeftige landen niet meer nadruk wordt gelegd op het tegengaan
van emigratie en hoe de Minister gaat voorkomen dat middelen onevenredig naar politiek
strategische regio’s gaan zonder directe resultaten.
3.
Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie heeft een prioriteit gemaakt van het aangaan van brede partnerschappen
met relevante landen, onder andere om irreguliere migratie tegen te gaan, terugkeer
te bevorderen en opvang in de regio te bevorderen. Hiervoor worden ook aanzienlijke
middelen vrijgemaakt. Zo is als onderdeel van de tussentijdse herziening van het Meerjarig
Financieel Kader (MFK) in lijn met de inzet van het kabinet financiering vrijgemaakt
voor onder het bevorderen van migratiesamenwerking. Het betreft EUR 1,6 miljard voor
de opvang van Syrische vluchtelingen in Libanon, Syrië en Jordanië, EUR 2 miljard
voor de opvang van Syrische vluchtelingen in Turkije, en EUR 2 miljard voor de samenwerking
met de landen van het Zuidelijk Nabuurschap.
Het EFSD+ is één van de financieringsinstrumenten van Global Gateway en bevordert duurzame investeringen in de partnerlanden van de Europese Unie (EU).
Het EFSD+ streeft ernaar om tot EUR 135 miljard aan publieke en private financiering
te mobiliseren om partnerlanden te helpen bij het behalen van de internationale ontwikkelingsdoelen.
De evaluatie van de EAG bevat geen indicatie over hoe EFSD+ bijdraagt aan de gedefinieerde
doelstellingen, omdat het zich nog in een te vroeg stadium bevindt om het EFSD+ fonds
te evalueren. Het kabinet hecht veel waarde aan het behalen van de gedefinieerde doelstellingen
en zet in op een goede monitoring en evaluatie om ervoor te zorgen dat de middelen
effectief bijdragen aan zijn doelstellingen.
Het EU Trust Fund for Africa, het EUTF, heeft als doelstelling om de stabiliteit te bevorderen en migratiebewegingen
beter te beheren. Het kabinet verwijst voor de appreciatie van het rapport van de
Europese Rekenkamer met betrekking tot het EUTF naar de Kamerbrief van 12 november
jl.1
Daarnaast stellen de leden van de PVV-fractie vragen bij de toenemende rol van begrotingssteun
binnen de EU-ontwikkelingshulp, zoals blijkt uit de rapportages over de NDICI en EFSD+.
De leden van de PVV-fractie willen dat de EU op geen enkele manier bijdraagt aan het
sluitend maken van begrotingen van ontwikkelingslanden en vragen zich af waarom de
EU voor zichzelf een rol ziet weggelegd. De leden van de PVV-fractie vragen zich ook
af welke acties de Minister gaat ondernemen om deze trend te keren.
4.
Antwoord van het kabinet:
Nederland verleent sinds 2013 geen algemene begrotingssteun meer nadat motie Mulder2 aangenomen werd. Via die motie werd de regering ook verzocht zich internationaal
in te zetten voor inperking van het instrument algemene begrotingssteun. In EU-verband
heeft Nederland daar ook op aangedrongen. Desondanks blijft begrotingssteun een belangrijk
instrument voor de EU. Begrotingssteun heeft tot doel het beleid van landen op het
gebied van armoedebestrijding of in specifieke sectoren, zoals bijvoorbeeld onderwijs
of gezondheidszorg, van het ontvangende land te versterken. De combinatie van begrotingssteun
met andere instrumenten stelt de EU in staat op een effectieve manier bij te dragen
aan ontwikkeling.3 Mede op aandringen van Nederland zijn er in het verleden richtlijnen opgesteld voor
het verstrekken van begrotingssteun, waarin onder meer afspraken zijn gemaakt over
de voorwaarden voor het verstrekken van de flexibele tranches, en de afspraken over
management van publieke financiering. Het kabinet ziet dat de EU de afgelopen jaren
ongeveer evenveel begrotingssteun per jaar uitgeeft en constateert daarom dat er geen
toenemende rol is voor begrotingssteun.
De leden van de PVV-fractie vragen tevens aandacht voor de bijdrage van Nederland
aan de EU-financiering van projecten in Oekraïne. Zij maken zich zorgen over de hoge
administratieve lasten en de beperkte mate van coördinatie tussen donoren. De leden
verzoeken de Minister om toe te lichten hoe Nederland ervoor zorgt dat deze bijdragen
leiden tot concrete en meetbare resultaten en niet verdwijnen in bureaucratie.
5.
Antwoord van het kabinet:
Steun via EU-programmering en -instrumenten heeft het voordeel dat coördinatie tussen
EU-lidstaten wordt bevorderd en administratieve lasten kunnen worden beperkt. Zo is
bij EU-instrumenten sprake van eerlijke lastenverdeling tussen donorlanden. Daarnaast
is de Commissie goed in staat de implementatie te monitoren en daarover te rapporteren.
De EU steunt Oekraïne op verschillende manieren in zijn herstel en wederopbouwt, onder
meer via de Oekraïne-faciliteit. Dit betreft een financieel en economisch steunpakket
van EUR 50 miljard voor de periode 2024–2027. Hierbij vindt monitoring en rapportage
plaats, waarvoor in de bijbehorende Verordening en besluiten4 ook specifieke doelstellingen en indicatoren zijn vastgelegd. Zo heeft Oekraïne een
hervormingsagenda opgesteld met kwalitatieve en kwantitatieve stappen. Verder doet
de Commissie jaarlijks verslag aan de Raad van de Europese Unie voor de voortgang
bij verwezenlijking van de doelstellingen van de Verordening en de stand van zaken
met betrekking tot de uitvoering. In het kader van de Oekraïne-faciliteit pleit Nederland
voor gedegen informatievoorziening vanuit de Commissie aan de Raad en voor het effectief
betrekken van derde landen en partijen bij het instrument.
De leden van de PVV-fractie willen aangeven dat er geen uitbreiding van de financiële
steun dient te komen vanuit de EU, mocht de VS haar steun afbouwen. De leden verzoeken
de Minister deze inzet actief uit te dragen in de Raad. De leden ontvangen graag een
toezegging van de Minister op dit punt.
6.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet blijft wat betreft de steun aan Oekraïne het Regeerprogramma volgen en
draagt dit standpunt internationaal uit. Nederland zal Oekraïne, zowel bilateraal
als in Europese en andere samenwerkingsverbanden, politiek, militair, financieel en
moreel actief en onverminderd steunen in tijd van oorlog, herstel en wederopbouw,
zo lang als dat nodig is. Over de financiële invulling van Nederlandse steun wordt
tijdens de voorjaarsbesluitvorming besloten, daar kan niet op vooruit worden gelopen.
Tot slot benadrukken de leden van de PVV-fractie het belang van een strategische inzet
van EU-middelen. Zij vragen de Minister hoe het kabinet ervoor zorgt dat projecten
zoals het Global Gateway-initiatief en de EFSD+ in lijn zijn met Nederlandse belangen,
zoals migratiebeheersing en economische stabiliteit in Europa. De leden verzoeken
de Minister om hierop een duidelijke strategie te formuleren en deze binnen EU-kaders
actief uit te dragen.
7.
Antwoord van het kabinet:
Global Gateway is een strategie die tot doel heeft het aanbod van de EU aan partnerlanden te versterken
door de kracht van diplomatie, handel en ontwikkelingshulp te bundelen. Het kabinet
steunt de verdere ontwikkeling en implementatie van dit initiatief onder de Commissie
Von der Leyen en spant zich ervoor in dat deze ook ten doel staat aan Nederlandse
belangen. Deze strategie biedt kansen voor het vergroten van de effectiviteit van
ontwikkelingshulp en
ook meer direct, het vergroten van het Nederlandse verdienvermogen met kansen voor
onze bedrijven in opkomende markten. De strategie moet bijdragen aan het versterken
van de positie van Europa, om zo de Europese en Nederlandse belangen, waaronder die
op terrein van economische stabiliteit en migratie, beter te kunnen behartigen.
De leden van de PVV-fractie zien uit naar de reactie van de Minister op deze belangrijke
vragen en hopen op een daadkrachtige aanpak om de transparantie, effectiviteit en
rechtmatigheid van EU-ontwikkelingshulp te waarborgen.
Inbreng leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de agenda van de
Raad en de voorgenomen inzet van het kabinet. Zij hebben hier nog enkele vragen en
opmerkingen bij.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat financiering voor ontwikkeling
essentieel is om de grensoverschrijdende problemen van vandaag en morgen aan te pakken.
Miljoenen mensen hebben wereldwijd te maken met armoede, honger, de gevolgen van klimaatverandering,
schendingen van hun mensenrechten, oorlog en conflicten. Terwijl de wereldwijde uitdagingen
groeien, en de Verenigde Staten zich onder president Trump uit de wereld terugtrekken,
doen de EU en Nederland te weinig om deze problemen effectief aan te pakken en naast
mensen te staan die wereldwijd strijden voor een betere toekomst, constateren de leden
van de GroenLinks-PvdA-fractie.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen zich af of de Minister ook constateert
dat Nederland en de EU niet meer op schema liggen om de SDG Agenda in 2030 te halen,
en dat er grote investeringen nodig zijn om dit wel te halen. Zij vragen de Minister
om aan te geven hoe zij denkt dat de SDG Agenda gehaald gaat worden als een groeiend
aantal Europese lidstaten, waaronder Nederland, hun ODA-budgetten decimeren.
8.
Antwoord van het kabinet:
Het klopt dat het realiseren van de internationale ontwikkelingsdoelen in 2030 extra
investeringen vraagt. Ontwikkelingshulp is daar een onderdeel van, maar het bereiken
van de internationale ontwikkelingsdoelen vraagt juist ook om andere vormen en instrumenten
van financiering. Het kabinet zet zich dan ook in voor het vergroten en verbeteren
van andere financieringsstromen voor ontwikkeling. Hieronder vallen de versterking
van de private sector en het bevorderen van handel, het vrijmaken van private financiering
ten behoeve van ontwikkeling en het verbeteren van belastingheffing in ontwikkelingslanden.
Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zich af wat het betekent voor de
rol en geloofwaardigheid van Europa in de wereld als de meeste lidstaten de internationale
afspraak van 0,7% niet nakomen. Wat betekent dit voor het wereldwijde financieringsgat
van de SDG Agenda als ook de Verenigde Staten onder president Trump hun ontwikkelingsbudget
decimeren?
9.
Antwoord van het kabinet:
Ondanks dat veel EU-lidstaten de 0,7% doelstelling niet halen, vormen de EU en haar
lidstaten samen de belangrijkste donor van ontwikkelingshulp, zowel direct als via
de internationale financiële instellingen en de VN. Daarnaast wordt ingezet op het
aantrekken van private investeringen via onder meer Global Gateway. Daarmee streeft de EU ernaar een geloofwaardige partner te zijn en blijven. De precieze
koers van de Verenigde Staten op ontwikkelingshulp moet nog verder duidelijk worden.
Het kabinet volgt de ontwikkelingen op de voet.
Op de agenda van de Raad staat onder andere de 4e Internationale Conferentie voor
de Financiering van Ontwikkeling (FfD4). Welke risico’s voorziet het kabinet als er
geen ambitieuze afspraak komt na FfD4?
10.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet vindt vooral dat realisme geboden is. Het zal niet makkelijk zijn de internationale
ontwikkelingsdoelen te bereiken, als niet iedereen daar zijn aandeel in levert. Ontwikkelingshulp
maakt hier een relatief klein en tegelijkertijd belangrijk onderdeel van uit. Ontwikkelingshulp
stelt multilaterale banken in staat tot het verlenen van een meervoud aan financiering
aan ontwikkelingslanden, draagt bij aan effectievere nationale belastingsystemen en
neemt overmatige risico’s weg voor private investeerders. Bij het uitblijven van realistische
afspraken komen landen verder van elkaar te staan. Dat is niet goed voor ontwikkeling
en ook niet voor Nederland.
Kan het kabinet pleiten om de gevolgen van de beslissingen genomen bij FfD4 door te
rekenen – bijvoorbeeld in termen van effecten op de SDGs, zeker 1 en 5 en 10 en 17?
11.
Antwoord van het kabinet:
De uitkomsten van de 4e Internationale Conferentie voor de Financiering van Ontwikkeling
bieden de VN-lidstaten een kader van afspraken over de verschillende financieringsbronnen
en -instrumenten die bijdragen aan duurzame ontwikkeling. Het kader bevat geen harde
financiële doelen of commiteringen anders dan die in andere fora zijn afgesproken
(bijvoorbeeld de klimaat-COP of binnen de multilaterale ontwikkelingsbanken). De VN
en OESO monitoren jaarlijks de omvang en implicaties van de verschillende financieringsstromen
die tijdens de 4e Internationale Conferentie voor de Financiering van Ontwikkeling
besproken worden. Het kabinet is er niet voor om daarnaast nog voor aparte doorrekeningen
te pleiten.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn ervan overtuigd dat afspraken gemaakt
op internationale conferenties zoals de aankomende FfD4 in kwaliteit worden gesterkt
door de stem van NGOs die gemeenschappen in het mondiale noorden en zuiden vertegenwoordigen.
Is het kabinet het hiermee eens? Hoe is het kabinet van plan actief bij te dragen
aan een plek en rol voor NGOs in het FfD4-proces?
12.
Antwoord van het kabinet:
Gedurende het gehele voorbereidende proces wordt aan ngo’s de kans geboden om hun
input te geven. Dit gebeurt in de vorm van geschreven bijdragen aan documenten of
via de ruimte die geboden wordt om te spreken tijdens de verschillende voorbereidende
bijeenkomsten. Daarnaast heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig contact
met Nederlandse ngo’s die geïnteresseerd zijn in het proces.
Verder zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie van mening dat met de ene hand
geven geen zin heeft als wij met de andere hand blijven nemen. Om die reden vragen
de leden zich af in hoeverre gelijkwaardige handelsafspraken onderdeel zijn van de
beraadslaging tijdens de FfD4, of het kabinet zich ervoor kan inzetten dat dit onderwerp
van gesprek wordt, en of het kabinet kan aangeven wat de kabinetsinzet bij de FfD4
op dit onderwerp is.
13.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet beschouwt «internationale handel als motor voor ontwikkeling» als een
belangrijk thema met potentieel veel ontwikkelingsimpact. Gelijkwaardige handelsafspraken
zullen zeker een onderdeel van de beraadslagingen zijn tijdens de FfD4, zoals opgenomen
in de eerste versie van de onderhandelingstekst. De huidige voorstellen hierover sluiten
aan bij de Nederlandse inzet op hulp voor handel en investeringen. Zo wordt aandacht
besteed aan het versnellen van de toetreding van least developed countries (LDCs) tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en het versterken van special and differential treatment voor deze landen binnen de WTO.
De leden constateren dat de inzet van het kabinet erop is gericht om financiering
voor ontwikkeling te vergroten buiten officiële ontwikkelingssamenwerking (ODA), of
hulp te gebruiken om andere financiering vrij te maken – zogenaamde blended finance. De leden vragen zich af of de Minister kan delen hoeveel publieke en private financiering
wordt gemobiliseerd met deze aanpak en of dit genoeg zal zijn om bij te dragen aan
de enorme financieringsbehoefte van biljoenen euro’s die nodig zijn om de SDG Agenda
in 2030 te behalen.
14.
Antwoord van het kabinet:
Jaarlijks wordt de door Nederland privaat gemobiliseerde financiering gemeten, waarbij
onderscheid wordt gemaakt tussen gemobiliseerde private financiering voor ontwikkeling,
voor klimaat en voor biodiversiteit. Het rapport met de resultaten van het voorgaande
jaar staat op de website van de Rijksoverheid5.
De financieringsbehoefte voor ontwikkeling is fors groter dan wat er jaarlijks wereldwijd
wordt gemobiliseerd door middel van blended finance. Het kabinet zet zich dan ook in voor het vergroten en verbeteren van andere financieringsstromen
voor ontwikkeling, die potentieel groot en impactvol zijn. Hieronder vallen bredere
private geldstromen, beter schuldmanagement en het vergroten van belastinginkomsten
van ontwikkelingslanden.
Verder vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zich af hoe blended finance armoede en schulden gaat voorkomen voor landen die nu al te maken hebben met een
schuldencrisis. Voor meer dan 100 landen is de financiële situatie door het afbetalen
van schulden en enorme rentes onhoudbaar geworden. Daar zijn honderden miljoenen mensen
de dupe van en het bijdragen aan de SDGs wordt daarmee een halt toegeroepen. Welke
positie neemt het kabinet in over schuldenverlichting voor deze landen?
15.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet in op het voorkomen van schuldenproblematiek, bijvoorbeeld door het
bevorderen van de schuldentransparantie in ontwikkelingslanden. Landen die toch geconfronteerd
worden met schuldhoudbaarheidsproblemen zijn gebaat bij een snelle afhandeling bij
verzoeken tot schuldverlichting. Hiervoor is het belangrijk dat uitlenende landen
gezamenlijk optrekken en dat het voor alle partijen duidelijk is wat de gewenste omvang
is van de schuldherstructurering. Het G20 Common Framework vormt een raamwerk voor gecoördineerde herstructureringen van officiële bilaterale
schulden aan ontwikkelingslanden. Nederland trekt binnen het Common Framework op met een brede groep uitlenende landen – inclusief China en India – en draagt proportioneel
bij aan schuldherstructurering voor landen met bilaterale schulden. Aan de basis van
het G20 raamwerk liggen de schuldhoudbaarheidsanalyses van het Internationaal Monetair
Fonds en de Wereldbank. Deze maken een inschatting van de gewenste omvang van de uitstaande
schuld dat geherstructureerd moet worden.
De leden constateren ook dat deze vorm van blendfinanciering – die niet alleen de
inzet van het kabinet vormt tijdens de FfD4 maar ook de ruggengraat van de Global
Gateway is – ongeschikt is voor fragiele landen of landen in conflict, die vaak ook
te maken hebben met klimaatverandering – in 2024 had 67% van de conflicten plaats
in landen kwetsbaar voor klimaatverandering. Welke visie heeft de Minister op het
ondervangen van dit gat in financiering voor mensen in fragiele landen en/of landen
in conflict? Constateert zij ook dat er steeds minder geld gaat daarmee naar de gemeenschappen
die het het hardst nodig hebben?
16.
Antwoord van het kabinet:
Global Gateway beoogt de mobilisatie van diverse financieringsmogelijkheden, waaronder met name
ook investeringen uit de private sector. Het kabinet moedigt het verder ontwikkelen
van de Global Gateway-strategie aan, omdat deze kansen biedt voor het vergroten van de effectiviteit van
ontwikkelingshulp, het versterken van de internationale positie van Europa en het
vergroten van het Nederlandse verdienvermogen met kansen voor onze bedrijven in opkomende
markten. Voor wat betreft de implementatie van de Global Gateway-strategie wordt een grote rol voorzien voor het bedrijfsleven. In fragiele en conflict-contexten
is Global Gateway vaak minder geschikt, omdat in dergelijke landen het investeringsklimaat instabiel
is en zich minder goed leent voor private sector-investeringen. Daarom zet het kabinet
zich juist in voor een goede balans tussen de beschikbaarheid van middelen voor de
Global Gateway en voor fragiele contexten. Hierbij spelen ook andere instrumenten, bijvoorbeeld
het loket voor de minst ontwikkelde landen bij de Wereldbank, de Verenigde Naties
en ngo’s een belangrijke rol.
Constateert de Minister ook dat in landen ingezet moet worden op goed bestuur, een
sterke rechtstaat en mensenrechten, bijvoorbeeld via pleiten en beïnvloeden, voordat
landen klaar zijn voor buitenlandse investeringen, zoals bedrijven dat ook aangeven?
17.
Antwoord van het kabinet:
Goed bestuur en een sterke rechtsstaat waarin mensenrechten worden gerespecteerd zijn
belangrijk voor het scheppen van een positief ondernemings- en investeringsklimaat,
het versterken van onderlinge handel, het heffen van belastingen en tegengaan van
corruptie. Bedrijven hebben rechtszekerheid en voorspelbaarheid nodig voor het doen
van investeringen. Dit vereist onder andere een helder juridisch raamwerk met duidelijke
regelgeving, zorgvuldige naleving en efficiënte geschillenbeslechting. Het kabinet
zal zich binnen de 4e Internationale Conferentie voor de Financiering van Ontwikkeling
en in andere fora blijven inzetten voor aandacht voor het creëren van de randvoorwaarden
hiervoor.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat ook de Global Gateway op de agenda
staat en dat in de geannoteerde agenda wordt beschreven: «Deze strategie biedt kansen
voor het vergroten van de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking.» Onderzoek
van Counter Balance wijst op een voornamelijk grote winst voor Europese bedrijven
en door gebrek aan transparantie grote risico’s op het achterblijven van ontwikkeling.
Beloftes van baancreatie leveren in werkelijkheid nauwelijks iets op. De leden vragen
zich af hoe het kabinet zich rekenschap geeft van dit onderzoek. In hoeverre draagt
de Global Gateway-strategie in zijn huidige vorm volgens de Minister bij aan het uitroeien
van armoede, de kern van ontwikkelingssamenwerking?
18.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is bekend met het Counter Balance-onderzoek. De Global Gateway-strategie gaat uit van een positief EU-aanbod aan partnerlanden door het bundelen
van de kracht van diplomatie, handel én ontwikkelingshulp. De strategie prioriteert
investeringen op het terrein van onder andere gezondheid, onderwijs en onderzoek in
opkomende markten, hetgeen bijdraagt aan de bestrijding van armoede onder de lokale
bevolking. Daarnaast gaat de strategie uit van een combinatie van «harde» investeringen
in duurzame infrastructuur en «zachte» investeringen in bijvoorbeeld technische bijstand
en capaciteitsopbouw in partnerlanden die moeten leiden tot ontwikkeling van de lokale
economie, het creëren van nieuwe banen en het terugdringen van armoede.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren met zeer grote zorgen dat kennis
over de lokale situaties en contact met lokale overheden en organisaties wordt weggesneden
met het plan van de Europese Commissie doordat er tachtig ontwikkelingsdepartementen
in het buitenland worden gesloten. Dit zet de lokale programma’s onder druk. Wat zijn
volgens het kabinet de consequenties voor de kwaliteit van de lokale programma’s?
En welke gevolgen voorziet het kabinet voor de bilaterale relaties van de EU met die
landen? Welke inzet heeft het kabinet geleverd om deze bezuiniging op het Europese
postennet te voorkomen en waarom is dit niet gelukt?
19.
Antwoord van het kabinet:
De berichtgeving dat de Europese Commissie de EU-delegaties zou laten krimpen is gebaseerd
op gelekte documenten die het kabinet niet kan verifiëren. Het kabinet wenst geen
inhoudelijke uitspraken te doen over gelekte documenten. Dit heeft het kabinet ook
aangegeven als antwoord op de relevante Kamervragen die over deze berichtgeving zijn
gesteld.6 Op gebieden waarop de Commissie haar bij de Verdragen verleende bevoegdheden uitoefent,
zoals op het gebied van handel en ontwikkelingshulp, is het de Commissie die de instructies
geeft aan de EU-delegatie. Als het gaat om het openen of sluiten van EU-delegaties
bepaalt uiteindelijk de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken
en veiligheid, in overleg met de Raad van de Europese Unie en de Commissie. Pas als
er een concreet voorstel wordt gedeeld kan het kabinet hier een beoordeling over geven.
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog enkele vragen over delegated cooperation. Een eerdere evaluatie van delegated cooperation als mechanisme voor het leveren van hulp uitgevoerd door Ecorys in opdracht van de
Europese Commissie, concludeert dat de impact van delegated cooperation op efficiëntie en effectiviteit van hulp gelimiteerd is. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
vragen zich af hoe het kabinet naar deze bevindingen kijkt, en wat er al is gedaan
of wordt gedaan om delegated cooperation effectiever en efficiënter te maken.
20.
Antwoord van het kabinet:
Bij EU Delegated Cooperation (EU DC) vertrouwt de EU fondsen toe aan een geaccrediteerde instantie. De Commissie
kan de EU-fondsen ook op een andere manier aanwenden om haar doelstellingen te verwezenlijken.
Het is aan de Commissie om te besluiten welke manier het meest efficiënt en effectief
is. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is voortdurend in contact met de Commissie
om EU DC toe te passen in situaties waarbij Nederland meerwaarde biedt. Het ministerie
heeft een coördinerende rol om tot een optimale inzet van Nederlandse uitvoerders
(bedrijven, ngo’s, onderzoeksinstellingen, etc.) te komen en zoekt samen met deze
partijen naar manieren om efficiëntie en effectiviteit verder te verbeteren.
Ten slotte, welke organisaties in Nederland zijn geaccrediteerd voor delegated cooperation en deelt de Minister de mening van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat het
beter zou zijn om dit te verbreden?
21.
Antwoord van het kabinet:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken, RVO, FMO en NUFFIC zijn geaccrediteerd voor
EU Delegated Cooperation (EU DC). Op het gebied van buitenlandse zaken is binnen de Commissie DG International Partnerships (INTPA) de belangrijkste DG voor het toekennen van accreditaties. DG INTPA streeft
naar een minimaal aantal accreditaties vanwege de beperkte capaciteit bij de Commissie
en verzoekt om nieuwe contracten waarbij de EU-budget toevertrouwt aan geaccrediteerde
organisaties zoveel mogelijk te laten lopen via bestaande geaccrediteerde instanties.
Deze kunnen dan vervolgens de beste uitvoerders daarbij inschakelen. Binnen de beperkte
ruimte die er is voor nieuwe accreditaties positioneert Nederland organisaties die
van strategisch belang voor Nederland zijn. Een voorbeeld hiervan is Invest International
dat zich momenteel in het accreditatieproces voor EU DC bevindt en door Nederland
wordt ondersteund om dit proces zo snel en efficiënt mogelijk te doorlopen. Het kabinet
deelt niet de mening dat noodzakelijkerwijs het aantal accreditaties moet worden verbreed,
maar is van mening het uiteindelijk gaat om de contracten die Nederland tekent.
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling d.d. 28-01-2025 (Kamerstuk 21 501-04, nr. 273), het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking d.d. 21-05-2024
(Kamerstuk 21 501-04, nr. 272), de EU-Ontwikkelingssamenwerking rapportage 2024 d.d. 01-07-2024 (Kamerstuk 36 180, nr. 104) en de Appreciatie van het rapport van de Europese Rekenkamer: «Het EU-trustfonds
voor Afrika – Ondanks nieuwe benaderingen bleef de steun ongericht» d.d. 12-11-2024
(Kamerstuk 36 180, nr. 118). Zij bedanken de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor de
toezending hiervan en hebben hierover nog enkele vragen.
Global Gateway, geopolitieke ontwikkelingen en de rol van ontwikkelingshulp in het
EU externe beleid
De leden van de VVD-fractie lezen dat er tijdens het diner gesproken zal worden over
de Global Gateway-strategie en de rol die de Europese private sector daarin speelt.
Zij zijn positief over de inzet van het kabinet om optimaal gebruik te maken van delegated cooperation in lijn met de motie Kamminga (Kamerstuk 36 550 XVII, nr. 16). Zij vragen de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp of zij nader
kan concretiseren wat de inzet hierop in de Raad gaat zijn, wat de positie van andere
lidstaten hierop is en op welke manier de rol van de Europese private sector kan worden
versterkt.
22.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal tijdens de Raad de verdere ontwikkeling van de Global Gateway strategie verwelkomen en enkele concrete suggesties doen ter verbetering van de implementatie,
mede op basis van Nederlandse ervaringen met het betrekken van de private sector voor
ontwikkelingsdoeleinden. De suggesties betreffen het stroomlijnen van de financiering
voor Global Gateway, inclusief de noodzaak voor inzet op grondige procesbegeleiding van projectvoorstellen
van begin tot het einde om tot haalbare en financierbare projecten te komen. Daarnaast
zal het kabinet aandacht vragen voor het verschaffen van heldere en laagdrempelige
informatie om Europese bedrijven en andere organisaties beter te betrekken bij projecten
en het faciliteren van voorwaarden voor deelname, bijvoorbeeld door betere toegang
tot aanbestedingen in het kader van Global Gateway. Hiervoor is brede steun te vinden onder de lidstaten.
Ziet zij hiervoor mogelijkheden voor Nederlandse bedrijven, in het bijzonder het MKB,
en heeft zij een indicatie in hoeverre het verdienvermogen in Nederland vergroot kan
worden?
23.
Antwoord van het kabinet:
Het combineren van diplomatie, handel en ontwikkelingshulp onder Global Gateway is in lijn met de hulp- en handelagenda, waarmee Nederland ruime ervaring heeft,
en biedt mogelijkheden voor het vergroten van het Nederlandse verdienvermogen met
kansen voor onze bedrijven in opkomende markten. Dat geldt ook voor het mkb, in het
bijzonder voor bedrijven die gespecialiseerde diensten of goederen kunnen leveren
voor de verdere implementatie van projecten op de Global Gateway-investeringsterreinen: digitale connectiviteit, klimaat en energie – waaronder ook
de thema’s voedselzekerheid en water vallen – transport, gezondheid en onderwijs en
onderzoek.
Naast de Nederlandse inzet op de ontwikkeling van het Global Gateway-initiatief, heeft het kabinet in overleg met de Europese Commissie (DG INTPA) een
aantal geïntegreerde Global Gateway-proposities in ontwikkeling met betrokkenheid van onze uitvoerders (Invest International
en FMO), de private sector, kennisinstellingen en ngo’s. De focus ligt hierbij op
investeringsterreinen waar Nederland meerwaarde heeft en actief is met programma’s
en instrumenten, waaronder de energietransitie en agrologistiek. Realisme is, ook
hier, geboden: de complexiteit van instrumenten kan een belemmering vormen voor zeker
kleinere bedrijven om deel te nemen. Het kabinet zet zich in, zowel in Brussel als
via Invest International, om de doelmatigheid van Global Gateway, ook voor deelname door deze bedrijven, te vergroten.
Kan zij daarnaast toelichten in welk stadium de Global Gateway-strategie zich nu bevindt?
24.
Antwoord van het kabinet:
Het Global Gateway-initiatief van de Europese Unie heeft zich sinds zijn lancering in 2021 ontwikkeld
tot een centraal vehikel voor een geïntegreerd en zichtbaar EU-buitenlandbeleid gericht
op het versterken van de relaties met landen als antwoord op de vraag van derde landen
in een snel veranderende geopolitieke werkelijkheid. Ook onder de nieuwe Europese
Commissie wordt het Global Gateway-initiatief voortgezet en vormt het een onderdeel van het bredere EU-buitenlandbeleid.
Daarbij wordt geleerd van de nieuwe projecten die lidstaten en de Europese Commissie
samen ontwikkelen en realiseren, gericht op de belangen van zowel de partnerlanden
als de EU.
De leden lezen dat Nederlandse instellingen als Invest International, FMO en Atradius
op veel interesse van de Europese Commissie kunnen rekenen. Kan de Minister concreet
toelichten welke mogelijkheden zij ziet voor het Nederlandse bedrijfsleven, in het
bijzonder het MKB, om aan te sluiten bij de Enhanced Coordination of External Financial Tools agenda en wat dit betekent voor het Nederlandse verdienvermogen?
25.
Antwoord van het kabinet:
De agenda voor Enhanced Coordination of External Financial Instruments van de Commissie heeft als doel te onderzoeken hoe de coördinatie tussen de verschillende
externe EU-financieringsinstrumenten kan worden verbeterd. Met een betere coördinatie
tussen onder andere ontwikkelingsbanken en exportkredietagentschappen beoogt de Commissie
de slagkracht van het financiële instrumentarium te vergroten en daarmee nieuwe kansen
te ontsluiten voor bedrijven, waaronder het mkb, en het Europese bedrijfsleven, ook
in het kader van de Global Gateway-strategie.
De uitvoering van deze agenda gebeurt in een expertgroep met deelname van de lidstaten
en hun financieringsinstellingen. Het integreren van praktijkinzichten is een essentieel
onderdeel van deze besprekingen. Nederland levert hier met zijn ruime ervaring met
de hulp-en-handelsagenda en de sterke samenwerking in het publieke financieringslandschap
een actieve bijdrage aan. Hiermee hebben we invloed en positioneren we Nederland,
inclusief ons bedrijfsleven.
Werkmethoden RBZ-ontwikkeling
De leden van de VVD-fractie lezen dat in de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling
de werkmethoden van de Raad aan de orde zullen komen en dat een bijzonder aandachtspunt
daarbij de onderhandelingen over het nieuw Meerjarig Financieel Kader (MFK) is. Zij
vragen de Minister welke rol zij daarbij voor de Raad ziet en wat de Nederlandse inzet
hierop gaat zijn. Op welke manier kan de Nederlandse invloed worden vergroot en welke
aanpassingen van de werkmethoden zijn daarvoor nodig?
26.
Antwoord van het kabinet:
Nederland zet erop in dat de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling beter richting kan
geven aan het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK) op het gebied van ontwikkelingshulp,
steun voor kandidaat-lidstaten en humanitaire hulp. Hiervoor moet dit een terugkerend
onderwerp zijn van de besprekingen van deze Raad, zodat ook Nederland hier meer invloed
op kan uitoefenen.
Wordt er daarnaast over de hoogte van het budget gesproken en wat is de Nederlandse
inzet hierop?
27.
Antwoord van het kabinet:
Er is op dit moment geen discussie over de hoogte van budgetten voorzien. Het voorstel
van de Commissie voor het volgend MFK wordt komende zomer verwacht. Het uitganspunt
voor Nederland is dat er geen ruimte is om de nationale bijdragen aan de EU-begroting
en daarmee de totale omvang van het MFK aanzienlijk te verhogen. De inzet van het
kabinet op hoofdlijnen wordt in het eerste kwartaal van 2025 verder uitgewerkt in
een Kamerbrief.
Current Affairs
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad zal spreken over Mauritanië in het kader
van migratie en economische belangen voor de energiesector. Zij lezen voorts dat er
een partnerschap is afgesloten waarvan een steunpakket van 210 miljoen euro onderdeel
uitmaakt. Kan de Minister toelichten in hoeverre dit pakket de migratiestroom naar
Europa zal indammen en wat dit concreet voor Nederland betekent?
28.
Antwoord van het kabinet:
Van het totale EU-steunpakket van EUR 210 miljoen betreft het migratiedeel EUR 60 miljoen.
Directe aanleiding voor het afsluiten van een partnerschap is de significante toename
van irreguliere migratie naar de Canarische Eilanden en specifiek de toename van het
aantal migranten dat vanuit Mauritanië vertrekt. De Commissie wil de bestaande dialoog
en samenwerking met het land daarom versterken via de migratiepijler onder het EU
brede, strategische partnerschap. Dit richt zich op vijf pijlers: 1) sociaaleconomische
mogelijkheden voor jongeren; 2) bescherming en asiel; 3) legale migratie en mobiliteit;
4) tegengaan van irreguliere migratie, bevorderen terugkeer en overname, en aanpak
van smokkel; en 5) grensbewaking. Hiermee wordt beoogd om migratieroutes onder controle
te krijgen, irreguliere migratie te beheersen en grensoverschrijdende netwerken van
mensenhandelaren en mensensmokkelaars te bestrijden. Daarnaast is een deel van het
steunpakket gericht op de opvang van Malinese vluchtelingen in Oost-Mauritanië om
daarmee doorreizen te voorkomen. Omdat het migratiepartnerschap in 2024 is overeengekomen,
kan op dit moment de reductie in de migratiebewegingen nog niet worden vastgesteld.
Kan de Minister daarnaast verder ingaan op welke wijze er in veiligheid wordt geïnvesteerd?
29.
Antwoord van het kabinet:
Met het brede EU-Mauritanië partnerschap wordt onder de African Peace Facility (APF) steun op het gebied van veiligheid geboden. Daarnaast zijn in december 2022
en juli 2024 steunmaatregelen onder de European Peace Facility (EPF) aangenomen, gericht op het versterken van Mauritaanse strijdkrachten. Mauritanië
heeft ook een partnerschap met de NAVO. In het kader van Defence Capacity Building (DCB) draagt de NAVO bij aan het verder versterken van het defensie- en veiligheidsapparaat
van Mauritanië.
In het kader van Global Gateway wordt beoogd € 300 miljard aan publieke en private
investeringen te mobiliseren tot 2027, waarvan de helft voor Afrika. Kan de Minister
uiteenzetten hoe zij Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen beter kan positioneren
om hiervan te profiteren, met name op het gebied van digitale connectiviteit, klimaat
en energie, en transport?
30.
Antwoord van het kabinet:
Nederlandse bedrijven kunnen door nauw contact te houden met Nederlandse ambassades
in landen waar zij actief zijn aansluiting vinden op lopende Global Gateway-initiatieven van de Europese Commissie en andere EU lidstaten. Ook kunnen zij via
reguliere aanbestedingsprocedures, van onder andere de EIB, aansluiten op lopende
activiteiten.
Nederland tracht zelf op terreinen waar het meerwaarde heeft, waaronder agrologistiek
en de energietransitie, voorstellen te ontwikkelen die in lijn zijn met de investeringsprioriteiten
van Global Gateway en die overeenkomen met de EU-belangen en die van partnerlanden. Hierbij wordt ook
specifiek gekeken naar relevante Nederlandse private partijen en kennisinstellingen
die met hun kennis en kunde kunnen worden ingezet voor de uitvoering van onderdelen
van dergelijke grootschalige projecten, bijvoorbeeld bij de aanleg van fysieke infrastructuur,
maar ook bij het tot stand brengen van een gunstig bedrijfsvriendelijk klimaat middels
technische bijstand of capaciteitsopbouw. Vanuit Invest International wordt dit actief
ondersteund. Het kabinet hecht veel waarde aan het boeken van voortgang op dit nieuwe
beleidsterrein. Het kabinet ondersteunt daarom Invest International in het accreditatieproces
voor EU Delegated Cooperation. Hierdoor kan Invest International in de toekomst aanspraak
maken op EU-fondsen, zodat Nederlandse private partijen en kennisinstellingen nog
beter gepositioneerd kunnen worden in deze projecten.
De leden lezen dat FMO-voorstellen voor garanties met een totale waarde van ongeveer
€ 600 miljoen via het EFSD+ zijn goedgekeurd. Kan de Minister toelichten hoe dit instrument
verder kan worden benut om Nederlandse private investeringen in ontwikkelingslanden
te stimuleren en welke sectoren zij hierbij als meest ziet?
31.
Antwoord van het kabinet:
EFSD+ is een instrument waar Nederlandse geaccrediteerde organisaties, die meerwaarde
hebben voor de doelstellingen van EFSD+, in het bijzonder FMO, gebruik van kunnen
maken. Onder het huidige meerjarig financieel kader (MFK) is ruim 80% van de beschikbare
EUR 39 miljard voor het EFSD+ reeds gealloceerd. Dit is toegekend aan Europese ontwikkelingsbanken,
waaronder FMO en onder andere de EIB en EBRD. De resterende middelen worden voor het
einde van dit MFK in 2027 toegekend. Op dit moment kunnen Nederlandse bedrijven voornamelijk
via aanbestedingsprocedures van deze organisaties daar een bijdrage aan leveren.
Hoe het nieuwe EFSD+ eruit gaat zien in het volgende MFK is onderdeel van de onderhandelingen
die in de zomer zullen starten. Het kabinet zet daarbij in op het goed positioneren
van Nederlandse partijen en sectoren waar Nederland toegevoegde waarde heeft, zoals
water, voedselzekerheid en gezondheid
De leden van de VVD-fractie hebben er daarnaast kennis van genomen dat de situatie
in Syrië tijdens de Raad ook aan de orde zal komen. Zij vragen de Minister of zij
al meer zicht heeft op de rol die de Europese Unie zou kunnen hebben bij de transitie
in Syrië, wat belangrijke aandachtspunten zijn en of zij bijvoorbeeld een rol ziet
voor Nederlandse bedrijven of organisaties bij de wederopbouw van Syrië.
32.
Antwoord van het kabinet:
Het is belangrijk dat de EU een actiegerichte aanpak hanteert. De val van het Assad-regime
en het afnemen van de invloed van Rusland en Iran is positief, en juist daarom is
het belangrijk dat de EU kan laten zien wat zij te bieden heeft. Steun voor een vreedzame
politieke transitie, met respect voor alle gemeenschappen inclusief christenen en
Koerden, is daarbij een aandachtspunt. Andere EU-prioriteiten zijn onder andere wederopbouw,
accountability, de vernietiging van chemische wapens en sanctieverlichting. Tijdens de Raad van
Buitenlandse Zaken op 27 januari jl. is er een politiek akkoord bereikt over de aankondiging
van sanctieverlichting. Opschorting van sommige sectorale maatregelen kan niet alleen
een vroeg herstel en wederopbouw ondersteunen, maar ook op termijn de economische
banden tussen Syrië en de EU bevorderen. Mogelijk is hierbij ook een rol voor Nederlandse
bedrijven; tot op heden zijn daar nog geen signalen over ontvangen vanuit bedrijfsorganisaties.
Tegelijkertijd moet terughoudendheid betracht worden ten aanzien van het nieuwe regime
in Syrië. Van belang is dat de sanctieverlichting niet op gevoelige sectoren ziet
en de EU economische leverage houdt. Die leverage zit deels in het behoud van bepaalde sancties en deels in het juist opschorten van
andere sancties waardoor economische banden met de EU gecreëerd kunnen worden. Hierbij
kunnen sancties ook weer ingesteld worden als de nieuwe leiders een verkeerde weg
inslaan.
De leden van de VVD-fractie hebben gezien dat ook de situatie in Oekraïne tijdens
de Raad zal worden besproken. Zij hechten zeer aan de steun die zowel Nederland als
de Europese Unie in verschillende vormen geeft aan Oekraïne en zijn verheugd dat het
kabinet eerder 20 miljoen euro additionele steun voor het Ukraine Energy Support Fund
heeft gegeven. De steun aan Oekraïne is cruciaal voor het garanderen van veiligheid
op het Europese continent en in het kader van de wederopbouw van Oekraïne. Kan de
Minister aangeven of er lidstaten zijn die een afwijkend standpunt hebben en of en
zo ja, op welke wijze, zij deze lidstaten tijdens de Raad hierop aan zal spreken?
33.
Antwoord van het kabinet:
Onder de lidstaten bestaat brede steun voor Oekraïne. Zo bevestigden de Europese leiders
tijdens de Europese Raad van 19 december jl. in hun conclusies hun onverminderde inzet
om Oekraïne en haar bevolking te blijven steunen op politiek, financieel, economisch,
humanitair, militair en diplomatiek gebied, zolang en zo intensief als nodig is (Kamerstuk
21 501-20, nr. 2167).
Financiering voor ontwikkeling
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Raad zal spreken over de gezamenlijke EU-inzet
voor de vierde VN-conferentie over ontwikkelingsfinanciering (FfD4) en dat Nederland,
namens de EU, een deel van de onderhandelingen voor zijn rekening zal nemen. Zij vragen
de Minister of zij verder kan toelichten op welke thema’s Nederland de onderhandelingen
zal voeren, of er consensus tussen de lidstaten bestaat over de onderwerpen waarover
onderhandeld zal worden en indien dit niet het geval is, wat de eventuele pijnpunten
zijn.
34.
Antwoord van het kabinet:
De EU coördineert de gezamenlijke inzet van de Commissie en EU-lidstaten, waarbij
Nederland, Duitsland, Italië en Polen de EU-delegatie ondersteunen. Op deze manier
spreekt de EU in de VN-onderhandelingen met één mond. Door deze rol kan Nederland
bijdragen aan een heldere positionering van de EU op alle onderdelen van de 4e Internationale
Conferentie voor de Financiering van Ontwikkeling-agenda, waarbij met bijzondere aandacht
gekeken wordt naar versterking van de private sector en het bevorderen van handel,
het vrijmaken van private financiering ten behoeve van ontwikkeling en het verbeteren
van belastingheffing in ontwikkelingslanden. Het uitgangspunt in VN-onderhandelingen
is dat de EU-delegatie dit op basis van EU-consensus doet. Of er sprake is van pijnpunten
binnen de EU zal pas in de loop van het proces duidelijk worden, inclusief de mate
waarin de EU-positie zal worden overgenomen in het uitkomstendocument. Het Poolse
voorzitterschap zal daarnaast een voorstel doen voor gezamenlijke boodschappen om
de EU-positie eenduidig uit te dragen.
De leden van de VVD-fractie delen de inzet van het kabinet dat er in de discussies
wordt ingezet op het versterken van de private sector en het bevorderen van handel,
het vrijmaken van private financiering ten behoeve van ontwikkeling en het verbeteren
van de belastingheffing in ontwikkelingslanden. Kan de Minister nader concretiseren
welke maatregelen hiervoor in EU-kader genomen kunnen worden? Welke kansen ziet zij
hier en op welke manier kan er tussen lidstaten effectief worden ingezet om hier verdere
stappen op te zetten?
35.
Antwoord van het kabinet:
Onder het huidige MFK werd EFSD+ gelanceerd om met publieke middelen private investeringen
aan te jagen. Daarmee werd onder andere ingezet op Global Gateway. Het kabinet moedigt het verder ontwikkelen van de Global Gateway-strategie aan, omdat deze kansen biedt voor het vergroten van de effectiviteit van
ontwikkelingshulp, het versterken van de internationale positie van Europa en het
vergroten van het Nederlandse verdienvermogen met kansen voor onze bedrijven in opkomende
markten.
Verdere stappen voor het aanjagen van private investeringen kunnen worden gezet door
deze werkwijzen verder uit te breiden en ook een deel van de andere instrumenten van
de Europese Unie beter toe te spitsten op het mobiliseren van private investeringen
ten behoeve van ontwikkeling.
Met zijn Collect More, Spend Better-strategie werkt de EU aan zowel betere belastingheffing als meer doelmatige uitgaven
door overheden in ontwikkelingslanden Verschillende EU-lidstaten, waaronder Nederland,
zetten zich daarnaast actief in voor capaciteitsopbouw op het gebied van belastingheffing.
In het mede door Nederland opgerichte Addis Tax Initiative (ATI) werken meer dan 75 landen en organisaties, waaronder de EU, hierop samen. Verdere
stappen worden gezet door deze samenwerking te intensiveren en de huidige doelen van
het ATI te vernieuwen.
EU-Ontwikkelingssamenwerking rapportage 2024
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de EU-Ontwikkelingssamenwerking
rapportage 2024. Zij lezen dat de totale ODA via de Europese Commissie in 2023 25,1 miljard euro
bedroeg, en van de DAC-EU-lidstaten 86,4 miljard euro. Gezien het feit dat sinds 2022
jaarlijks een vast bedrag van 86 miljoen euro van de Nederlandse EU-afdrachten wordt
toegerekend aan ODA, vragen zij de Minister hoe deze Nederlandse bijdrage zich verhoudt
tot die van andere lidstaten en welke invloed Nederland hiermee kan uitoefenen op
de besteding van deze middelen.
36.
Antwoord van het kabinet:
Het Nederlandse BNI-aandeel aan de begroting van de EU bedraagt 6,1% voor 2025. Andere
lidstaten dragen ook op basis van hun BNI bij. Voor Europese landen met een grotere
economie, zoals Duitsland en Frankrijk, is dit meer dan voor Nederland. Voor landen
met een kleinere economie is dit minder. Ieder jaar wordt een deel van de Nederlandse
EU-afdrachten toegerekend aan ODA. Sinds 2022 bedraagt deze jaarlijkse toerekening
EUR 863 miljoen, niet EUR 86 miljoen. De lidstaten hebben de Commissie bevoegd met
de uitvoering van de Europese Ontwikkelingshulp. Nederland oefent hier via de bestaande
gremia invloed op uit, zoals de raadswerkgroep ontwikkelingssamenwerking en internationale
partnerschappen (CODEV) en de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling. De mate van invloed
wordt niet alleen bepaald door de omvang van de lidstaat en de bijdrage aan de begroting,
maar bijvoorbeeld ook door hoe effectief een lidstaat is in de gezamenlijke beïnvloeding
met gelijkgezinde lidstaten en het inbrengen van ideeën om beleid te verbeteren.
De leden constateren dat volgens de thematische verdeling van de betalingen van officiële
ontwikkelingssamenwerking in 2022 41% is besteed aan sociale infrastructuur en voorzieningen,
en 9% aan economische infrastructuur. Zij vragen de Minister of zij mogelijkheden
ziet om het aandeel economische infrastructuur te verhogen en welke kansen dit zou
kunnen bieden voor het Nederlandse bedrijfsleven.
37.
Antwoord van het kabinet:
De uiteindelijke besteding van de middelen is doorgaans het resultaat van de vraagsturing
door de partnerlanden. Sturing vanuit Nederland is beperkt mogelijk. Traditioneel
richt publieke infrastructuur zich op sociale infrastructuur zoals ziekenhuizen en
kustbescherming. Dit is een terrein waarin Nederlandse bedrijven een sterke positie
hebben opgebouwd, terwijl private infrastructuur vanwege het winstoogmerk zich van
nature richt op economische infrastructuur.
Appreciatie van het rapport van de Europese Rekenkamer: «Het EU-trustfonds voor Afrika
– Ondanks nieuwe benaderingen bleef de steun ongericht»
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de appreciatie
van het rapport van de Europese Rekenkamer over het EU-trustfonds voor Afrika. Zij
lezen dat er binnen het EUTF diverse projecten zijn uitgevoerd binnen de thematische
gebieden van digitale connectiviteit, klimaat en energie, transport, en gezondheid.
Zij vragen de Minister hoe zij het Nederlandse bedrijfsleven meer kan betrekken bij
de toekomstige EU-programma's in Afrika op deze terreinen, met name binnen het NDICI-Global
Europe instrument.
38.
Antwoord van het kabinet:
De relatief kleine groep Nederlandse bedrijven die geïnteresseerd is in het winnen
van door het NDICI-Global Europe instrument gefinancierde opdrachten, wordt daar desgewenst actief en vakkundig bij
ondersteund door specialisten van het Team Internationale Organisaties van de Rijksdienst
voor Ondernemend Nederland (RVO). Op de website van de RVO is veel over kansen in
het werkveld van de EU te vinden; waar opportuun worden ook voorlichtings- en netwerkbijeenkomsten
voor dit werkveld georganiseerd. De inzet is hierbij om het Nederlands bedrijfsleven
zo goed mogelijk te positioneren voor EU gefinancierde opdrachten. Om het speelveld
gelijk te houden, ligt het initiatief echter bij de bedrijven zelf. Zie ook de bovenstaande
beantwoording bij vraag 30.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Rekenkamer wijst op het belang van
een meer gerichte aanpak bij EU-programma's in Afrika. In het licht van deze aanbeveling
vragen zij de Minister toe te lichten hoe zij de Nederlandse expertise en het bedrijfsleven
strategisch kan positioneren binnen deze meer gerichte benadering, met name op gebieden
waar Nederland een comparatief voordeel heeft, zoals water, landbouw en duurzame energie.
39.
Antwoord van het kabinet:
Het is inderdaad belangrijk dat de EU in Afrika zo veel mogelijk een gerichte benadering
volgt door meer focus aan te brengen en versnippering te vermijden zoals aanbevolen
door de Europese Rekenkamer. Zoals ook aangegeven bij bovenstaande beantwoording bij
vraag 30 en 38, staan onze ambassades en het Team Internationale Organisaties van
de RVO klaar om bedrijven desgevraagd te helpen om zich zo goed mogelijk te positioneren
rondom voor die bedrijven en hun expertise relevante EU-programma’s. Om het speelveld
gelijk te houden, ligt het initiatief echter bij de bedrijven zelf.
Zij vragen de Minister voorts wat de Europese Commissie doet om de uitgaven die zij
vanuit het trustfonds doet efficiënter en effectiever te maken aangezien het hier
om belastinggeld gaat en het rapport tekortkomingen bloot legt in de programmering
van de Europese Commissie en concludeert dat deze ten koste gaan van de effectiviteit
van de uitgaven.
40.
Antwoord van het kabinet:
De Commissie heeft toegezegd om de aanbevelingen uit het Europese Rekenkamer rapport
te implementeren. Het kabinet blijft hierop toezien en dit benadrukken bij de EU.
Inbreng leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling d.d. 11–12 februari 2025
(Kamerstuk 21 501-04, nr. 273). Deze leden hebben enkele vragen over de inzet van het kabinet gedurende deze Raad
Buitenlandse Zaken.
EUTF
De leden van de NSC-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het rapport
van de Europese Rekenkamer met de beoordeling van de prestaties van het EU trust-funds
voor Afrika. Daar zijn een aantal aanbevelingen uit voortgekomen. De aanbevelingen
betreffen onder andere tekortkomingen ten aanzien van nauwkeurigheid, geen integrale
aandacht voor mensenrechten en duurzaamheid van gerapporteerde resultaten. Welke mogelijkheden
ziet de Minister om bij de Europese Commissie erop aan te dringen dat de aanbevelingen
met hoge urgentie worden overgenomen en geborgd?
41.
Antwoord van het kabinet:
Op 12 november 2024 heeft het kabinet een appreciatie7 op het rapport van de Europese Rekenkamer over het EU trust-fonds voor Afrika (EUTF)
met uw Kamer gedeeld. Het kabinet onderschrijft de aanbevelingen en de Commissie heeft
toegezegd om deze aanbevelingen te implementeren. Het kabinet zal erop toezien dat
dit gebeurt en zal dit via de gebruikelijke EU-gremia bij de Commissie blijven benadrukken.
Partnerschappen
De EU streeft naar strategische autonomie door minder afhankelijk te worden van derde
landen voor kritieke grondstoffen, terwijl veel ontwikkelingslanden beschikken over
essentiële materialen zoals lithium, kobalt en nikkel. De leden van de NSC-fractie
vragen hoe ontwikkelingssamenwerking wordt ingezet om partnerschappen met landen in
Afrika en Latijns-Amerika te versterken op het gebied van grondstoffenlevering, en
wat de Nederlandse inzet is binnen de EU.
42.
Antwoord van het kabinet:
De EU heeft veertien grondstoffenpartnerschappen, waaronder met, Namibië, Argentinië,
Chili, de Democratische Republiek Congo, Zambia, en Rwanda. De partnerschappen met
ontwikkelingslanden worden vanuit de EU (DG INTPA) ondersteund, onder meer met ODA-middelen.
Daarbij is specifiek aandacht voor opbouw van lokale waardeketens en lokale waardetoevoeging.
Hiertoe worden zowel publieke als private middelen gemobiliseerd van de EU en vanuit
de lidstaten. Daarnaast ondersteunt de EU initiatieven die bijdragen aan gunstige
omstandigheden (enabling environment) in grondstofrijke ontwikkelingslanden. Het kabinet maakt zich binnen de EU sterk
voor gelijkwaardigheid, wederzijds voordeel en focus op lokale waardetoevoeging in
deze partnerschappen, evenals voor het betrekken van belanghebbenden. Het kabinet
bevordert hierbij een rol voor Nederlandse organisaties, kennisinstellingen en bedrijven.
Mondiale gezondheid
De leden van de NSC-fractie ondersteunen de conclusie dat het belangrijk is om de
samenwerking met de Afrikaanse Unie en de EU te versterken als het om mondiale gezondheid
gaat, ter voorkoming van uitbraak en verspreiding van ziektes. Welke rol ziet de Minister
voor Nederland om hieraan een bijdrage te leveren?
43.
Antwoord van het kabinet:
De Mpox- en Marburgvirusuitbraken in 2024 lieten zien dat het belangrijk is om te
blijven investeren in mondiale gezondheid. Dit kan alleen effectief door nauw samen
te werken met landen in Afrika en de Afrikaanse Unie. Ziektes stoppen niet aan de
grens.
Nederland draagt op verschillende manieren bij aan de samenwerking met de Afrikaanse
Unie en de EU op het gebied van mondiale gezondheid, ter voorkoming van uitbraak en
verspreiding van ziektes. Zo speelt Nederland een actieve rol binnen verschillende
Team Europe Initiatieven (TEI) op het gebied van gezondheid, gericht op het versterken van de samenwerking
tussen de Commissie, EU-lidstaten en de Afrikaanse Unie en het vergroten van de impact
van de EU als geheel. Nederland draagt EUR 10 miljoen bij aan het TEI voor productie
en toegang tot vaccins, geneesmiddelen en gezondheidstechnologieën in Afrika (MAV+.
Hiermee stimuleert Nederland de betrokkenheid van de private sector bij lokale productie.
Binnen internationale organisaties en internationale gezondheidsfondsen werkt Nederland,
ook in EU-verband, met Afrikaanse landen aan internationale afspraken en het bevorderen
van internationale coördinatie en samenwerking op het gebied van mondiale gezondheid.
Een voorbeeld is de Nederlandse Mpox vaccindonatie, die in 2024 beschikbaar is gesteld
in de getroffen regio in Afrika via de Health Emergency Preparedness and Response Authority (HERA) van de Commissie, in afstemming met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)
en de African Centres for Disease Control (ACDC).
Invloed China en Rusland
De leden van de NSC-fractie maken zich zorgen over de steeds grotere invloed van China
en Rusland in ontwikkelingslanden via grootschalige investeringen en diplomatieke
samenwerkingen, wat kan leiden tot economische en politieke afhankelijkheid. De leden
van de NSC-fractie vragen daarom aan de Minister hoe gewaarborgd wordt dat deze bezuinigingen
niet leiden tot grotere afhankelijkheid van China en Rusland, en welke stappen Nederland
zet om binnen de EU te pleiten voor een effectievere en strategische inzet van ontwikkelingsmiddelen.
44.
Antwoord van het kabinet:
Zoals ook beschreven in het Regeerprogramma is Nederland een open samenleving en een
handelsnatie pur sang. Nederland zet daarom het gehele buitenlandbeleid instrumentarium
in om partnerschappen aan te gaan met de wereld om ons heen. Ook de rol van het Nederlandse
bedrijfsleven, bijvoorbeeld bij innovatie, is hierbij van belang. Nederland gaat bij
de inzet van ons instrumentarium uit van de zelfstandigheid van landen, in plaats
van het creëren van economische en politieke afhankelijkheden. In EU-verband zet Nederland
zich in voor het zo effectief en strategisch mogelijk gebruik maken van de beschikbare
middelen voor ontwikkelingshulp. Dit doet het kabinet onder andere door steun uit
de spreken voor de inzet op brede partnerschappen, de versterking van de Global Gateway strategie en specifieke inzet in fragiele contexten. Waar Nederland meerwaarde heeft,
zet het zelf ook financieel in om de effectiviteit van de EU te vergroten.
Private investment
Steeds vaker worden private investeerders betrokken bij ontwikkelingssamenwerking
via cofinanciering en blended finance-constructies, waarbij publieke middelen private investeringen aanjagen. De leden
van de NSC-fractie vragen hoe de Minister de effectiviteit van deze financieringsinstrumenten
beoordeelt en welke lessen er getrokken zijn uit eerdere ervaringen met blended finance in EU-verband.
45.
Antwoord van het kabinet:
Blended
finance-constructies kunnen een effectief instrument zijn om private financiering voor ontwikkelingsdoelen
te mobiliseren. Het gaat hierbij om sectoren waarvoor in beginsel levensvatbare verdienmodellen
bestaan, maar investeerders door specifieke risico’s of omstandigheden in een ontwikkelingsland
de stap nog niet kunnen zetten. Publieke middelen dekken bij blended finance tijdelijk een deel van de risico’s voor private investeerders af, zodat zij vertrouwd
raken met het land en de sector en in de toekomst zelfstandig kunnen investeren. In
EU-verband zijn ook ervaringen opgedaan met blended finance. Onder het huidige MFK werd EFSD+ gelanceerd om met publieke middelen private investeringen
aan te jagen. De mid-term evaluatie van EFSD+ gaf nog weinig inzicht in de effectiviteit van het instrument
doordat het kort na lancering is gehouden. Daarom is recent een nieuwe studie van
start gegaan. Het finale rapport zal in maart worden gepubliceerd. Het kabinet zal
een appreciatie hiervan met de Kamer delen.
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 10 en 11 februari 2025. Dit heeft
bij eerdergenoemde leden geleid tot een aantal opmerkingen en vragen aan de Minister.
De leden van de SP-fractie maken zich ernstige zorgen over het wegvallen van steeds
meer financiering voor ontwikkelingssamenwerking, in Nederland en in andere landen.
Naast het asociale afbraakbeleid dat deze Minister in ons eigen land voert, onder
andere via de invoering van een nieuw drempelcriterium, heeft ook de nieuwe president
van de Verenigde Staten besloten vrijwel alle buitenlandse hulpprogramma’s te stoppen.
De gevolgen van het decreet zijn nog onduidelijk, maar tot nu toe lijkt het zo te
zijn dat veel belangrijke ontwikkelingsprogramma’s harde klappen krijgen of zelfs
zullen verdwijnen, ook programma’s die de Nederlandse regering nog wel als beleidsprioriteit
heeft omschreven, zoals mondiale gezondheid. Het tegengaan van HIV-AIDS, met name
in Afrika, waar de V.S. ieder jaar 5 miljard dollar aan bijdraagt, valt hier onder,
net als hulp aan Oekraïne.
De leden van de SP-fractie veroordelen deze asociale en onverantwoordelijke politiek
van de nieuwe president van de V.S. De leden vragen de Minister of zij op de hoogte
is van de plannen van de V.S. en of zij de zorgen van eerdergenoemde leden deelt.
Daarnaast vragen deze leden of de Minister met de leden van de SP-fractie van mening
is dat Europese landen een verantwoordelijkheid hebben het door de Amerikanen achtergelaten
gat in te vullen. Is de Minister bereid om zich hier tijdens de komende informele
RBZ/Ontwikkeling en bij de Vierde VN-conferentie over ontwikkelingssamenwerking in
juni hard voor te maken? Is zij tevens bereid om, eventueel in Europees verband, te
protesteren tegen de beslissing van de regering Trump?
46.
Antwoord van het kabinet:
Veel Amerikaans beleid omtrent ontwikkelingssamenwerking is nog onduidelijk. Overleg,
ook met andere landen, is gewenst in het bredere kader van financieringsnoden en -mogelijkheden.
Dit zal het kabinet ook doen in het kader van genoemde conferentie voor financiering
van ontwikkeling.
De leden van de SP-fractie zien dat er in de geannoteerde agenda terecht aandacht
is voor de situatie in Syrië. Deze leden zijn echter wel van mening dat de in de geannoteerde
agenda opgenomen passage nogal vaag blijft als het gaat om de wederopbouw van Syrië
en de rol van Europese landen daarin. Nu het bijna twee maanden geleden is dat het
regime-Assad is gevallen, hadden eerdergenoemde leden gehoopt dat het kabinet en de
Europese Unie een meer uitgewerkte strategie zouden hebben voor de wederopbouw in
Syrië.
Hierdoor hebben de eerdergenoemde leden een aantal vragen aan de Minister: kan zij
een wat uitgebreidere analyse geven op de rol van de EU en Nederland in de wederopbouw
van Syrië en de rol van ontwikkelingssamenwerking en instrumenten daarin, zoals een
Multi-donor Trust Fund. Kan de Minister hierbij ook ingaan op de rol van sancties?
47.
Antwoord van het kabinet:
Het kabinet hecht aan een inclusieve politieke transitie in Syrië en het herstel van
instituties. Dit is belangrijk om het land weer op te bouwen en belangrijk voor stabiliteit
in de regio. Blijvende stabiliteit is immers niet alleen een randvoorwaarde voor wederopbouw,
maar ook een Nederlands veiligheidsbelang en belangrijk voor de terugkeer van vluchtelingen.
Betrokkenheid van de internationale gemeenschap zal nodig zijn voor wederopbouw en
het waarborgen van de stabiliteit.
Nederland zet de bestaande humanitaire hulp voort om te helpen voorzien in de meest
urgente noden. Ook blijft Nederland internationale organisaties steunen die actief
zijn op het terrein van stabiliteit, humanitaire ontmijning, migratie en ontheemding,
en steun aan bewijsgaring van misstanden. Naar verwachting organiseert de EU in maart
een volgende conferentie over hulp aan Syrië. Dan is er meer helderheid over de noden,
wat de internationale gemeenschap kan bijdragen en de rol van de EU daarin.
Sanctieverlichting is nodig als eerste stap voor wederopbouw. Daar zet het kabinet
zich voor in binnen de EU. Daarbij zal het kabinet de meest geschikte instrumenten
bezien, op basis van economische en politieke analyses. Deze dienen aan te sluiten
op de sanctieverlichting om deze zo’n groot mogelijk effect te laten hebben. Het kabinet
zal hier voorzichtig mee omspringen en rekening houden met de aanwezige risico’s in
een fragiele politieke context.
II. Volledige agenda
Geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkeling van 11 en
12 februari 2025. Kamerstuk 21 501-04, nr. 273 – Brief regering d.d. 28-01-2025, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever
Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 7 mei 2024. Kamerstuk 21 501-04, nr. 272 – Brief regering d.d. 21-05-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever
EU-Ontwikkelingssamenwerking rapportage 2024. Kamerstuk 36 180, nr. 104 – Brief regering d.d. 01-07-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
E.N.A.J. Schreinemacher
Appreciatie van het rapport van de Europese Rekenkamer: «Het EU-trustfonds voor Afrika
– Ondanks nieuwe benaderingen bleef de steun ongericht». Kamerstuk 36 180, nr. 118 – Brief regering d.d. 12-11-2024, Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp,
R.J. Klever
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Aukje) de Vries, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier