Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 312 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de aanpassing van de kleineondernemersregeling (Wet implementatie Richtlijn kleineondernemersregeling)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk en wenselijk is de wetgeving
inzake de omzetbelasting aan te passen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2020/285 van
de Raad van 18 februari 2020 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het
gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de
bijzondere regeling voor kleine ondernemingen en Verordening (EU) nr. 904/2010 betreffende
de administratieve samenwerking en uitwisseling van inlichtingen voor doeleinden van
toezicht op de juiste uitvoering van de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen
(PbEU 2020, L 62);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de omzetbelasting 1968 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1a, eerste lid, onderdeel a, wordt «de in de artikelen 282 tot en met 292
van de BTW-richtlijn 2006 bedoelde vrijstellingsregeling» vervangen door «de vrijstellingsregeling,
bedoeld in artikel 284 van de BTW-richtlijn 2006,».
B
In artikel 11, eerste lid, onderdeel b, onder 5°, wordt «artikel 25, eerste lid» vervangen
door «artikel 25a, eerste lid».
C
Artikel 15, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. andere handelingen dan die zijn vrijgesteld krachtens artikel 284 van de BTW-richtlijn
2006 door de als zodanig handelende ondernemer buiten Nederland verricht, waarvoor
recht op aftrek zou ontstaan indien zij in Nederland zouden zijn verricht;.
D
In artikel 23, vijfde lid, wordt «artikel 25, eerste lid» vervangen door «artikel
25a, eerste lid».
E
Hoofdstuk V, afdeling 1, komt te luiden:
AFDELING 1 KLEINEONDERNEMERSREGELING
Paragraaf 1 Algemene bepaling
Artikel 25
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. jaaromzet in Nederland:
het totaal van de vergoedingen ter zake van de volgende leveringen van goederen en
diensten verricht door een ondernemer binnen Nederland gedurende een kalenderjaar:
1°. leveringen van goederen en diensten, voor zover die zonder toepassing van artikel
25a, eerste lid, belast zouden zijn in Nederland;
2°. leveringen van goederen en diensten die in Nederland zijn vrijgesteld bij of krachtens
artikel 11, eerste lid, onderdelen a, b, i en j, en verzekerings- en herverzekeringsdiensten,
tenzij die leveringen van goederen en diensten met andere handelingen samenhangende
handelingen zijn;
3°. leveringen van goederen waarvoor aan de afnemer teruggaaf of ontheffing wordt verleend
op de voet van artikel 24, eerste of tweede lid; en
4°. leveringen van goederen en diensten waarvoor bij of krachtens artikel 39 van de Algemene
wet inzake rijksbelastingen aan de afnemer vrijstelling van omzetbelasting wordt verleend;
b. jaaromzet in de Unie:
de jaaromzet in Nederland en het totaal van de vergoedingen ter zake van leveringen
van goederen en diensten, bedoeld in artikel 288 van de BTW-richtlijn 2006, verricht
door een ondernemer binnen de andere lidstaten van de Unie gedurende een kalenderjaar.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, wordt bij de vaststelling van de jaaromzet
in Nederland niet in aanmerking genomen de vergoeding voor de levering van door de
ondernemer in zijn bedrijf gebruikte:
a. onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen; en
b. roerende zaken waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting
afschrijft of waarop de ondernemer zou kunnen afschrijven indien diegene aan een zodanige
belasting zou zijn onderworpen.
Paragraaf 2 Toepassing kleineondernemersregeling in Nederland
Artikel 25a
1. Een ondernemer die in Nederland is gevestigd en van wie de jaaromzet in Nederland
niet meer bedraagt dan € 20.000 kan kiezen voor toepassing van vrijstelling van belasting
ter zake van door de ondernemer in Nederland verrichte leveringen van goederen en
diensten.
2. Een ondernemer die in de Unie maar niet in Nederland is gevestigd kan kiezen voor
toepassing van de vrijstelling mits tevens aan de voorwaarde is voldaan dat de jaaromzet
in de Unie niet meer bedraagt dan € 100.000.
3. De vrijstelling is niet van toepassing op de levering van:
a. nieuwe vervoermiddelen die door of voor rekening van de verkoper of afnemer worden
verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat; en
b. onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen die de ondernemer in zijn
bedrijf heeft gebruikt.
4. De ondernemer die de vrijstelling toepast, heeft geen recht op aftrek van belasting
en mag op de factuur op geen enkele wijze melding maken van omzetbelasting.
5. De vrijstelling geldt voor de ondernemer die in Nederland is gevestigd, na een melding
aan de inspecteur, vanaf het eerstvolgende belastingtijdvak dat minimaal vier weken
na ontvangst van de melding aanvangt. De melding geschiedt op een door de inspecteur
voorgeschreven wijze en bevat ten minste de jaaromzet in Nederland in het voorafgaande
kalenderjaar en de jaaromzet in Nederland tijdens het kalenderjaar tot aan de melding.
De inspecteur kan bij voor bezwaar vatbare beschikking beslissen dat de ondernemer
niet in aanmerking komt voor toepassing van de vrijstelling, indien aannemelijk is
dat niet zal worden voldaan aan de voorwaarden voor de toepassing van de vrijstelling.
6. De vrijstelling geldt voor de ondernemer die in de Unie maar niet in Nederland is
gevestigd, ingeval van:
a. een voorafgaande kennisgeving als bedoeld in artikel 284, derde lid, van de BTW-richtlijn
2006, vanaf de datum waarop de lidstaat waar de ondernemer is gevestigd het individuele
nummer aan de ondernemer mededeelt volgens de in die lidstaat geldende regelgeving;
of
b. een actualisering van een voorafgaande kennisgeving als bedoeld in artikel 284, vierde
lid, van de BTW-richtlijn 2006, vanaf de datum waarop de lidstaat waar de ondernemer
is gevestigd, het individuele nummer aan de ondernemer bevestigt naar aanleiding van
de actualisering die deze heeft uitgevoerd volgens de in die lidstaat geldende regelgeving.
De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking dat de ondernemer niet
in aanmerking komt voor de toepassing van de vrijstelling ingeval de jaaromzet in
Nederland het bedrag, genoemd in het eerste lid, overschrijdt in het voorafgaande
kalenderjaar of tijdens het kalenderjaar tot aan de kennisgeving.
7. De toepassing van de vrijstelling door de ondernemer die in Nederland is gevestigd,
geldt tot beëindiging door wederopzegging door deze ondernemer. De wederopzegging
wordt door de ondernemer gedaan bij de inspecteur op een door de inspecteur voorgeschreven
wijze. De beëindiging van de vrijstelling wordt van kracht op de eerste dag van het
eerstvolgende kalenderkwartaal dat minimaal vier weken na ontvangst van de wederopzegging
aanvangt. De ondernemer kan na de beëindiging door wederopzegging pas na het verstrijken
van het kalenderjaar waarin de vrijstelling is beëindigd en het daaropvolgende kalenderjaar
opnieuw de vrijstelling toepassen.
8. De toepassing van de vrijstelling door de ondernemer die in de Unie maar niet in
Nederland is gevestigd, geldt tot beëindiging door wederopzegging door deze ondernemer.
De wederopzegging geschiedt door middel van een actualisering van een voorafgaande
kennisgeving als bedoeld in artikel 284, vierde lid, van de BTW-richtlijn 2006. De
beëindiging van de vrijstelling wordt van kracht op de eerste dag van het kalenderkwartaal
volgend op de ontvangst van de actualisering door de lidstaat waar de ondernemer is
gevestigd. Ingeval de actualisering in de laatste maand van een kalenderkwartaal is
ontvangen, wordt de beëindiging van kracht op de eerste dag van de tweede maand van
het volgende kalenderkwartaal. De ondernemer kan na de beëindiging door wederopzegging
pas na het verstrijken van het kalenderjaar waarin de vrijstelling is beëindigd en
het daaropvolgende kalenderjaar opnieuw de vrijstelling toepassen.
9. Een ondernemer komt niet in aanmerking voor de vrijstelling of mag deze niet langer
toepassen indien de jaaromzet in Nederland het bedrag, genoemd in het eerste lid,
overschrijdt. Een ondernemer die in de Unie maar niet in Nederland is gevestigd, komt
ook niet in aanmerking voor de vrijstelling of mag deze niet langer toepassen indien
de jaaromzet in de Unie het bedrag, genoemd in het tweede lid, overschrijdt. In de
hiervoor bedoelde gevallen komt de ondernemer ook niet in aanmerking voor de vrijstelling
in het daaropvolgende kalenderjaar of is de vrijstelling niet langer van toepassing
voor de levering van het goed of de dienst waardoor die overschrijding tot stand komt,
gedurende het resterende kalenderjaar en het daaropvolgende kalenderjaar.
Artikel 25b
1. Een ondernemer die in Nederland is gevestigd kan de vrijstelling toepassen zonder
de melding te doen, bedoeld in artikel 25a, vijfde lid, indien aan de volgende voorwaarden
is voldaan:
a. de jaaromzet in Nederland bedraagt niet meer dan het bij ministeriële regeling vastgestelde
bedrag;
b. de ondernemer heeft zich voor de omzetbelasting niet gemeld bij de inspecteur of de
Kamer van Koophandel en is daartoe ook niet verplicht; en
c. de ondernemer past de vrijstelling, bedoeld in artikel 284, eerste lid, van de BTW-richtlijn
2006, niet toe in andere lidstaten.
2. De ondernemer die de vrijstelling toepast, is ontheven van de verplichtingen, bedoeld
in de artikelen 34, 34c tot en met 35b en 37a.
3. Dit artikel is niet van toepassing met betrekking tot de aan de ondernemer verrichte
leveringen van goederen en diensten, bedoeld in:
a. artikel 12, tweede, derde en vijfde lid; en
b. artikel 17f tenzij het een verworven goed betreft als bedoeld in artikel 1a, eerste
lid, onderdeel a.
Paragraaf 3 Toepassing kleineondernemersregeling in een andere lidstaat door een ondernemer
die in Nederland is gevestigd
Artikel 25c
1. Een ondernemer die in Nederland is gevestigd, moet voor de toepassing van de vrijstelling,
bedoeld in artikel 284, eerste lid, van de BTW-richtlijn 2006, in één of meer andere
lidstaten ter zake van door de ondernemer in die lidstaten verrichte leveringen van
goederen en diensten:
a. een voorafgaande kennisgeving richten aan de inspecteur op een door de inspecteur
voorgeschreven wijze; en
b. in Nederland door de inspecteur zijn geïdentificeerd door een individueel nummer met
het achtervoegsel «EX».
2. De ondernemer stelt de inspecteur op een door de inspecteur voorgeschreven wijze,
door middel van een actualisering van een voorafgaande kennisgeving, vooraf in kennis
van iedere wijziging van de informatie in de kennisgeving. Deze actualisering is inclusief
het voornemen de vrijstelling toe te passen in één of meer andere lidstaten dan aangegeven
in de voorafgaande kennisgeving en de beslissing om de toepassing van de vrijstelling
in één of meer andere lidstaten waar de ondernemer niet is gevestigd, te beëindigen.
3. De vrijstelling geldt, ingeval van:
a. een voorafgaande kennisgeving, vanaf de datum waarop de inspecteur het individuele
nummer met het achtervoegsel «EX» aan de ondernemer mededeelt; of
b. een actualisering van een voorafgaande kennisgeving, vanaf de datum waarop de inspecteur
het individuele nummer met het achtervoegsel «EX» aan de ondernemer bevestigt naar
aanleiding van de actualisering die deze heeft uitgevoerd.
4. De beëindiging van de toepassing van de vrijstelling wordt van kracht op de eerste
dag van het kalenderkwartaal volgend op de ontvangst van de informatie van de ondernemer
of, indien die informatie in de laatste maand van een kalenderkwartaal wordt ontvangen,
op de eerste dag van de tweede maand van het eerstvolgende kalenderkwartaal.
5. De inspecteur deelt het individuele nummer met het achtervoegsel «EX» mede of bevestigt
dit nummer aan de ondernemer binnen 35 werkdagen na ontvangst van de voorafgaande
kennisgeving onderscheidenlijk de actualisering van de voorafgaande kennisgeving,
tenzij:
a. de jaaromzet in de Unie meer bedraagt dan € 100.000 in het voorafgaande kalenderjaar
of tijdens het kalenderjaar tot aan de kennisgeving of de actualisering daarvan; of
b. de lidstaat die de vrijstelling verleent aan de inspecteur meldt dat de omzetdrempel,
bedoeld in artikel 284, tweede lid, onderdeel b, van de BTW-richtlijn 2006, tijdens
het kalenderjaar tot aan de kennisgeving of de actualisering daarvan is overschreden,
of dat niet is voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 288 bis, eerste lid,
van de BTW-richtlijn 2006.
In geval onderdeel a toepassing vindt, beslist de inspecteur bij voor bezwaar vatbare
beschikking.
6. De termijn, bedoeld in het vijfde lid, is niet van toepassing in bijzondere gevallen
waarin, met het oog op het voorkomen van belastingontduiking of -ontwijking, meer
tijd nodig is om de noodzakelijke controles uit te voeren.
Artikel 25d
1. De voorafgaande kennisgeving bevat ten minste de volgende informatie:
a. de naam, de activiteit, de rechtsvorm en het adres van de ondernemer;
b. de lidstaat of lidstaten waar de ondernemer voornemens is de vrijstelling toe te passen;
c. het totaal van de vergoedingen ter zake van de leveringen van goederen en diensten
die in het voorafgaande kalenderjaar zijn verricht in Nederland en in elk van de andere
lidstaten; en
d. het totaal van de vergoedingen ter zake van de leveringen van goederen en diensten
verricht in Nederland en in elk van de andere lidstaten, tijdens het kalenderjaar
tot aan de kennisgeving.
2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, verstrekt de ondernemer de informatie
voor de twee voorafgaande kalenderjaren voor elke lidstaat die overeenkomstig artikel
288 bis, eerste lid, eerste alinea, van de BTW-richtlijn 2006 de periode heeft verlengd
tot twee kalenderjaren.
3. Indien de ondernemer de inspecteur in kennis stelt van zijn voornemen de vrijstelling
toe te gaan passen in één of meer andere lidstaten dan aangegeven in de voorafgaande
kennisgeving, hoeft deze ondernemer de eerder krachtens artikel 25e verstrekte informatie
niet opnieuw te verstrekken.
4. De actualisering van de voorafgaande kennisgeving bevat steeds het individuele nummer
met het achtervoegsel «EX».
Artikel 25e
1. Een ondernemer die in Nederland is gevestigd en de vrijstelling toepast in één of
meer andere lidstaten, verstrekt aan de inspecteur op een door de inspecteur voorgeschreven
wijze, onder vermelding van zijn individuele nummer met het achtervoegsel «EX», over
ieder kalenderkwartaal de volgende informatie:
a. het totaal van de vergoedingen ter zake van leveringen van goederen en diensten die
tijdens het kalenderkwartaal zijn verricht in Nederland, of «0» indien geen leveringen
van goederen of diensten zijn verricht; en
b. het totaal van de vergoedingen ter zake van leveringen van goederen en diensten die
tijdens het kalenderkwartaal zijn verricht in de andere lidstaten, of «0» indien geen
leveringen van goederen of diensten zijn verricht.
2. De ondernemer verstrekt de informatie binnen één maand te rekenen vanaf het einde
van het kalenderkwartaal.
3. Ingeval de jaaromzet in de Unie het bedrag van € 100.000 overschrijdt, stelt de ondernemer
de inspecteur op een door de inspecteur voorgeschreven wijze binnen 15 werkdagen hiervan
in kennis. Tegelijkertijd meldt de ondernemer het bedrag van de leveringen van goederen
en diensten die zijn verricht vanaf het begin van het lopende kalenderkwartaal tot
de datum waarop het bedrag van € 100.000 werd overschreden.
Artikel 25f
1. Voor de toepassing van artikel 25d, eerste lid, onderdelen c en d, en artikel 25e,
eerste lid, geldt het volgende:
a. voor zover de leveringen van goederen en diensten zijn verricht in Nederland, bestaat
het totaal van de vergoedingen uit de vergoedingen, bedoeld in artikel 25, eerste
lid, onderdeel a, met uitzondering van de vergoedingen, bedoeld in artikel 25, tweede
lid;
b. voor zover de leveringen van goederen en diensten zijn verricht in een andere lidstaat,
bestaat het totaal van de vergoedingen uit de vergoedingen, bedoeld in artikel 288
van de BTW-richtlijn 2006;
c. het totaal van de vergoedingen wordt uitgedrukt in euro’s; en
d. ingeval een andere lidstaat voor toepassing van de vrijstelling verschillende drempels
hanteert als bedoeld in artikel 284, eerste lid, tweede alinea, van de BTW-richtlijn
2006, is de ondernemer verplicht met betrekking tot deze lidstaat het totaal van de
vergoedingen ter zake van de leveringen van goederen en diensten voor elke drempel
die van toepassing kan zijn, afzonderlijk te verstrekken.
2. Indien een vergoeding ter zake van leveringen van goederen of diensten in een andere
munteenheid dan de euro is uitgedrukt, hanteert de ondernemer de wisselkoers die gold
op de eerste dag van het kalenderjaar. De omrekening geschiedt met toepassing van
de wisselkoers die de Europese Centrale Bank voor die dag bekend heeft gemaakt of,
indien die dag geen bekendmaking heeft plaatsgevonden, op de eerstvolgende dag van
bekendmaking.
Artikel 25g
1. De inspecteur deactiveert onverwijld het individuele nummer met het achtervoegsel
«EX», of, indien de ondernemer de vrijstelling blijft toepassen in één of meer andere
lidstaten, past onverwijld de ontvangen informatie aan, bedoeld in artikel 25c, eerste
en tweede lid, ten aanzien van de betrokken lidstaat of lidstaten, in de volgende
gevallen:
a. de jaaromzet in de Unie overschrijdt het bedrag van € 100.000;
b. de lidstaat die de vrijstelling verleent, heeft gemeld dat de ondernemer niet in aanmerking
komt voor de vrijstelling of dat de vrijstelling niet langer van toepassing is in
die lidstaat;
c. de ondernemer heeft de beslissing om de toepassing van de vrijstelling te beëindigen
gemeld bij de inspecteur;
d. de ondernemer heeft gemeld bij de inspecteur, of er kan anderszins worden aangenomen,
dat zijn werkzaamheden zijn beëindigd; of
e. de ondernemer is niet langer gevestigd in Nederland.
2. De beslissing van de inspecteur tot deactiveren van het individuele nummer met het
achtervoegsel «EX» of de aanpassing van de ontvangen informatie, bedoeld in artikel
25c, eerste en tweede lid, wordt genomen bij voor bezwaar vatbare beschikking in de
gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, d en e.
F
In artikel 28b, tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 25, eerste lid» vervangen
door «artikel 25a, eerste lid».
G
In artikel 33f, eerste lid, onderdeel c, wordt «artikel 25» vervangen door «artikel
25a, eerste lid,».
H
Aan artikel 34d, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel
b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
c. wanneer de ondernemer gebruikmaakt van de vrijstelling, bedoeld in artikel 25a, eerste
lid.
I
In artikel 37a, eerste lid, aanhef, wordt «artikel 25» vervangen door «artikel 25a,
eerste lid».
ARTIKEL II
1. De ondernemer die in Nederland is gevestigd en die met ingang van 1 januari 2025
de vrijstelling, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting
1968, zoals dat artikel komt te luiden na inwerkingtreding van artikel I, wil toepassen,
doet hiervan melding bij de inspecteur uiterlijk op 3 december 2024. De melding geschiedt
op een door de inspecteur voorgeschreven wijze en bevat ten minste de jaaromzet in
Nederland tijdens het kalenderjaar 2024 tot het tijdstip waarop de melding wordt gedaan.
De inspecteur kan bij voor bezwaar vatbare beschikking beslissen dat de ondernemer
niet in aanmerking komt voor toepassing van de vrijstelling, indien aannemelijk is
dat niet zal worden voldaan aan de gestelde voorwaarden voor de toepassing van de
vrijstelling.
2. De ondernemer die in Nederland is gevestigd, komt in het kalenderjaar 2025 niet in
aanmerking voor de vrijstelling, bedoeld in artikel 25a, eerste lid, van de Wet op
de omzetbelasting 1968, zoals dat artikel komt te luiden na de inwerkingtreding van
artikel I, indien de jaaromzet in Nederland in het kalenderjaar 2024 meer dan € 20.000
bedraagt.
3. De ondernemer die in Nederland is gevestigd en die op 31 december 2024 de vrijstelling
toepast, bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968,
zoals dat artikel luidde op die datum, wordt geacht de melding, bedoeld in het eerste
lid, te hebben gedaan.
4. De ondernemer kan de vrijstelling, bedoeld in het derde lid, met ingang van 1 januari
2025 beëindigen, indien deze ondernemer uiterlijk op 3 december 2024 de wederopzegging
doet bij de inspecteur op een door de inspecteur voorgeschreven wijze.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2025, met uitzondering van artikel
II, dat in werking treedt met ingang van 1 oktober 2024.
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Wet implementatie Richtlijn kleineondernemersregeling.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Financiën,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.