Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en opmerkingen over de opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting artikel 5 Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 30985-59)
30 985 Beleidsdoorlichting Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Nr. 61 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 16 februari 2023
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van
12 september 2022 inzake de opzet en vraagstelling beleidsdoorlichting artikel 5 Koninkrijksrelaties
(Kamerstuk 30 985, nr. 59).
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft deze vragen
beantwoord bij brief van 15 februari 2023. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Paul
De griffier van de commissie, Meijers
Vraag 1
In hoeverre kunnen de resultaten van de in 2022 te verschijnen doorlichting van artikel 8
expliciet worden betrokken bij de totstandkoming van de beleidsdoorlichting van artikel 5?
Antwoord op vraag 1
De beleidsdoorlichting van artikel 8 en de kabinetsreactie hierop worden begin 2023
aan uw Kamer aangeboden.1 De beleidsdoelstelling van artikel 8 is het bevorderen dat de basisvoorzieningen
(inclusief infrastructuur) voor de burgers in Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba
weer op het niveau van voor de orkanen Irma en Maria komen.
De beleidsdoelstelling van artikel 5 is het ondersteunen van de houdbaarheid van de
overheidsfinanciën van Curaçao en Sint Maarten door de kwijtschelding van een deel
van de schulden van Curaçao en Sint Maarten (in 2010) en het verstrekken van leningen
aan Aruba, Curaçao en Sint Maarten, onder meer via de lopende inschrijving. Bij de
beleidsdoorlichting van artikel 5 zullen de conclusies en aanbevelingen van de beleidsdoorlichting
van artikel 8, voor zover deze betrekking hebben op het verbeteren van het informatie-
en financieel beheer van de landen, worden meegenomen. Daarnaast zullen de tranches
2017 en 2018 liquiditeitssteun die aan Sint Maarten zijn verstrekt uit de wederopbouwmiddelen
van artikel 8 onderdeel zijn van de beleidsdoorlichting van artikel 5.
Vraag 2
Kunnen de resultaten van de in 2022 te verschijnen doorlichting van artikel 8 expliciet
worden betrokken bij de te benutten bronnen die gebruikt worden bij de totstandkoming
van de beleidsdoorlichting van artikel 5?
Antwoord op vraag 2
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1 wordt de beleidsdoorlichting van artikel 8
en de kabinetsreactie hierop begin 2023 aan uw Kamer aangeboden. Daarmee kan de doorlichting
van artikel 8 worden betrokken bij de beleidsdoorlichting van artikel 5.
Vraag 3
Kunt u in de opzet van de beleidsdoorlichting aangeven of en in hoeverre de doelstelling
van beleidsartikel 5 is bereikt, voordat deze beleidsdoelstelling in 2020 is gewijzigd?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 3
In 2020 is de doelstelling van artikel 5 – naar aanleiding van de voorlichting van
de Raad van State en Interdepartementaal Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties – opnieuw
geformuleerd. Deze herformulering zag vooral op het leggen van andere accenten dan
op het herschrijven van de doelstelling van het artikel 5. Ook in de periode 2016–2019
lag de nadruk op houdbare overheidsfinanciën, schuldsanering en de lopende inschrijving.2 Bij de uitvoering van de beleidsdoorlichting zullen de onderzoekers worden gewezen
op de herformulering van de doelstelling van artikel 5 gedurende de onderzoeksperiode
en worden gevraagd wat de (mogelijke) invloed is geweest van de herformulering op
de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid.
Vraag 4
In hoeverre is aan de destijds geldende voorwaarden, waaronder in het bijzonder de
afspraken inzake de schuldsanering van 10-10-2010, voldaan?
Antwoord op vraag 4
Aan de sanering van de overheidsschulden zijn destijds voorwaarden gesteld. Deze zagen
onder meer op een sluitende meerjarenbegroting, de invoering van de rentelastnorm
en de instelling van het College financieel toezicht. Deze voorwaarden zijn opgenomen
in de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, waarmee de twee landen
hebben ingestemd. Deze Rijkswet is nog steeds van toepassing.
Vraag 5
Kan de tijdsafbakening van de beleidsdoorlichting tot zover mogelijk na 2021 worden
opgerekt, gelet op de relevantie voor nog lopende beleidsdiscussies, zoals de Rijkswet
Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (COHO) en de herfinanciering van
de liquiditeitsleningen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 5
Om meer actuele ontwikkelingen mee te kunnen nemen in de beleidsdoorlichting van artikel 5
– zoals alle liquiditeitsleningen die in het kader van de Covid-ondersteuning tot
en met september 2022 werden verstrekt – zal de onderzoeksperiode worden verlengd
tot en met 31 december 2022. De verlenging van de onderzoeksperiode kan gevolgen hebben
voor de doorlooptijd van de beleidsdoorlichting, welke is beoogd voor eind 2023. Als
hier meer zicht op is, zal ik uw Kamer hierover nader informeren.
Vraag 6
Op welke manier krijgt de verschillende herkomst van de leningen een plaats in de
opzet van de beleidsdoorlichting, in het bijzonder voor wat betreft de mogelijke gevolgtrekkingen
daaruit?
Antwoord op vraag 6
Het doel van de beleidsdoorlichting is om inzicht te krijgen in de mate waarin het
beleid in de periode 2016–2021 doeltreffend (effectief) en doelmatig (prestatie- en
doelefficiënt) is geweest. Voor artikel 5 zijn dat instrumenten zoals de schuldsanering,
lopende inschrijving, liquiditeitsleningen en incidentele leningen. Per instrument
zal de doeltreffendheid en doelmatigheid worden onderzocht. Hierbij zal ook aandacht
zijn voor de herkomst van leningen.
Vraag 7
Maakt een herformulering van het beleidsdoel van artikel 5 onderdeel uit van de evaluatie,
nu het ernaar uitziet dat, wat de toegang tot de lopende inschrijving betreft, Aruba
permanent in een vergelijkbare positie komt als Curaçao en Sint Maarten? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord op vraag 7
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 6 is het doel van de beleidsdoorlichting
om inzicht te krijgen in de mate waarin het beleid in de periode 2016–2021 doeltreffend
en doelmatig is geweest. Met dit inzicht kan daarnaast worden bepaald in hoeverre
de beleidsdoelstellingen van artikel 5 nog steeds actueel zijn en zo nee, hoe deze
kunnen worden aangescherpt. In de kabinetsreactie op de beleidsdoorlichting zal worden
ingaan op de vraag of de beleidsdoelstelling van artikel 5 – n.a.v. deze beleidsdoorlichting –
moet worden aangepast.
Vraag 8
Zijn er overigens redenen voor heroverweging van het beleidsdoel, gelet op de koppeling
van de liquiditeitsleningen aan de uitvoering van de landspakketten? Zo ja, welke
zijn dat?
Antwoord op vraag 8
Bij elke evaluatie of beleidsdoorlichting is het opportuun te bezien of het beleidsdoel
nog volledig in lijn is met het kabinetsbeleid. Dat geldt ook voor de beleidsdoorlichting
van artikel 5.
Vraag 9
De beleidsdoorlichting focust zich op de periode 2016–2021 (ex post). Kan in de beleidsdoorlichting
worden aangegeven in hoeverre Aruba van de mogelijkheid gebruik wil maken om via lopende
inschrijvingen via Nederland geld te lenen om de staatsschuld te financieren wanneer
de Rijkswet Aruba financieel toezicht (RAft) is aangenomen (ex ante)?
Antwoord op vraag 9
Aruba heeft eerder aangegeven dat ze graag gebruik willen maken van de lopende inschrijving.
Met het Witte Donderdagakkoord van 28 maart 2013 is afgesproken dat Nederland de mogelijkheden
voor inschrijving op een openbare aanbieding van een obligatielening van het land
Aruba zal beoordelen aan de hand van in het Koninkrijk en internationaal gehanteerde
criteria van houdbare overheidsfinanciën en terugbetalingscapaciteit. In welke mate
Aruba gebruik zal maken van inschrijving door Nederland is vooraf moeilijk in te schatten
nu de Rijkswet Aruba financieel toezicht (RAft) niet is geïmplementeerd.
Vraag 10
Is overwogen om, bijvoorbeeld à la de pilot Lerend evalueren, een ex durante evaluatie
door te voeren, teneinde optimaal te kunnen profiteren van de opgedane inzichten ten
behoeve van de uitvoering van de meerjarig doorlopende landspakketten en de lopende
onderhandelingen over herfinanciering van de in 2023 aflopende liquiditeitsleningen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 10
De beleidsdoorlichting is een ex post-syntheseonderzoek en is bedoeld om de informatie
uit verschillende evaluaties samen te brengen, zodat er een overkoepelend beeld van
de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid ontstaat. Enkele beleidsinstrumenten
van artikel 5, zoals de schuldsanering en lopende inschrijving, dienen nog te worden
geëvalueerd. Bij het uitvoeren van deze beleidsevaluaties is het mogelijk om het type
onderzoek zelf te kiezen. In overleg met het onderzoeksbureau zal worden bezien welk
type onderzoek zich daarvoor het beste leent.
Vraag 11
Is het mogelijk de voorgestelde ex post evaluatie alsnog om te vormen tot een ex durante
evaluatie en zo ja, bent u daartoe bereid?
Antwoord op vraag 11
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 10 is de beleidsdoorlichting een ex post-syntheseonderzoek
en kan hier niet van worden afgeweken. Enkele beleidsinstrumenten van artikel 5 dienen
nog te worden geëvalueerd. In overleg met het onderzoeksbureau zal worden bezien welk
type onderzoek zich daarvoor het beste leent.
Vraag 12
Kan in de beleidsdoorlichting worden aangegeven welke overwegingen er in het geval
van Aruba zijn geweest bij het aangaan van leningen om de staatsschuld te financieren
en welk deel hiervan bestaat uit leningen op de nationale kapitaalmarkt en welk deel
hiervan bestaat uit leningen op de internationale kapitaalmarkt? Kan daarnaast worden
aangegeven of de rentepercentages die hierbij horen marktconform zijn en wanneer dit
niet het geval is, waarom ervoor is gekozen om te lenen tegen een hoger rentepercentage?
Antwoord op vraag 12
De financiering van de Arubaanse staatsschuld is een autonome aangelegenheid. Welke
overwegingen daarbij een rol spelen zal dan ook geen onderdeel zijn van de beleidsdoorlichting.
De liquiditeitsleningen en de herfinanciering door Nederland van de Arubaanse aflossingsverplichtingen
van buitenlandse leningen in 2021 en 2022, de afwegingen die daarbij hebben gespeeld
en de rentepercentages worden wel meegenomen in de beleidsdoorlichting.
Vraag 13
Kan de periode van de beleidsdoorlichting tot zo recent mogelijk worden doorgetrokken,
teneinde daarmee ook de relevante ontwikkelingen in de begrotingen van 2022 en 2023
en daarna mee te nemen, waaronder in het bijzonder het te verwachten verloop van aflossingen?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 13
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 5 zal de onderzoeksperiode worden verlengd
tot en met 31 december 2022 om meer actuele ontwikkelingen mee te kunnen nemen in
de beleidsdoorlichting van artikel 5.
Vraag 14
Welk bedrag aan aflossingen heeft Nederland ontvangen in de periode 2010 tot april
2020 (aanvang coronaperiode) en hoe verhoudt dit bedrag zich tot het verloop (oploop)
van de staatsschuld van met name Curaçao en Sint Maarten in die jaren?
Antwoord op vraag 14
In onderstaande tabel zijn de aflossingen opgenomen die Nederland in de periode 2010–2020
heeft ontvangen van respectievelijk Curaçao en Sint Maarten, en de schuld die deze
landen ultimo boekjaar hadden uitstaan bij Nederland.
In 2010 hebben Curaçao en Sint Maarten ieder vijf leningen met looptijden van 10 tot
30 jaar bij Nederland afgesloten. De eerste leningen liepen in 2020 tijdens de pandemie
af en zijn toen geherfinancierd. Er wordt op die leningen niet afgelost, maar wel
jaarlijks rente betaald. De schuldtoename kan worden verklaard door de lopende inschrijving
uit de Rft waarmee de twee landen investeringen via Nederland voordelig kunnen financieren.
Op een deel van deze leningen wordt wel tussentijds afgelost. Aan Sint Maarten zijn
daarnaast in 2018 en 2019 in totaal drie leningen verstrekt in verband met orkaan
Irma.
Pre-covid leningen Curaçao en Sint Maarten
Aflopende leningen die zijn geherfinancierd (doorgerold), zijn niet als aflossing
meegeteld in deze tabel. De relatief grote aflossing van Sint Maarten in 2020 betreft
voor een groot deel de aflossing van een kortlopende voorfinanciering uit 2019.
Vraag 15
Is een goed inzicht in de overheidsfinanciën van Aruba, Curaçao en Sint Maarten wel
mogelijk, indien slechts begrotingen en jaarverslagen uit de periode 2016–2021 worden
betrokken in de beleidsdoorlichting? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 15
In de Kamerbrief over de opzet en vraagstelling van de beleidsdoorlichting van artikel 5
zijn enkele bronnen opgenomen die kunnen worden gebruikt bij de uitvoering van de
beleidsdoorlichting. Om een goed inzicht te kunnen krijgen in de overheidsfinanciën
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn naast de begrotingen en jaarverslagen uit
de periode 2016–2021 aanvullende bronnen nodig. Hierbij kan gedacht worden aan adviezen
van de evaluatiecommissie over de voortzetting van het toezicht opgenomen in de Rijkswet
financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten, rapporten, adviezen en voortgangsrapportages
van onder meer het Cft en het CAft en gesprekken met functionarissen van de Ministeries
van Financiën van de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Het is aan de onderzoekers
om te bepalen welke bronnen zij gebruiken bij de uitvoering van de beleidsdoorlichting.
Vraag 16
In hoeverre wordt in de beleidsdoorlichting de afwijkende positie van Aruba betrokken
ten opzichte van de andere twee landen als het gaat om toegang tot de lopende inschrijving?
Antwoord op vraag 16
De lopende inschrijving is onderdeel van de beleidsdoorlichting van artikel 5. Bij
de evaluatie van de lopende inschrijving zal de afwijkende positie van Aruba ten opzichte
van de andere twee landen worden meegenomen.
Vraag 17
In hoeverre is aan de destijds geldende voorwaarden, waaronder in het bijzonder de
afspraken inzake de schuldsanering van 10-10-2010, voldaan?
Antwoord op vraag 17
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 4 zijn de voorwaarden vastgelegd in de Rijkswet
financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten. Deze Rijkswet is nog steeds van toepassing.
Vraag 18
In hoeverre krijgt de vraag of gestreefd moet worden naar een meer solide verankering
van het aangaan van staatsschulden door Aruba, Curaçao en Sint Maarten in het Koninkrijksverband
een plaats in de centrale onderzoeksvraag: «In hoeverre zijn de beleidsinstrumenten
van artikel 5 voor het ondersteunen van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën
doelmatig en doeltreffend?
Antwoord op vraag 18
Zoals eerder toegelicht in deze beantwoording wordt met de beleidsdoorlichting teruggekeken
op het gevoerde beleid. Waar mogelijk zullen op basis daarvan conclusies worden getrokken
op welke wijze het beleidsdoel het best gerealiseerd kan worden binnen de verantwoordelijkheid
van de Minister en Staatssecretaris van BZK.
Vraag 19
Houdt de voorgenomen evaluatie rekening met de situatie per eiland, gelet op de unieke
kenmerken van elk land, c.q. zal mede worden onderzocht of juist, om ingewikkelde
regelingen te voorkomen, wordt ingezet op harmonisatie van het leningenpakket van
de onderscheiden Landen, in het bijzonder enerzijds Aruba en anderzijds Curaçao en
Sint Maarten?
Antwoord op vraag 19
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 6 is het doel van de beleidsdoorlichting
om inzicht te krijgen in de mate waarin het beleid in de periode 2016–2021 doeltreffend
en doelmatig is geweest. Met dit inzicht kan worden bepaald in hoeverre de beleidsdoelstellingen
van artikel 5 nog steeds actueel zijn en zo nee, hoe deze kunnen worden aangescherpt.
Dit geldt ook voor de beleidsinstrumenten die worden gehanteerd om de doelstellingen
te bereiken. Hier zal in de kabinetsreactie op worden ingegaan.
Vraag 20
Wat waren onder beleidsartikel 5 de uitgaven en ontvangsten van Aruba, Curaçao, en
Sint-Maarten in de periode 2010–2015?
Antwoord op vraag 20
Beleidsartikel 5 is in 2016 – na een wijziging van de begrotingsstructuur – ontstaan.
Doel van de wijziging was om beter aan te sluiten op de nieuwe bestuurlijke verhoudingen
die waren ontstaan na 10-10-10. Voor 2016 waren de uitgaven en ontvangsten van de
landen (Aruba, Curaçao en Sint Maarten) en de openbare lichamen (Bonaire, Sint Eustatius
en Saba) deels geaggregeerd opgenomen op beleidsartikel 2. Bevorderen autonomie Koninkrijkspartners.
Voor meer informatie verwijs ik u naar Rijksfinanciën.nl.3
Vraag 21
Hebben andere landen met bijzondere staatkundige verhoudingen tot hun voormalige koloniën
soort gelijke financiële leningen? Zo ja, hoe worden die vorm gegeven?
Antwoord op vraag 21
We hebben hier geen beeld van. De wijze waarop Nederland de landen heeft ondersteund
is maatwerk geweest en passend op de specifieke situatie waarin de landen zich bevonden
en de vormgeving van de onderlinge verhoudingen zoals opgenomen in het Statuut.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, griffier