Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de implementatie van de herziene Detacheringsrichtlijn (Kamerstuk 29861-149)
29 861 Arbeidsmigratie en sociale zekerheid
Nr. 154
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 4 februari 2025 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheidover Implementatie van de Herziene
Detacheringsrichtlijn (Kamerstuk 29 861, nr. 149).
De vragen en opmerkingen zijn op 19 november 2024 aan de Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 4 februari 2025 heeft de Minister van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
9
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
17
II
Antwoord/Reactie van de Minister
18
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse en verwondering kennisgenomen
van de brief over de implementatie van de Herziene Detacheringsrichtlijn (de Richtlijn).
Deze leden zijn van mening dat een wettelijke bepaling om de inleners-cao van toepassing
te verklaren op alle werknemers die in en naar Nederland gedetacheerd worden wenselijk
is. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister er niet voor kiest om
een wettelijke bepaling te maken om de arbeidsvoorwaarden van gedetacheerden in en
naar Nederland gelijk te trekken met de arbeidsvoorwaarden van werknemers in datzelfde
bedrijf. Deze leden zijn van mening dat deze bepaling de positie van arbeidsmigranten
zou versterken, evenals gedetacheerden in Nederland zelf. Kan de Minister aangeven
waarom hij van mening is dat de baten niet opwegen tegen de lasten? Hoe kan deze inschatting
gemaakt worden als niet in te schatten valt hoeveel binnen- en buitenlandse werknemers
baat zouden hebben bij deze uitbreiding? Hoe kijkt hij naar het signaal dat de vakbonden
geven dat er wel degelijk een groep buitenlandse gedetacheerde werknemers is die baat
zou kunnen hebben bij een dergelijke ingreep? Ziet hij de kwetsbare positie die deze
werknemers op onze arbeidsmarkt hebben? In welke sectoren werken de werknemers die
baat zouden hebben bij deze ingreep?
Het kabinet deelt de zorgen van de leden van de Groenlinks-PvdA-fractie over de kwetsbare
positie van gedetacheerde werknemers. Ik onderschrijf van harte het doel van de Herziene
Detacheringsrichtlijn van gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plek. Het via wetgeving
toepassen van de inleners-cao is echter niet een voldoende geschikte manier om gedetacheerde
werknemers beter te beschermen.
De wettelijke optie zou van toepassing zijn op zowel binnenlandse als buitenlandse
gedetacheerde werknemers, terwijl de beoogde doelgroep van de bepaling uit de richtlijn
alleen de buitenlandse gedetacheerde werknemer is. Meer specifiek gaat het om buitenlandse
gedetacheerde werknemers die niet onder een algemeen verbindend verklaarde (avv’de)
cao vallen.
De wettelijke optie zal echter voor zowel binnen- als buitenlandse gedetacheerde werknemers
moeten gelden. Alleen door de inleners-cao van toepassing te laten zijn op alle binnen-
en buitenlandse gedetacheerde werknemers kan immers voldaan worden aan de voorwaarde
van gelijke behandeling van de Herziene Detacheringsrichtlijn. Alle werkgevers van
deze binnen- en buitenlandse gedetacheerde werknemers zullen te maken krijgen met
hoge administratieve lasten omdat er voor elke opdracht uitgezocht moet worden wat
de inleners-cao is en hoe die toegepast moet worden.
De omvang van de groep buitenlandse gedetacheerde werknemers waar de bepaling uit
de Herziene Detacheringsrichtlijn voor bedoeld is, is niet precies bekend. Maar vanuit
het meldloket is bekend dat veel buitenlandse gedetacheerde arbeidsmigranten in de
bouw en industrie werken of als uitzendkracht. Op hen zijn meestal avv’de cao’s van
toepassing. Het ligt dus in de rede dat de groep werknemers voor wie veel zou veranderen,
namelijk binnen- en buitenlandse gedetacheerde werknemers, vele malen groter is dan
de groep buitenlandse gedetacheerde werknemers die er baat bij zouden hebben, namelijk
de groep op wie geen avv’de cao van toepassing is.
Daarom wil ik graag andere opties voorstellen om de bescherming van gedetacheerde
werknemers te verbeteren. In de Kamerbrief worden verschillende mogelijkheden genoemd,
zoals de cao-optie en het voorkomen van avv-loze periodes. Ook laat de evaluatie van
de Implementatiewet Herziene Detacheringsrichtlijn zien dat veel buitenlandse werkgevers
nog onvoldoende bekend zijn met Nederlandse arbeidsvoorwaarden en cao’s. Daarom zet
ik in op het verbeteren van de informatievoorziening.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn verbaasd dat de Minister geen einde wil
maken aan concurrentie op arbeidsvoorwaarden voor buitenlandse gedetacheerde werknemers,
met name omdat de Minister heeft aangegeven directe dienstverbanden van belang te
vinden. Hoe rijmen deze standpunten volgens de Minister? Is hij het eens met deze
leden eens dat het concurreren op arbeidsvoorwaarden door een dergelijke wettelijke
bepaling lastiger zou worden?
Het aanmoedigen van directe dienstverbanden staat inderdaad hoog op mijn agenda. Ik
werk dan ook hard aan de uitvoering van het arbeidsmarktpakket. Detachering is een
belangrijk onderdeel van het vrij verkeer van diensten binnen de EU. Daar profiteert
ook Nederland van. Ik deel uw zorgen over de bescherming van gedetacheerde werknemers
en het risico op oneerlijke concurrentie. Ik wil echter wel de meest geschikte middelen
inzetten, middelen die hun doel bereiken en waarbij de lasten de baten niet overschaduwen.
Zoals ook in het antwoord hierboven aangegeven is het wettelijk toepassen van de inleners-cao
niet het meest geschikte middel om arbeidsvoorwaarden gelijker te maken.
In het ambtelijke onderzoek lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat het
moeilijk zou kunnen zijn om de vergewisbepaling tot stand te brengen in onderhandelingen
aangezien werkgevers misschien weinig voordeel in de bepaling zien. Deze leden vinden
het juist daarom van belang dat er wél een wettelijke bepaling komt. Ziet de Minister
het risico dat als hij de cao-partners dit laat uitonderhandelen de kans bestaat dat
er dus geen stap verder wordt gezet naar gelijk loon voor gelijk werk? Hoe beoordeelt
hij in dat licht zijn beslissing?
Het klopt dat in het ambtelijke onderzoek wordt erkend dat het moeilijk kan zijn om
de vergewisbepaling in onderhandelingen tot stand te brengen. Dit kwam ook naar voren
in de consultatie met de sociale partners en het is belangrijk om deze realiteit te
erkennen. Tegelijkertijd laat bijvoorbeeld de cao Bouw & Infra 2024 zien dat het wel
degelijk mogelijk is om een dergelijke vergewisbepaling tot stand te brengen. Ook
moet dit nadeel in de context geplaatst worden van de voordelen van de cao-optie.
Het belangrijkste voordeel is dat onze cao-systematiek, waarbij de sociale partners
en niet de overheid bepalen op wie een cao van toepassing is, in stand blijft. Daarom
moedig ik cao-partijen aan om het gesprek onderling voort te zetten, met name in sectoren
waar zij problemen signaleren.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de informatievoorziening via postedworkers.nl
loopt. Deze leden maken zich zorgen of de doelgroep deze website kan vinden. Hoe vindt
een gemiddelde arbeidsmigrant bijvoorbeeld in de bouw zijn weg naar deze site? Begrijpen
zij dan ook allemaal wat daar staat? Begrijpt de arbeidsmigrant in de bouw dat er
een algemeen verbindend verklaarde cao van toepassing is en dat hij dus naar de inleen-cao
moet vragen?
Het kabinet deelt de zorgen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie als het gaat
om de toegankelijkheid van de websites en het doenvermogen van sommige arbeidsmigranten.
De digitale informatie die via o.a. www.postedworkers.nl en www.workinnl.nl geboden wordt vormt daarom weliswaar de basis, maar (gedetacheerde) arbeidsmigranten
kunnen op steeds meer fysieke plekken terecht voor persoonlijke hulp en ondersteuning,
vanuit het project Work in NL.1 Om ook de digitale informatie verder te verbeteren worden momenteel verwijzingen
tussen beide websites verbeterd zodat de informatievoorziening goed op elkaar aansluit.
De websites worden zo toegankelijk mogelijk gemaakt door taal op B1-niveau te maken
en door informatie in meerdere talen aan te bieden. Ook is er een Poolse website,
www.wholandii.pl, met «pre-departure» informatie. De websites worden op verschillende manieren onder
de aandacht gebracht, waaronder via SEA en informatiecampagnes in het buitenland.
Op postedworkers.nl wordt uitgelegd wat een algemeen verbindend verklaarde cao is
en waar die te vinden zijn. Ook wordt doorverwezen naar organisaties die kunnen helpen
met vragen over de cao.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich grote zorgen over detachering van
derdelanders via landen als Polen en Litouwen naar Nederland. Met deze route wordt
hard geconcurreerd op arbeidsvoorwaarden. Werknemers krijgen een werkvergunning in
een ander Europese Unie-land en worden dan (vrijwel) meteen gedetacheerd naar Nederland.
Zij kunnen daarbij ook weer doorgedetacheerd worden naar een andere dienstontvanger
binnen of buiten Nederland. De Richtlijn poogt doordetachering enigszins in goede
banen te leiden, maar bepaalt niet of doordetachering überhaupt mogelijk zou moeten
zijn. Is het onder de Richtlijn mogelijk om doordetachering door middel van een wettelijke
bepaling te verbieden? Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Detachering van derdelanders is dankzij de interpretatie door het EU Hof van Justitie
van het vrij verkeer van diensten toegestaan. Deze jurisprudentie vormt samen met
de handhavings- en detacheringsrichtlijn het juridisch kader omtrent de detachering
van derdelanders. Dit juridisch kader is echter onvoldoende duidelijk en concreet
als het gaat om de voorwaarden voor (rechtmatige) detachering van derdelanders en
wordt door lidstaten verschillend geïnterpreteerd en toegepast. Daarom zet ik in Europees
verband in op verduidelijking en concretisering van het juridisch kader voor de detachering
van derdelanders. Ik ben hierover met verschillende Europese lidstaten en de Europese
Commissie in gesprek. Ik ben ook bezig met een verkenning naar mogelijkheden om oneigenlijke
detachering van derdelanders tegen te gaan. Zoals aangegeven in mijn brief van 14 november
jl 2 informeer ik uw Kamer voor de zomer van 2025 over de uitkomst van de verkenning.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien het nut van buitenlandse detachering
in sommige gevallen, maar zien problemen ontstaan wanneer puur arbeid wordt verhandeld
onder de Richtlijn. Hoe kijkt de Minister ernaar om er in de EU voor te pleiten om
puur ter beschikking stellen van arbeid, en dus uitzendbureaus, onder de Richtlijn
onmogelijk te maken?
Het uitzonderen van uitzendarbeid is een ingrijpende beperking van het vrij verkeer
van diensten. Het betekent immers dat een uitzendbureau in een andere lidstaat niet
dezelfde diensten mag verrichten als in de lidstaat van vestiging. Op grond van artikel
4, eerste lid, van de Uitzendrichtlijn kunnen onder bepaalde voorwaarden strengere
eisen gesteld worden aan uitzendbureaus. Jurisprudentie leert echter dat het Hof van
Justitie van de EU waar het gaat om het vrij verkeer van diensten zeer weinig maatregelen
als gerechtvaardigd en evenredig beschouwt.
Het is zeer onwaarschijnlijk dat een verbod op grensoverschrijdende uitzendarbeid
deze toets doorstaat, met name omdat dit verder lijkt te gaan dan noodzakelijk om
de doelstelling van bescherming van gedetacheerde uitzendkrachten te bereiken. Dit
te meer nu met het oog op deze doelstelling op nationaal niveau een toelatingsstelsel
wordt uitgewerkt om uitzendarbeid beter te reguleren. Ik zal dit nader toelichten
in de verkenning in de zomer 2025 naar de Kamer wordt verstuurd.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de doordetachering van derdelanders
via de detacheringsmogelijkheden die het vrij verkeer van personen in de Europese
Unie biedt. De EU-lidstaten hebben de nationale competentie om werkvergunningen te
verstrekken aan mensen van buiten de EU. Deze mensen kunnen vervolgens na een korte
periode in dit land te hebben gewerkt via EU-landen doorgedetacheerd worden naar Nederland.
Deze leden vragen of de Minister bereid is om landen die veelvuldig meewerken aan
deze constructies zoals Litouwen en Portugal aan te spreken op het feit dat zij veelvuldig
werkvergunningen verstrekken aan derdelanders. Welke maatregelen gaat de Minister
nemen om te voorkomen dat deze constructie wordt gebruikt en misbruikt om derdelanders
hier in Nederland te laten werken?
Laat ik vooropstellen dat de oneigenlijke detachering van derdelanders ook mij zorgen
baart.
Het doet, zoals de leden van de VVD-fractie terecht opmerken, afbreuk aan de bevoegdheid
van lidstaten om te bepalen welke derdelanders zij toegang geven voor werk (en verblijf).
Daardoor heeft Nederland minder grip op arbeidsmigratie vanuit derde landen.
In Europees verband zet ik mij ervoor in om de oneigenlijke detachering van derdelanders
hoog op de agenda te krijgen en pleit ik voor verduidelijking van het juridisch kader.
Ik breng dit regelmatig op in bilaterale gesprekken met mijn collega’s uit andere
lidstaten, waaronder ook lidstaten die veel derdelanders toelaten tot hun arbeidsmarkt.
Wel is het zo dat lidstaten zelf bepalen wie zij toelaten tot hun arbeidsmarkt. In
Europees verband zet ik mij ook in voor een stevige verankering van de aanpak van
problematiek rond gedetacheerde derdelanders in het mandaat van de ELA. Een duidelijk
juridisch kader en goede handhaving, in samenwerking met een sterke ELA, gaan immers
hand in hand. Daarnaast ben ik bezig met een verkenning naar mogelijkheden om oneigenlijke
detachering van derdelanders tegen te gaan. Zoals aangegeven in mijn brief van 14 november
jl. informeer ik uw Kamer voor de zomer van 2025 over de uitkomst van de verkenning.
Detachering van derdelanders is dankzij de interpretatie door het EU Hof van Justitie
van het vrij verkeer van diensten toegestaan. Er is geen specifieke richtlijn die
ziet op de voorwaarden die van toepassing zijn op de detachering van derdelanders.
Deze voorwaarden zijn afkomstig uit de jurisprudentie van het EU Hof van Justitie
en de handhavings- en detacheringsrichtlijn. Dit juridisch kader wordt door lidstaten
verschillend geïnterpreteerd en toegepast. In de praktijk kan er sprake zijn van oneigenlijke
detachering of schijnconstructies, bijvoorbeeld als een derdelander werknemer niet
heeft gewerkt in de lidstaat van waaruit deze naar Nederland wordt gedetacheerd. Of
wanneer de dienstverrichtende werkgever enkel een postbusonderneming blijkt te zijn.
Daarom zet ik in Europees verband ook in op verduidelijking en concretisering van
het juridisch kader voor de detachering van derdelanders. Ik ben hierover met verschillende
Europese lidstaten en de Europese Commissie in gesprek.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister bereid is om de Richtlijn aan te
passen zodat alleen mensen die minstens 130% van het wettelijk minimumloon verdienen
gebruik kunnen maken van een doordetachering via een ander EU-lidstaat. Zo nee, waarom
niet? In welke wetgeving zou dit moeten worden aangepast? Welke stappen kan de Europese
Commissie nemen wanneer Nederland besluit om wetgeving aan te passen zodat alleen
mensen die minstens 130% van het wettelijk minimumloon verdienen gebruik kunnen maken
van een doordetachering via een ander EU-lidstaat?
Detachering van derdelanders is mogelijk in het kader van het vrij verkeer van diensten.
Het moet mogelijk blijven voor bedrijven om over de grens een dienst uit te voeren.
Daar kan en wil ik niet aan tornen. Een aanpassing van de Richtlijn zodat alleen mensen
die minstens 130% van het minimumloon verdienen doorgedetacheerd kunnen worden is
een ingrijpende beperking van het vrij verkeer van diensten. Alleen de Europese Commissie
kan een voorstel doen voor aanpassing van de richtlijn. Ik acht het niet kansrijk
dat de Europese Commissie met een dergelijk voorstel zal komen.
Ik ben bezig met een verkenning naar mogelijkheden om oneigenlijke detachering van
derdelanders tegen te gaan. Zoals aangegeven in mijn brief van 14 november jl. informeer
ik uw Kamer in de zomer van 2025 over de uitkomst van de verkenning.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister bereid is om de Richtlijn aan te
passen zodat alleen mensen die minstens vijf maanden hebben in de EU-lidstaat die
de werkvergunning heeft verstrekt aan een derdelander. Zo nee, waarom niet? In welke
wetgeving zou dit moeten worden aangepast? Welke stappen kan de Europese Commissie
nemen wanneer Nederland besluit om wetgeving aan te passen zodat alleen mensen die
minstens vijf maanden hebben verbleven in de EU-lidstaat die de werkvergunning heeft
verstrekt aan een derdelander?
Zoals hierboven vormt jurisprudentie van het EU Hof van Justitie over het vrij verkeer
van diensten samen met de handhavings- en detacheringsrichtlijn het juridisch kader
voor het vaststellen van de rechtmatigheid van de detachering van derdelanders. Hieronder
vallen ook concepten die zien op voorafgaande tewerkstelling. Deze concepten zijn
echter niet altijd voldoende duidelijk en concreet. Daarom zet ik in Europees verband
ook in op verduidelijking en concretisering van het juridisch kader voor de detachering
van derdelanders. Ik ben hierover met verschillende Europese lidstaten en de Europese
Commissie in gesprek. In Europees verband zet ik mij ook in voor een stevige verankering
van de aanpak van problematiek rond gedetacheerde derdelanders in het mandaat van
de ELA. Een duidelijk juridisch kader en goede handhaving, in samenwerking met een
sterke ELA, gaan immers hand in hand. Daarnaast ben ik bezig met een verkenning naar
mogelijkheden om oneigenlijke detachering van derdelanders tegen te gaan. Zoals aangegeven
in mijn brief van 14 november jl informeer ik uw Kamer voor de zomer van 2025 over
de uitkomst van de verkenning.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de Minister gaat doen met het advies van de
Europese Commissie om meer in te zetten op handhaving bij doordetachering met derdelanders,
vooral in sectoren waar veel derdelanders werken.
Detachering van derdelanders onder het vrij verkeer van diensten is in principe legaal.
De Arbeidsinspectie handhaaft op schijnconstructies met onrechtmatige detachering.
Deze onderzoeken zijn tijdrovend en complex; het gaat immers over bewust ingewikkeld
gemaakte grensoverschrijdende constructies, waarvan de precieze feiten en omstandigheden
moeten worden achterhaald. Ook is er afhankelijkheid van informatie van buitenlandse
collega-overheden. De complexiteit van het juridische kader omtrent detachering van
derdelanders, maakt handhaving extra ingewikkeld. Daarom zet ik in Europees verband
ook in op verduidelijking en concretisering van het juridisch kader voor de detachering
van derdelanders. In Europees verband zet ik mij ook in voor een stevige verankering
van de aanpak van problematiek rond gedetacheerde derdelanders in het mandaat van
de ELA. Een duidelijk juridisch kader en goede handhaving, in samenwerking met een
sterke ELA, gaan immers hand in hand. Daarnaast heb ik in het Commissiedebat Formele
Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid op 2 december 2024 toegezegd dat ik uw
Kamer voor de zomer van 2025 (Kamerstuk 21501–31, nr. 774) een verkenning over de detachering van derdelanders zal sturen, waarin ik inga op
mogelijke juridische maatregelen en concrete voorstellen om oneigenlijke detachering
tegen te gaan.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie informatievoorziening
van groot belang acht voor adequate bescherming van gedetacheerde werknemers, dat
het kabinet deze conclusie onderschrijft en dat deze informatievoorziening met name
verloopt via postedworkers.nl. Deze leden zijn benieuwd welke inspanning de Minister
levert om deze informatiebron overtuigend zichtbaar te maken bij de gedetacheerde
werknemers. Daarnaast vragen deze leden via welke andere bronnen de informatievoorziening
verloopt.
Informatievoorziening voor gedetacheerde werknemers verloopt inderdaad met name via
www.postedworkers.nl. Ook www.workinnl.nl is belangrijk voor gedetacheerde werknemers. Om de digitale informatie verder te
verbeteren worden momenteel verwijzingen tussen beide websites verbeterd zodat de
informatievoorziening goed op elkaar aansluit. De websites worden zo toegankelijk
mogelijk gemaakt door taal op B1-niveau te maken en door informatie in meerdere talen
aan te bieden. Ook is er een Poolse website, www.wholandii.pl, met «pre-departure» informatie. De websites worden op verschillende manieren onder
de aandacht gebracht, waaronder via SEA en informatiecampagnes in het buitenland.
Daarnaast kunnen (gedetacheerde) arbeidsmigranten op steeds meer plekken terecht voor
persoonlijke hulp en ondersteuning, vanuit het project Work in NL.3
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie wegens zorgen over de
praktische toepassing adviseert de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) een belangrijke
rol te geven over de samenwerking over en handhaving van regelgeving over grensoverschrijdende
detachering, met mogelijk een betrokkenheid voor de sociale partners. Deze leden vragen
welke vorm deze betrokkenheid van de sociale partners mogelijk zou krijgen.
Grensoverschrijdende problemen vereisen een grensoverschrijdende aanpak. Daarom werkt
Nederland samen met de European Labour Authority (ELA) en andere Europese landen om
grensoverschrijdende misstanden tegen te gaan. De ELA ondersteunt de verschillende
nationale autoriteiten in de lidstaten bij hun toezicht op grensoverschrijdende arbeid
en sociale zekerheid. Toezicht op cao-naleving is primair een taak van de sociale
partners. De verwachting is dat de specifieke vormgeving van deze betrokkenheid op
een later moment, in overleg met alle stakeholders, verder zal worden uitgewerkt.
De leden van de VVD-fractie lezen dat 29% van de opdrachtnemers van mening is dat
de handhaving van de IHD versterkt moet worden. Dit zou het belangrijke verbeterpunt
zijn. Deze leden vragen wat de huidige handhavingsstrategie is en wat de opdrachtnemers
zien als de belangrijkste mogelijkheden tot verbetering.
Voor de volledigheid: deze passage in het rapport geeft de mening van de opdrachtnemers
(dienstverrichters) weer over meer handhaving op de cao-naleving ten behoeve van het
gelijk speelveld. Dit is een privaatrechtelijke aangelegenheid. De sociale partners
kunnen bij de Arbeidsinspectie een melding doen ten behoeve van mogelijke niet-naleving
van bepaalde normen in de Waadi, zoals het loonverhoudingsvoorschrift (art 8) en het
tegenprestatieverbod (art 9). Na afloop van het onderzoek (artt 8–10 Waadi) stelt
de Arbeidsinspectie een verslag op, waarop de onderzochte onderneming kan reageren.
De melder kan dit verslag gebruiken in een civiele procedure. Daarnaast kunnen sociale
partners de Arbeidsinspectie op grond van art. 10 Wet Avv verzoeken om onderzoek in
te stellen naar bepalingen van een algemeen verbindend verklaarde cao. Bij een onderzoek
vanuit art. 10 Wet Avv stelt de Arbeidsinspectie ten behoeve van sociale partners
een rapport van bevindingen op. Sociale partners kunnen met dit rapport een civiele
procedure tegen de onderzochte onderneming starten. Samen met de sociale partners
en de Arbeidsinspectie zal worden gekeken hoe dit proces nog beter kan worden ingericht.
De Arbeidsinspectie kan in voornoemde situaties zelf geen bestuurlijke sanctie (boete)
opleggen, omdat de Arbeidsinspectie geen handhavende bevoegdheid heeft in geval van
niet naleven van art. 8–10 Waadi of art. 10 Wet Avv. Mocht tijdens het onderzoek sprake
zijn van een overtreding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, dan kan
de Arbeidsinspectie wél handhaven en een bestuurlijke sanctie opleggen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie vinden het van groot belang dat er meer grip komt op arbeidsmigratie
en misbruik van arbeidsmigranten wordt tegengegaan. Er moet beter samengewerkt tussen
de Nederlandse en Europese toezichthouder om grip te houden op arbeidsmigratie en
arbeidsmigranten te beschermen. Daarom hebben deze leden de volgende vragen over de
Herziene Detacheringsrichtlijn.
De leden van de NSC-fractie constateren dat bij werknemers die langer dan 12 of 18
maanden werken vrijwel alle wettelijke bepalingen van toepassing zijn, behalve voor
het aanvullende bedrijfspensioen. Aanvullend pensioen maakt echter een omvangrijk
deel uit van het totale beloningspakket en daarom hebben vakbonden eerder gepleit
om de gedetacheerde werknemer hiervoor te compenseren. Is het kabinet voornemens om
dit standpunt ook in de EU te verdedigen en ziet het kabinet mogelijkheden om de richtlijn
op termijn aan te passen?
Ik ben het met de leden van de NSC-fractie eens dat het aanvullend pensioen een omvangrijk
deel uit maakt van het totale beloningspakket. Het kabinet Rutte II heeft zich tijdens
de onderhandelingen over de herziene detacheringsrichtlijn in de Raad Werkgelegenheid,
Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (WSBVC) hard gemaakt om
aanvullende pensioenen op te nemen in de uitgebreide harde kern van
arbeidsvoorwaarden, om zo gelijke beloning voor gelijk werk op dezelfde plek te bevorderen.
Voor dit voorstel bleek echter onvoldoende steun.4 Het resultaat is dat aanvullende bedrijfspensioensregelingen niet tot de harde kern
behoren. Het is niet waarschijnlijk dat de Europese Commissie op korte termijn met
een voorstel voor een nieuwe herziening van de herziene detacheringsrichtlijn komt.
De leden van de NSC-fractie constateren dat in de praktijk veel arbeidsmigranten verzekerd
zijn via hun werkgever. In het onderzoek van Panteia over de doelmatigheid van de
Herziene Detacheringsrichtlijn staat dat bij 27% van de onder de Richtlijn vallende
werknemers, door de opdrachtnemer kosten ingehouden worden op het loon (37% in meting
1). Hieronder vallen ook zorgverzekeringskosten. Toch zijn er veel berichten over
onverzekerde arbeidsmigranten. Er zijn subsidieregelingen voor onverzekerden maar
dit is geen structurele oplossing. Welke structurele maatregelen gaat het kabinet
nemen om ervoor te zorgen dat arbeidsmigranten niet langer onverzekerd zijn voor ziektekosten?
De problematiek met onverzekerde arbeidsmigranten verschilt. Werkende arbeidsmigranten
zijn verzekeringsplichtig, maar sluiten niet altijd een zorgverzekering af. Dit kan
zijn om verschillende redenen. Bijvoorbeeld door misstanden bij werkgevers of met
overbewoning, onbekendheid met de verzekeringsplicht of omdat de arbeidsmigrant geen
zorgpremie wil betalen. Arbeidsmigranten schrijven zich daarom niet altijd in in het
BRP met een adres. Een geregistreerd adres is in beginsel nodig om een zorgverzekering
af te sluiten en zorgtoeslag aan te vragen. Werkloze arbeidsmigranten zijn niet verzekeringsplichtig
en kunnen geen Nederlandse zorgverzekering (Zorgverzekeringswet) afsluiten. Zij kunnen
ook niet zomaar terugvallen op het zorgsysteem van het land van herkomst en zijn daarom
zelf verantwoordelijk voor de zorgkosten. Zij moeten de zorgkosten zelf betalen of
een particuliere zorgverzekering afsluiten.
Om misstanden bij arbeidsmigranten tegen te gaan werkt het kabinet integraal de aanbevelingen
van het Aanjaagteam Bescherming Arbeidsmigranten. Deze aanpak zal ook bijdragen aan
het tegengaan van het onverzekerd zijn van arbeidsmigranten, door bijvoorbeeld de
aanpak van malafide partijen, het tegengaan van dakloosheid onder arbeidsmigranten
en het verbeteren van correcte registratie in de BRP. Daarnaast is mede naar aanleiding
van de aanbevelingen van het Aanjaagteam de toegang tot de gezondheidszorg dankzij
de inspanningen van zorgverzekeraars verbeterd. De digitale informatievoorziening
en toegankelijkheid van de zorgverzekering zijn verbeterd en zorgverzekeraars die
speciale collectiviteiten aanbieden voor arbeidsmigranten blijven investeren in betere
informatievoorziening, digitale toegankelijkheid en afspraken met huisartsenpraktijken.
Daarnaast blijft de dekking van deze zorgverzekeringen vanaf de uitschrijfdatum tot
het moment van uitschrijven gelden (tot maximaal 40 dagen). Het Ministerie van VWS
en het Ministerie van SZW willen daarnaast het komende jaar de voorlichting aan arbeidsmigranten,
maar ook van zorgverleners en hulpverleners in het sociaal domein, verbeteren. Hierbij
wordt ook gekeken naar culturele aspecten die de toegang tot de gezondheidszorg voor
arbeidsmigranten lastiger maken. Dit krijgt (onder andere) aandacht binnen het project
«Work in NL».5
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Richtlijn voorziet in een uitbreiding
van de «harde kern» van arbeidsvoorwaarden naar huisvestingsvoorwaarden. In de praktijk
staat de teller op ongeveer 6.000 dakloze arbeidsmigranten. Hoe reflecteert het kabinet
op deze maatregel uit de Richtlijn en op deze hoge aantallen daklozen onder arbeidsmigranten?
Het is goed om te benoemen dat de uitbreiding van de «harde kern» van arbeidsvoorwaarden
naar huisvestingsvoorwaarden ziet op het recht van werknemers op vergoeding voor accommodatie
wanneer zij tijdelijk niet op hun gewone werkplek in Nederland werken.
Gedetacheerde werknemers hebben sinds de implementatie van de Herziene Detacheringsrichtlijn
recht op deze voorwaarden, als zij onder een avv’de cao vallen waarin bepalingen zijn
opgenomen over deze huisvestingsvoorwaarden. Het gaat bijvoorbeeld om een vergoeding
voor een hotelovernachting in Groningen voor een gedetacheerde werknemer die normaal
gesproken in Middelburg werkt, en dan alleen als dit deel is van de avv’de cao waar
deze onder valt.
Dit neemt niet weg dat het essentieel is dat de overheid snel en doeltreffend handelt
wanneer arbeidsmigranten hun woning verliezen en dakloos raken. Door snel in te grijpen,
kunnen we niet alleen de dakloze arbeidsmigrant ondersteunen, maar ook voorkomen dat
hun situatie verergert. Het is daarom cruciaal dat we met vastberadenheid en urgentie
het Plan van Aanpak voor kwetsbare dakloze EU-burgers blijven uitvoeren. Dit plan
biedt kwetsbare mensen een toekomstperspectief, vermindert menselijk leed en voorkomt
overlast op straat. Daarnaast zorgen we ervoor dat, waar van toepassing, de terugkeer
naar het land van herkomst zorgvuldig wordt begeleid.
De leden van de NSC-fractie constateren dat Europese detachering een veel gebruikte
route is om werknemers van buiten de EU te werven via lidstaten met een liberaal toelatingsbeleid.
Welke publiek handhavingsmandaat kent de Nederlandse Arbeidsinspectie voor cao-lonen?
De handhaving op de cao-lonen is privaatrechtelijk, de Arbeidsinspectie heeft geen
handhavende rol. Werknemers- en werkgeversverenigingen op wier verzoek een algemeen
verbindendverklaring is uitgesproken van de betreffende cao, of paritaire handhavers
kunnen de Minister verzoeken onderzoek in te stellen naar de naleving van de betreffende
cao-bepalingen. Hierbij moet een gegrond vermoeden van niet-naleving zijn, van één
of meer algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen en heeft een rechtsvordering
als doel. De Arbeidsinspectie onderzoekt feiten en omstandigheden en maakt een rapport
van bevindingen zonder conclusie. Het oordeel is aan de civiele rechter. Dit staat
opgenomen in de Beleidsregel toetsingskader verzoeken artikel 10 Wet Avv.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Europese rechter in het verleden in
discussies over de vergunningsplicht voor gedetacheerde derdelanders veel belang gehecht
aan het beginsel van vrij verkeer van diensten. De afgelopen jaren is de toon in EU
veranderd omdat duidelijk is dat de lidstaten niet de noodzakelijke bescherming kunnen
bieden aan deze derdelanders. Welke mogelijkheden zijn er – nu het vrij verkeer van
diensten voor derdelanders steeds minder stringent is – om handhavings-en vergunningensystemen
in te voeren om de positie van de derdelander te beschermen?
Het Europese Hof van Justitie heeft in de Vander Elst zaak6 en de daarop volgende jurisprudentie geoordeeld dat het op grond van het vrije verkeer
van diensten is toegestaan om derdelanders te detacheren en het een onevenredige beperking
van het vrij verkeer van diensten zou zijn als een lidstaat een tewerkstellingsvergunning
zou eisen. Ik zie wel dat het EU-Hof in de zaak SN e.a.7 die ging over de verblijfskant van gedetacheerde derdelanders, oog heeft voor rechtszekerheid
en de openbare orde als het gaat om de afgifte van verblijfsvergunningen.
Mijn inzet is gericht op de aanpak van oneigenlijke detachering. Dit wordt in de hand
gewerkt omdat het Europese juridisch kader rond de voorwaarden voorafgaande aan de
detachering van derdelanders onduidelijk is en onvoldoende concreet. Het kader wordt
door de lidstaten verschillend toegepast. Dat werkt oneigenlijk gebruik en misbruik
in de hand. Daarom zet ik mij in Europees verband in op verduidelijking en concretisering
van het juridisch kader voor de detachering van derdelanders. Ik ben hierover met
verschillende Europese lidstaten en de Europese Commissie in gesprek. In Europees
verband zet ik mij ook in voor een stevige verankering van de aanpak van de problematiek
rond gedetacheerde derdelanders in het mandaat van de ELA. Een duidelijk juridisch
kader en goede handhaving, in samenwerking met een sterke ELA, gaan immers hand in
hand. Daarnaast ben ik bezig met een verkenning naar mogelijkheden om oneigenlijke
detachering van derdelanders tegen te gaan. Zoals aangegeven in mijn brief van 14 november
jl informeer ik uw Kamer voor de zomer van 2025 over de uitkomst van de verkenning.
De leden van de NSC-fractie constateren dat veel gedetacheerde werknemers, waaronder
derdelanders, nu onwetend zijn over hun rechten en plichten. Uit het onderzoek van
Panteia volgt dat het helpt om rechtstreeks informatie te verschaffen aan de werknemer
in plaats van via de werkgever. De Minister geeft aan in zijn brief dat hij wil onderzoeken
of dit kan, mede gelet op de privacy. Binnen welke termijn zal dit onderzoek afgerond
zijn? En waarom is privacy een mogelijk struikelblok terwijl het gaat om beperkte
gegevensverwerking die nodig is om de gedetacheerde werknemer te beschermen?
De aanbeveling van het onderzoek van Panteia was om verplicht te stellen dat een afschrift
van de melding in het meldloket postedworkers aan de werknemer wordt verstrekt. Ik
vind het belangrijk dat de werknemer op de hoogte wordt gesteld van een melding. Het
verzenden van een afschrift van de melding aan de werknemer is al mogelijk als de
persoon die de melding indient, meestal de buitenlandse werkgever, het emailadres
van de werknemer registreert in het meldloket. Deze optie is al ingebouwd in het meldloket
maar is vrijwillig. Op dit moment wordt uitgezocht of er privacy redenen zijn waarom
dit veld niet verplicht kan worden gemaakt. Gedacht kan worden aan een inbreuk op
privacy wanneer een verkeerd e-mailadres wordt ingevoerd. Een ander obstakel is dat
het e-mailadres van elke individuele werknemer ingevoerd moet worden door de werkgever.
De verwachting is dat dit zal leiden tot meldingen waarbij de werkgever voor het gemak
of om de verplichting te ontduiken het eigen emailadres invoert. Ik onderzoek of er
manieren zijn om de datakwaliteit van dit veld te waarborgen, zodat het daadwerkelijk
leidt tot meer informatie voor de werknemer. Ik verwacht dat dit onderzoek voor de
zomer 2025 afgerond is. Terwijl het onderzoek loopt, investeer ik op andere manieren
in informatievoorziening aan de gedetacheerde werknemer zelf.
De leden van de NSC-fractie constateren dat goede samenwerking tussen nationale toezichthouders
en de Europese toezichthouder cruciaal is om de positie van gedetacheerde werknemers
te verbeteren. Specifiek voor derdelanders is het echter zo dat de toezichthouders
van de doorzendende lidstaat niet altijd ontvankelijk is voor samenwerking, omdat
de lidstaat zelf garen spint bij de detachering van derdelanders. Doorzendende lidstaten
zoals Polen, innen immers vaak de sociale premies. Hoe wil de Minister ervoor zorgen
dat de uitzendende lidstaten beter met de Nederlandse en Europese toezichthouder zal
samenwerken?
Ik ben het met u eens dat grensoverschrijdende samenwerking tussen arbeidsinspecties
van groot belang is om de positie van gedetacheerde werknemers te verbeteren. In Europees
verband zet ik mij daarom in voor versterking van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA)
en voor een stevige verankering van de aanpak van de problematiek rond gedetacheerde
derdelanders in het mandaat van de ELA. Eind 2023 heeft mijn ministerie samen met
de ELA een bijeenkomst georganiseerd over detachering van derdelanders. Tijdens die
bijeenkomst waren vertegenwoordigers van zowel zendende als ontvangende lidstaten
aanwezig. Het betrof experts afkomstig uit beleid en uitvoering, inclusief de arbeidsinspectie.
Tijdens de bijeenkomst werd onderstreept dat oneigenlijke detachering van derdelanders
ook voor zendende lidstaten een uitdaging vormt. Zowel in ELA-verband als bilateraal
is de samenwerking tussen de Nederlandse arbeidsinspectie en nationale arbeidsinspecties
in landen zoals Polen goed.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister in de brief aangeeft dat ook sociale
partners betrokken kunnen worden bij het bevorderen van de naleving van de regels.
Voor welke (handhavings)bevoegdheden en op welke manier zullen sociale partners betrokken
worden?
Grensoverschrijdende problemen vereisen een grensoverschrijdende aanpak. Daarom werkt
Nederland samen met de European Labour Authority (ELA) en andere Europese landen om
grensoverschrijdende misstanden tegen te gaan. De ELA ondersteunt de verschillende
nationale autoriteiten in de lidstaten bij hun toezicht op grensoverschrijdende arbeid
en sociale zekerheid. Toezicht op cao-naleving is primair een taak van de sociale
partners. De verwachting is dat de specifieke vormgeving van deze betrokkenheid op
een later moment, in overleg met alle stakeholders, verder zal worden uitgewerkt.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Europese Commissie overweegt dat de
lange onderaannemingsketen een belangrijke uitdaging is voor lidstaten bij de bestrijding
van ongewenste arbeidsmigratie. Eerder constateerde de Adviesraad Migratie dat de
lange detacheringsketen van verschillende partijen zorgt voor onduidelijkheid. Sommige
EU-landen, waaronder België, Frankrijk en Italië, hebben een plafond gesteld aan het
aantal onderaannemingsniveaus binnen de keten. Nederland kent deze beperking niet.
Is het kabinet voornemens om ook hier ook beperkingen aan te stellen, waarom wel of
niet?
De adviesraad Migratie constateert in haar rapport «geen derderangsburgers» dat het
voorkomen van te lange ketens de positie van gedetacheerde arbeidsmigranten kan versterken.
De adviesraad beveelt aan de wettelijke ketenaansprakelijkheid die nu geldt voor (cao-)loonbetaling,
uit te breiden naar alle arbeidsomstandigheden. In de verkenning met betrekking tot
gedetacheerde derdelanders die ik in de zomer aan uw Kamer stuur, zal ik voor zover
mogelijk ingaan op de nut en noodzaak van het beperken van de onderaannemingsketen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat de bouwsector erom bekend staat dat met
grote aantallen (buitenlandse) werknemers wordt gewerkt die wisselen per bouwproject.
In de evaluatie van Panteia wordt opgemerkt dat een Bouwplaats-ID uitkomst kan bieden.
Dit is een bouwplaatsregistratiesysteem waarin de onderlinge relaties zichtbaar worden
op de bouwplaats. In hoeverre wil de Minister inzetten op een bouwplaats-ID of een
equivalent daarvan, zodat er beter overzicht is wie op welke plaatsen werkzaamheden
worden verricht?
Samen met sociale partners in de bouwsector kijk in naar de mogelijkheden en onmogelijkheden
van een Bouwplaats-ID. Dit kost tijd omdat de uitwerking van een systeem van personenregistratie
op de bouwplaats beleidsmatig uiterst complex is. Dat heeft onder meer te maken met
vereisten vanuit de AVG. Ik hoop uw Kamer voor de zomer van 2025 nader te informeren.
De leden van de NSC-fractie constateren dat uit het onderzoek van Panteia blijkt dat
veel werknemers/werkgevers moeite hebben om de looncomponenten in de verschillende
landen te bepalen en vergelijken. Toegankelijke informatie is in dat kader essentieel.
Hoe wil de Minister dit verbeteren? Eén van de mogelijkheden is de Europese remuneratiën-calculator.
Wil het kabinet in Europees verband inzetten op de ontwikkeling van een dergelijke
calculator zodat informatie eerder en beter ter kennis kan worden gebracht?
Ik zet op verschillende manieren in op verbeterde informatievoorziening. Hiervoor
verwijs ik u ook naar de beantwoording van bovenstaande vragen. De Europese remuneratiën-calculator
is inderdaad één van de mogelijkheden. Omdat het Nederlandse stelsel in tegenstelling
tot sommige andere Europese landen veel cao’s kent, is er geen garantie dat een dergelijke
calculator werkbaar is in Nederland. In de informatievoorziening zet ik daarom voornamelijk
in op contact tussen de opdrachtgever en werkgever/werknemer. De makkelijkste manier
voor de buitenlandse werkgever om te weten welke cao van toepassing is, is door deze
vraag te stellen aan de Nederlandse opdrachtgever. Desondanks heeft Nederland op ambtelijk
niveau in ELA-bijeenkomsten steun uitgesproken voor een pilot door de ELA voor een
remuneratiën-calculator. De ELA zal op korte termijn een pilot starten om te verkennen
hoe deze calculator er in verschillende landen uit kan zien.
De leden van de NSC-fractie constateren dat een veelgehoord probleem is dat op papier
soms alles goed geregeld lijkt maar de praktijk anders is. Zoals ook in het onderzoek
van Panteia wordt opgemerkt werken gedetacheerde werknemers soms meer arbeidsuren
dan op papier is afgesproken. Handhaving kan dan alleen effectief zijn als de toezichthouder
niet uitgaat van de papieren-werkelijkheid. Hoe wil het kabinet de handhaving inrichten
zodat ook deze gevallen opgespoord kunnen worden?
De Arbeidsinspectie doet bij inspecties altijd onderzoek naar de specifieke feiten
en omstandigheden; die bepalen of sprake is van een wetsovertreding of niet. Dit doet
de Arbeidsinspectie onder meer door werknemers te horen en door de administratie (betalingsbewijzen
etc.) op te vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Europese Commissie constateert dat handhaving
van de Richtlijn lastig kan zijn. Eerder is door de Adviesraad Migratie geadviseerd
om een zwarte lijst van malafide werknemers op te stellen, maar het kabinet vond dit
vooralsnog niet nodig. Nu ook dit rapport laat zien dat handhaving moeilijk is: is
de het kabinet wel voornemens om een zwarte lijst op te stellen van malafide ondernemingen?
Op dit moment kiest het kabinet niet voor een zwarte lijst van malafide ondernemers.
Wel is er in het kader van meer transparantie vanuit de overheid in het verleden voor
gekozen om de uitkomsten van onderzoeken in het nalevingstoezicht op een aantal arbeidswetten
actief openbaar te maken. Sinds 1 januari 2016 publiceert de Arbeidsinspectie een
overzicht van alle bedrijven die geïnspecteerd zijn op de Wet arbeid vreemdelingen,
de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en de Wet allocatie arbeid door intermediairs.
De Arbeidsinspectie publiceert de resultaten op resultaten.nlarbeidsinspectie.nl.
De leden van de NSC-fractie constateren dat uit het onderzoek van de Europese Commissie
blijkt dat derdelanders kwetsbaar zijn, omdat deze in hoge mate afhankelijk zijn van
de werkgever. Als de werkgevers hen ontslaat dan verliezen zij ook hun verblijfsrecht,
waardoor zij vaak illegaal blijven hangen in het land waar ze het laatst verbleven.
Op het advies van de Adviesraad Migratie gaf de vorige Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid aan dat het in de rede ligt dat de arbeidsmigrant terugkeert naar
de lidstaat waar hij een werkvergunning heeft gekregen. Hoe gaat het kabinet ervoor
zorgdragen dat de arbeidsmigrant niet illegaal in Nederland verblijft? Hoe gaat het
kabinet ervoor zorgen dat de EU-lidstaat die de verblijfsvergunning verstrekt ofwel
de werkgever die de arbeidsmigrant heeft aangenomen meer verantwoordelijkheid gaat
nemen voor ontslagen gedetacheerde werknemers?
Arbeidsmigranten waaronder derdelanders die door hun werkgever gevestigd in een ander
EU-land worden gedetacheerd zijn kwetsbaar. Indien het werk eindigt waarvoor de derdelander
tijdelijk naar Nederland is gekomen zal hij moeten terugkeren naar dat EU-land waar
hij de werk- en verblijfsvergunning heeft verkregen. Als ook het werk eindigt waarvoor
hij is toegelaten tot het EU-landen dan is het afhankelijk van de grond waarop de
werk- en verblijfsvergunning in dat EU-land is verleend, wat de arbeidsmarktpositie
is in dat EU-land en de mogelijkheden voor een nieuwe werkvergunning. Zoals eerder
aangegeven is in de herziene EU-richtlijn Single Permit – die in mei 2024 door de
lidstaten moet zijn geïmplementeerd – bepaald dat de gecombineerde vergunning niet
wordt ingetrokken als een houder van een gecombineerde vergunning niet langer dan
drie maanden werkloos is gedurende de geldigheidsduur van de gecombineerde vergunning,
of zes maanden als de vreemdeling langer dan twee jaar een gecombineerde vergunning
heeft gehad. Lidstaten mogen een langere periode van werkloosheid toestaan.
De leden van de NSC-fractie lezen in het werkdocument van de Europese Commissie dat
lidstaten naast de overheidssites ook moeten inzetten op andere vormen van communicatie,
bijvoorbeeld flyers in verschillende talen, het opzetten van hulplijnen. Naar aanleiding
van deze bevindingen: gaat het kabinet naast de verbetering op de overheidssite ook
inzetten op andere vormen van communicatie om de arbeidsmigranten te bereiken zoals
bijvoorbeeld bij Registratie Niet-ingezetenen (RNI-)loketten, en zo ja, welke en wanneer?
Het kabinet kent een brede aanpak om (gedetacheerde) arbeidsmigranten te ondersteunen,
het project Work in NL8. Onderdeel van dat project is een brede communicatiecampagne, onder andere door het
delen van meertalige flyers met buitenlandse stakeholders zoals vakbonden en werkgeversorganisaties.
Daarin wordt samengewerkt met een breed scala aan samenwerkingspartners, waaronder
de balies van de RNI, maar ook organisaties vanuit de doelgroep zelf, werkgevers en
zorgorganisaties.
Uit het onderzoek van de Europese Commissie volgt andermaal dat derdelanders moeite
hebben om rechten te claimen, zowel in het land waar de derdelanders werken als het
land waar zij de verblijfs- of werkvergunning hebben gekregen. Uit het werkdocument
van Europese Commissie blijkt dat er daarom een breed netwerk van sociale partners
en NGO’s moet worden ingezet om de noodzakelijke hulp te bieden. Welke netwerk bestaat
er nu al in Nederland voor derdelanders die hun rechten willen claimen, is dit voldoende
effectief en hoe wil de het kabinet dit netwerk versterken?
Goede informatievoorziening, hulp en dienstverlening is voor arbeidsmigranten cruciaal
om hun rechten te claimen. Het Ministerie van SZW is daarom het project «Work in NL»
gestart.9 Dit project bouwt voort op de bestaande informatievoorziening in o.a. Noord-Brabant
(het Brabants Migratie Informatiepunt), Den Haag, Rotterdam, Noord-Limburg en Utrecht.
De kern van het project bestaat uit het gecoördineerd organiseren van goede informatie,
hulp en ondersteuning aan de arbeidsmigrant in alle 35 arbeidsmarktregio’s. Daarbij
verbinden we alle betrokken partijen en organiseren we in iedere regio een goede structuur
om arbeidsmigranten beter te helpen. De primaire doelgroep is de arbeidsmigrant (zowel
uit de EU als uit derde landen). Informatie, hulp en dienstverlening is ook beschikbaar
voor andere doelgroepen, zoals de Oekraïense ontheemden, statushouders en asielzoekers
die aan het werk mogen. Sociale partners en NGO’s zijn nauw bij dit project betrokken.
Daarnaast biedt het UWV ook informatie en ondersteuning aan werkgevers die arbeidsmigranten
uit derde landen tewerkstellen. Tot slot is er contact met sociale partners over het
bieden van de noodzakelijke hulp.
Uit het werkdocument blijkt dat er een verschil van inzicht bestaat tussen lidstaten
in het nemen van er additionele maatregelen voor derdelanders. Deze leden vinden het
juist belangrijk dat Nederland in Europees verband zich er hard voor maakt dat de
afspraken rondom derdelanders strenger en duidelijker worden. Wat is het standpunt
van het kabinet en hoe wil zij in Europees verband haar doel bereiken?
Detachering van derdelanders is dankzij de interpretatie door het EU Hof van Justitie
van het vrij verkeer van diensten toegestaan. Er is geen specifieke richtlijn die
ziet op de voorwaarden die van toepassing zijn op de detachering van derdelanders.
Deze voorwaarden zijn afkomstig uit de jurisprudentie van het EU Hof van Justitie
en de handhavings- en detacheringsrichtlijn. Dit juridisch kader wordt door lidstaten
verschillend geïnterpreteerd en toegepast. In de praktijk is vaak sprake van oneigenlijke
detachering of zelfs schijnconstructies, bijvoorbeeld als een derdelander werknemer
niet heeft gewerkt in de lidstaat van waaruit deze naar Nederland wordt gedetacheerd.
Of wanneer de dienstverrichtende werkgever enkel een postbusonderneming blijkt te
zijn. Daarom zet ik in Europees verband ook in op verduidelijking en concretisering
van het juridisch kader voor de detachering van derdelanders. Ik ben hierover met
verschillende Europese lidstaten en de Europese Commissie in gesprek. In Europees
verband zet ik mij ook in voor een stevige verankering van de aanpak van problematiek
rond gedetacheerde derdelanders in het mandaat van de ELA. Een duidelijk juridisch
kader en goede handhaving, in samenwerking met een sterke ELA, gaan immers hand in
hand. Ik ben ook bezig met een verkenning naar mogelijkheden om oneigenlijke detachering
van derdelanders tegen te gaan. Zoals aangegeven in mijn brief van 14 november jl
informeer ik uw Kamer voor de zomer van 2025 over de uitkomst van de verkenning.
In het ambtelijk onderzoek lezen de leden van de NSC-fractie dat een doorkruising
van de huidige cao-systematiek zodanig ingrijpend is dat deze niet in verhouding staat
tot de beperkte baten van een wettelijke optie. Zijn er volgens het kabinet daadwerkelijk
juridische gevolgen verbonden als deze cao-systematiek in lichte mate wordt doorkruist?
Of gaat het meer om het principe? In het ambtelijk onderzoek worden enkele problemen
aangekaart die kunnen opkomen als een niet algemeen verbindend verklaarde cao via
een wettelijke optie van toepassing worden verklaard op gedetacheerde werknemers.
In hoeverre zijn deze problemen vergelijkbaar met een wel algemeen verbindend verklaarde
cao? Daarbij spelen toch dezelfde problemen?
Het is goed om te benoemen dat het via wetgeving van toepassing verklaren van de inleners-cao
niet slechts een lichte doorkruising is van de huidige cao-systematiek. Het is een
maatregel die tegen de kern van ons cao-systeem ingaat. In ons systeem zijn de verenigingsvrijheid
en onderhandelingsvrijheid van de sociale partners leidend.
Werkgeversorganisaties en vakbonden bepalen de arbeidsvoorwaarden en sluiten cao’s
af. Het is dus niet de overheid die deze rol heeft. Dit maakt het een ingrijpende
en principiële kwestie. Het zal in de praktijk ook tot uitvoeringsproblemen leiden,
bijvoorbeeld wanneer er een wezensvreemde cao toegepast moet worden.
De vergelijking met avv’de cao’s is relevant omdat er inderdaad overlap is. De meeste
nadelen spelen echter in mindere mate of zelfs geen rol bij avv’de cao’s. Zo spelen
administratieve lasten wel een rol bij avv’de cao’s maar in mindere mate. Detachering
is tijdelijk en daarom is er per definitie sprake van veel opdrachtgevers en veel
verschillende cao’s waar een vergelijking tussen gemaakt moet worden. Dat maakt de
administratieve lasten bij de wettelijke toepassing van de inleners-cao significant
hoger dan bij avv’de cao’s, die immers ook op niet-gedetacheerde werknemers van toepassing
zijn. Het proportionaliteitsnadeel speelt zelfs helemaal niet bij avv’de cao’s. Dit
nadeel was dat de wettelijke toepassing van de inleners-cao alle binnenlandse gedetacheerde
werknemers raakt om de arbeidsvoorwaarden van een beperkte groep buitenlandse werknemers
te verbeteren. Dit is geen probleem bij het avv-stelsel, wat primair binnenlands beleid
is om primair binnenlandse werknemers te beschermen. Er is dus overlap maar de nadelen
zijn dusdanig meer significant bij de wettelijke toepassing van de inleners-cao dat
ik deze optie af moet raden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en de bijhorende onderzoeken. Deze leden hebben hier een
vraag over.
De leden van de SP-fractie hebben zijn recentelijk een situatie tegengekomen in de
Botlek, waar arbeidsmigranten uit landen buiten de EU, zoals Wit-Rusland, Moldavië
en Nepal, gedetacheerd door Poolse en Letse bedrijven maandenlang als vrachtwagenchauffeur
in Nederland werken. Zij slapen die tijd in hun cabine en hebben vaak geen toegang
tot sanitaire voorzieningen zoals een douche of toilet. Ook breken deze bedrijven
de cabotageregels door alleen binnenlands vervoer te regelen, de vrachtwagens rijden
niet terug naar Polen. Door het detacheren van medewerkers van buiten de EU via Polen
ontstaat er een driestrijd tussen Nederlandse vrachtwagenchauffeurs, arbeidsmigranten
uit de EU en gedetacheerde arbeidsmigranten van buiten de EU. Omdat de gedetacheerde
werknemers akkoord gaan met lagere lonen en slechtere arbeidsomstandigheden dan de
Nederlanders en EU-arbeidsmigranten wordt de vrachtvervoer goedkoper, maar wordt de
kwaliteit van de werkomstandigheden slechter en vermindert de werkgelegenheid. Hoe
wil de Minister hiertegen optreden, zodat gedetacheerde werknemers van buiten de EU
niet meer uitgebuit worden en de arbeidsomstandigheden worden verbeterd?
Het lid Van Kent heeft hier terecht eerder aandacht voor gevraagd. Daarom verwijs
ik u voor beantwoording van deze vraag graag naar het eerste deel van de bijlage met
moties en toezeggingen die bijgevoegd waren bij mijn recente brief over arbeidsmigratie.10
II Antwoord/Reactie van de Minister
Dank aan de leden van de fracties GroenLinks-PvdA, VVD, NSC en SP voor de vragen en
opmerkingen inzake de herziene detacheringsrichtlijn. Hierboven beantwoord ik de vragen
van uw leden per fractie, in de volgorde waarin de vragen zijn gesteld.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.E. van den Broek, adjunct-griffier