Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers 20 en 21 juli te Ljubljana, Slovenië
21 501-08 Milieuraad
Nr. 833 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 juli 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretarissen van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische
Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief
van 30 juni 2021 over de geannoteerde agenda informele bijeenkomst van klimaat- en
milieuministers 20 en 21 juli te Ljubljana, Slovenië (Kamerstuk 21 501-08, nr. 832).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 juli 2021 aan de Staatssecretarissen van Infrastructuur
en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat en de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit voorgelegd. Bij brief van 6 juli 2021 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inhoudsopgave
blz.
Inleiding
2
VVD-fractie
0
CDA-fractie
0
GroenLinks-fractie
0
Partij voor de Dieren-fractie
0
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers van 20 en 21 juli
2021. Graag willen deze leden een aantal vragen over de brief voorleggen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de
informele bijeenkomst van klimaat- en milieuministers 20 en 21 juli en hebben nog
enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
van de aankomende Milieuraad en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken
en hebben hier nog enkele vragen over.
VVD-fractie
Fit for 55
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Europese Commissie naar verwachting op 14 juli
de twaalf wetsvoorstellen, die samen het Fit-for-55 pakket vormen, bekend maakt.
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of de hogere Europese doelstelling
en het Fit-for-55 pakket ertoe zullen leiden dat de Europese Commissie Nederland een
hoger nationaal doel oplegt.
De leden van de VVD-fractie delen de mening over het belang van een gelijk speelveld,
als bescherming van onze bedrijven en de verlaagde noodzaak voor aanvullend nationaal
beleid. Deze leden kijken daarom ook met interesse naar het Carbon Border Adjustment
Mechanism (CBAM). Wel hebben zij vragen over de uitwerking van het CBAM. Kan de Staatssecretaris
aangeven welke sectoren als eerste onder de CBAM gaan vallen? En hoe de volgorde van
uitrol eruitziet? Ook vragen deze leden waar de Staatssecretaris staat ten opzichte
van de huidige vrije rechten in het EU-emissiehandelssysteem (ETS).
De leden van de VVD-fractie benadrukken het belang van de terugkeer van de geldstromen,
afkomstig uit de ETS-inkomsten, naar de individuele lidstaten om effectief hun verduurzaming
te bekostigen. Deze leden vragen daarom aan de Staatssecretaris wat haar inzet is
omtrent deze geldstromen. De leden van de VVD-fractie horen dat er de mogelijkheid
bestaat dat de Europese Commissie deze geldstromen wil inzetten als eigen middelen.
Hoe staat de Staatssecretaris hier tegenover?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris de mening van deze leden
deelt dat het aan lidstaten zelf is om tot de meest kosteneffectieve verdeling van
CO2-reductie over sectoren te komen? Deze leden lezen dat de Staatssecretaris kritisch
de uitbreiding van het ETS naar de gebouwde omgeving en de mobiliteit bekijkt. Tegelijkertijd
steunt de Staatssecretaris hogere Effort Sharing Regulation (ESR)-doelen. Waarom overweegt
de Staatssecretaris deze dubbelwerking? Dat is immers in het huidige systeem niet
het geval.
Internationaal klimaatbeleid en voorbereidingen van de 26e Klimaatconferentie van
de Verenigde Naties (COP26)
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris haar inzet op het internationale
klimaatbeleid en de voorbereiding op de COP26 uiteenzet voor de informele bijeenkomst
van klimaat- en milieuministers. Deze leden delen de mening van de Staatssecretaris
wat betreft de noodzaak van meer ambitie. Deze leden zijn van mening dat de Nederlandse
industrie een voortrekkersrol wereldwijd kan innemen. Deelt de Staatssecretaris deze
mening? Indien deze mening wordt gedeeld, kan er op COP26 en in vervolg een uitgebreide
inzet worden gedaan door de Nederlandse overheid om samenwerkingsverbanden aan te
gaan met soortgelijke innovatieve industrielanden om samen nieuwe innovaties van de
grond te krijgen? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit te intensiveren?
De leden van de VVD-fractie constateren dat meerdere gelijkgestemde landen, zoals
het Verenigd Koninkrijk, inmiddels CO2-beprijzingssystemen zoals het Europese ETS-mechanisme hebben ontwikkeld. Daarom vragen
deze leden hoe de Staatssecretaris staat tegenover een verdere integratie van de CO2-beprijzingssystemen. Kan de Staatssecretaris toelichten of het mogelijk is om deze
systemen op elkaar aan te sluiten, om een sterker blok te vormen tegen landen zoals
China en effectiever een kosteneffectieve CO2-reductie te verwerkelijken?
Rapport EU Bestuivers Initiatief
De leden van de VVD-fractie lezen dat alle lidstaten onverminderd de ambitieuze inzet
voor het Global Biodiversity Framework (GBF) steunen maar dat er tegelijkertijd zorgen
zijn over het politieke momentum en dat er de komende periode aandacht en actie nodig
is om het momentum te behouden. Deze leden wensen graag een nadere toelichting over
welke zorgen er zijn over het politieke momentum en welke acties daaraan verbonden
zouden kunnen worden.
CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie kijken met belangstelling uit naar de publicatie van het
Fit-for-55 pakket waarin duidelijk zal worden welke verdeling van de Europese klimaatopgave
per lidstaat en per sector wordt voorzien. Deze leden hebben zich altijd uitgesproken
voor een Europese klimaataanpak, met Europees bronbeleid, waarmee zoveel mogelijk
«meewind» wordt gecreëerd voor de in Nederland benodigde klimaatmaatregelen. In dat
kader zijn deze leden voorstander van de aanscherping van de Europese CO2-normen van voertuigen en het uitbreiden van het ETS naar scheepvaart en luchtvaart.
De leden van de CDA-fractie hebben echter wel de nodige vraagtekens met betrekking
tot de mogelijke uitbreiding van het ETS naar de gebouwde omgeving en mobiliteit.
Deze leden merken op dat vanuit de ERS reeds gekoerst wordt op jaarlijkse bindende
broeikasgasemissie-reducties op EU-lidstaatniveau en dat deze bindende doelen ook
zullen gelden voor de gebouwde omgeving en mobiliteit. Deze leden vragen de Staatssecretaris
wat de toegevoegde waarde van uitbreiding van ETS naar de gebouwde omgeving is als
er vanuit de ESR al een bindende opgave per lidstaat wordt vastgesteld. Hoe zal de
Staatssecretaris dit aspect mee laten wegen bij het beoordelen eventuele voorstellen
op dit gebied?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Europese Commissie mogelijk ook wil komen
met bindende nationale doelstellingen voor hernieuwbare energie. Eerder was dit niet
het geval, omdat het niet verenigbaar werd geacht met het subsidiariteitsprincipe.
Wat maakt dat bindende nationale doelstellingen voor hernieuwbare energie blijkbaar
nu wel verenigbaar worden geacht met het subsidiariteitsprincipe? Hoe kijkt de Staatssecretaris
naar bindende nationale doelstellingen voor hernieuwbare energie? Kan zij tevens schetsen
hoe andere lidstaten denken over het al dan niet opnemen van bindende nationale doelstellingen
voor hernieuwbare energie?
De leden van de CDA-fractie constateren dat ontwikkelingslanden hebben aangegeven
veel belang te hechten aan het nakomen van de toezegging door ontwikkelde landen van
100 miljard dollar per jaar aan klimaatfinanciering vanaf 2020. Deze landen verwijzen
daar vaak naar als voorwaarde voor een ambitieuze uitkomst van de klimaattop in Glasgow.
Deze leden vragen de Staatssecretaris om een overzicht te geven van de Nederlandse
inzet op deze klimaatfinanciering. In hoeverre is Nederland op de goede weg om aan
ons deel van deze toezegging te voldoen?
De leden van de CDA-fractie lezen dat er tijdens deze bijeenkomst ook zal worden gesproken
over internationale inzet op het gebied van biodiversiteit. Deze leden vragen de Minister
om aan te geven hoe de samenhang zal zijn tussen de doelstellingen uit de EU-biodiversiteitsstrategie
en de doelstellingen die in het 2030 kader van de Convention on Biological Diversity
worden verwacht.
GroenLinks-fractie
Voorbereidingen voor de 15e Conferentie van Partijen van de Conventie inzake Biologische
Diversiteit (CBD COP15)
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat wordt aangegeven ambitieus in te
zetten op het wereldwijde verlies van biodiversiteit en bossen. Deze leden waarderen
het ook dat als één van de redenen ook de verbinding van verlies aan biodiversiteit
met zoönosen genoemd wordt. Kan de Minister aangeven hoe zij deze relatie op internationaal
en nationaal niveau voor zich ziet? Kan worden aangeven welk type bindende en uitvoerbare
afspraken Nederland nastreeft in een nieuw GBF?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn heel erg blij dat de urgentie EU-breed gevoeld
wordt. Kan er ook een mondiaal krachtenveld geschetst worden? In hoeverre is duidelijk
wat bijvoorbeeld China gaat doen? Waar liggen nog de grootste discussiepunten om tot
een mondiaal akkoord te komen? Wel zijn deze leden bezorgd over het bericht dat de
CBD COP15 nogmaals wordt uitgesteld. Hoe wordt de genoemde urgentie met dit uitstel
gerijmd? We kunnen immers niet langer wachten met het oplossen van de wereldwijde
biodiversiteitscrisis. Is de Minister het met deze leden eens dat de huidige biodiversiteitscrisis
dermate ernstig is, dat verder uitstel van de aanpak hiervan desastreuze gevolgen
kan hebben? Waarom kan COP15 vanwege COVID-19 niet leiden tot een overeenkomst met
betrekking tot het post-2020 GBF, terwijl andere internationale diplomatieke processen,
zoals afspraken over het Paris Rulebook rond COP-26 in Glasgow, wel voortgang kunnen maken? Waarom kan besluitvorming pas
op zijn vroegst plaatsvinden in mei 2022? Welke landen sturen hierop aan, en wat vindt
de Minister hiervan? Is Nederland bereid om zich internationaal in te spannen om te
zorgen dat besluitvorming op zijn laatst in mei 2022 plaats zal vinden? En is er bereidheid
om in de Milieuraad op te roepen tot een voortvarende aanpak van de oplossing van
de biodiversiteitscrisis, ongeacht de uitkomst of timing van de CBD?
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat steeds meer onderzoeken wijzen naar dezelfde
bedreigende factoren voor biodiversiteit: de manieren waarop wij voedsel produceren
en de consumptiepatronen van de mens. Deze leden zijn dan ook benieuwd hoe de Minister
deze bedreigingen op de agenda van de Milieuraad én de CBD wil zetten. Wat is de inzet
voor de CBD op het terrein van voedselconsumptie en -productie? Kan worden aangeven
in hoeverre Nederland eraan bijdraagt dat de negatieve gevolgen van productie en consumptie
van voedsel voor natuur wereldwijd worden tegengegaan? Hoe verhoudt die inzet zich
tot positie van Nederland als tweede grootste landbouwexporteur ter wereld?
De leden van de GroenLinks-fractie zien een belangrijke rol voor de financiële sector
in het tegengaan van biodiversiteitsverlies en het herstellen van de natuur. Wanneer
financiële stromen geen schade toebrengen aan natuur, kom je tot de benodigde systeemverandering.
Dit kan onder meer worden bereikt door natuur-gerelateerde risico’s te integreren
in financiële besluitvorming en strategie. Wat is de inzet voor de CBD op het terrein
van de financiële sector? Is de Minister het ermee eens dat transparantie over natuur-gerelateerde
risico’s een belangrijke rol kan spelen in het ombuigen van financiële stromen zodat
die geen schade meer toebrengen aan natuur? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid
om in de Milieuraad op te roepen tot een aanpak gericht op het ombuigen van deze financiële
stromen zodat die geen schade meer toebrengen aan natuur?
De leden van de GroenLinks-fractie willen tevens aandacht vragen voor het feit dat
veel essentiële ecosystemen voor biodiversiteit zijn gelegen in ontwikkelingslanden.
Wordt er in het kader van de CBD ook gesproken over additionele financiële steun aan
ontwikkelingslanden en investeringen in capaciteitsopbouw om hen in staat te stellen
om hun biodiversiteit beter te kunnen beschermen?
Rapport EU bestuiversinitiatief
De leden van de GroenLinks-fractie zijn heel blij dat de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit zo standvastig aan het beschermdoel van zeven procent heeft vastgehouden
tijdens de afgelopen Landbouw- en Visserijraad. Is de Minister voornemens om de ambitieuze
houding ten opzichte van het beschermdoel ook in de Milieuraad naar voren te brengen?
Zo ja, hoe gaat de Minister dit in de Raad doen? En is zij bereid ook te benoemen
dat er naast een beschermdoel voor honingbijen ook nog beschermdoelen voor hommels
en wilde bijen moeten komen? Zo nee, waarom niet?
Klimaat
De leden van de GroenLinks-fractie hebben in de berichtgeving over het gelekte voorstel
rondom het aangescherpte ETS-beleid vernomen dat het voorstel is om bij de invoering
van een CBAM ook de gratis emissierechten te schrappen. Deze leden juichen dit toe
en zien graag een stevige inzet van Nederland op zowel de invoering van een CBAM als
het schrappen van de gratis emissierechten.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn uitermate bezorgd over de conceptbevindingen
van het nieuwe IPCC-rapport. Dit bevestigt nog maar eens hoe belangrijk het is dat
COP26 een succes wordt. Zijn er naast het Paris Rulebook nog andere zaken waarop kan worden ingezet tijdens COP26, zoals een ambitieuzere
inzet van de deelnemende landen?
Partij voor de Dieren-fractie
Wijziging verordening inzake de verdeling van de inspanningen (Effort Sharing Regulation,
ESR)
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de ESR enorm moet worden
verbeterd om van betekenis te kunnen zijn bij het tijdig oplossen van de klimaatcrisis.
De landbouw blijft vooralsnog buiten schot, terwijl de landbouw juist veel broeikasgassen
uitstoot. Deelt de Minister het inzicht dat er bindende concrete reductiedoelstellingen
voor de landbouw moeten worden opgesteld? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister het
inzicht dat deze doelstellingen ook nodig zijn voor het behalen van de ambities in
de Van Boer tot Bord Strategie? Zo nee, waarom niet? En wat is de inzet van Nederland
met betrekking tot het ESR, onder andere voor de landbouw? Is de Minister bereid om
zich te verzetten wanneer het voorstel van de Commissie geen bindende reductiedoelstellingen
voor de landbouw zou blijken te bevatten? Deelt de Minister de mening dat een effectieve
CBAM ook landbouw zou moeten omvatten om de geïmporteerde emissies tegen te gaan en
dat dit niet alleen een zeer groot effect voor het klimaat zou kunnen bewerkstelligen,
maar tegelijkertijd ook biodiversiteitsverlies kan helpen tegengaan?
VN Klimaatconferentie (COP26)
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen graag weten welke delegatie vanuit
het Nederlandse kabinet deel zal nemen aan de VN Klimaatconferentie en hoe naar deze
conferentie afgereisd zal worden. Zal de Minister-President aanwezig zijn? En zal
de delegatie per trein en boot afreizen? Wat zal de inzet zijn van de Nederlandse
delegatie aan de COP26?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken verder op dat de consumptie van
vlees, vis en zuivel schade aan klimaat, dieren, natuur en water veroorzaakt. De wetenschappelijke
rapporten die adviseren om over te stappen van dierlijk naar meer plantaardig voedsel
stapelen zich op. Zo is de vee-industrie volgens het World Resources Institute verantwoordelijk
voor tachtig procent van de ontbossing in het Amazonegebied. Desondanks ging het bij
de vorige klimaattoppen van Katowice en Madrid helemaal mis. De wereldleiders en andere
conferentiegangers werden getrakteerd op menukaarten vol vlees, vis en zuivel.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister de mening deelt
dat juist op internationale conferenties waar gesproken wordt over het oplossen van
de problemen die mede worden veroorzaakt door de consumptie van vlees, vis en zuivel,
het vanzelfsprekend zou moeten zijn dat de plantaardige optie de norm is? Is de Staatssecretaris
bereid om ervoor te pleiten dat een plantaardig menu de standaard keuze wordt, terwijl
opties met dierlijke eiwitten enkel op verzoek beschikbaar worden? Wanneer zullen
de Kamervragen van het lid Teunissen (d.d. 14 april 2021) over aandacht voor de eiwittransitie
op internationale conferenties beantwoord worden?
Biodiversiteitsverdrag (CBD)
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken
en hebben hier nog enkele vragen over. Deze leden merken op dat eind augustus waarschijnlijk
de Third Open Ended Working Group (3OEWG) zal plaatsvinden in aanloop naar de Convention on Biological Diversity van volgend jaar. Tijdens de 3OEWG hebben landen de mogelijkheid om concrete tekstuele
veranderingen van het Biodiversiteitsverdrag voor te stellen. Deze leden merken hierbij
op dat gezien de urgentie van de klimaat- en biodiversiteitscrisis, de komende tien
jaar worden gezien als de «the deciding decade» (het beslissende decennium) om klimaatontwrichting
en biodiversiteitsverlies te stoppen. Deze leden vinden echter dat het Biodiversiteitsverdrag
de urgentie niet voldoende erkent en dat er daarom jaarlijks «milestones» zouden moeten
worden geformuleerd. Deelt de Minister het inzicht dat het essentieel is dat er concrete
jaarlijkse doelstellingen met behulp van impact-, proces- of outputindicatoren en
een routeplan tot 2030 moeten worden opgesteld? Wat vindt de Minister van de suggestie
om voor het rapporteren van jaarlijkse «milestones« gebruik te maken van technologieën
om op een transparante en gestandaardiseerde manier te rapporteren, bijvoorbeeld via
benchmarkingtools, quickscans of social media? Deelt de Minister het inzicht dat op
deze manier het rapport voor een breder publiek leesbaar kan worden, maar ook dat
het rapporteren hiermee verandert van een «rapportagelast» naar «het vieren van successen
en prestaties»?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken daarnaast op dat de Theory of Change-structuur het fundament is van het Biodiversiteitsverdrag waarop de doelstellingen
zijn gebaseerd. Momenteel is er een onnatuurlijke scheiding aangebracht wat betreft
«menselijke behoeften» en het verminderen van het aantal bedreigde diersoorten en
de bescherming van natuurgebieden en ecosystemen. Wat vindt de Minister van het idee
om het welzijn van mensen te koppelen aan het welzijn van de aarde en haar ecosystemen
en biodiversiteit? Is de Minister bereid om voorstellen te doen om de coherentie tussen
menselijk welzijn en het welzijn van de aarde in de Theory of Change te verbeteren en zo ook duplicatie te verminderen? Deelt de Minister het inzicht
dat bij het opstellen van deze doelstellingen rekening gehouden moet worden met de
planetaire grenzen en dat er niet alleen gekeken moet worden naar bijvoorbeeld het
verminderen van het aantal bedreigde soorten?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden ook dat de polaire streken niet
voldoende worden genoemd en beschermd in het Biodiversiteitsverdrag. Antarctica en
de Zuidelijke Oceaan zijn buitengewoon rijk aan bijzondere en bedreigde soorten, zoals
pinguïns, walvissen en zeehonden. Bovendien zijn de oceanen van belang om klimaatverandering
tegen te gaan: dertig procent van de koolstofemissie wordt hierin vastgelegd. Daarnaast
vormt de Antarctische krill een essentieel onderdeel van de voedselketen voor veel
mariene roofdieren in de Zuidelijke Oceaan. Er wordt momenteel onderhandeld over het
oprichten van twee Marine Protected Areas (MPA) voor de instandhouding van de levende rijkdommen van de Antarctische wateren.
De MPA’s zullen samen ongeveer drie miljoen vierkante kilometer groot zijn. Kan de
Minister aangeven welke positie Nederland inneemt in deze onderhandelingen? Wat is
het standpunt van Nederland? Deelt de Minister het inzicht dat deze twee MPA’s er
moeten komen en is ze bereid zich hiervoor actief in te zetten, ook in de bilaterale
contacten met de landen die zich momenteel het meest verzetten tegen deze MPA's, namelijk
China en Rusland?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie pleiten daarnaast voor het opnemen van
een wereldwijd moratorium op de introductie van organismen in de natuur die genetisch
gemanipuleerd zijn door middel van gene drive technologie (genaandrijving). Genaandrijving is gericht op het uitroeien van populaties en zelfs
hele soorten door middel van genetische manipulatie. De effecten daarvan zijn niet
omkeerbaar. Het vrijkomen van gene drive-organismen in het milieu vormt een nieuwe
en ernstige bedreiging voor de biodiversiteit en het milieu op een ongekende schaal,
aangezien elk gene drive-organisme een ernstig risico van oncontroleerbare verspreiding
van genetisch gemanipuleerde genen en genetische mechanismen in wilde en gedomesticeerde
populaties met zich meebrengt. Gene drive-organismen kunnen zelf invasieve soorten
worden, waarmee ze een ernstig gevaar vormen voor de biodiversiteit. In antwoorden
op eerdere vragen van de Partij voor de Dieren-fractie schreef de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit dat zij geen voorstander is van een wereldwijd moratorium,
omdat het juist toegelaten moet zijn om de techniek (op een veilige manier) verder
te ontwikkelen (Kamerstuk 21 501-32, nr. 1244). Wel erkent deze Minister dat er nog deels onbekende risico’s kleven aan de toepassing.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie verzoeken de Minister met klem om het
standpunt te heroverwegen. Zolang er nog onbekende risico’s zijn en de techniek zich
nog op een «veilige manier» zou moeten ontwikkelen, is introductie van gene drive-organismen
in de natuur, met inbegrip van veldproeven, uit den boze. Deze leden verwijzen hierbij
naar het voorzorgsbeginsel dat is verankerd in zowel het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie als in het Verdrag inzake Biologische Diversiteit. Gaat de Minister
uit voorzorg pleiten voor opname van een wereldwijd moratorium op genaandrijving in
de tekst van het Biodiversiteitsverdrag?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken tot slot op dat de Wereldbank
deze week in kaart heeft gebracht dat de wereldeconomie in 2030 2,7 biljoen US dollar
zal verliezen wanneer de achteruitgang van de ecosystemen niet gestopt wordt. Hierbij
vermeldt de Wereldbank dat politieke leiders te vaak kiezen voor exploitatie van natuurlijke
hulpbronnen ten behoeve van een korte termijn economisch gewin, ten koste van de leefomgeving.
Deze leden delen het inzicht dat de achterliggende oorzaken van de biodiversiteitscrisis
gelegen zijn in hoe de economie is ingericht, hoe handel wordt gedreven en hoe grondstoffen
worden geëxploiteerd, waarbij de negatieve gevolgen voor mens, dier en natuur niet
worden geïnternaliseerd in de economie. Het is daarom van belang dat een houdbare
economie binnen de draagkracht van de aarde blijft. De Britse econoom Kate Raworth
schetst deze economie als een donut, waarin iedereen recht heeft op (sociale) basisvoorzieningen
en niemand het recht heeft om het ecosysteem te misbruiken voor eigen gewin. Is de
Minister bereid om de donut economie, of het Natuurlijk Kapitaal Rekenen of andere
alternatieve vormen van Bruto Nationaal Product (BNP), zoals brede welvaart, voor
te stellen voor het Biodiversiteitsverdrag? Of is de Minister bereid om voor te stellen
dat dit concept geformuleerd wordt door een speciale deskundigengroep (expert group)?
Daarnaast is een deel van de oplossing het verlagen van de belasting op arbeid en
het verhogen van de belasting op grondstoffen, vervuiling, vermogen en winst. Deelt
de Minister dit inzicht en is ze bereid dit in te brengen in het Biodiversiteitsverdrag?
II Reactie van de bewindspersonen
«Fit for 55%» pakket
De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris of de hogere Europese doelstelling
en het Fit-for-55 pakket ertoe zullen leiden dat de Europese Commissie Nederland een
hoger nationaal doel oplegt.
Onderdeel van het Fit-for-55 pakket is een voorstel tot herziening van de Effort Sharing Regulation (ESR). De ESR reguleert broeikasgasemissies van de sectoren die niet onder het EU-emissiehandelssysteem
vallen (EU ETS), waaronder de gebouwde omgeving, wegtransport en de landbouw. De ESR
kent reeds een Europees doel dat is onderverdeeld in bindende nationale opgaven. Een
ophoging van het overkoepelende Europese doel naar ten minste 55% betekent ook een
ophoging van het Europese ESR-doel, wat zich zal doorvertalen in een hoger bindend
nationaal ESR-doel voor alle lidstaten, en dus ook voor Nederland. Een eerste inschatting
van het PBL gaat uit van een ophoging van het Nederlandse ESR-doel met 9% (van 36%
naar 45% t.o.v. 2005)1, maar dit hangt af van het uiteindelijke voorstel en de onderhandelingsuitkomst.
De ESR kent geen sectorale doelstellingen, het is aan de lidstaten zelf om te bepalen
hoe de opgave te verdelen onder de ESR-sectoren. Het ETS, waaronder een groot deel
van de industrie en de elektriciteitsopwekking valt, zal naar verwachting ook door
de Europese Commissie worden aangescherpt, maar kent geen nationale doelen.
De leden van de VVD-fractie delen de mening over het belang van een gelijk speelveld,
als bescherming van onze bedrijven en de verlaagde noodzaak voor aanvullend nationaal
beleid. Deze leden kijken daarom ook met interesse naar het Carbon Border Adjustment
Mechanism (CBAM). Wel hebben zij vragen over de uitwerking van het CBAM. Kan de Staatsecretaris
aangeven welke sectoren als eerste onder de CBAM gaan vallen? En hoe de volgorde van
uitrol eruitziet? Ook vragen deze leden waar de Staatssecretaris staat ten opzichte
van de huidige vrije rechten in het EU-emissiehandelssysteem (ETS).
De Europese Commissie zal als onderdeel van het Fit-for-55 pakket een voorstel doen voor een CBAM. De Europese Commissie lijkt hierbij te denken
aan de sectoren elektriciteit, cement, staal, kunstmest en aluminium, zoals ook aangegeven
door Diederik Samsom in zijn technische briefing aan uw Kamer, maar in het uiteindelijke
voorstel kan dit nog wijzigen. De motie Grinwis en Van Weyenberg roept het kabinet
op tot een zo snel mogelijke invoering van een eerlijke en effectieve CO2-grensheffing, in combinatie met het beëindigen van gratis allocatie. In het licht
van deze motie wacht het kabinet het voorstel af en zal het deze beoordelen o.a. op
basis van de effectiviteit en eerlijkheid van het voorstel, de WTO-conformiteit en
de uitvoerbaarheid, waartussen een gedegen balans moet worden gevonden. De vormgeving,
waar de uitrolsnelheid en eventuele uitfasering van gratis rechten toe behoren, heeft
direct invloed op deze criteria. De positie van het kabinet zal daarom mede afhangen
van de precieze vormgeving van het voorstel.
De leden van de VVD-fractie benadrukken het belang van de terugkeer van de geldstromen,
afkomstig uit de ETS-inkomsten, naar de individuele lidstaten om effectief hun verduurzaming
te bekostigen. Deze leden vragen daarom aan de Staatssecretaris wat haar inzet is
omtrent deze geldstromen. De leden van de VVD-fractie horen dat er de mogelijkheid
bestaat dat de Europese Commissie deze geldstromen wil inzetten als eigen middelen.
Hoe staat de Staatssecretaris hier tegenover?
De Europese Commissie publiceert naar verwachting op 14 juli 2021 het zogenoemde Fit-for-55 pakket, met daarin wetgevingsvoorstellen ter implementatie van de aangescherpte Europese
klimaatdoelstellingen waarvoor Nederland heeft gepleit. Hier zit naar verwachting
ook een voorstel bij voor aanscherping van het EU-emissiehandelssysteem (ETS), alsook
uitbreiding van het ETS naar de sectoren gebouwde omgeving en mobiliteit. Pas als
deze voorstellen er zijn, kan worden beoordeeld wat de plannen van de Commissie precies
inhouden en wat dit voor gevolgen zal hebben voor de ETS-inkomsten. Daarnaast zal
de Commissie naar verwachting als onderdeel van het voorstel voor een nieuw Eigenmiddelenbesluit
(EMB) ook een voorstel presenteren voor een nieuw eigen middel op basis van het ETS,
conform de afspraken tussen de Raad, de Commissie en het Europees Parlement in het
Interinstitutioneel Akkoord van 16 december 2020. Deze afspraken zijn in feite een
bevestiging van de conclusies van de Europese Raad van 21 juli 2020. Het voorstel
voor een nieuw EMB wordt eveneens verwacht op 14 juli 2021. Het kabinet wacht de voorstellen
van de Commissie af en zal deze op hun merites beoordelen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris de mening van deze leden
deelt dat het aan lidstaten zelf is om tot de meest kosteneffectieve verdeling van
CO2-reductie over sectoren te komen? Deze leden lezen dat de Staatssecretaris kritisch
de uitbreiding van het ETS naar de gebouwde omgeving en de mobiliteit bekijkt. Tegelijkertijd
steunt de Staatssecretaris hogere Effort Sharing Regulation (ESR)-doelen. Waarom overweegt
de Staatssecretaris deze dubbelwerking? Dat is immers in het huidige systeem niet
het geval.
De leden van de CDA-fractie kijken met belangstelling uit naar de publicatie van het
fit-for-55 pakket waarin de welke verdeling van de Europese klimaatopgave per lidstaat
en per sector voorziet duidelijk zal worden. Deze leden hebben zich altijd uitgesproken
voor een Europese klimaataanpak, met Europees bronbeleid, waarmee zoveel mogelijk
«meewind» wordt gecreëerd voor de in Nederland benodigde klimaatmaatregelen. In dat
kader zijn deze leden voorstander van de aanscherping van de Europese CO2-normen van voertuigen en het uitbreiden van het ETS naar scheepvaart en luchtvaart.
De leden van de CDA-fractie hebben echter wel de nodige vraagtekens met betrekking
tot de mogelijke uitbreiding van het ETS naar de gebouwde omgeving en mobiliteit.
Deze leden merken op dat vanuit de ERS reeds gekoerst wordt op jaarlijkse bindende
broeikasgasemissie-reducties op EU-lidstaatniveau en dat deze bindende doelen ook
zullen gelden voor de gebouwde omgeving en mobiliteit. Deze leden vragen de Staatssecretaris
wat de toegevoegde waarde van uitbreiding van ETS naar de gebouwde omgeving is als
er vanuit de ESR al een bindende opgave per lidstaat wordt vastgesteld. Hoe zal de
Staatssecretaris dit aspect mee laten wegen bij het beoordelen eventuele voorstellen
op dit gebied?
Zie ook het antwoord op bovenstaande vraag van de VVD. De Effort Sharing Regulation (ESR) kent geen sectorale doelstellingen. Het is aan lidstaten zelf om te bepalen
hoe de opgave te verdelen onder de ESR-sectoren, waarbij elke lidstaat zelf het meest
kosteneffectieve transitiepad kan kiezen. Tegelijkertijd borgt de ESR dat lidstaten
nationaal maatregelen nemen om emissiereductie in deze sectoren te realiseren, zoals
u zelf ook aangeeft in de vraag, omdat de ESR reeds bindende doelstellingen kent.
Voor Nederland is dat op dit moment -36% ten opzichte van 2005. Daarom is het volgens
de Commissie van belang dat de ESR, in combinatie met aangescherpt Europees bronbeleid,
blijft bestaan. Mocht de Commissie een ETS voorstellen voor de gebouwde omgeving en
wegtransport, dan ziet de Commissie dit niet als vervanging van het borgingsmechanisme
van de ESR. Het kabinet zal het gehele pakket na uitkomen in zijn integraliteit beoordelen,
op basis van de daadwerkelijke voorstellen en bijbehorende impact assessments. Uw
Kamer wordt hier uiteraard via de gebruikelijke procedures over geïnformeerd.
De leden van de CDA-fractie merken op dat de Europese Commissie mogelijk ook wil komen
met bindende nationale doelstellingen voor hernieuwbare energie. Eerder was dit niet
het geval, omdat het niet verenigbaar werd geacht met het subsidiariteitsprincipe.
Wat maakt dat bindende nationale doelstellingen voor hernieuwbare energie blijkbaar
nu wel verenigbaar worden geacht met het subsidiariteitsprincipe? Hoe kijkt de Staatssecretaris
naar bindende nationale doelstellingen voor hernieuwbare energie? Kan zij tevens schetsen
hoe andere lidstaten denken over het al dan niet opnemen van bindende nationale doelstellingen
voor hernieuwbare energie?
Het is nog onduidelijk of de Europese Commissie bindende nationale doelstellingen
voor hernieuwbare energie zal voorstellen. Indien zij dit voorstelt zal de Europese
Commissie de subsidiariteit daarvan moeten aantonen en zal het kabinet deze beoordelen.
Het kabinet is geen voorstander van bindende nationale doelstellingen. Het streven
is om Europese en nationale klimaatdoelen op zo kosteneffectief mogelijke wijze te
behalen. Daarbij is sturen op vermindering van CO2-uitstoot het uitgangspunt. Bindende doelen voor hernieuwbare energie en energiebesparing
kunnen ten koste gaan van deze kosteneffectiviteit. De EU-lidstaten zijn verdeeld
over het nut van een nationaal bindend doel voor hernieuwbare energie. Het Europese
krachtenveld zal pas tijdens het onderhandelingsproces duidelijk worden.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat de ESR enorm moet worden
verbeterd om van betekenis te kunnen zijn bij het tijdig oplossen van de klimaatcrisis.
De landbouw blijft vooralsnog buiten schot, terwijl de landbouw juist veel broeikasgassen
uitstoot. Deelt de Minister het inzicht dat er bindende concrete reductiedoelstellingen
voor de landbouw moeten worden opgesteld? Zo nee, waarom niet? Deelt de Minister het
inzicht dat deze doelstellingen ook nodig zijn voor het behalen van de ambities in
de Van Boer tot Bord Strategie? Zo nee, waarom niet? En wat is de inzet van Nederland
met betrekking tot het ESR, onder andere voor de landbouw? Is de Minister bereid om
zich te verzetten wanneer het voorstel van de Commissie geen bindende reductiedoelstellingen
voor de landbouw zou blijken te bevatten? Deelt de Minister de mening dat een effectieve
CBAM ook landbouw zou moeten omvatten om de geïmporteerde emissies tegen te gaan en
dat dit niet alleen een zeer groot effect voor het klimaat zou kunnen bewerkstelligen,
maar tegelijkertijd ook biodiversiteitsverlies kan helpen tegengaan?
Middels het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 193) geeft Nederland invulling aan de reeds bindende nationale opgave volgend uit de
ESR. De ESR kent geen sectorale doelstellingen, het is aan de lidstaten zelf om te
bepalen hoe de opgave te verdelen onder de ESR-sectoren, zoals de mobiliteit, de gebouwde
omgeving en landbouw. De Nederlandse landbouwsector kent via het Klimaatakkoord een
bindende reductiedoelstelling van maximaal 20,2–22,8 Mton CO2-equivalenten restemissie in 2030. De Nederlandse landbouw levert daarmee haar aandeel
in de klimaatopgave voor 2030 net zoals de andere sectoren in Nederland.
Een ophoging van het overkoepelende Europese doel naar ten minste 55% betekent ook
een ophoging van het Europese ESR-doel, wat zich zal doorvertalen in een hoger bindend
nationaal ESR-doel voor alle lidstaten, en dus ook voor Nederland. Hoeveel hoger de
reductiedoelstelling wordt voor Nederland, hangt af van de precieze voorstellen.
Het Fit-for-55 pakket bevat verder naar verwachting een voorstel om vanaf 2030 een nieuwe gemeenschappelijke
Agriculture Forestry and Other Land Use (AFOLU) klimaatbeleidspijler voor de landbouw en landgebruik te creëren, met als
doel dat de landbouw- en landgebruiksectoren samen op EU-niveau in 2035 klimaatneutraal
zijn. Zoals beschreven in het BNC fiche over de Mededeling «Een ambitieuzere klimaatdoelstelling
voor Europa voor 20302», staat het (demissionair) kabinet ervoor open om de effecten en mogelijkheden van
een dergelijke pijler nader te onderzoeken. Er wordt verwacht dat een sterkere relatie
tussen landbouw en LULUCF-sectoren en de introductie van aanvullende prikkels, waaronder
het verwaarden van koolstofvastlegging, de dynamiek richting klimaatneutraliteit kan
bevorderen. Een bestudering van het Fit-for-55 pakket in detail is nodig alvorens er verdere inzet bepaald kan worden. Zoals toegezegd
aan de Tweede Kamer volgt de eerste beoordeling van het Fit-for-55 pakket in de loop van september.
De Boer-tot-Bord-strategie moet zorgen voor een transitie naar een duurzaam voedselsysteem
in de EU. Het Europese klimaatbeleid en de Fit-for-55 voorstellen dragen naar verwachting bij aan het realiseren van deze transitie en
andersom. Voor wat betreft de CBAM is het kabinet conform de motie van het lid Van
der Lee positief over het principe, en positief nieuwsgierig naar het voorstel van
de Commissie3. Eén van de criteria waar het kabinet op zal letten, naast dat het een effectieve
klimaatmaatregel moet zijn, is de WTO-conformiteit. Daarvoor is van belang dat gelijke
producten uit verschillende landen gelijk behandeld worden (meestbegunstigde natie)
en dat een land op de eigen markt geen onderscheid maakt tussen gelijke buitenlandse
en binnenlandse producten (nationale behandeling). Hieruit vloeit voort dat de EU
geen CO2-prijs aan de grens op landbouwgoederen kan instellen zonder risico op schending van
WTO- en bilaterale handelsverdragen. Op dit moment kent de EU immers geen uniforme
CO2-prijs voor landbouw. Het ligt in de lijn der verwachting dat de Europese Commissie
in hun CBAM-voorstel alleen zal kijken naar ETS-sectoren. Zie ook het antwoord op
de vraag van de VVD over de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM).
Internationaal klimaatbeleid en voorbereidingen UNFCCC COP26
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Staatssecretaris haar inzet op het internationale
klimaatbeleid en de voorbereiding op de COP26 uiteenzet voor de informele bijeenkomst
van klimaat- en milieuministers. Deze leden delen de mening van de Staatssecretaris
wat betreft de noodzaak van meer ambitie. Deze leden zijn van mening dat de Nederlandse
industrie een voortrekkersrol wereldwijd kan innemen. Deelt de Staatssecretaris deze
mening? Indien deze mening wordt gedeeld, kan er op COP26 en in vervolg een uitgebreide
inzet worden gedaan door de Nederlandse overheid om samenwerkingsverbanden aan te
gaan met soortgelijke innovatieve industrielanden om samen nieuwe innovaties van de
grond te krijgen? Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om dit te intensiveren?
Het kabinet is van mening dat de transitie naar een klimaatneutrale economie uitdagend
is, maar ook veel kansen biedt. Zoals aangegeven in de kamerbrief «Visie verduurzaming basisindustrie 2050; de keuze is aan ons» van 15 mei 20204, heeft Nederland de ambitie en de kans om de (Europese) vestigingsplaats te zijn
voor duurzame (basis)industrie. De Nederlandse industrie zou dan ook de ambitie kunnen
hebben om een voortrekkersrol wereldwijd in te nemen. Om internationale samenwerkingsverbanden
tussen landen en het bedrijfsleven op dit gebied te faciliteren, wordt er door de
Nederlandse overheid al samengewerkt in het internationale forum LeadIT. Dit platform van overheden en bedrijven wil de verduurzaming van de industriesector
versnellen en streeft naar net-zero emissies van de sector in 2050. Nederland is lid
geworden tijdens de lancering op de UN Climate Action Summit in New York in 2019. Naast zestien landen, waaronder Nederland, Duitsland, Frankrijk,
India, Zweden en de VS, is een aantal grote bedrijven als DSM, Royal Schiphol Group,
Vattenfall en ThyssenKrupp lid van het platform. De internationale en Europese inzet
van het kabinet op het gebied van verduurzaming industrie wordt gecontinueerd, ook
tijdens de COP26.
De leden van de VVD-fractie constateren dat meerdere gelijkgestemde landen, zoals
het Verenigd Koninkrijk, inmiddels CO2-beprijzingssystemen zoals het Europese ETS-mechanisme hebben ontwikkeld. Daarom vragen
deze leden hoe de Staatssecretaris staat tegenover een verdere integratie van de CO2-beprijzingssystemen. Kan de Staatssecretaris toelichten of het mogelijk is om deze
systemen op elkaar aan te sluiten, om een sterker blok te vormen tegen landen zoals
China en effectiever een kosteneffectieve CO2-reductie te verwerkelijken?
Het kabinet deelt het belang van samenwerken met gelijkgestemde landen om klimaatverandering
tegen te gaan. Het koppelen van emissiehandelssystemen is daartoe een mogelijkheid
die ook kan bijdragen aan kosteneffectieve CO2-reductie en het creëren van een gelijk speelveld. In 2016 heeft de EU, met steun
van Nederland, een verdrag ondertekend met Zwitserland om het EU ETS te koppelen met
het Zwitserse ETS. Deze koppeling is sinds 2020 in werking. In de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
tussen de EU en het Verenigd Koningrijk (artikel 392) spreken beide partijen de wens
uit om een koppeling van het EU ETS en Verenigd Koninkrijk ETS te overwegen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat ontwikkelingslanden hebben aangegeven
veel belang te hechten aan het nakomen van de toezegging door ontwikkelde landen van
100 miljard dollar per jaar aan klimaatfinanciering vanaf 2020. Deze landen verwijzen
daar vaak naar als voorwaarde voor een ambitieuze uitkomst van de klimaattop in Glasgow.
Deze leden vragen de Staatssecretaris om een overzicht te geven van de Nederlandse
inzet op deze klimaatfinanciering. In hoeverre is Nederland op de goede weg om aan
ons deel van deze toezegging te voldoen?
In bijlage 6 van het HGIS Jaarverslag 20205 wordt uitgebreid verslag gedaan over de Nederlandse bijdrage aan de internationale
klimaatfinanciering. In 2020 besteedde Nederland EUR 596 mln. aan publieke middelen
voor klimaatactie ten behoeve van ontwikkelingslanden. De Nederlandse klimaatfinanciering
bestaat uit meer dan 400 activiteiten die bijdroegen aan reductie van broeikasgassen
(klimaatmitigatie) en/of vergroting van de weerbaarheid tegen klimaatverandering (klimaatadaptatie).
Van de totale publieke klimaatfinanciering kwam EUR 140 mln. (24%) ten goede aan klimaatmitigatie
en EUR 257 mln. (43%) aan klimaatadaptatie. Van EUR 199 mln. (33%) is niet gespecificeerd
of dit ten goede kwam aan mitigatie of adaptatie. Nederland mobiliseerde daarnaast
in 2.020 EUR 592 mln. aan private investeringen in klimaatprojecten. Deze investeringen
werden gerealiseerd met verschillende publieke instrumenten: bilaterale programma’s,
multi-donor fondsen, multilaterale fondsen en via de bijdragen aan de multilaterale
ontwikkelingsbanken.
Nederland heeft de afgelopen jaren gewerkt aan een stijging van de publieke en private
klimaatuitgaven. Gelet op het bestaan van verschillende methodieken is het lastig
om eenduidig te bepalen wat een eerlijk aandeel voor Nederland is. De inzet van dit
kabinet zoals verwoord in de nota «Investeren in perspectief»6 was om de totale publieke klimaatfinanciering op te laten lopen tot 480 mln. euro
per jaar aan het einde van de kabinetsperiode. Daarin is het kabinet geslaagd.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn uitermate bezorgd over de conceptbevindingen
van het nieuwe IPCC-rapport. Dit bevestigt nog maar eens hoe belangrijk het is dat
COP26 een succes wordt. Zijn er naast het Paris Rulebook nog andere zaken waarop kan
worden ingezet tijdens COP26, zoals een ambitieuzere inzet van de deelnemende landen?
Een van de uitkomsten waar aankomend COP26 voorzitter Verenigd Koninkrijk op inzet,
is dat COP26 laat zien dat het 1,5 graden doel binnen bereik blijft. Dat vereist dat
meer landen een ambitieuzere National Determined Contribution indienen met een doel voor 2030 en zich committeren aan een ambitieus langetermijndoel,
zoals de Europese doelstelling om in 2050 klimaatneutraal te zijn. Het kabinet steunt
het VK in dat streven en richt zich daarbij met name op de grote uitstoters. Naast
meer ambitie op mitigatie, zal ook veel aandacht zijn voor de benodigde financiering
voor adaptatie voor ontwikkelingslanden, die vooralsnog achterblijft ten opzichte
van mitigatie; daar moet meer balans in worden gebracht. Daarnaast moet meer gebruik
worden gemaakt van de kennis en expertise die lokaal al aanwezig is bij het bepalen
van de benodigde capaciteitsopbouw in deze landen. Nederland stimuleert partnerschappen
met kennisinstituten, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden voor het
beter delen van beschikbare kennis, expertise en innovatie. Ook wordt ingezet op het
versterken van adaptatieplanning en -implementatie o.a. middels het stimuleren van
de totstandkoming van Nationale Adaptatie Plannen (NAPs).
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie willen graag weten welke delegatie vanuit
het Nederlandse kabinet deel zal nemen aan de VN Klimaatconferentie en hoe naar deze
conferentie afgereisd zal worden. Zal de Minister-President aanwezig zijn? En zal
de delegatie per trein en boot afreizen? Wat zal de inzet zijn van de Nederlandse
delegatie aan de COP26?
Op dit moment is het volledige programma van de COP26 nog niet bekend. Wel is duidelijk
dat op 1 november a.s. het segment voor staats- en regeringsleiders zal plaatsvinden
en de Minister-President is voornemens om daarbij aanwezig te zijn. De deelname door
andere leden van het kabinet wordt later bepaald.
In samenwerking met NS en ProRail wordt een speciale COP-trein ingezet. Een deel van
de ambtelijke onderhandelingsdelegatie zal met die trein naar Glasgow reizen. Een
ander deel van de onderhandelingsdelegatie zal van de reguliere treindienst gebruikmaken.
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, zal de inzet van de Nederlandse delegatie zich
richten op de afronding van het zogenaamde Paris Rulebook. Om implementatie van de Overeenkomst van Parijs mogelijk te maken, moeten afspraken
over de uitvoering van internationale samenwerking, o.a. via internationale markten,
voor de uitvoering van gemaakte rapportage-afspraken en voor gemeenschappelijke termijnen
van Nationally Determined Contributions (NDC), gemaakt worden. Daarnaast is het kabinet van mening dat meer ambitie nodig
is, zowel op mitigatie als op adaptatie. Om meer ambitie op mitigatie te bewerkstelligen
moeten meer landen – met name de grote uitstoters – een aangescherpte NDC indienen
gericht op 2030, en een langetermijnstrategie gericht op klimaatneutraliteit rond
2050. Een ander aandachtspunt is de benodigde financiering voor adaptatie voor ontwikkelingslanden,
die vooralsnog achterblijft ten opzichte van mitigatie; daar moet meer balans in worden
gebracht. Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de kennis en expertise die
lokaal al aanwezig is bij het bepalen van de benodigde capaciteitsopbouw in deze landen.
Nederland stimuleert partnerschappen met kennisinstituten, bedrijven, maatschappelijke
organisaties en overheden voor het beter delen van beschikbare kennis, expertise en
innovatie. Ook wordt ingezet op het versterken van adaptatieplanning en -implementatie
o.a. middels het stimuleren van de totstandkoming van Nationale Adaptatie Plannen
(NAPs).
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken verder op dat de consumptie van
vlees, vis en zuivel schade aan klimaat, dieren, natuur en water veroorzaakt. De wetenschappelijke
rapporten die adviseren om over te stappen van dierlijk naar meer plantaardig voedsel
stapelen zich op. Zo is de vee-industrie volgens het World Resources Institute verantwoordelijk
voor tachtig procent van de ontbossing in het Amazonegebied. Desondanks ging het bij
de vorige klimaattoppen van Katowice en Madrid helemaal mis. De wereldleiders en andere
conferentiegangers werden getrakteerd op menukaarten vol vlees, vis en zuivel. De
leden van de Partij voor de Dieren-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat
juist op internationale conferenties waar gesproken wordt over het oplossen van de
problemen die mede worden veroorzaakt door de consumptie van vlees, vis en zuivel,
het vanzelfsprekend zou moeten zijn dat de plantaardige optie de norm is? Is de Staatssecretaris
bereid om ervoor te pleiten dat een plantaardig menu de standaard keuze wordt, terwijl
opties met dierlijke eiwitten enkel op verzoek beschikbaar worden? Wanneer zullen
de Kamervragen van het lid Teunissen (d.d. 14 april 2021) over aandacht voor de eiwittransitie
op internationale conferenties beantwoord worden?
Het kabinet steunt het uitgangspunt om bij internationale conferenties bewuste keuzes
te maken over de menuopties en gezond en duurzaam geproduceerd voedsel aan te bieden,
waar dierlijke eiwitten onderdeel van kunnen zijn. Het is bij officiële diners goed
gebruik om de culinaire rijkdom van het gastland te presenteren. Bij de concrete invulling
daarvan wordt rekening gehouden met de voorkeuren van de buitenlandse gasten. Een
breed en evenwichtig aanbod van duurzame dierlijke en plantaardige producten en een
goede voorlichting hierover dragen bij aan een goed geïnformeerde keuze. Een gezonder
en duurzamer voedselpatroon heeft positieve effecten op natuur, klimaat en volksgezondheid.
Dit kan door o.a. minder voedselverspilling, minder eten, een betere balans tussen
dierlijk en plantaardig eiwit, meer groenten en fruit (van het seizoen) en meer duurzaam
geproduceerd voedsel herkenbaar aan duurzaamheidskeurmerken.
De antwoorden op de Kamervragen van het lid Teunissen (2021Z05950) zullen op korte termijn naar de Kamer gestuurd worden.
Voorbereidingen CBD COP15
De leden van de CDA-fractie lezen dat er tijdens deze bijeenkomst ook zal worden gesproken
over internationale inzet op het gebied van biodiversiteit. Deze leden vragen de Minister
om aan te geven hoe de samenhang zal zijn tussen de doelstellingen uit de EU-biodiversiteitsstrategie
en de doelstellingen die in het 2030 kader van de Convention on Biological Diversity
worden verwacht.
De inzet van de EU in de internationale onderhandelingen is het formuleren van doelstellingen
voor 2030 die in overeenstemming zijn met de doelstellingen en de inzet van de EU-Biodiversiteitsstrategie6. De uitvoering van de strategie is de bijdrage van de EU aan de realisatie van de
doelstellingen van het overeen te komen strategisch raamwerk (Global Biodiversity Framework, GBF).
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat wordt aangegeven ambitieus in te
zetten op het wereldwijde verlies van biodiversiteit en bossen. Deze leden waarderen
het ook dat als één van de redenen ook de verbinding van verlies aan biodiversiteit
met zoönosen genoemd wordt. Kan de Minister aangeven hoe zij deze relatie op internationaal
en nationaal niveau voor zich ziet? Kan worden aangeven welk type bindende en uitvoerbare
afspraken Nederland nastreeft in een nieuw Global Biodiversity Framework?
Veel factoren zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. Wetenschappelijk onderzoek
geeft aan dat verandering van landgebruik, zoals het kappen van bomen, het verlies
van biodiversiteit, de intensieve veehouderij en klimaatverandering de kans op de
overdracht van zoönose vergroten, zowel internationaal als nationaal.
Voor wat betreft het GBF zet het kabinet zich in voor een betere implementatie van
de nieuwe af te spreken doelen door te streven naar een versterkt mechanisme van rapportage
en evaluatie met de mogelijkheid om implementatie tussentijds op te schroeven.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn heel erg blij dat de urgentie EU-breed gevoeld
wordt. Kan er ook een mondiaal krachtenveld geschetst worden? In hoeverre is duidelijk
wat bijvoorbeeld China gaat doen? Waar liggen nog de grootste discussiepunten om tot
een mondiaal akkoord te komen?
De meeste partijen spreken nog steeds ambitie uit. Door het karakter van de onderhandelingen
(virtuele bijeenkomsten) is er nog maar zeer beperkt overeenstemming over het nieuwe
raamwerk. Zo is er nog discussie over een mogelijke overkoepelend doel, rapportage
en verantwoordingsverplichtingen en financiering («resource mobilisation»). In het bijzonder staat er spanning op het onderwerp «access and benefit sharing», dat zich richt op de toegang tot een eerlijke en billijke verdeling van de voordelen
van het gebruik van genetische bronnen en waarbij grosso modo de G77 en de ontwikkelde
landen tegenover elkaar staan. China heeft tot nu toe een constructieve houding getoond
in de onderhandelingen.
Wel zijn deze leden bezorgd over het bericht dat de CBD COP15 nogmaals wordt uitgesteld.
Hoe wordt de genoemde urgentie met dit uitstel gerijmd? We kunnen immers niet langer
wachten met het oplossen van de wereldwijde biodiversiteitscrisis. Is de Minister
het met deze leden eens dat de huidige biodiversiteitscrisis dermate ernstig is, dat
verder uitstel van de aanpak hiervan desastreuze gevolgen kan hebben? Waarom kan COP15
vanwege COVID-19 niet leiden tot een overeenkomst met betrekking tot het post-2020
GBF, terwijl andere internationale diplomatieke processen, zoals afspraken over het
Paris Rulebook rond COP-26 in Glasgow, wel voortgang kunnen maken? Waarom kan besluitvorming
pas op zijn vroegst plaatsvinden in mei 2022? Welke landen sturen hierop aan, en wat
vindt de Minister hiervan? Is Nederland bereid om zich internationaal in te spannen
om te zorgen dat besluitvorming op zijn laatst in mei 2022 plaats zal vinden? En is
er bereidheid om in de Milieuraad op te roepen tot een voortvarende aanpak van de
oplossing van de biodiversiteitscrisis, ongeacht de uitkomst of timing van de CBD?
Het kabinet onderstreept het belang van het snel oplossen van de wereldwijde biodiversiteitscrisis.
Met onder andere het mede uitwerken en uitvoeren van de EU Biodiversiteitsstrategie
geven wij daar gevolg aan. De oorzaak van het uitstel van de besluitvorming over het
GBF ligt bij de gevolgen van de COVID-19-pandemie. Om fysiek bij elkaar te komen in
VN-verband moet iedere partij in staat zijn om volledig deel te nemen. Dit is op dit
moment niet mogelijk in China. De inschatting is dat het op zijn vroegst begin 2022
mogelijk zal zijn. Omdat eerst de hulporganen van het verdrag bijeen moeten komen
is de COP voorzien in mei 2022. Op dit moment vinden nog onderhandelingen plaats over
het acceptabele proces richting deze COP. De inzet is wereldwijd om het zo snel als
mogelijk te laten plaatsvinden. Ook andere gremia ondervinden hinder van de COVID-19
pandemie. Afhankelijk van de agenda zijn in sommige gevallen bijeenkomsten mogelijk.
Het bestuur van de COP van het Biodiversiteitsverdrag (CBD) concludeerde vorige week
dat vanwege de complexiteit van het voorgestelde GBF en de beperkingen voor veel landen,
een fysieke bijeenkomst het enige te volgen scenario is om te participeren.
De leden van de GroenLinks-fractie zien dat steeds meer onderzoeken wijzen naar dezelfde
bedreigende factoren voor biodiversiteit: de manieren waarop wij voedsel produceren
en de consumptiepatronen van de mens. Deze leden zijn dan ook benieuwd hoe de Minister
deze bedreigingen op de agenda van de Milieuraad én de CBD wil zetten. Wat is de inzet
voor de CBD op het terrein van voedselconsumptie en -productie? Kan worden aangeven
in hoeverre Nederland eraan bijdraagt dat de negatieve gevolgen van productie en consumptie
van voedsel voor natuur wereldwijd worden tegengegaan? Hoe verhoudt die inzet zich
tot positie van Nederland als tweede grootste landbouwexporteur ter wereld?
Biodiversiteit en biodiversiteitsherstel worden beïnvloed door de wijze van voedselproductie.
Sinds het uitkomen van het Global Assessment rapport van het IPBES over de status van de biodiversiteit wereldwijd en de drukfactoren,
waaronder die gerelateerd aan voedselproductie en -consumptie, wordt hard gewerkt
in wetenschap en beleid aan manieren om verlies van biodiversiteit door voedselproductie
tegen te gaan en biodiversiteitsherstel met voedselproductie te verenigen. Wij maken
ons hard om deze discussie ook internationaal te voeren, in de CBD en de aankomende
UN Food Systems Summit, maar ook daarbuiten. In de CBD en de FSS kijkt het kabinet daarbij naar manieren
om biodiversiteitsdoelen beter te integreren in sectordoelen, voor biodiversiteitsherstel
én een duurzame landbouw op de lange termijn. Daarbuiten streeft Nederland onder meer
naar het verhogen van standaarden door zogenaamde «standard setting bodies» (bv. FAO, OECD etc.). De sterke exportpositie van Nederland kan daarbij soms juist
bijdragen aan het initiëren van het gesprek over ambitieuzere standaarden.
Voor de impact van de Nederlandse voedselproductie elders wordt conform de kringloopvisie
gewerkt aan het verduurzamen van agro-grondstoffen en het sluiten van kringlopen om
de voetafdruk te verkleinen, maar ook het voorkomen van verspilling bij voedselconsumptie.
Daarnaast werken wij samen met andere organisaties, zoals het Netherlands Food Partnership, in specifieke projecten aan het verbinden van Nederlandse kennis en kunde met lokale
inzet.
De leden van de GroenLinks-fractie zien een belangrijke rol voor de financiële sector
in het tegengaan van biodiversiteitsverlies en het herstellen van de natuur. Wanneer
financiële stromen geen schade toebrengen aan natuur, kom je tot de benodigde systeemverandering.
Dit kan onder meer worden bereikt door natuur-gerelateerde risico’s te integreren
in financiële besluitvorming en strategie. Wat is de inzet voor de CBD op het terrein
van de financiële sector? Is de Minister het ermee eens dat transparantie over natuur-gerelateerde
risico’s een belangrijke rol kan spelen in het ombuigen van financiële stromen zodat
die geen schade meer toebrengen aan natuur? Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid
om in de Milieuraad op te roepen tot een aanpak gericht op het ombuigen van deze financiële
stromen zodat die geen schade meer toebrengen aan natuur?
Nederland steunt in de onderhandelingen een versterkte inzet van private bronnen van
financiering voor de bescherming en het herstel van biodiversiteit, maar ook de vergroening
van de financiële sector als geheel. Beide zijn essentiële onderdelen van de systeemverandering
die nodig is in de financiële sector om biodiversiteitsverlies tegen te gaan en natuurherstel
te bevorderen. De Nederlandse overheid draagt bij aan samenwerking en uitwisseling
tussen Nederlandse en internationale financiële instellingen aan de ene kant en landen
aan de andere, door steun te geven aan formele en informele processen. Het meten,
kwantificeren en integreren van natuur gerelateerde risico’s in financiële besluitvorming
is een speerpunt in dit werk met de financiële sector. In de Milieuraad steunt Nederland
een aanpak voor het ombuigen van de financiële sector naar minder impact op natuur.
De leden van de GroenLinks-fractie willen tevens aandacht vragen voor het feit dat
veel essentiële ecosystemen voor biodiversiteit zijn gelegen in ontwikkelingslanden.
Wordt er in het kader van de CBD ook gesproken over additionele financiële steun aan
ontwikkelingslanden en investeringen in capaciteitsopbouw om hen in staat te stellen
om hun biodiversiteit beter te kunnen beschermen?
Financiële steun ten behoeve van ontwikkelingslanden maakt een belangrijk onderdeel
uit van de onderhandelingen («resource mobilisation»); het komt voort uit een verplichting binnen het Biodiversiteitsverdrag. In dat kader
wordt gekeken naar financiële steun uit alle bronnen, zowel publiek als privaat. De
beschikbare middelen zijn in het bijzonder bestemd voor capaciteitsopbouw en ontwikkeling
voor de implementatie van het GBF.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de stukken
en hebben hier nog enkele vragen over. Deze leden merken op dat eind augustus waarschijnlijk
de Third Open Ended Working Group
(3OEWG) zal plaatsvinden in aanloop naar de Convention on Biological Diversity van
volgend jaar. Tijdens de 3OEWG hebben landen de mogelijkheid om concrete tekstuele
veranderingen van het Biodiversiteitsverdrag voor te stellen. Deze leden merken hierbij
op dat gezien de urgentie van de klimaat- en biodiversiteitscrisis, de komende tien
jaar worden gezien als de «the deciding decade» (het beslissende decennium) om klimaatontwrichting
en biodiversiteitsverlies te stoppen. Deze leden vinden echter dat het Biodiversiteitsverdrag
de urgentie niet voldoende erkent en dat er daarom jaarlijks «milestones» zouden moeten
worden geformuleerd. Deelt de Minister het inzicht dat het essentieel is dat er concrete
jaarlijkse doelstellingen met behulp van impact-, proces- of outputindicatoren en
een routeplan tot 2030 moeten worden opgesteld? Wat vindt de Minister van de suggestie
om voor het rapporteren van jaarlijkse «milestones« gebruik te maken van technologieën
om op een transparante en gestandaardiseerde manier te rapporteren, bijvoorbeeld via
benchmarkingtools, quickscans of social media? Deelt de Minister het inzicht dat op
deze manier het rapport voor een breder publiek leesbaar kan worden, maar ook dat
het rapporteren hiermee verandert van een «rapportagelast» naar «het vieren van successen
en prestaties»?
Eind augustus vindt de Open Ended Working Group-3 (OEWG-3) plaats. Tijdens de bijeenkomst staat een nieuw concept van het GBF ter discussie.
Hier zullen geen onderhandelingen plaatsvinden, vanwege het virtuele karakter. Wel
zal getracht worden om een beter beeld te krijgen van de hoofdpunten van verschil
van mening zodat in een vervolgsessie hierover onderhandeld kan worden. We delen met
u de mening dat het duidelijk moet zijn wat er het komend jaren moet gebeuren en wat
er concreet gebeurt. Het gebrek aan implementatie is een grote tekortkoming van het
Biodiversiteitsverdrag. Nederland zet daarom in op een mechanisme met duidelijke afspraken
over vorm en frequentie van rapportage over het verdrag, met een systeem dat de partijen
de mogelijkheid geeft de naleving van het verdrag te controleren. Wij streven ook
naar een systeem om op landenniveau bij te sturen indien de implementatie van de afspraken
achterblijft. Tevens heeft Nederland bijgedragen aan een eerste fase van een project
van UNEP-WCMC dat beoogt de afrekenbaarheid en transparantie te vergroten van «commitments» van niet statelijke actoren, vanuit het oogpunt successen te vieren en anderen aan
te moedigen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken daarnaast op dat de Theory of
Change-structuur het fundament is van het Biodiversiteitsverdrag waarop de doelstellingen
zijn gebaseerd. Momenteel is er een onnatuurlijke scheiding aangebracht wat betreft
«menselijke behoeften» en het verminderen van het aantal bedreigde diersoorten en
de bescherming van natuurgebieden en ecosystemen. Wat vindt de Minister van het idee
om het welzijn van mensen te koppelen aan het welzijn van de aarde en haar ecosystemen
en biodiversiteit? Is de Minister bereid om voorstellen te doen om de coherentie tussen
menselijk welzijn en het welzijn van de aarde in de Theory of Change te verbeteren
en zo ook duplicatie te verminderen? Deelt de Minister het inzicht dat bij het opstellen
van deze doelstellingen rekening gehouden moet worden met de planetaire grenzen en
dat er niet alleen gekeken moet worden naar bijvoorbeeld het verminderen van het aantal
bedreigde soorten?
Op dit moment wordt in het kader van het Biodiversiteitsverdrag gesproken over een
algemeen raamwerk gebaseerd op de «Theory of Change». Het raamwerk moet in 2050 leiden tot een gezond en veerkrachtig ecosysteem en gezonde
soorten waarbij ook het welzijn van mensen wordt gerealiseerd. De afgelopen vijftig
jaar is de achteruitgang van biodiversiteit en ecosystemen steeds sneller gegaan.
Menselijk handelen is hiervan een de belangrijkste oorzaak. Om dit tij te keren is
een wereldwijde transitie noodzakelijk in de wijze waarop we met ons natuurlijk kapitaal
omgaan dit alles binnen de grenzen die de planeet ons biedt. In dit kader is het streven
van Nederland onder andere om de ecologische voetafdruk minimaal te halveren7.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie vinden ook dat de polaire streken niet
voldoende worden genoemd en beschermd in het Biodiversiteitsverdrag. Antarctica en
de Zuidelijke Oceaan zijn buitengewoon rijk aan bijzondere en bedreigde soorten, zoals
pinguïns, walvissen en zeehonden. Bovendien zijn de oceanen van belang om klimaatverandering
tegen te gaan: dertig procent van de koolstofemissie wordt hierin vastgelegd. Daarnaast
vormt de Antarctische krill een essentieel onderdeel van de voedselketen voor veel
mariene roofdieren in de Zuidelijke Oceaan. Er wordt momenteel onderhandeld over het
oprichten van twee Marine Protected Areas (MPA) voor de instandhouding van de levende
rijkdommen van de Antarctische wateren. De MPA’s zullen samen ongeveer drie miljoen
vierkante kilometer groot zijn. Kan de Minister aangeven welke positie Nederland inneemt
in deze onderhandelingen? Wat is het standpunt van Nederland? Deelt de Minister het
inzicht dat deze twee MPA’s er moeten komen en is ze bereid zich hiervoor actief in
te zetten, ook in de bilaterale contacten met de landen die zich momenteel het meest
verzetten tegen deze MPA's, namelijk China en Rusland?
Nederland is een voorstander van de door u genoemde beschermde mariene gebieden in
Antarctica. Zowel vanuit het mondiale perspectief om ook zeeën en oceanen goed te
beschermen, als vanuit het perspectief van de verdragsorganisatie die verantwoordelijk
is voor het beschermen en beheren van de Antarctische oceaan. Hierbij zij wel opgemerkt
dat vanuit juridisch oogpunt het CBD-verdrag geen zeggenschap heeft over de Antarctische
oceaan. Deze bevoegdheid ligt bij het CCAMLR-verdrag (Convention on the Conservation of Antarctic Marine Living Resources). Nederland is volwaardig lid van dit verdrag. Nederland zet zich nadrukkelijk actief
in binnen deze onderhandelingen, ook richting China en de Russische Federatie, om
deze beschermde gebieden zo snel mogelijk te realiseren. We proberen hier wel zoveel
mogelijk samen op te trekken met gelijkgestemde partijen, waaronder de acht EU-lidstaten
die lid zijn van het CCAMLR-verdrag. Dat zijn Duitsland, België, Zweden, Frankrijk,
Spanje, Italië en Polen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie pleiten daarnaast voor het opnemen van
een wereldwijd moratorium op de introductie van organismen in de natuur die genetisch
gemanipuleerd zijn door middel van gene drive technologie (genaandrijving). Genaandrijving
is gericht op het uitroeien van populaties en zelfs hele soorten door middel van genetische
manipulatie. De effecten daarvan zijn niet omkeerbaar. Het vrijkomen van gene drive-organismen
in het milieu vormt een nieuwe en ernstige bedreiging voor de biodiversiteit en het
milieu op een ongekende schaal, aangezien elk gene drive-organisme een ernstig risico
van oncontroleerbare verspreiding van genetisch gemanipuleerde genen en genetische
mechanismen in wilde en gedomesticeerde populaties met zich meebrengt. Gene drive-organismen
kunnen zelf invasieve soorten worden, waarmee ze een ernstig gevaar vormen voor de
biodiversiteit. In antwoorden op eerdere vragen van de Partij voor de Dieren-fractie
schreef de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit dat zij geen voorstander
is van een wereldwijd moratorium, omdat het juist toegelaten moet zijn om de techniek
(op een veilige manier) verder te ontwikkelen8. Wel erkent deze Minister dat er nog deels onbekende risico’s kleven aan de toepassing.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie verzoeken de Minister met klem om het
standpunt te heroverwegen. Zolang er nog onbekende risico’s zijn en de techniek zich
nog op een «veilige manier» zou moeten ontwikkelen, is introductie van gene drive-organismen
in de natuur, met inbegrip van veldproeven, uit den boze. Deze leden verwijzen hierbij
naar het voorzorgsbeginsel dat is verankerd in zowel het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie als in het Verdrag inzake Biologische Diversiteit. Gaat de Minister
uit voorzorg pleiten voor opname van een wereldwijd moratorium op genaandrijving in
de tekst van het Biodiversiteitsverdrag?
Nee, het kabinet is nog steeds geen voorstander van een wereldwijd moratorium. Een
gene drive is een genetische eigenschap die nagenoeg aan alle nakomelingen kan worden doorgegeven
en door genetische modificatie in laboratoria kan worden gemaakt. Het is een toepassing
die grote voordelen met zich mee kan brengen, zoals het terugdringen van malaria of
zika. Zoals uw Kamer eerder is gemeld9 kan deze toepassing tegelijkertijd leiden tot nog deels onbekende risico’s. Juist
daarom is in Nederland altijd een vergunning met een voorafgaande risicobeoordeling
verplicht voor organismen met gene drives. Een dergelijke vergunning wordt alleen afgegeven als het risico verwaarloosbaar
klein is. Zoals reeds aangegeven worden binnen het biodiversiteitsverdrag aanvullende
richtsnoeren ontwikkeld voor risicobeoordeling van organismen met gene drive.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken tot slot op dat de Wereldbank
deze week in kaart heeft gebracht dat de wereldeconomie in 2030 2,7 biljoen US dollar
zal verliezen wanneer de achteruitgang van de ecosystemen niet gestopt wordt. Hierbij
vermeldt de Wereldbank dat politieke leiders te vaak kiezen voor exploitatie van natuurlijke
hulpbronnen ten behoeve van een korte termijn economisch gewin, ten koste van de leefomgeving.
Deze leden delen het inzicht dat de achterliggende oorzaken van de biodiversiteitscrisis
gelegen zijn in hoe de economie is ingericht, hoe handel wordt gedreven en hoe grondstoffen
worden geëxploiteerd, waarbij de negatieve gevolgen voor mens, dier en natuur niet
worden geïnternaliseerd in de economie. Het is daarom van belang dat een houdbare
economie binnen de draagkracht van de aarde blijft. De Britse econoom Kate Raworth
schetst deze economie als een donut, waarin iedereen recht heeft op (sociale) basisvoorzieningen
en niemand het recht heeft om het ecosysteem te misbruiken voor eigen gewin. Is de
Minister bereid om de donut economie, of het Natuurlijk Kapitaal Rekenen of andere
alternatieve vormen van Bruto Nationaal Product (BNP), zoals brede welvaart, voor
te stellen voor het Biodiversiteitsverdrag? Of is de Minister bereid om voor te stellen
dat dit concept geformuleerd wordt door een speciale deskundigengroep (expert group)?
Daarnaast is een deel van de oplossing het verlagen van de belasting op arbeid en
het verhogen van de belasting op grondstoffen, vervuiling, vermogen en winst. Deelt
de Minister dit inzicht en is ze bereid dit in te brengen in het Biodiversiteitsverdrag?
De vraag van de PvdD wordt gesteld naar aanleiding van het afgelopen week gepubliceerde
rapport «The Economic Case for Nature», dat in opdracht van de Wereldbank Groep is opgesteld om ondersteunende argumenten
en analytische inzichten te leveren voor het investeren in natuur. Kernconclusie uit
het rapport is dat economieën afhankelijk zijn van natuur en ons vermogen om waardevolle
goederen en diensten te produceren voor een groeiende bevolking wordt bepaald door
het feit dat we niet kunnen leven en functioneren buiten de natuur om. Beleid om economische
ontwikkeling te stimuleren moet daarom ook ten goede komen aan natuur. Kern van deze
uitdaging is om natuur expliciet onderdeel te laten uitmaken van besluiten op alle
niveaus en om ons gezamenlijk vermogen te verbeteren om de goederen en diensten van
de biosfeer efficiënt te gebruiken, op zo’n manier dat de natuur voldoende gelegenheid
heeft om zich te vernieuwen en te herstellen. Het kabinet ondersteunt de conclusie
dat economische groei samen moet gaan met het versterken van het vermogen van de natuur
om op langere termijn waardevolle goederen en diensten voor de samenleving te leveren.
Dit aanvullend op de intrinsieke redenen voor inspanningen voor het behoud van de
natuur. Daarom ook worden in het kader van diverse beleidsprogramma’s impulsen gegeven
aan overheden en bedrijven om te komen tot een circulaire en natuurinclusieve economie,
en ondersteunt het kabinet de opzet van natuurlijke kapitaalrekeningen in Nederland
en in ontwikkelingslanden en de integratie van indicatoren voor natuurlijk kapitaal
in onze monitor brede welvaart. De Nederlandse inspanningen op dit vlak vinden ook
in belangrijke mate plaats gekoppeld aan internationale samenwerking en de ontwikkeling
van internationale kaders en gestandaardiseerde werkwijzen. Dit soort benaderingen
zijn al onderwerp van gesprek in het kader van de voorbereidingen voor de COP-15,
en mogelijke verdere ontwikkeling en toepassingen in CBD-verband zullen ook door Nederland
worden onderzocht.
EU-bestuiversinitiatief
De leden van de VVD-fractie lezen dat alle lidstaten onverminderd de ambitieuze inzet
voor het Global Biodiversity Framework (GBF) steunen maar dat er tegelijkertijd zorgen
zijn over het politieke momentum en dat er de komende periode aandacht en actie nodig
is om het momentum te behouden. Deze leden wensen graag een nadere toelichting over
welke zorgen er zijn over het politieke momentum en welke acties daaraan verbonden
zouden kunnen worden.
De onderhandelingen voor het nieuwe strategische raamwerk zijn reeds aan de gang sinds
2019. Door verschuiving in tijd en het tot nog toe onzekere verloop vanwege de COVID-19-pandemie
dreigt de besluitvorming over het GBF uitgesteld te worden tot in 2022. Zowel de aandacht
voor de COVID-19-pandemie en economisch herstel als de verschuiving in de tijd, kunnen
negatieve gevolgen hebben voor het noodzakelijke ambitieniveau van het GBF. In de
komende periode zal gezocht worden naar momenten om de GBF onder de politieke aandacht
te houden zowel in EU-verband als daarbuiten, en te borgen dat economisch herstel
ook duurzaamheid borgt.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn heel blij dat de Minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit zo standvastig aan het beschermdoel van zeven procent heeft vastgehouden
tijdens de afgelopen Landbouw- en Visserijraad. Is de Minister voornemens om de ambitieuze
houding ten opzichte van het beschermdoel ook in de Milieuraad naar voren te brengen?
Zo ja, hoe gaat de Minister dit in de Raad doen? En is zij bereid ook te benoemen
dat er naast een beschermdoel voor honingbijen ook nog beschermdoelen voor hommels
en wilde bijen moeten komen? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse standpunt over het beschermdoel voor honingbijen is overgebracht in
het hiervoor bestemde gremium11. Het is nu aan de Europese Commissie om met een definitief voorstel te komen. De
Europese Commissie heeft toegezegd om met voorstellen voor de beschermdoelen voor
honingbijen en wilde bijen te komen zodra er Europese overeenstemming is over het
beschermdoel voor honingbijen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
S.F.F. Meijer, adjunct-griffier