Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 8 en 9 november 2021 (Kamerstuk 21501-07-1791)
2021D41412 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 3 november 2021 enkele vragen en opmerkingen
aan de Minister van Financiën voorgelegd over de geannoteerde agenda van de Eurogroep/Ecofinraad
d.d. 8 en 9 november 2021 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1791), en enkele andere brieven (Kamerstukken 21 501-07, nrs. 1787, 1788 en 1789).
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Schukkink
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie merken op dat de precieze inzet van het kabinet onduidelijk
is en niet uit de stukken die aan de Kamer zijn gestuurd valt te halen. De geannoteerde
agenda vervalt steeds vaker in algemene uitgangspunten. De leden van de VVD-fractie
vragen de Minister daarom of hij de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad
die hij aan de Kamer stuurt voortaan concreter kan maken. Bijvoorbeeld door meer duidelijkheid
te geven over ingenomen standpunten, voorliggende compromissen en het politiek speelveld
in Europa.
In het verlengde hiervan vragen de leden om uiteen te zetten wat de Minister zal inbrengen
bij de 13 genoemde «gedachtewisselingen» tijdens de Eurogroep en Ecofinraad. De leden
merken op dat bij gedachtewisselingen weliswaar formeel niets ter besluitvorming voorligt,
maar dergelijke discussies wel degelijk richtinggevend kunnen zijn in politieke besluitvorming.
Graag vernemen de leden van de VVD-fractie welke concrete inbreng de Minister heeft
bij de voorliggende agendapunten.
Ten aanzien van de Basel III-implementatie, ook wel Basel 3.5 of 4 genoemd, zal het
kabinet de Kamer nog informeren over de definitieve inzet, zo valt te lezen. Maar
wat is dan de concept-inzet van het kabinet? In antwoord op Kamervragen van de VVD-fractie
in mei over de gevolgen van Basel III voor agro-financiering, antwoordde de Minister
destijds dat «de precieze gevolgen voor de agrosector nog niet volledig in te schatten
zijn». Zijn de gevolgen inmiddels wel in te schatten? De genoemde impactanalyses gaan
niet specifiek in op de financiering van de agrosector, schreef de Minister eerder.
Kan de Minister aangeven of hij inmiddels een eigen impactanalyse heeft gemaakt, of
nog van plan is dat te doen? En wat brengt de Minister nu concreet in tijdens de Ecofinraad?
Ten aanzien van het doorlenen van de speciale trekkingsrechten van het Internationaal
Monetair Fonds (IMF), ook wel SDR’s genaamd, ligt een concreet voorstel voor om de
eerdere SDR-allocatie t.w.v. 300 miljoen euro in te zetten voor leningen binnen de
Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT). Voor deze lening moet een garantie worden
opgenomen in de begroting, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Kan de Minister dit
nader toelichten? Uit een eerdere evaluatie van de garantieregeling tussen de Staat
en De Nederlandsche Bank (DNB), was de conclusie dat garanties inzake SDR’s niet noodzakelijk
zijn voor de financiële onafhankelijkheid van DNB, omdat de verliezen op de SDR-positie
ondenkbaar worden geacht. Waarom dient in dit geval dan wel een garantie opgenomen
te worden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
ten behoeve van de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad op 8 en 9 november
2021. Zij hebben daarover nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie constateren dat op de agenda een bespreking staat van
de voortgang van de werkgroep bankenunie. Deze leden wijzen op de gebrekkige voortgang
in de afgelopen maanden en jaren. Zij begrijpen het standpunt van het Nederlandse
kabinet ten aanzien van de belangrijkste dossiers, maar vragen wel welke stappen het
kabinet heeft gezet om een doorbraak te bewerkstelligen. En welke stappen heeft het
kabinet daartoe gezet sinds de zomer toen bleek dat er geen akkoord gevonden kon worden
binnen de gestelde termijn? Kan de Minister een schets geven van het krachtenveld
ten aanzien van de dossiers die het sterkste zorgen voor een gebrek aan voortgang
op het vervolmaken van de bankenunie?
De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat Nederland kritiek krijgt van de Europese
Rekenkamer ten aanzien van de betrouwbaarheid van het IT-systeem van de douane. Kan
de Minister aangeven of het kabinet het eens is met deze kritiek en welke stappen
zullen worden ondernomen?
De leden van de D66-fractie wijzen op de uitgiftes van groene obligaties vanuit de
EU die maar liefst elf keer overtekend was. Welke lessen worden getrokken uit deze
grote behoefte aan (groene) obligaties ten aanzien van de uitgifte daarvan vanuit
de EU en vanuit Nederland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken met betrekking tot
de Eurogroep/Ecofinraad. Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van
de PVV-fractie het volgende naar voren.
Ten aanzien van het vervolgproces met betrekking tot het Nederlandse Recovery and
Resilience Plan (RRP) willen de leden van de PVV-fractie allereerst weten wat het
Nederlandse standpunt is ten aanzien van het verder afbouwen van de hypotheekrenteaftrek
en de zelfstandigenaftrek. In hoeverre mag ten aanzien van deze twee punten verder
worden ingegrepen wat Nederland betreft?
Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten wie de «informele bronnen» zijn die
deze demissionaire Minister aanhaalt in zijn brief over het vervolgproces met betrekking
tot het Nederlandse Recovery and Resilience Plan. Hoe betrouwbaar zijn deze informele
bronnen en waarom baseert deze demissionaire Minister zijn analyse en advies hierop?
Voorts willen de leden van de PVV-fractie weten in hoeverre Nederland moet ingrijpen
op de hypotheekrenteaftrek en zelfstandigenaftrek van Brussel om aanspraak te mogen
maken op de 5,9 miljard euro en klopt het dat dit een harde eis is om dit bedrag terug
te krijgen (geld dat Nederland zelf eerst aan Brussel heeft uitgegeven)? In hoeverre
is hier sprake van een stille machtsoverdracht van Nederland aan de EU en acht Nederland
dit wenselijk?
Verder willen de leden van de PVV-fractie weten of Nederland van plan is om te kiezen
voor investeringen waartoe al besloten is om incidentele middelen uit de nationale
begroting vrij te spelen die vrij kunnen worden ingezet of voor het doen van nieuwe
investeringen. Deze leden ontvangen graag een onderbouwd antwoord.
Ook willen de leden van de PVV-fractie weten in hoeverre Nederland van plan is gebruik
te maken van de voorgestelde plannen uit de ambtelijke inventarisatie. Op basis waarvan
is de ambtelijke inventarisatie van nieuwe aanvullende maatregelen gemaakt? Waarom
is er juist voor deze maatregelen gekozen? Kunnen de uitgaven van 2,5 miljard euro
voor waterstof tevens nader worden gemotiveerd? Betekent het dat uitgaven voor de
waterstofeconomie meer prominent op de agenda zullen komen?
Vervolgens vragen de leden van de PVV-fractie wie onderdeel zal uitmaken van de projectdirectie
bij het schrijven en uitwerken van het RRP.
Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie weten of de voorgestelde klimaatmaatregelen
van 6,8 miljard euro uit de ambtelijke inventarisatie bovenop de aanvullende klimaatmaatregelen
in de laatste begroting van (toevallig ook) 6,8 miljard euro komen (zie bijlage Miljoenennota
2022) of in de plaats daarvan/daar bovenop?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
Herstelfonds
De leden van de CDA-fractie willen de Minister hartelijk danken voor de uitgebreide
brief over het RRF en het Nederlandse herstelplan (RRP) dat naar de Kamer is gestuurd.
Deze leden stellen vast dat de media er uitpikken dat Europa over onze hypotheekrente
zou beslissen. De leden van de CDA-fractie zien echter voldoende mogelijkheden om
een ambitieus, innovatief en succesvol herstelplan te schrijven dat aansluit op onze
nationale doelstellingen. Deze leden onderschrijven de inzet van het demissionaire
kabinet dat het volgende kabinet de mogelijkheid geeft om deze aanzienlijke pot geld
in te zetten en daarmee een vliegende start te hebben op een aantal terreinen. Maar
de leden van de CDA-fractie vinden wel dat deze gekozen weg erg lang duurt, in de
Europese context omdat Nederland het laatste land is dat een plan indient. De leden
van de CDA-fractie zijn bovendien van mening dat onze economie op sommige dossiers
echt een boost nodig heeft en we deze kansen niet moeten laten liggen. De leden van
de CDA-fractie vragen de Minister daarom in de eerste plaats meer helderheid te geven
over de rol van de Kamer. In het voortraject, maar ook als er straks een plan ligt.
Ook vragen deze leden de Minister een toelichting te geven op de ambtelijke projectgroep
die het schrijven van het herstelplan in goede banen moet leiden. De leden van de
CDA-fractie vragen of ook ambtenaren van het Ministerie van EZK deel uitmaken van
deze projectgroep en hoe de interdepartementale afstemming georganiseerd is. Deze
leden vragen voorts wie, naast sociale partners en medeoverheden, de stakeholders
zijn die het kabinet in de schrijf- en uitwerkfase van het RRP wil consulteren. Hierop
aansluitend vragen de leden van de CDA-fractie de Minister of de regering bereid is
om de motie-Inge van Dijk, die de regering verzoekt het concept-RRP te consulteren
met stakeholders (Kamerstuk nr. 21501–30, nr. 531), nu alvast te gaan uitvoeren en gesprekken met medeoverheden en andere (beoogde)
stakeholders op te starten, zodat procesafspraken kunnen worden gemaakt, procesvragen
beantwoord en wederzijdse verwachtingen afgestemd teneinde een zo goed mogelijke betrokkenheid
van(uit) regio’s te waarborgen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister bovendien
of het kabinet bereid is om, nu alle lidstaten behalve Nederland een nationaal herstelplan
hebben ingediend en het ene na het andere uitvoeringsbesluit wordt gepubliceerd, het
Ministerie van EZK te vragen een concurrentieanalyse te maken van de sectoren waarin
lidstaten hun RRF-middelen investeren en wat deze investeringen (kunnen) betekenen
voor de Nederlandse concurrentiepositie en het Europese speelveld. De leden van de
CDA-fractie vragen de Minister daarnaast wat zijn wensen precies zijn inzake het herstelplan
en hoe het overdrachtsdossier wordt vormgegeven, aangezien het volgende kabinet verantwoordelijk
wordt voor de indiening van het plan. Voorts vragen de leden van de CDA-fractie aan
de Minister hoe uitvoering wordt gegeven aan de motie-Palland c.s., die de regering
verzoekt om bij te houden aan welke projecten en sectoren andere lidstaten hun RRF-gelden
besteden (Kamerstuk nr. 21501–30, nr. 510), in het bijzonder sectoren die voor Nederland van strategisch belang zijn, zoals
de topsectoren en de vitale infrastructuur, en de Kamer hierover jaarlijks te informeren.
Deze leden vragen de Minister wanneer de Kamer de 1e rapportage ontvangt.
Macro-economische ontwikkelingen
De Commissie wijst op de noodzaak generieke steun uit te faseren en meer te richten
op die sectoren waar steun nog noodzakelijk is. Energieprijsstijgingen zijn goed voor
ongeveer de helft van de inflatie. Verder heeft de schaarste aan producten als gevolg
van verstoringen in aanbodketens geleid tot verdere inflatiedruk. Dit zijn precies
de twee zaken waar de CDA-fractie zich zorgen over maakt. Maar in de geannoteerd agenda
worden deze beide oorzaken van de inflatie door de Commissie nogal gebagatelliseerd,
zo vinden deze leden. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of inflatie een
onderwerp van discussie is in de Ecofinraad. De Minister stelt zelf dat wanneer de
hoge inflatie langduriger hoog blijft dit het economisch herstel in de weg kan zitten.
Deze leden vragen de Minister wat volgens hem langdurig is.
In de inclusieve samenstelling spreken de Ministers over de energieprijzen. Er wordt
gesproken over een toolbox om de energieprijzen beter te kunnen controleren op nationaal
niveau. Nederland zet daarnaast in op de Europese interne energiemarkt, zo stelt de
Minister. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven welke rol de
Europese Energie-unie die opgericht is in 2014 kan betekenen in deze interne energiemarkt.
Deze leden vragen de Minister dus een overzicht en appreciatie te geven over wat de
bestaande middelen zijn om de energiecrisis aan te pakken en hoe we deze kunnen versterken
op zowel nationaal als Europees niveau.
Herziening van het Stabiliteits- en Groeipact
De herziening van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) staat op de agenda van deze
Ecofinraad. De leden van de CDA-fractie willen met de Minister hierover informatieafspraken
maken. Deze leden willen voorkomen dat we door de Brusselse werkelijkheid worden ingehaald.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister in de beloofde brief die voor december
naar de Kamer wordt gestuurd aan te geven dat er geen besluiten worden genomen omtrent
hervorming van het SGP zonder dat de Kamer hierover vooraf wordt geïnformeerd, dus
ook niet in het Comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper). Ook vraag deze
leden de Minister in de brief een toezegging te doen hoe de Kamer extra wordt geïnformeerd
wanneer er ontwikkelingen zijn. Deze leden denken daarbij aan vooraankondigingen van
Europese mededelingen of wetgeving, eventuele conferenties over het SGP of publicaties
van Europese instellingen.
Bankenunie
Ten slotte hebben de leden van de CDA-fractie nog een korte vraag over het Europees
depositoverzekeringsstelsel (EDIS). De leden van de CDA-fractie vragen de Minister
precies aan te geven hoe het staat met de risicoreductie. Hoe ver is deze gevorderd
ten opzichte van de mogelijkheid om over te gaan tot de vorming van EDIS? Deze leden
vragen de Minister tevens hoe het staat met de voortgang van de vorming van EDIS-wetgeving
en of deze al in de maak is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP
De leden van de SP-fractie begrijpen dat er in de Ecofinraad gesproken zal worden
over de hervorming van het begrotingsbeleid in de EU. Deze leden zijn van mening dat
het onverstandig zou zijn als een land als Nederland, met een staatsschuld van nog
geen 60 procent, met dezelfde begrotingsregels te maken zou krijgen als lidstaten
die een veel hogere staatsschuld hebben. De leden van de SP-fractie begrijpen dat
de Europese Commissie voornemens is om in het eerste kwartaal van 2022 richtsnoeren
te publiceren voor het begrotingsbeleid. Deze leden vragen de Minister of hij bereid
is zich in te zetten voor gedifferentieerde begrotingsregels in de EU en meer vrijheid
voor lidstaten, wat recht zou doen aan de verschillende economische situaties in lidstaten.
De leden van de SP-fractie constateren dat in dit hervormingsproces regelmatig wordt
voorgesteld om zogenaamde groene investeringen voortaan niet meer mee te tellen in
het begrotingstekort. Deze leden vragen de Minister, als dit uitzonderingsvoorstel
ter sprake komt, er ook voor te pleiten dat investeringen in de publieke sector worden
uitgezonderd.
De leden van de SP-fractie vinden het zorgwekkend dat zowel enkele (grote) lidstaten
als de Europese Commissie zich lijken te hebben ingezet voor lagere kapitaalbuffereisen
voor commerciële banken. Deze leden vragen de Minister om toe te lichten op welke
punten de Europese Commissie is afgeweken van Finaal Basel III. Deze leden vragen
voorts om een appreciatie hiervan. Is er gezwicht voor de bankenlobby?
De leden van de SP-fractie zijn van mening dat er in Nederland behoefte is aan een
veilige publieke bank, die niet speculeert of kredieten verstrekt, maar zich louter
richt op nutstaken: betalen en sparen. De digitale euro zou een stap in deze richting
kunnen zijn, maar dit ingrijpende project zou ook volledig kunnen ontsporen en mislukken.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister om het belang van de betrokkenheid van
nationale parlementen in de gehele onderzoeksfase van de ECB naar de digitale euro
te benadrukken. Deze leden vragen de Minister bovendien om zelf zijn visie te schetsen
op de ontwerpkeuzes die voorliggen met betrekking tot de digitale euro, zodat hier
een parlementair debat over kan plaatsvinden in Nederland.
De leden van de SP-fractie constateren dat naar inschatting van de Minister de hypotheekrenteaftrek
in Nederland zou moeten verdwijnen, wil Nederland aanspraak kunnen maken op de middelen
uit het zogenaamde Europese Coronaherstelfonds. Deze leden vinden het buitengewoon
onwenselijk dat dit soort ingrijpende maatregelen worden opgelegd vanuit Brussel.
Is de Minister bereid om hier een rode lijn te trekken en niet in te stemmen met deze
vergaande voorwaarde? De leden van de SP-fractie vragen de Minister of hij spijt heeft
van de invoering van dit herstelfonds, nu dat wordt gebruikt om dit soort ingrijpende
economische maatregelen af te dwingen in lidstaten. Was dit de bedoeling van de Minister
toen die aandrong op het voorwaardelijk maken van deze zogenaamde coronasteun uit
de EU aan zogenaamde structurele hervormingen? Deze leden vragen de Minister wat die
ervan vindt dat de Europese Commissie hiermee een sterk machtsmiddel erbij heeft gekregen
en of Nederland in zijn hemd is gezet op het Europese toneel. Deze leden vragen ten
slotte om een inschatting of het beperken van de hypotheekrenteaftrek tot een maximum
eigenwoningschuld voldoende zou zijn om aanspraak te kunnen maken op de middelen uit
het coronaherstelfonds, of dat gehele afschaffing hiervoor nodig zal zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA
De leden van de PvdA-fractie constateren dat er nog altijd geen plan ligt om in aanmerking
te komen voor de miljarden uit het Europees Herstelfonds uit de coronacrisis. Zij
vragen waarom deze plannen nog niet gemaakt zijn, en wanneer de Minister van plan
is deze op te maken. Zij vragen voorts of de Minister bij de totstandkoming van het
herstelfonds heeft aangedrongen op het doorvoeren van hervormingen door lidstaten
om in aanmerking te komen voor gelden uit het herstelfonds. Zij vragen voorts welke
hervormingen de Commissie voorstelt voor Nederland om in aanmerking te komen voor
het herstelfonds. De leden van de PvdA-fractie vragen of aanpassingen in de hypotheekrenteaftrek
hiertoe behoren, en wat het kabinet daarvan vindt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GL
De leden van de GroenLinks-fractie hebben een aantal vragen aan het kabinet over verscheidene
Ecofin-/Eurogroepthema’s.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet alle onderliggende departementale
beslisnota’s aan de Kamer kan toezenden omtrent de (niet-)indiening van een Herstel-
en Veerkrachtplan door Nederland, en de manier waarover de Kamer hierover via een
kabinetsbrief recentelijk is geïnformeerd. Deze leden wijzen erop dat openbaarmaking
hiervan in lijn is met de open bestuurscultuur en de beleidslijn actieve openbaarmaking
nota’s die sinds 1 juli 2021 van kracht is.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier en hoe vaak en intensief
het huidige demissionaire kabinet informeel contact gehad heeft met de Europese Commissie
over het Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan, en ook de kwaliteit van Herstel-
en Veerkrachtplannen van andere lidstaten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet, o.a. gebaseerd op onderzoeken
die er al liggen, zoals dat van denktank Bruegel1, een kwantitatieve inschatting kan maken hoeveel extra lidstaten tot aan 2030 publiek
moeten investeren t.o.v. het huidige basispad om een 55 procent uitstootreductie per
2030 mogelijk te maken.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet een kwantitatieve inschatting
kan maken van de hoeveelheid extra klimaatinvesteringen die een lidstaat als Italië
en een lidstaat als Nederland per jaar tot 2030 zou kunnen doen, vanaf het moment
dat de regels uit het bestaande begrotingspact vanaf 2023 onveranderd opnieuw geactiveerd
zouden worden.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele vragen over de voorstellen van de
Commissie met betrekking tot de implementatie van de Baselakkoorden voor bancaire
buffers. Zij zijn allereerst blij dat aan het Basel-akkoord wordt vastgehouden voor
wat betreft de output-floor. Tegelijkertijd merken zij op dat veel EU-specifieke afwijkingen
op de Basel-regelgeving in het voorstel overeind blijven. Zij vragen de Minister in
hoeverre hij van mening is dat de implementatie naar de geest en letter is van de
Baselse akkoorden is, zoals bepleit door 24 Europese toezichthouders.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet om een appreciatie van het gegeven
dat de implementatie van de aangescherpte Baselse regels in de Verordening en Richtlijn
Kapitaalvereisten (CRR en CRD) naar 2025 (en op onderdelen zelfs 2033) in plaats van
2023 verschoven is, en dat de kapitaalimpact van de voorstellen van de Commissie lager
is dan verwacht (ten opzichte van het eerdere impactassessment van de Europese Banken
Autoriteit (EBA) en het onderzoek van Copenhagen Economics in opdracht van EBA). Kan
toegelicht worden op welke manieren is afgeweken van het Basel III-akkoord om dit
te bewerkstelligen? En op welke manier is hierin tegemoetgekomen aan de bankenlobby?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister in welke mate hij tevreden is
met hetgeen (met name in pijler 2) geregeld is qua verscherpt toezicht op klimaatrisico’s
(in termen van de duurzaamheidsrisicoreducerende plannen die door instellingen gemaakt
moeten gaan worden, rapportageverplichtingen en ESG-definities die geharmoniseerd
gaan worden), gegeven de inzet van het Ministerie van Financiën en DNB om het aanpakken
van duurzaamheidsrisico’s beter in het raamwerk te integreren. In welke mate is de
inzet van Nederland in het voorstel verwerkt? En ziet het kabinet nog ruimte voor
meer ambitie voor het aanpakken van klimaatrisico’s binnen pijler 2?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat het kabinet vindt van de suggestie van
ECB-bestuurslid Elderson om financiële instellingen wettelijk te verplichten zich
aan de klimaatdoelstellingen te houden2, gegeven dat ze zich ook al woordelijk aan deze doelstellingen gecommitteerd hebben,
en gegeven dat de economieën van lidstaten waarmee deze financiële instellingen financieel
in verbinding staan, verdragsrechtelijk ook al tot dergelijke klimaatdoelstellingen
verplicht zijn.
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van Volt
Economisch herstel in Europa
In de brief d.d. 1 november jl. over het vervolgproces met betrekking tot het Nederlandse
Recovery and Resilience Plan3, schrijft de Minister dat de deadline voor het indienen van plannen om aanspraak
te maken op het Recovery Resilience Facility (herstelfonds), in de zomer van 2022 is. Deze door de Minister gestelde deadline komt
niet overeen met de eerdere door hem en de toenmalige Minister van EZK verstuurde
brief op 27 november 20204. Daarin wordt geschreven over de data 15 oktober 2021 – 30 april 2022 als uiterlijke
deadline. Deze datum is ook opgenomen in de Europese wetgeving (EUR-Lex5). Kan de Minister toelichten aan de leden van de Volt-fractie waarom de deadline
nu in de zomer van 2022 zou liggen? Waar komt deze kennis vandaan? Welke mogelijkheid
is er nog voor consultatie met de Kamer, decentrale overheden en andere stakeholders
als de deadline toch eerder blijkt? Zou consultatie niet juist aan het begin in plaats
van achteraf moeten plaatsvinden?
Zoals de Minister aangeeft in zijn brief d.d. 1 november jl. heeft Nederland als enige
land nog geen plannen ingediend voor het herstelfonds. Dit terwijl Nederland het geld
hard nodig heeft voor economisch herstel, hervormingen en investeringen in digitalisering
en klimaat. Klopt het, zo vragen de leden van de Volt-fractie, dat de Minister overweegt
het geld in te zetten voor het afbetalen van al gedane investeringen (bouwsteen 1),
in plaats van het geld inzetten voor nieuwe, innovatieve en kansrijke investeringen
(bouwsteen 2)?
Kan de Minister de ambtelijke voorbereiding voor de implementatie van het herstelfonds
met de Kamer delen? Vanaf welk moment heeft het kabinet de intentie om de Kamer, decentrale
overheden en andere stakeholders te consulteren?
Nederland is vaak trots op zijn positie als kenniseconomie. Deze staat echter onder
grote druk. Zo zijn wij het derde land binnen de EU wiens onderwijs het meest achteruit
holt. Ook onze investering conform de Lissabondoelstellingen behalen we niet, terwijl
er bijvoorbeeld grote interesse bestaat bij de provincie Limburg om de plaatsing van
de Einsteintelescoop in de provincie te faciliteren. De beschikbare gelden uit het
herstelfonds zouden voor dit soort doeleinden, namelijk investeringen in innovatie,
onderwijs, digitalisering en klimaat, benut kunnen worden. Uit de brief maken de leden
van de Volt-fractie echter op dat de inzet van de Minister van Financiën zal liggen
bij het afbetalen van al gedane investeringen (bouwsteen 1). Kan de Minister toelichten
hoe het mogelijk is dat het beleid landelijk zo haaks op elkaar blijkt te staan (Financiën
en EZK, OCW) en dat deze soms ook haaks op regionale doelen staat? Juist omdat volgens
RRF consultatie van verschillende belanghebbenden plaats dient te vinden.
Een inventarisatie van mogelijke hervormingen die aansluiten op de landen-specifieke
aanbevelingen is volgens de brief al gedaan door ambtenaren. In welk stadium is deze
inventarisatie? In welk stadium zijn de onderhandelingen hierover aan de formatietafel?
Kan de Minister toezeggen dat er plannen liggen voor de nodige hervormingen op de
arbeids- en woningmarkt, zodat zij na de formatie meteen geïmplementeerd kunnen worden?
Wanneer zullen deze voorstellen naar de Kamer komen, zodat de Kamer meegenomen wordt
in de besluitvorming hierover, zo vragen de leden van de Volt-fractie.
Deze leden vragen voorts hoe de Minister wil omgaan met het grote aantal hervormingen
en investeringen en de daarbij horende mijlpalen en targets per lidstaat. Op welke
manier wil de Minister beoordelen of aan mijlpalen en targets is voldaan bij uitbetalingen,
nu bijvoorbeeld het Roemeense plan alleen al 507 mijlpalen en targets bevat? Wil de
Minister zelfstandig beoordelen of mijlpalen en targets gehaald zijn en zo niet, hoe
wil de Minister bepalen wanneer Nederland de noodzaak ziet om de noodremprocedure
te starten wanneer bepaalde mijlpalen en targets, bijvoorbeeld bij hervormingen, naar
oordeel van het kabinet niet voldoende behaald zijn? Kan de Minister toelichten of
en hoe de andere Europese lidstaten Nederland serieus nemen in het beoordelen van
de plannen, gezien het feit dat Nederland als enige land nog geen plannen heeft ingediend?
De leden van de Volt-fractie vragen hoe het voornemen van het kabinet om een keer
per kwartaal aan de Kamer te rapporteren over de beoordeling van ingediende betalingsverzoeken
door de Europese Commissie zich verhoudt met de termijnen uit de RRF. Betekent dit
dat de termijn om de noodremprocedure te starten al verlopen kan zijn voordat de Kamer
geïnformeerd wordt?
De leden van de Volt-fractue vragen hoe de Minister het gebruik van het leningendeel
van de RRF beoordeelt, nu veel lidstaten geen beroep blijken te doen op leningen (het
leningendeel omvat 385,8 miljard euro in huidige prijzen). Wat gebeurt met het deel
van fondsen waar geen beroep op wordt gedaan? Is Nederland van plan om beroep te doen
op het leningendeel?
Jaarverslag van de EU-begroting 2020 door de Europese Rekenkamer
De leden van de Volt-fractie lezen dat de Minister in de geannoteerde agenda schrijft:
«Voor Nederland vormen het oordeel en de bevindingen van de ERK een belangrijke bijdrage
aan de standpuntbepaling ten aanzien van de decharge van de EU-begroting in het algemeen
en de Raadsaanbevelingen hierover in het specifiek.» De Minister gaat echter niet
in op de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer om de Covid-19-uitgaven, zijnde
de middelen uit Next Generation EU (NGEU) gestandaardiseerd bij te houden. Wat is
de evaluatie van de Minister van deze aanbeveling? Gezien het feit dat ook Nederland
met 53 procent van de Europese structuur- en investeringsfondsen adsorptie onder het
EU-gemiddelde presteert, verwacht de Minister problemen met betrekking tot de uitgaven
van de NGEU-middelen? Waarom scoort Nederland onder het EU-gemiddelde wat betreft
adsorptiecapaciteit van EU-fondsen? Hoe kan de Nederlandse adsorptiecapaciteit worden
verbeterd?
Vragen en opmerkingen van de leden van de Groep Van Haga
RRF
De leden van de Groep Van hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de vergaderingen
van de Eurogroep en Ecofinraad op 8 en 9 november 2021. Zij vragen of de demissionair
Minister bekend is met de voorwaarden die de EU stelt aan de 5,6 miljard euro die
Nederland kan krijgen uit hoofde van het RRF, namelijk het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek
en het schrappen van de aftrek voor zzp’ers. Is de demissionair Minister het met deze
voorwaarden eens of zijn deze onbespreekbaar? Met welke uitgangspunten gaat hij de
gesprekken en onderhandelingen met de EU aan? Is de demissionair Minister van mening
dat Nederland uitstekend, zonder Europese inmenging, zelf als soeverein land democratisch
via het parlement kan bepalen of de hypotheekrenteaftrek wel of niet beperkt/afgeschaft
dient te worden? Hetzelfde geldt wat de leden van de Groep Van Haga betreft voor de
aftrek zzp’ers.
De leden van de Groep Van Haga vragen de demissionair Minister of hij vindt dat Nederland
met een last van 40 miljard euro inzake het RRF, waarvan 5,6 miljard euro retour komt
onder draconische voorwaarden, een goede profijtelijke zaak heeft gedaan in het belang
van Nederland. Indien de demissionair Minister deze vraag bevestigend antwoordt, kan
hij dan het belang van Nederland en zijn burgers uitleggen, liefst kwantitatief?
Is de demissionair Minister het met de leden van de Groep Van Haga eens dat de facto
het RRF niets meer of minder is dan een bouwsteen voor een verdere transferunie en
welke maatregelen en acties stelt hij voor om dit te voorkomen, gegeven een recent
aangenomen motie die vroeg een transferunie te voorkomen?
Kan de demissionair Minister de reeds in een eerder commissiedebat gevraagde en toegezegde
pro/con-analyse van het aan Nederland toekomende RRF-bedrag ad 5,6 miljard euro aan
de Kamer doen toekomen, gegeven de voorwaarden die we nu kennen? Kortom, de voor-
en nadelen van het enerzijds ontvangen van 5,6 miljard euro uit het RRF tegenover
anderzijds de gevolgen van de voorwaarden die hieraan gesteld worden, zo vragen de
leden van de Groep Van Haga. Deze leden vragen voorts waarom de demissionair Minister
de voorwaarden, met name de hypotheekrenteaftrek, inbrengt tijdens de formatieonderhandelingen
zonder eerst het democratische oordeel van het parlement af te wachten. Loopt de demissionair
Minister niet te ver voor de muziek uit en vindt hij niet dat hij hiermee het parlement
schoffeert, mede omdat hij niet bereid was in het commissiedebat van 2 november jl.
in persoon te verschijnen?
Is de demissionair Minister het eens met de leden van de Groep Van Haga dat de plicht
van een Minister om verantwoording af te leggen aan het parlement te allen tijde voorrang
heeft op partijpolitieke bezigheden zoals formatieonderhandelingen? Zo nee, waarom
niet? Kan de demissionair Minister dat uitleggen?
De leden van de Groep Van Haga vragen of de Minister bereid is om af te zien van de
aan Nederland toekomende RRF-gelden ad 5,6 miljard euro indien de voorwaarden te streng
zijn en dus de prijs te hoog is. Is de Minister bereid om de Nederlandse bijdrage
aan het RRF op te schorten indien de 5,6 miljard euro met voor Nederland te stringente/ingrijpende
condities gepaard gaan? Mocht de demissionair Minister besluiten om het geld en de
voorwaarden toch te accepteren, welke projecten ziet hij dan gegeven dat 37 procent
van de gelden aan verduurzaming en 20 procent aan digitalisering moet worden gespendeerd?
Indien het antwoord op voorgaande vragen inhoudt dat regels nu eenmaal regels zijn
en afspraken moeten worden nagekomen, kan de Minister dan uitleggen waarom dit dan
ook niet geldt voor de SGP-normen inzake onder meer Italië, Spanje en Griekenland?
Tot slot vragen de leden van de Groep Van Haga in dezen of de demissionair Minister
dan bereid is bovengenoemde landen strikt aan de voorwaarden van het SGP te houden.
Is de demissionair Minister bereid om de oude geldende SGP-normen onverkort te handhaven
en dit desnoods met een Nederlands veto af te dwingen?
Basel 3.5
De verdubbeling van de wegingsfactor inzake risico gewogen activa (RWA) van woninghypotheken
raakt onze banken erg vanwege hun grote hypotheekportefeuille. De banken staan voor
de keuze om kapitaal op te halen of andere activiteiten, bijvoorbeeld de kredietverlening,
terug te schroeven. Hoe kijkt de Minister tegen deze problematiek aan, zo vragen de
leden van de Groep Van Haga.
Digitale Euro
Opvallend is dat er zeer weinig bekend is over de uitrol en vormgeving van de digitale
euro, zo stellen de leden van de Groep Van Haga vast. Normaal gesproken wordt er een
draaiboek gemaakt met wie wat doet, wie de verantwoordelijkheid draagt, wie de client
acceptance doet en de controlerende functies krijgt. Kan de demissionair Minister
uitleggen hoe het mogelijk is dat zo een groot en complex project zo slecht gepland
en uitgewerkt is?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
M. Schukkink, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.