Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over gezamenlijke opgave opvang en huisvesting vergunninghouders (Kamerstuk 32847-855)
32 847 Integrale visie op de woningmarkt
19 637
Vreemdelingenbeleid
Nr. 929
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 11 juli 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid over de brief van 19 november 2021 over gezamenlijke opgave
opvang en huisvesting vergunninghouders (Kamerstukken 32 847 en 19 637, nr. 855).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 december 2021 aan de Minister voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voorgelegd.
Bij brief van 8 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Hagen
De griffier van de commissie, De Vos
Inleiding
Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie
voor Binnenlandse Zaken over haar reacties en vragen bij de Kamerbrief «Gezamenlijke
opgave opvang en huisvesting vergunninghouders», die op 19 november 2021 door de toenmalige
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van
Justitie en Veiligheid naar de Kamer is verstuurd. Ik dank de leden van de VVD-fractie,
de D66-fractie, de PVV-fractie, de SP-fractie, de SGP-fractie, de DENK-fractie en
de BBB-fractie voor hun belangstelling.
Graag ga ik, mede namens de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in op de
gestelde vragen van de leden van de verschillende fracties.
Daarbij heb ik de volgorde van het verslag zoveel mogelijk aangehouden. De beantwoording
van deze schriftelijke vragen heeft te lang op zich laten wachten. Mijn oprechte excuses
hiervoor.
De afgelopen weken is de situatie in de gehele migratieketen (in-, door- en uitstroom)
verder onder druk komen te staan. De acuut verslechterende situatie in de asielopvang
maakt het noodzakelijk dat er tijdelijk een nationale crisisstructuur is ingericht.
Hierin zijn ook de medeoverheden en veiligheidsregio’s betrokken. Over de aanpak die
ons voor ogen staat om de problematiek van asielopvang en huisvesting van vergunninghouders
te verlichten bent u bij brief van 24 juni jl. geïnformeerd (Kamerstuk 19 637, nr. 2911).
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief inzake gezamenlijke opgave opvang
en huisvesting vergunninghouders. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten wanneer de Kamer de beantwoording van
de vragen en opmerkingen uit de vorige schriftelijke inbreng kan tegemoet zien?
De antwoorden op de schriftelijke vragen over de evaluatie van de Tijdelijke regeling
stimulering huisvesting vergunninghouders heb ik bij deze beantwoording bijgevoegd.
De leden van de VVD-fractie weten dat er drie landelijke pilots zijn gestart in Rotterdam,
Haarlemmermeer en Castricum naar aanleiding van de motie Koerhuis uit 2018. Deze leden
vragen de Minister wat de stand van zaken is van deze drie pilots. Ook vragen deze
leden hoeveel flexwoningen er zijn geplaatst in deze pilots en hoeveel de rijksbijdrage
is geweest per gemeente per flexwoning?
Over de pilots waar de leden van de VVD-fractie naar verwijzen is recentelijk een
eindevaluatie afgerond.1 Het oorspronkelijke doel van de pilot in Castricum was om 80 bewoners te huisvesten
in flexwoningen. Uit de eindevaluatie blijkt dat er door de gemeente op één locatie
48 woonunits zijn gerealiseerd, waarvan 16 voor vergunninghouders. De woonunits betreffen
voormalige studentenwoningen uit Amsterdam, die nu worden hergebruikt. De woningen
zijn gasloos.
Het aanvankelijke doel voor de pilot in Haarlemmermeer was om op korte termijn verruiming
van het woningaanbod te creëren, de flexwoningen te laten ontwikkelen en beheren door
derden, en doelgroepen te mixen. In de eindevaluatie valt te lezen dat er inmiddels
stappen zijn gezet voor het realiseren van flexwoningen op twee locaties; Sarabande
en Oosterdreef. De verwachting is dat in 2022 in totaal 70 tot 90 flexwoningen zullen
zijn gerealiseerd op deze locaties; de flexwoningen worden ontwikkeld door en blijven
in eigendom van derden. Wat betreft het huisvesten van verschillende doelgroepen op
één locatie is de gemeente tot de conclusie gekomen dat niet alle locaties zich lenen
voor het huisvesten van verschillende doelgroepen. Het streven is wel nog steeds om
50% vergunninghouders en 50% andere spoedzoekers te huisvesten. Met de laatste categorie
wordt gedoeld op studenten, arbeidsmigranten en ouder-kind gezinnen die met spoed
een woning zoeken.
In Rotterdam is bij aanvang de ambitie gesteld om 750 tot 1.000 flexibele woonruimtes
te realiseren, voor de duur van tien jaar. Eind 2021 zijn 30 flexwoningen gerealiseerd.
De verwachting van de gemeente is dat de overige 700 tot 1.000 woningen eind 2022
gerealiseerd zullen worden. De doelgroepen van de flexwoningen in Rotterdam zijn studenten,
young professionals, vergunninghouders, (kwetsbare) jongeren, herhuisvestingskandidaten,
mensen die gaan scheiden en stadsnomaden.
De drie gemeenten hebben elk € 300.000 subsidie ontvangen van het Rijk. De rijksbijdrage
per gemeente per flexwoning kan pas berekend worden als definitief vastgesteld kan
worden hoeveel flexwoningen uiteindelijk gerealiseerd zijn. Dit is voor alle drie
de pilots nog niet mogelijk.
De leden van de VVD-fractie zien dat de regering dertien extra landelijke pilots start
voor flexibele opvang- en/of huisvestingsoplossingen van vergunninghouders. Deze leden
vragen wat de stand van zaken is van deze dertien pilots. Zij zien graag een stappenplan
van deze pilots tegemoet. Is de Minister bereid dit stappenplan voor het uitgestelde
commissiedebat Woningbouwopgave naar de Kamer te sturen? Ook willen deze leden weten
welke stappen voor ons liggen, welk concept flexwoningen wordt gekozen, wanneer deze
flexwoningen zullen zijn geplaatst en wanneer deze pilots zullen zijn afgerond. De
leden van de VVD-fractie vragen de regering hoeveel de rijksbijdrage zal zijn per
gemeente per flexwoning en zien graag hiervan een overzicht. Voorts hebben deze leden
vernomen dat deze rijksbijdrage hoger is dan bij de eerder drie gestarte landelijke
pilots. Zij willen weten of dit klopt en hoe dit komt?
Op 6 december 2021 is de Regeling specifieke uitkering vergunninghouders gepubliceerd.
Middels deze regeling ontvangen dertien gemeenten een financiële bijdrage voor het
realiseren van huisvesting voor vergunninghouders. Het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties heeft hiervoor 14,9 miljoen euro beschikbaar gesteld.
Hiermee worden tot eind 2023 bijna 800 woonruimtes voor vergunninghouders gerealiseerd,
naast 600 woonruimtes voor andere aandachtsgroepen. Het gaat hierbij niet om pilots,
daarom zijn er geen stappenplannen bij het Rijk beschikbaar, maar om concrete projecten
voor de huisvesting van vergunninghouders en andere doelgroepen. De verantwoordelijkheid
voor de planning en uitvoering van deze projecten ligt bij de gemeenten die de middelen
hebben ontvangen. Voorwaarde voor de regeling was dat in 2022 de eerste woningen worden
opgeleverd en dat uiterlijk 2023 het volledige project is gerealiseerd. De projecten
waaraan middelen zijn toegekend betreffen vooral transformaties van kantoorgebouwen
en locaties voor flexwoningen.
De hoogte van de uitkering verschilt van project tot project en hangt samen met de
geraamde kosten en benodigde bijdrage van deze beoogde projecten. Gemeenten ontvingen
gemiddeld een bijdrage van zo’n € 11.000 per wooneenheid. De Rijksbijdrage per woning
is daarmee hoger dan bij andere regelingen zoals de eerdere Regeling Huisvesting kwetsbare
doelgroepen uit 2020 en de Woningbouwimpuls. Dat komt met name door de grote urgentie
om snel (tijdelijke) huisvestingsmogelijkheden voor vergunninghouders te realiseren.
Zo kunnen zij beginnen met integreren en participeren in de samenleving en wordt de
druk op de COA-opvang verlicht. De projecten zijn geselecteerd op de snelheid waarmee
ze gerealiseerd kunnen worden. Daar zitten ook enkele projecten tussen die meer kosten.
De leden van de VVD-fractie constateren dat het amendement Koerhuis om 100 miljoen
euro beschikbaar te stellen voor het plaatsen van flexwoningen voor vergunninghouders
is aangenomen. Graag zien deze leden een stappenplan tegemoet van de uitvoering van
dit amendement. Zij willen graag weten hoe gemeenten zich hiervoor kunnen inschrijven.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat er goed wordt omgegaan met het
beschikbaar gestelde bedrag. Kan de Minister in het stappenplan ook toelichten hoeveel
flexwoningen zullen worden geplaatst door middel van dit amendement?
In de Kamerbrief over de invulling 10*€ 100 miljoen voor additionele woningbouw (5 november
2021, Kamerstuk 32 847, nr. 827) is 10*€ 10 miljoen beschikbaar gesteld voor de huisvesting van aandachtsgroepen.
Om invulling te geven aan het amendement van Koerhuis is expliciet in de regeling
opgenomen dat ook voor flexwoningen, naast permanente woonruimtes, een bijdrage kan
worden aangevraagd. De nieuwe regeling aandachtsgroepen van 37 miljoen gaat in september
open, wij kijken naar de mogelijkheid om dit te vervroegen naar 1 augustus. Gemeenten
kunnen dan een aanvraag indienen via het loket van de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland (RVO). Na toekenning van de aanvragen zullen we bekend maken hoeveel woonruimtes
deze regeling heeft opgeleverd, waaronder ook het aantal flexwoningen.
In de geconsulteerde regeling is uitgegaan van € 6.000 per woning; naar aanleiding
van consultatiereacties heb ik nog in overweging dit bedrag op te hogen. Voor de regeling
kunnen ook flexibele woonruimten in aanmerking komen die minimaal tien jaar beschikbaar
zijn voor bewoning door aandachtsgroepen. Dat kan via een tijdelijk of vast huurcontract.
De woningen zelf mogen binnen deze periode van tien jaar verplaatst worden naar andere
tijdelijke locaties binnen dezelfde gemeente. De locatie en bewoning van deze woonruimte
mag dus flexibel worden ingericht, mits de bewoners minimaal tien jaar lang uit aandachtsgroepen
bestaan.
Sinds de Stimuleringsaanpak Flexwonen in 2019 naar de Kamer is verstuurd zijn er gemiddeld
5.000 flexwoningen per jaar opgeleverd. De ambitie uit het regeerakkoord is om die
productie te verhogen naar 15.000 flexwoningen per jaar. De vele initiatieven voor
het bouwen van flexwoningen die we in Nederland zien blijven vaak echter nog hangen
op de businesscase, waarin factoren als exploitatietermijnen en eindwaardes door de
vele onbekenden te beperkend zijn. Hiervoor willen we samenwerkingsverbanden voor
het oppakken van de flexwoningbouwopgave stimuleren, waarin wordt gekeken naar projectuitvoering
en risicodeling.
Daarnaast zullen wij net als voor transformatie ook prestatieafspraken maken met regio’s
gemeenten over de bouw van flexwoningen en blijven we inzetten op verdere kennisdeling
en ontwikkeling van faciliteiten die processen rondom het starten van flexwoningbouwprojecten
kunnen helpen stroomlijnen. Dit geld wordt dus ingezet om op langere termijn, op een
duurzame manier het flexwonen te stimuleren.
De taskforce Versnelling tijdelijke huisvesting ondersteunt gemeenten bij het realiseren
van flexwoningen en het transformeren van gebouwen. Dat doet zij onder meer door het
bij elkaar brengen van vraag en aanbod naar locaties en bouwcapaciteit, het uitvoeren
van haalbaarheidsstudies, ondersteunen bij besluitvormingprocessen en het doorlopen
van vergunningtrajecten. De taskforce richt zich zowel op ontheemden uit Oekraïne
als op andere aandachtgroepen, waaronder vergunninghouders. Het kabinet heeft € 100
miljoen vrijgemaakt voor financiële ondersteuning van projecten.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de motie van het lid Bisschop om een expertteam
vergunninghoudershuisvesting op te richten «Oordeel Kamer» heeft gekregen. Deze leden
zien graag hoe de Minister deze expertise gaat inrichten binnen het expertteam woningbouw
van het RVO.
De motie van het lid Bisschop verzoekt de regering een kenniscentrum op te richten
waar kennis, expertise en goede voorbeelden over de huisvesting van vergunninghouders
worden samengebracht (Kamerstuk 19 637, nr. 2799). Met de oprichting van de ondersteuningsstructuur bij het programma «Een
thuis voor iedereen» geeft het kabinet daar gehoor aan. Onderdeel van de ondersteuningsstructuur
is een team van experts dat ondersteuning biedt bij de huisvesting van verschillende
aandachtsgroepen. De opgedane inzichten en ervaringen van het expertteam woningbouw
worden meegenomen bij het op te richten expertteam.2
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief met betrekking tot de Gezamenlijke opgave opvang
en huisvesting vergunninghouders. Zij hebben nog enkele vragen die zij aan de regering
willen voorleggen.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de kwaliteit van de (crisis)noodopvang.
Deze leden vragen wat er concreet wordt gedaan om te voorkomen dat deze noodopvanglocaties
(en eventuele crisislocaties) – zeker gedurende de koudere wintermaanden- onder de
kritische ondergrens zakken, bijvoorbeeld op het gebied van privacy? Daarnaast vragen
deze leden welke stappen er zijn ondernomen naar aanleiding van de brief van de Nationale
ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens van 8 november jl. waarin zij
hun zorgen uitten over de noodopvang in Heumensoord? Is het al mogelijk om de bewoners
van de noodopvanglocaties perspectief te bieden op structurelere opvang?
Gezien de druk op de opvangcapaciteit ziet het COA zich genoodzaakt om asielzoekers
op te vangen op tijdelijke noodopvanglocaties. Dergelijke locaties hebben in veel
gevallen een lager kwaliteitsniveau en zijn minder geschikt voor langdurig verblijf.
Dit is een onwenselijke situatie, maar gezien de huidige situatie is opvang en begeleiding
in dit soort noodlocaties wel noodzakelijk. Het COA werkt er hard aan om locaties
te verwerven met een regulier kwaliteitsniveau, zodat iedereen met recht op opvang
een bed heeft, begeleid kan worden én de locaties met het laagste kwaliteitsniveau
kunnen sluiten.
Voorts constateren de leden van de D66-fractie in de aanbiedingsbrief dat additionele
stappen op het gebied van huisvesting van vergunninghouders noodzakelijk worden geacht.
Deze leden vragen in hoeverre het mogelijk is om de buffercapaciteit vanuit het COA
te vergroten zodat niet alleen tijdens piekmomenten vergunninghouders kunnen worden
gehuisvest, maar ook bij leegstand deze ten behoeve kunnen komen van bijvoorbeeld
studenten of andere spoedzoekers?
De opvangplekken van het COA zijn primair bedoeld om asielzoekers op te vangen waarvan
de asielaanvraag in behandeling is bij de IND of die wachten op een rechterlijke uitspraak.
Nadat een asielzoeker een verblijfsvergunning heeft ontvangen, worden gemeenten verantwoordelijk
voor de huisvesting. Het aanhouden van buffercapaciteit bij COA is dan ook bedoeld
om bij pieken asielzoekers op te vangen. Voor vergunninghouders is het belangrijk
dat zij snel uitstromen zodat zij kunnen beginnen met integreren en participeren in
de samenleving. In de uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen is evenwel opgenomen
dat er ruimte komt om deelcapaciteit (indien deze in voldoende mate beschikbaar is)
in te zetten voor flexibel gebruik, ook voor bijvoorbeeld studenten of andere spoedzoekers.
De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister aan de decentrale overheden
dat de meest effectieve manier om de druk op COA te verlichten, de uitstroom van vergunninghouders
naar huisvesting in gemeenten is. Deze leden onderschrijven dat; zodra vergunninghouders
gehuisvest zijn kunnen zij meedoen in de samenleving. Deze leden vragen op welke wijze
de uitstroom vanuit het COA (verder) wordt gestimuleerd, zodat meer vergunninghouders
kunnen worden gehuisvest?
Het huisvesten van vergunninghouders is de snelste manier om zowel de druk op het
COA te verlichten, als ook de vergunninghouder zelf zo snel en goed mogelijk te kunnen
laten beginnen aan zijn of haar leven in de Nederlandse maatschappij. Het merendeel
van de vergunninghouders wordt gehuisvest in een corporatiewoning. In de huidige krappe
woningmarkt kan het lastig zijn om vergunninghouders tijdig te huisvesten. Daarom
wordt ingezet op het toevoegen van nieuwe woningen. Speerpunt zijn de «tussenvoorzieningen»,
waar vergunninghouders (en andere aandachtsgroepen) tijdelijk kunnen wonen alvorens
door te stromen naar de reguliere woningmarkt (bijvoorbeeld in afwachting van gezinshereniging).
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) onderzoekt met gemeenten en woningbouwcorporaties hoe
de realisatie van wooneenheden voor vergunninghouders te ondersteunen en te versnellen.
De ondersteuning varieert van het inzetten van kennis en expertise tot het ter beschikking
stellen van gebouwen en gronden.
Een andere wijze waarop het Rijk de uitstroom vanuit het COA probeert te stimuleren
is de hotel- en accommodatieregeling (HAR) die het vorige kabinet heeft opgesteld.
Gemeenten kunnen alvast aan hun taakstelling voldoen terwijl zij verder zoeken naar
geschikte permanente woonruimte. De HAR geeft gemeenten, die moeite hebben om de taakstelling
te behalen, de mogelijkheid de aan hen gekoppelde vergunninghouders voor maximaal
zes maanden onderdak aan te bieden in hotels en andersoortige accommodaties binnen
de gemeentegrenzen, terwijl zij verder werken aan het vinden van (definitieve of tijdelijke)
huisvesting.
Daarnaast ondersteunt de taskforce Versnelling tijdelijke huisvesting gemeenten bij
het realiseren van flexwoningen en het transformeren van gebouwen. Dat doet zij onder
meer door het bij elkaar brengen van vraag en aanbod naar locaties en bouwcapaciteit,
het uitvoeren van haalbaarheidsstudies, ondersteunen bij besluitvormingprocessen en
het doorlopen van vergunningtrajecten. De taskforce richt zich zowel op ontheemden
uit Oekraïne als op andere aandachtgroepen, waaronder vergunninghouders.
De leden van de D66-fractie vernemen dat er met de Transformatiefaciliteit een bijdrage
geleverd kan worden aan de huisvesting van vergunninghouders door het transformeren
van (leegstaand) vastgoed. Deze leden vragen in welke mate er al van de Transformatiefaciliteit
gebruik wordt gemaakt met als doel vergunninghouders te huisvesten? Deze leden vragen
daarnaast in welke mate de Transformatiefaciliteit aansluit bij de behoeften van gemeenten
als het aankomt op het huisvesten van vergunninghouders?
Gemeenten zijn op zoek naar meer huisvestingsmogelijkheden voor vergunninghouders,
zodat zij aan hun taakstelling kunnen voldoen en vergunninghouders kunnen beginnen
met het inburgeringstraject. Tussenvoorzieningen zijn hiervan een voorbeeld. Transformatie
biedt grote kansen voor het creëren van tussenvoorzieningen voor vergunninghouders,
en ook voor eventuele andere spoedzoekers. De Transformatiefaciliteit kan hierbij
helpen, door een voorfinanciering te bieden op locaties die geschikt zijn voor transformatie.
Zo komen woningbouwprojecten sneller van start. Er kan tot 3,5 miljoen euro worden
geleend per project. Er hebben zich nog geen aanvragen tot leningen voorgedaan met
als specifieke doelgroep vergunninghouders. Ik moedig gemeenten en ontwikkelaars aan
om opties voor transformatie ten behoeve van vergunninghouders en andere spoedzoekers
te onderzoeken, en attendeer ze erop dat de Transformatiefaciliteit uitkomst kan bieden
bij problemen met de financiering van de voorfase. Omdat het een revolverend instrument
is kunnen gemeenten telkens opnieuw van de faciliteit profiteren.
De leden van de D66-fractie vernemen dat er als voorwaarden voor opvangplekken worden
gesteld er minimaal 300 plekken per reguliere opvanglocatie worden gesteld. Deze leden
vragen waarom er voor een dergelijke ondergrens is gekozen? In hoeverre is het mogelijk
bepaalde voorwaarden – zoals bijvoorbeeld het loslaten van de eis dat kleinere locaties
gekoppeld moeten worden aan een bestaande locatie – (tijdelijk) te versoepelen om
zo meer opvangcapaciteit mogelijk te maken, en wat zou hiervoor nodig zijn?
Vanuit een efficiëntie perspectief is een locatie van 300 tot 500 opvangplekken voor
het COA optimaal om te exploiteren. Kleinere locaties vragen om relatief meer medewerkers
om asielzoekers te begeleiden. In de huidige arbeidsmarkt is dat niet altijd goed
te realiseren. Kleinere locaties vragen daarnaast het nodige van zorg- en onderwijsvoorzieningen.
Wel moet daarbij worden aangetekend dat de ondergrens van 300 opvangplekken per locatie
de afgelopen maanden vaak is losgelaten. In enkele gevallen hebben andere partijen
daarbij een deel van de bemensing verzorgd. Voor specifieke doelgroepen is het zelfs
juist gewenst dat locaties kleiner zijn, bijvoorbeeld ten aanzien van de opvang van
alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Het kabinet constateert dat er echter ook
onvoldoende (kleinschalige) opvang is voor deze specifieke doelgroepen.
De leden van de D66-fractie lezen in het rapport «Een thuis voor iedereen» dat een
grotere inzet op het gemengd huisvesten van verschillende spoedzoekers niet alleen
kan bijdragen aan huisvestingsmogelijkheden voor vergunninghouders, maar ook voor
een snellere integratie kan zorgen. Deze leden vragen of het kabinet dit onderschrijft
en op welke wijze (het beheer van) gemengde huisvestingslocaties mogelijk wordt gemaakt?
Het kabinet deelt de constatering uit het rapport «Een thuis voor iedereen». Het gemengd
huisvesten van verschillende aandachtsgroepen op de woningmarkt draagt bij aan integratie,
vergroot participatie, sociale inclusie en de leefbaarheid in wijken en buurten. Met
het programma «Een thuis voor iedereen», als onderdeel van de Nationale Woon- en Bouwagenda,
wordt uitvoering gegeven aan de aanbevelingen uit het gelijknamige rapport. Dit programma
is op 11 mei aan de Tweede Kamer aangeboden. Overigens ondersteunt het kabinet het
gemengd huisvesten van verschillende doelgroepen ook nu al door hier ruimte voor te
bieden in financiële regelingen. Bij de regeling voor huisvesting van vergunninghouders
die het Rijk afgelopen najaar heeft opengesteld, konden gemeenten een subsidieaanvraag
doen voor projecten die gemengde bewoning toestond, met een ondergrens van 33% woningen
bestemd voor vergunninghouders.
De leden van de PVV-fractie lezen in de verdeling van 1.200 extra opvangplekken dat 60% wordt verdeeld op basis
van «eerdere prestaties». Betekent dit dat provincies die eerder niet aan hun doelstelling
voldeden, nu extra worden gestraft?
Nee, dat is niet het geval. Aan de Landelijke Regie Tafel Migratie en Integratie van
18 november 2021 is afgesproken dat een zevental provincies gevraagd zou worden een
extra bijdrage aan de reguliere opgave te leveren, omdat de provincies Drenthe, Flevoland,
Friesland, Gelderland en Groningen naar verhouding al meer hadden bijgedragen aan
de asielopvang. Voor het verdelen van de 1.200 plekken over de zeven provincies is
afgesproken de verdeelsystematiek vanuit de Uitvoeringsagenda Flexibilisering Asielketen
te hanteren. De Uitvoeringsagenda en bijbehorende verdeelsystematiek zijn in 2020
door betrokken partners in gezamenlijkheid opgesteld en vastgesteld. De systematiek
houdt rekening met inwoneraantal (weging 40 procent) en het aandeel opvangplekken
dat nu al binnen de provincies aanwezig is (weging 60 procent).
In het overzicht van voorwaarden aan locaties lezen de leden van de PVV-fractie dat
locaties kleiner dan 100 plekken alleen mogelijk zijn als dit hotels, vakantieparken
etc. zijn en waar wordt gewerkt met eigen personeel. Is de Minister het met deze leden
eens dat dit volslagen krankzinnig is? Onze eigen mensen staan jarenlang op de wachtlijst,
kunnen geen woning krijgen, slapen bij vrienden op de bank of zijn aangewezen op de
daklozenopvang, terwijl vergunninghouders hier worden ontvangen met een vakantie in
een hotel of op een vakantiepark? Hoe legt de Minister dit uit aan al die Nederlandse
woningzoekenden?
In Nederland hebben we een belangrijke maatschappelijke opgave zorg te dragen voor
onderdak voor iedereen. Die verantwoordelijkheid beperkt zich niet tot alleen de mensen
met een Nederlandse nationaliteit, maar geldt ook voor mensen die in Nederland asiel
aanvragen.
De leden van de PVV-fractie lezen in het Besluit tijdelijk onderdak in hotels en andere
accommodaties dat vergunninghouders maar liefst zes maanden gepamperd kunnen worden
in een hotel inclusief eetgeld, leefgeld en een toelage. Kan de Minister aangeven
hoeveel gemeenten zich al hebben gemeld voor deze idiote regeling? Om welke hotels
gaat het? Hoeveel bedragen eetgeld, leefgeld en toelage?
Sinds de inwerkingtreding van het Besluit tijdelijk onderdak in hotels en andere accommodaties
op 6 november 2021 en de onlangs gerealiseerde verlenging van de regeling (waarbij
ook doelgroep is uitgebreid) hebben circa 10 gemeenten bij het COA een verzoek gedaan
om de aan hen gekoppelde vergunninghouders tijdelijk onderdak te bieden in hotels-
en andere accommodaties. Via dit besluit is aan 125 vergunninghouders tijdelijk onderdak
geboden in een gemeente (peildatum 30 mei 2022). Het is aan de gemeente om overeenkomsten
te sluiten met uitbaters van hotels- en andere accommodaties. Op rijksniveau wordt
niet bijgehouden welke hotels en andere accommodaties het hier betreft.
Net als vergunninghouders op reguliere COA-locaties ontvangen vergunninghouders aan
wie tijdelijk onderdak is geboden (voor de maximale duur van zes maanden) eet- en
leefgeld zoals geregeld in de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën
vreemdelingen 2005. Omdat deze groep deels is uitgesloten van verstrekkingen die op
een reguliere locatie wel genoten worden, wordt een wekelijkse financiële toelage
van 75 euro uitgekeerd, bijvoorbeeld voor het betalen van de kosten voor openbaar
vervoer. Dit bedrag is lager dan de bijstandsnorm, en wordt na maximaal zes maanden
tijdelijk onderdak stopgezet.
De leden van de PVV-fractie lezen dat zelfs het «expertteam woningbouw», onderdeel
van de praat- en overlegclub van de Minister, wordt gebruikt om lokale overheden te
helpen met woonruimte voor vergunninghouders. Voor hoeveel reguliere woningprojecten
heeft dit expertteam gezorgd in samenspraak met gemeenten, of zijn zij vooral druk
met het huisvesten van vergunninghouders?
Het Expertteam Woningbouw werkt aan woningbouwvraagstukken die vragen om een maatwerkoplossing.
Deze woningbouwvraagstukken raken diverse thema’s, zoals stikstofproblematiek bij
woningbouw, de Woningbouwimpuls, zelfbouw en complexe gemeentelijke procedures. Het
expertteam brengt woningbouwprojecten niet tot uitvoering, maar draagt bij aan deze
projecten door het bieden van advies en ondersteuning bij het oplossen van belemmeringen.
Op deze manier helpt het expertteam te voorkomen dat een woningbouwproject onnodige
vertraging oploopt.
Gemeenten die gebruik wilden maken van de eerder aangehaalde Regeling specifieke uitkering
vergunninghouders konden aanspraak maken op een versnellingskamer van het Expertteam
Woningbouw. In 2021 heeft het Expertteam Woningbouw 10 versnellingskamers met het
thema Vergunninghouders georganiseerd. In totaal zijn in 2021 85 (digitale) versnellingskamers
georganiseerd met uiteenlopende thema’s.
Afgelopen woensdag 8 december werd bekend dat dertien gemeenten voor twee jaar € 14,9
miljoen krijgen om 800 extra woningen voor vergunninghouders te realiseren. Denkt
de Minister niet dat onze eigen woningzoekenden ook graag voor deze woningen in aanmerking
hadden willen komen, zo vragen de leden van de PVV-fractie. Hoe kan het dat Nederlandse
woningzoekenden jarenlang op een woning moeten wachten en aan hun lot worden overgelaten,
terwijl voor de huisvesting van vergunninghouders alles uit de kast wordt getrokken,
zoals allerlei regelingen, hotelarrangementen en miljoenensubsidies?
Vergunninghouders moeten snel kunnen integreren, participeren en bijdragen aan de
Nederlandse samenleving. Tijdige huisvesting is hierbij van groot belang. Ook zorgt
een snelle doorstroom naar huisvesting ervoor dat de maatschappelijke impact evenals
de financiële kosten die gepaard gaan met de opvang in COA beperkt blijven. Om deze
reden heeft het vorige kabinet een regeling beschikbaar gesteld om extra (tijdelijke)
woonruimte te creëren om vergunninghouders te huisvesten. Door op deze manier bij
te dragen aan het verruimen van het woningaanbod probeert het kabinet te bewerkstelligen
dat vergunninghouders kunnen worden gehuisvest, zonder de druk op de reguliere woningmarkt
direct te verhogen. Menging van doelgroepen was evenwel mogelijk; om voor de regeling
in aanmerking te komen diende ten minste 33% van de woningen gerealiseerd te worden
voor vergunninghouders
Dat neemt niet weg dat we meer moeten bouwen voor alle woningzoekenden. In het programma
Woningbouw, dat op 11 maart is gepubliceerd, beschrijf ik de aanpak om de woningbouw
te versnellen met als doel de realisatie van 900.000 woningen tot en met 2030 en het
bereiken van 100.000 nieuwe woningen per jaar in deze kabinetsperiode. We sturen op
wat wordt gebouwd, voor wie wordt gebouwd en waar wordt gebouwd, passend bij de woonwensen
en -behoeftes van mensen. We streven ernaar dat ten minste twee derde van de nieuwe
huur- en koopwoningen betaalbare zijn voor mensen met een lager- en middeninkomen.
Het programma «Een thuis voor iedereen», dat op 11 mei is gepubliceerd, heeft als
doel te zorgen voor voldoende betaalbare woningen voor alle aandachtsgroepen met een
evenwichtige verdeling over gemeenten en met de juiste zorg, ondersteuning en begeleiding.
De leden van de SP-fractie hebben diverse vragen over de huidige vraag naar woonruimte voor vergunninghouders.
Ten eerste willen de leden van de SP-fractie informeren naar het aanbod van woningen
voor vergunninghouders. Kan de regering toelichten hoeveel sociale huurwoningen de
afgelopen jaren zijn verdwenen? Hoeveel sociale huurwoningen zijn er het afgelopen
decennium verkocht, geliberaliseerd en gesloopt? Kan de regering verklaren waarom
het er zo veel zijn en wat zij gaat doen om te voorkomen dat er de komende jaren nog
meer verdwijnen? Deelt de regering de mening van de SP-fractie dat als het aantal
sociale huurwoningen het afgelopen jaren niet drastisch was afgenomen het veel makkelijker
zou zijn geweest om het huidige aantal vergunninghouders te huisvesten?
In onderstaande tabel is per jaar weergegeven hoeveel woningen corporaties in totaal
in bezit hadden en hoeveel zij er elk jaar aankochten, verkochten (incl. verkoop aan
andere corporaties), sloopten en liberaliseerden.3 Over de ontwikkeling en samenstelling van het bezit, inclusief verkoop, sloop en
liberalisatie, worden lokale prestatieafspraken gemaakt tussen huurdersorganisaties,
gemeenten en woningcorporaties binnen de kaders en regels uit de Woningwet en lagere
regelgeving.
De regering deelt niet de mening van de leden van de SP-fractie dat het veel makkelijker
zou zijn geweest om vergunninghouders te huisvesten als het aantal corporatiewoningen
op het niveau van 2012 was gebleven. De ontwikkelingen in onderstaande tabel hebben
een zeer beperkt effect op het totaal aantal corporatiewoningen dat in een jaar verhuurd
kan worden. Wel is het kabinet van mening dat de afgelopen jaren meer woningen gebouwd
hadden moeten worden. Om die reden zet het kabinet in op het vergroten van de bouwproductie,
waaronder sociale woningen van corporaties voor haar doelgroep en aandachtsgroepen
in het bijzonder.
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Totaal (x1.000)
2.418
2.422
2.408
2.402
2.390
2.384
2.375
2.381
2.383
Aankoop
4.400
7.000
3.600
303
1.741
2.883
4.151
8.477
13.202
Verkoop
17.200
24.500
26.600
17.076
15.667
11.416
12.175
11.631
20.009
Sloop
10.500
9.800
9.700
10.179
7.479
9.139
6.874
8.045
7.171
Liberali-satie
nb
3.500
4.800
2.600
2.700
2.100
3.100
2.400
1.900
Dan hebben de leden van de SP-fractie nog vragen over de urgentieverklaringen. Kan
een overzicht gegeven worden welke gemeenten wel en welke gemeente niet urgentieverklaringen
verstrekken aan vergunninghouders? Is er een bepaald patroon te ontdekken in welke
gemeente wel en welke gemeente niet urgentieverklaringen aan vergunninghouders verstrekt?
Uit het onderzoek van Companen (november 2021) blijkt dat 162 gemeenten een huisvestingsverordering
hebben waarin een regeling voor urgente groepen is opgenomen (46% van alle gemeenten).
Het betreft het merendeel van de gemeenten in de provincies Noord- Holland, Zuid-Holland
en Utrecht, alsmede delen van Gelderland en Noord- Brabant.
Er zijn vijf doelgroepen die in de meeste huisvestingsverordeningen worden benoemd.
Dit zijn verleners of ontvangers van mantelzorg, sociaal urgenten, stadsvernieuwingsurgenten,
medisch urgenten en vergunninghouders. Deze groepen worden in ongeveer driekwart tot
95% van de huisvestings-verordeningen met een urgentieregeling benoemd. Het is niet
bekend welke gemeenten vergunninghouders als urgentiecategorie hebben aangemerkt.
In gemeenten zonder huisvestingsverordening waar wel afspraken met de corporaties
worden gemaakt over het met voorrang huisvesten van groepen, worden de medisch urgenten,
mensen die uitstromen uit instellingen en vergunninghouders veel genoemd. In gemeenten
waar geen afspraken zijn, noemen de corporaties veelvuldig medisch urgenten, mensen
die uitstromen uit instellingen, sociaal urgenten en vergunninghouders als groepen
die in aanmerking komen voor voorrang bij woningtoewijzing. De doelgroepen die voor
urgentie of directe bemiddeling in aanmerking komen, lijken behoorlijk stabiel. Gemeenten
is in de enquête gevraagd of er wel eens doelgroepen afvallen. Veel gemeenten geven
aan dat dit niet gebeurt. De gesprekken die met gemeenten en corporaties zijn gehouden
bevestigen dit beeld. Men heeft doorgaans een vastomlijnd beeld van wat de doelgroepen
zijn en bouwt daarop voort. Alle onderscheiden doelgroepen zijn in sommige gemeenten
met een huisvestingsverordening met een urgentieregeling de afgelopen periode afgevallen,
maar het betreft per doelgroep slechts enkele procenten van deze gemeenten. Er is
niet gerapporteerd per gemeente.4
De leden van de SP-fractie horen graag of het klopt dat de taakstellingen aan gemeenten
al jaren niet worden gehaald? Kan de regering toelichten om hoeveel vergunninghouders
het gaat en dit verklaren? Wat doet het Rijk wanneer gemeenten achterlopen bij het
halen van taakstellingen? Deelt de regering de mening van de leden van de SP-fractie
dat het in tijden van relatief lage instroom van vluchtelingen het cruciaal is dat
de taakstellingen worden gehaald om te voorkomen dat, zoals nu het geval is, ten tijde
van een hoge instroom er niet een grote achterstand is?
Er is vrijwel continue sprake van een zekere achterstand op de taakstelling. De omvang
verschilt en door de tijd zijn er ook verschillen in welke gemeenten met achterstanden
te maken hebben. Dat heeft allerlei achterliggende oorzaken, variërend van de krappe
woningmarkt tot vertragingen in het behandelen van asielaanvragen waardoor de taakstelling
hoger was dan het aantal personen dat daadwerkelijk gehuisvest kon worden. Begin 2021
kregen gemeenten te maken met een taakstelling die twee keer zo hoog was als in de
voorgaande perioden, waardoor de achterstand opliep tot 5.500 personen. Eind 2021
was deze achterstand teruggebracht tot 3.700. Ook in de eerst helft van 2022 is deze
achterstand verder ingelopen tot circa 1.800.
Wanneer een gemeente achterloopt, zal de provincie als toezichthouder het gesprek
aangaan met de gemeente. De provincie kan besluiten actie te ondernemen op basis van
de interbestuurlijke interventieladder, met als uiterste gevolg indeplaatsstelling
door de provincie. Soms zijn er echter verschoonbare redenen waarom gemeenten achterlopen
op de taakstelling; bijvoorbeeld de bovengenoemde situatie waarin er te weinig vergunninghouders
zijn voor de taakstelling.
Het is te allen tijde van belang om de taakstelling te halen, niet alleen in tijden
van lage instroom. In mei heb ik provincies gevraagd het toezicht op de taakstelling
te versnellen en verscherpen op gemeenten met laakbare achterstanden. Daarnaast worden
vanuit het Rijk inspanningen geleverd om gemeenten zo goed mogelijk te ondersteunen
bij het halen van de taakstelling. Zo heeft het Rijk afgelopen najaar een financiële
regeling voor de huisvesting van vergunninghouders opengesteld, en heeft het Ministerie
van JenV de hotel- en accommodatieregeling ingesteld waarmee gemeenten vergunninghouders
tijdelijk kunnen huisvesten in een hotel of andersoortige accommodatie. De vergunninghouders
tellen in dat geval mee voor de taakstelling. Het RVB heeft de opdracht gekregen gemeenten
ondersteuning aan te bieden voor het concretiseren van locaties voor bijvoorbeeld
tussenvoorzieningen voor vergunninghouders.
De leden van de SP-fractie hebben vragen over de vergunninghouders die zich in asielzoekerscentra
bevinden. Wat is het meest recente cijfer van het aantal vergunninghouders dat recht
heeft op een woning? Zitten die vergunninghouders verspreid over de diverse AZC’s?
Hoe wordt er voor gezorgd dat deze vergunninghouders, hoewel zij in een AZC verblijven,
aan de inburgering in Nederland kunnen beginnen? Welke kosten gaan gepaard met de
opvang van deze ca. 12.000 vergunninghouders in AZC’s?
Vergunninghouders houden na vergunningverlening een recht op opvang bij het COA. Afgesproken
is dat zij uiterlijk veertien weken na vergunningverlening doorstromen naar huisvesting
in de gemeente. Momenteel verblijven circa 15.000 vergunninghouders bij het COA (een
derde van de COA-bezetting), waarvan 8.500 langer dan 14 weken wachten op een woning.
De achterstand op de taakstelling huisvesting vergunninghouders was op 1 juli ruim
1.800. Daarnaast begint per 1 juli een nieuwe taakstelling.
De kosten per vergunninghouder voor verblijf in een AZC zijn € 64,20 per dag. Wat
de totale kosten zijn voor de opvang van deze ca. 14.000 vergunninghouders hangt af
van de verblijfsduur in de opvang. De opvang van 14.000 vergunninghouders gedurende
14 weken kost ruim € 88 miljoen.
Klopt het dat wanneer er geen achterstanden waren met de huisvesting van vergunninghouders
er op dit moment geen tijdelijke AZC’s nodig zouden zijn om de huidige hoge instroom
op te vangen? Welke lessen trekt het kabinet hier uit?
Nee. Ook zonder achterstanden in de huisvesting van vergunninghouders zou een uitbreiding
van de opvangcapaciteit bij COA nodig zijn geweest. Het is van belang dat er in meer
gemeenten opvanglocaties komen en dat gemeenten zich maximaal blijven inzetten om
vergunninghouders te huisvesten en de achterstanden in te halen. Om dat te ondersteunen
staat de Hotel- en accommodatieregeling ook in 2022 nog open. Daarnaast is 14,9 miljoen
euro uitgekeerd aan gemeenten ten behoeve van het huisvesten van vergunninghouders,
waardoor tussen nu en eind 2023 naar verwachting 800 woonruimtes (waaronder tussenvoorzieningen)
extra voor vergunninghouders worden gerealiseerd.
Dan hebben de leden van de SP-fractie nog enkele kritische vragen over de zogenaamde
tussenvoorzieningen. Klopt het dat deze tussenvoorzieningen soberder zijn dan reguliere
woningen? Klopt het dat deze tussenvoorzieningen nodig zijn omdat het kabinet niet
wist te voorkomen dat massaal sociale huurwoningen de afgelopen jaren zijn verdwenen?
Zo nee, waarom niet? Zit er een limiet aan de tijd waarvoor deze tussenvoorzieningen
beschikbaar zijn? Zo nee, waarom niet? En hoe wordt gewaarborgd dat deze «tijdelijke»
woningen geen «permanente» woningen worden? Gaat de bouw van tijdelijke woningen en
tussenvoorzieningen niet ten koste van de bouw van reguliere woningen? Zorgt het huisvesten
in tijdelijke woningen en tussenvoorzieningen er niet voor dat het tekort aan reguliere
woningen op de lange termijn juist toeneemt? Wat betekent het intrekken van een tussenvoorziening
of tijdelijke woning voor de plaats op de wachtlijst? Wordt de vergunninghouder dan
onderaan de lijst geplaatst en moeten zij dan wachten totdat alle 12.000 wachtende
vergunninghouders, de vergunninghouders die in de tussentijd een verblijfsvergunning
krijgen en andere groepen die speciale aandacht verdienen gehuisvest zijn of worden
zij juist bovenaan de wachtlijst in de betreffende gemeente geplaatst?
De tussenvoorzieningen waaraan de leden van de SP-fractie refereren zijn nieuwe toevoegingen
aan de woningvoorraad, geschikt voor verschillende spoedzoekers, waaronder vergunninghouders.
Dankzij deze voorzieningen zijn deze spoedzoekers dus niet afhankelijk van de reguliere
woningmarkt, en verhogen zij de druk op de krappe woningmarkt niet verder. Doordat
vergunninghouders en andere spoedzoekers dankzij tussenvoorzieningen sneller kunnen
worden gehuisvest, kunnen zij eerder beginnen met integreren en participeren in Nederland
– of in het geval van andere aandachtsgroepen; hun leven weer oppakken. Tussenvoorzieningen
zijn niet intrinsiek tijdelijk, maar de bedoeling is dat de bewoners er maar tijdelijk
verblijven. De locatie zelf kan heel goed voor langere tijd bestaan. In alle gevallen
geldt dat de woonruimtes, net zoals reguliere woningen, moeten voldoen aan de eisen
uit het Bouwbesluit, dan wel het Bouwbesluit voor tijdelijke bouw. Dat betekent dat
deze voorzieningen niet ten koste gaan van reguliere woningen, maar juist een fatsoenlijke
overbrugging vormen tot er meer reguliere woningen beschikbaar komen. Er wordt vanuit
het Rijk geen maximumtermijn opgelegd voor bewoning van een tussenvoorziening; zolang
woonruimten aan het Bouwbesluit voldoen is er geen wettelijke maximum termijn voor
de bewoning. In de ene gemeente zal het makkelijker zijn om de vergunninghouder aan
vervolghuisvesting te helpen dan in de andere. Wat het verblijf in een tussenvoorziening
betekent voor de urgentiestatus van vergunninghouders is onder andere afhankelijk
van de huisvestingsverordening of de gehanteerde urgentieregeling, dit kan dus lokaal
verschillen. In elk geval wordt het gemeenten sterk geadviseerd om over de vervolghuisvesting
goede afspraken te maken met corporaties en de vergunninghouders zelf.
De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor een bijzondere groep die zich nu in
AZC’s bevinden. Het gaat dan om de evacuees uit Afghanistan. Zij zijn namelijk te
gast in Nederland omdat ze voor Nederland hebben gewerkt en vallen daarom niet onder
de categorie van reguliere asielzoekers. Zij zijn niet gevlucht, maar geëvacueerd.
Kan de regering toelichten hoe er bij het huisvesten van asielzoekers en deze evacuees
onderscheid tussen deze groepen wordt gemaakt? Worden deze evacuees ook onder aan
de wachtlijst geplaatst?
De IND beslist voortvarend in de procedures van de evacués uit Afghanistan. Zij krijgen
daarmee snel duidelijkheid over hun verblijfstatus en daarmee hun toekomst. Na vergunningverlening,
volgen zij het reguliere huisvestingstraject (waarbij de gemeente waaraan de vergunninghouders
is gekoppeld binnen 14 weken na vergunningverlening huisvesting dient te organiseren).
Gemeenten zijn geïnformeerd over en daarmee ook bekend met de mogelijkheden om vergunninghouders
(waaronder evacués uit Afghanistan) tijdelijk onderdak te bieden in een hotel of andere
accommodatie wanneer de gemeente niet binnen de 14-weken termijn huisvesting kan realiseren.
Onder de groep evacués bevinden zich tevens personen met de Nederlandse nationaliteit
die op het moment dat ze in Nederland arriveerden, vergezeld zijn van Afghaanse familieleden
zonder verblijfsrecht. Deze gemengde huishoudens zijn opgevangen door zowel het COA
als het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Het COA en
BZK werken samen bij het bemiddelen naar huisvesting. Gemeenten worden voor deze specifieke
categorie evacués verzocht om hen versneld te huisvesten dan wel gebruik te maken
van het hierboven genoemde besluit. Alle geëvacueerde huishoudens die vorig jaar door
BZK zijn opgevangen, zijn inmiddels naar duurzame huisvesting in gemeenten bemiddeld.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de brief en de bijbehorende bijlagen. Deze leden maken zich
zorgen over de trage voortgang in de asielstroom. Maar ook zijn zij bezorgd over de
effecten van de voorrangsregeling voor vergunninghouders op de krappe woningmarkt,
waardoor bijvoorbeeld starters nog moeilijker een woning kunnen vinden. Zij hebben
daarover enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat er stappen worden gezet om tijdelijke woonvoorzieningen
te realiseren. Welke stappen worden gezet om deze woonvormen niet alleen te stimuleren,
maar ook te versnellen?
De regeling specifieke uitkering vergunninghouders is in het leven geroepen om gemeenten
te stimuleren om snel tijdelijke woonvoorzieningen te realiseren voor vergunninghouders.
De regeling eist van gemeenten dat zij op zeer korte termijn, vóór 2023, de eerste
woningen opleveren die bestemd zijn voor huisvesting van vergunninghouders. Daardoor
maakte deze regeling het voor de betreffende gemeente mogelijk om door te gaan naar
de volgende fase van actie.
Daarnaast ondersteunt de taskforce Versnelling tijdelijke huisvesting gemeenten bij
het realiseren van flexwoningen en het transformeren van gebouwen. Dat doet zij onder
meer door het bij elkaar brengen van vraag en aanbod naar locaties en bouwcapaciteit,
het uitvoeren van haalbaarheidsstudies, ondersteunen bij besluitvormingprocessen en
het doorlopen van vergunningtrajecten. De taskforce richt zich zowel op ontheemden
uit Oekraïne als op andere aandachtgroepen, waaronder vergunninghouders.
De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat het inzetten op leegstaande kantoorgebouwen
en niet-zelfstandige woonruimten om vergunninghouders te huisvesten kansrijk is om
de druk in de asielstroom en op de woningmarkt te verlichten. Deelt de regering deze
mening en hoe worden deze mogelijkheden gestimuleerd?
Ja. Met de Regeling specifieke uitkering vergunninghouders is hier ook expliciet ruimte
voor gemaakt. Binnen de regeling wordt door meerdere gemeenten ingezet op de transformatie
van kantoorgebouwen en andere leegstaande gebouwen. Ook de op korte termijn te openen
regeling aandachtsgroepen geeft hiervoor de ruimte. Daarnaast ondersteunt de eerder
aangehaalde taskforce gemeenten en andere partijen bij transformaties. Ten slotte
wordt, in samenwerking met het Rijksvastgoedbedrijf, ook bezien in hoeverre rijksgronden
en niet meer in gebruik zijnde rijksgebouwen- en gronden ingezet kunnen worden voor
transformatie tot woonruimten.
Structurele oplossingen en langjarig beleid zijn van groot belang om problematiek
rond het huisvesten van vergunningshouders te voorkomen, zo vinden de leden van de
SGP-fractie. Ondanks de fluctuatie in en de onzekerheid over de asielinstroom, zijn
structurele oplossingen noodzakelijk om plotselinge problemen het hoofd te bieden.
Hoe wordt dit concreet vormgegeven, en hoe wordt samen met relevante partners langjarig
beleid opgesteld?
Het kabinet streeft al langer naar een duurzame en stabielere asielopvang. De gebeurtenissen
sinds afgelopen zomer (evacuaties Afghanistan, komst van grotere aantallen nareizigers,
reguliere instroom en de oorlog in Oekraïne) hebben de opvangcapaciteit nog meer onder
druk gezet en maken zichtbaar dat de huidige werkwijze onhoudbaar is. Om te komen
tot een duurzaam en stabiel opvanglandschap worden verschillende lijnen uitgewerkt.
Eerste prioriteit op dit moment voor het kabinet, is voldoende reguliere opvangcapaciteit
realiseren in samenwerking met provincies en gemeenten. Daarnaast wordt, naast het
versterken van de bestuurlijke samenwerking tussen Rijk en medeoverheden op het gebied
van asielopvang en het uitvoeren en actualiseren van de Uitvoeringsagenda flexibilisering
asielketen, dwingend juridisch instrumentarium verkend in de vorm van een taak voor
gemeenten (of provincies) in de asielopvang. Ook wordt gekeken of bestaand juridisch
instrumentarium op het gebied van ruimtelijk ordening kan worden ingezet om die opvangcapaciteit
te realiseren. Bij brief van 25 mei jl. is uw Kamer daarover geïnformeerd (Kamerstuk
19 637, nr. 2901). Voor de doorstroming van vergunninghouders wordt ingezet op de realisatie van nieuwe
woonruimten en tussenvoorzieningen. Zoals in eerdere antwoorden aangegeven, wordt
dit financieel ondersteund via diverse regelingen en is praktische ondersteuning beschikbaar
via de aangehaalde taskforce en het RVB.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de ontwikkelingen in de hotel- en accommodatieregeling.
Hoe vaak is daar gebruik van gemaakt en hoeveel plekken zijn daarmee gerealiseerd?
Indien dit achterloopt, hoe kunnen de voorwaarden versoepeld worden zodanig dat deze
regeling effectiever wordt?
Het besluit tijdelijk onderdak in hotels en andere accommodaties is op verzoek van
gemeenten in korte tijd ontworpen. Sinds de inwerkingtreding van het besluit op 6 november
2021 en de recent gerealiseerde verlenging van de regeling (waarbij ook doelgroep
is uitgebreid) hebben ca tien gemeenten bij het COA een verzoek gedaan om de aan hen
gekoppelde vergunninghouders tijdelijk onderdak te bieden in hotels- en andere accommodaties.
Via dit besluit is aan 125 vergunninghouders tijdelijk onderdak geboden in een gemeente
(peildatum 30 mei 2022). Het maximumaantal van 2500 vergunninghouders dat via deze
regeling tijdelijk onderdak geboden kan worden en ook wordt beoogd is daarmee helaas
nog niet bereikt. De regeling is met ingang van 7 mei jl. met drie maanden verlengd
en de doelgroep is uitgebreid met referenten en nareizigers.
De leden van de SGP-fractie vragen naar een overzicht van het gebruik en inzet van
de middelen van de ondersteuningsmaatregelen vanuit het Rijk voor (tijdelijke) huisvesting.
In 2021 zijn er een tweetal regelingen gepubliceerd waarmee gemeenten financiële ondersteuning
konden aanvragen voor het realiseren van huisvesting voor vergunninghouders. Dit betrof
de Regeling specifieke uitkering vergunninghouders waarmee 800 woningen voor vergunninghouders
zullen worden gerealiseerd, en de Regeling huisvesting aandachtsgroepen waarmee ruim
900 vergunninghouders worden gehuisvest.
Het verschil tussen de regelingen is dat de eerste specifiek inzet op het versneld
huisvesten van vergunninghouders omwille van de actuele urgentie rondom de asielketen
in Nederland, de tweede regeling is gericht op de huisvesting van alle aandachtsgroepen.
In 2022 wordt opnieuw een regeling aandachtsgroepen opengesteld.
De leden van de DENK-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken met betrekking tot de gezamenlijke
opgave opvang en huisvesting van vergunninghouders. De leden van de DENK-fractie hebben
hierbij nog enkele vragen.
De leden van de DENK-fractie willen allereerst hun waardering uiten voor de inzet
van het ministerie, provincies en gemeenten in de realisering van extra opvangplekken.
De leden van de DENK-fractie vrezen echter, dat de omstandigheden waaronder vluchtelingen
verblijven in tijdelijke opvangplekken, zoals sport- en evenementenhallen, boten,
zorgcentra, hotels, kazernes en tenten, «onder de humanitaire ondergrens zakken».
De leden van de DENK-fractie wensen te vragen hoe de regering ervoor gaat zorgen dat
we niet «onder de humanitaire ondergrens zakken».
Gezien de druk op de opvangcapaciteit ziet het COA zich genoodzaakt om asielzoekers
op te vangen op tijdelijke noodopvanglocaties. Dergelijke locaties hebben soms een
lager kwaliteitsniveau en zijn minder geschikt voor langdurig verblijf. Dit is een
onwenselijke situatie, maar gezien de huidige situatie is opvang en begeleiding in
dit soort locaties wel noodzakelijk. Het COA werkt er hard aan om locaties te verwerven
met een regulier kwaliteitsniveau, zodat iedereen met recht op opvang een bed heeft
én de locaties met het laagste kwaliteitsniveau kunnen sluiten. Daarnaast onderzoekt
het COA doorlopend of het mogelijk is om het kwaliteitsniveau in noodopvanglocaties
te verhogen.
De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van de zorgwekkende berichten over
de vrees dat (beoogde) noodopvanglocaties niet geschikt zijn voor verblijf, met name
tijdens de wintermaanden. Met grote zorg wenst de DENK-fractie de regering te vragen
hoe zij ervoor gaat zorgen dat alle vluchtelingen een voldoende verwarmd onderkomen
hebben deze winter.
Het heeft de voorkeur om asielzoekers op te vangen op locaties met een regulier kwaliteitsniveau.
Dat lukt nu echter niet altijd. Noodlocaties hebben een lager doch adequaat kwaliteitsniveau.
Dat betekent ook dat de locaties zijn verwarmd.
Het COA werkt er hard aan om locaties te verwerven met een regulier kwaliteitsniveau,
zodat iedereen met recht op opvang een bed heeft én de locaties met het laagste kwaliteitsniveau
kunnen sluiten.
De leden van de DENK-fractie hebben kennisgenomen van de zorgwekkende berichten van
het Rode Kruis en Vluchtelingenwerk over de noodopvang. De leden van de DENK-fractie
vragen hoe de regering er concreet voor gaat zorgen dat de humanitaire omstandigheden
in de noodopvang verbeteren?
Het heeft de voorkeur om asielzoekers op te vangen op locaties met een regulier kwaliteitsniveau.
Dat lukt nu echter niet altijd. Noodlocaties hebben een lager doch adequaat kwaliteitsniveau.
Het COA werkt er hard aan om locaties te verwerven met een regulier kwaliteitsniveau,
zodat iedereen met recht op opvang een bed heeft én de locaties met het laagste kwaliteitsniveau
kunnen sluiten.
Voorts vragen de leden van de DENK-fractie of de regering concreet en afzonderlijk
in kan gaan op de volgende zorgen van Vluchtelingenwerk over de noodopvang: het gebrek
aan privacy en rust, het gebrek aan de mogelijkheid om zelf te koken, tenten die te
koud zijn, onvoldoende beschikbaarheid van wifi, kinderen die niet naar school gaan
en het gebrek aan activiteiten.
Zoals in antwoord op eerdere vragen al is aangegeven heeft het de voorkeur om asielzoekers
op te vangen op locaties met een regulier kwaliteitsniveau. Dat lukt nu niet altijd.
Toch wordt door het COA geprobeerd om de noodlocaties, en daarbij behorende begeleiding,
dusdanig in te richten dat het zoveel mogelijk overeenkomt met locaties met een regulier
kwaliteitsniveau. Op veel noodlocaties bestaat er geen mogelijkheid om zelf te koken.
Dit komt echter overeen met veel reguliere locaties. Aan het begin van het asielproces
ontvangen asielzoekers geen eetgeld, maar krijgen zij maaltijden uitgereikt.
Op alle locaties is tenminste wifi aanwezig in de gezamenlijke ruimtes. Het verschilt
per locatie in welke mate de wifi locatiedekkend is.
Noodlocaties worden vaak in een heel korte tijd gerealiseerd. Daardoor is het niet
altijd mogelijk om ook meteen onderwijs te organiseren voor kinderen. Het gaat namelijk
om onderwijs voor nieuwkomers dat niet op elke school wordt aangeboden. Bij het openen
van elke nieuwe noodlocatie is het aan gemeenten om de regie te nemen zodat zo snel
mogelijk onderwijs beschikbaar komt. Het COA kan daarbij eventueel een faciliterende
rol spelen.
Uw zorgen komen overeen met de door de leden van de D66-fractie geuite zorgen over
de kwaliteit van de (crisis)noodopvang. Ik zet vol in op de uitstroom van de vergunninghouders
naar gemeenten, zodat er weer voldoende opvangcapaciteit bij het COA ontstaat. Dat
zal een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van deze onwenselijke vormen
van noodopvang.
Tijdens het debat over de huisvesting van vergunninghouders hebben de leden van de
DENK-fractie kennisgenomen van de antwoorden van de Staatssecretaris op vragen over
buffercapaciteit. De leden van de DENK-fractie wensen te vragen hoeveel buffercapaciteit
aan opvanglocaties er in een gemiddelde situatie door het COA wordt aangehouden en
hoeveel deze buffercapaciteit aan opvanglocaties bedraagt ten opzichte van de totale
capaciteit in een gemiddelde situatie. Voorts wensen de leden van de DENK-fractie
te vragen of in retrospectief deze aangehouden buffercapaciteit als voldoende wordt
geacht door de regering, of dat de regering de mening is toegedaan dat in de toekomst
een grotere buffercapaciteit aangehouden moet worden. Ook wensen de leden van de DENK-fractie
te vragen hoe flexibele woningen in de toekomst ingezet worden als buffercapaciteit
en of daar al concrete aantallen over te delen zijn.
Sinds 2021 zijn er middelen beschikbaar voor het COA om buffercapaciteit aan te houden.
Gezien de druk op opvangcapaciteit is het nog niet mogelijk geweest om buffercapaciteit
te realiseren. Alle nieuwe opvangplekken die nu worden gerealiseerd worden meteen
benut. Wel onderzoekt het COA de mogelijkheid om locaties te realiseren die ook voor
andere doelgroepen, zoals studenten (tijdelijk) inzetbaar zijn wanneer het aantal
asielzoekers afneemt. In dat geval gaat het echter om het gebruik van een COA-locatie
voor tijdelijke huisvesting; niet de realisatie van flexwoningen.
Het lid van de BBB-fractie heeft met toenemende bezorgdheid kennisgenomen van de brief van de regering over
de gezamenlijke opgave opvang en huisvesting vergunninghouders.
Het lid van de BBB-fractie neemt waar dat in de meeste gemeenten de wachttijden voor
een sociale woning nog steeds oplopen, vaak tot 10 jaar of meer. Dit komt enerzijds
door een tekort aan nieuw beschikbare woningen, anderzijds door een toenemend percentage
woningen dat niet regulier beschikbaar is. De woonvraag van burgers met urgentieverklaringen,
bemiddeling voor burgers of instanties met een specifieke woon- of zorgvraag die ook
voorrang krijgen en vergunninghouders zorgt er voor dat het aantal vrij beschikbare
woningen voor jong en oud in de praktijk nog lager uitpakt.
Het lid van de BBB-fractie ziet net als de regering dat de meest effectieve manier
om de druk op de COA-opvang te verlichten de uitstroom van vergunninghouders naar
huisvesting in gemeenten is. Dit is voor deze nieuwe Nederlandse burgers bovendien
de start van een waardevolle bijdrage aan de Nederlandse samenleving. Als vergunninghouders
te lang in de opvang verblijven, belemmert dat hun integratie en participatie en zijn
zij niet optimaal beschikbaar voor de arbeidsmarkt.
Het lid van de BBB-fractie snapt de spagaat waarin de regering verkeert: als je veel
vergunninghouders voorrang geeft, gaat dat ten koste van lang wachtende Nederlanders
omdat er te weinig huizen zijn. Dus moeten er meer huizen komen, maar dat gaat niet
vanwege de door onszelf-opgelegde stikstof beperkingen.
Volgens het lid van de BBB-fractie zijn we dit land langzaam aan het vastreguleren.
Dus blijft de enige voorlopige optie om de instroom aan de voorkant te beperken, zodat
het systeem ruimte krijgt om te ademen. Is de regering het hier mee eens? Of ziet
zij andere uitwegen om uit deze vicieuze cirkel te komen?
De ambitie die het kabinet zichzelf in het coalitieakkoord heeft gesteld, is om meer
grip op migratie te krijgen. Het gaat daarbij om migratie in brede zin; niet enkel
asiel. Op dit moment is het migratiesaldo historisch gezien erg hoog. Daarom is het
van belang om te weten wie er binnenkom, wie mag blijven, wie moet vertrekken en waarom
het migratiesaldo hoog is. De kabinetsinzet stoelt daarbij op twee pijlers die naast
elkaar staan en gelijktijdig en in samenhang worden uitgevoerd: het verbeteren en
versterken van legale migratie en parallel het beperken van irreguliere migratie,
bestrijden van overlast en misbruik en bevorderen van terugkeer bij onrechtmatig verblijf.
Het doel is om migratie zoveel mogelijk gestructureerd te laten verlopen en om ongewenste
migratiebewegingen zoveel mogelijk te beperken. Dat is nodig om de druk op voorzieningen,
zoals huisvesting, te beperken en het draagvlak voor migratie in de samenleving te
behouden en versterken. Daarbij heeft het kabinet steeds oog voor de vraag in hoeverre
migratie aansluit bij de draagkracht en behoefte van de Nederlandse samenleving.
Het lid van de BBB-fractie vindt dat we moeten zorgen dat vergunninghouders een plek
krijgen om te wonen, zodat ze kunnen werken en integreren in de samenleving. Maar
dit mag niet ten koste gaan van Nederlanders die al jaren op een woning wachten. Dat
is oneerlijk. Ook zij hebben dringend woningen nodig. En zij wachten al veel langer.
Volgens het lid van de BBB-fractie zijn dan ook onorthodoxe maatregelen nodig om dit
probleem aan te pakken. Maatregelen met oog voor de vergunninghouders, we zoeken ruim
14.000 plekken in 2022, maar ook met oog voor al die burgers die al jaren op een woning
wachten. Een noodplan waarbij huisvesting voor vergunninghouders en draagvlak onder
en huisvesting voor de reeds hier wonende Nederlanders samengaan en het uitgangspunt
zijn. Vindt de regering het ook een goed idee om flexibele huisvesting te plaatsen
waarbij iedere gemeente per plek voor een vergunninghouder ook flexibele huisvesting
plaatst met twee plekken voor reguliere woningzoekenden? En vindt de Minister het
ook een goed idee om hierbij aan die gemeenten een premie van 15.000 euro te verstrekken
voor iedere gerealiseerde plek via dit systeem?
Ik vind gemengde woonvormen ook bij flexibele huisvesting van belang, mede omdat dit
het lokale draagvlak voor dergelijke projecten vergroot. Daarom heb ik hiervoor bij
de eerder genoemde regelingen expliciet ruimte gelaten. Gemeenten hebben daar ook
gebruik van gemaakt. De wenselijke verhouding tussen verschillende doelgroepen kan
het best lokaal bepaald worden, aan de hand van de situatie op de lokale woningmarkt.
Vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt via regelingen
alleen een bijdrage gegeven als er een financieel tekort is en projecten voldoen aan
de per regeling gestelde voorwaarden. Generiek een premie van 15.000 euro geven aan
gemeenten per gerealiseerde plek is wat mij betreft nu niet aan de orde.
Het lid van de BBB-fractie meent dat een forse investering gewenst is en getuigt van
gezond verstand om dat deze ten goede komt aan het draagvlak voor huisvesting van
vergunninghouders en ook nog eens een impuls geeft aan de Nederlandse economie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.C.W. de Vos, griffier