Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 567 Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2020 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake Coronamaatregelen)
Nr. 5
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 28 oktober 2020
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 1 oktober 2020 voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport. Bij brief van 26 oktober 2020 zijn ze door de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Vraag 1
Bent u voornemens de Kamer dit najaar nog te informeren over de uitvoering van de
begroting 2020, eerder dan de Najaarsnota in december? Zo ja, wanneer verwacht u een
derde incidentele suppletoire begroting te sturen? Zo nee, verloopt het uitgavenpatroon
van corona-gerelateerde uitgaven dit najaar tot nu volgens de verwachtingen waarop
de ramingen in deze tweede incidentele suppletoire begroting voor de rest van 2020
zijn gebaseerd?
Antwoord:
Recentelijk heeft uw Kamer een derde incidentele suppletoire begroting ontvangen (Kamerstukken,
35 585 nr. 1 en 2). Deze gaat in op de benodigde aanvullende middelen voor het testen en analyseren
van de testen in 2020 en de eerste maanden van 2021. Gegeven de huidige ontwikkeling
van het coronavirus wordt telkens ingegrepen om het virus zo veel als mogelijk te
beheersen. Indien dit vraagt om aanvullende of andere maatregelen dan zal ik u hierover
in de debatten en kamerbrieven informeren om aan mijn informatieplicht te voldoen.
Tevens zullen, daar waar wijzigingen op de VWS- begroting nodig zijn, deze in een
bijbehorend begrotingsstuk worden opgenomen en voorgelegd aan uw Kamer zodat ook aan
het budgetrecht richting uw Kamer wordt voldaan.
Vraag 2
Waarom is in dit wetsvoorstel gekozen voor dezelfde inwerkingstredingsdatum als bij
de vorige incidentele suppletoire wet, namelijk 15 juni 2020? Betekent dit dat de
Kamer met terugwerkende kracht uitgaven nog moet autoriseren?
Antwoord:
Deze vraag betreft de Tweede incidentele suppletoire begroting 2020 die op 15 september,
tegelijk met de ontwerpbegroting 2021, aan uw Kamer is verzonden. Het klopt inderdaad
dat het kabinet reeds is gestart met de uitvoering, zoals in de memorie van toelichting
ook is opgenomen onder verwijzing van artikel 2.27 CW.
Vraag 3
Kan voor de uitgavenposten waarbij een beroep wordt gedaan op artikel 2.27 van de
Comptabiliteitswet 2016 gemotiveerd worden waarom wachten op parlementaire autorisatie
niet in het belang van het Rijk wordt geacht?
Antwoord:
De uitgaven en verplichtingen waarvoor een beroep is gedaan op artikel 2.27 van de
Comptabiliteitswet 2016 hadden een dermate spoedeisend karakter dat wachten op parlementaire
autorisatie zou kunnen leiden tot maatschappelijk ongewenste uitkomsten. Hierbij valt
te denken aan de inkoop van medische beschermingsmiddelen en ic-apparatuur.
Vraag 4
Wat is de status van de in de memorie van toelichting opgenomen garantieregelingen?
Zijn die ter informatie of ter autorisatie in de toelichting opgenomen?
Antwoord:
Deze vraag betreft niet de ontwerpbegroting 2021, maar de Tweede incidentele suppletoire
begroting 2020 inzake corona-maatregelen. De bijlage waarin de toetsingskaders zijn
opgenomen betreft een verlenging van de eerder aangegane garantieverplichtingen en
is ter informatie opgenomen in de Tweede incidentele suppletoire begroting. Het betreft
de garantieregeling voor het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (Mediq) en de garantieregeling
voor de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA). De aangegane verplichting
heeft u reeds geautoriseerd in de eerste suppletoire begroting.
Vraag 5
Kunt u van beide regelingen die nu worden verlengd tot de zomer van 2021 aangeven
wat veranderd en verbeterd is ten opzichte van de bestaande regeling die afliep?
Antwoord:
Deze vraag betreft niet de begroting 2021, maar de Tweede incidentele suppletoire
begroting 2020 inzake corona-maatregelen. De regelingen zijn inhoudelijk niet veranderd,
maar verlengd zodat, mede gegeven de huidige ontwikkelingen van het coronavirus, de
gemaakte afspraken behouden blijven. De garantieregeling voor de NVZA, om de aankoop
van geneesmiddelen, grondstoffen en andere geneeskundige middelen voor de gezondheidszorg
gerelateerd aan de behandeling van COVID-19 patiënten te borgen, is verlengd naar
31 juli 2021. De garantstelling voor Mediq is verlengd tot 24 juni 2021.
Vraag 6
Welke verplichtingenbedragen zijn voor deze garantieregeling in de begroting opgenomen
en waar kan de Kamer die terugvinden?
Antwoord:
De garantieregeling voor de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA)
kent een totaal plafond van € 20,4 miljoen, die is opgenomen als verplichting in 2020
en verwerkt in de ontwerpbegroting 2021 onder beleidsartikel 2.
Vraag 7
Voor welke posten in deze wet geldt dat de uitgaven al zijn gedaan of nog worden gedaan,
al voordat deze wet in beide Kamers is behandeld?
Antwoord:
We streven ernaar om te allen tijde aan het informatie- en budgetrecht te voldoen
richting uw Kamer. Het verloop van het coronavirus maakt echter wel dat de kosten
soms vooruitlopen op uw formele autorisatie van de betreffende begrotingsstukken.
Vooruitlopend op de behandeling van de tweede incidentele suppletoire begroting zijn
bijvoorbeeld de kosten die de GGD’en en de Veiligheidsregio’s maken reeds gestart.
Uw Kamer is hierover eerder geïnformeerd, maar het budgettair beslag van de betreffende
werkzaamheden is voor 2020 en 2021 vastgelegd in de tweede incidentele suppletoire
begroting. Een ander voorbeeld zijn de doorlopende zorgkosten op Caribisch Nederland.
In deze tweede incidentele suppletoire begroting zijn de additionele uitgaven opgenomen
om ook in het Caribisch deel van het Koninkrijk ervoor te zorgen dat de gezondheidszorg
adequaat is ingericht op het coronavirus. Zo is een groot deel van de gemelde middelen
reeds uitgegeven om aldaar de IC- capaciteit gedurende de crisis te intensiveren.
Het betreft een aanvulling op de eerder gemelde kosten bij de eerste suppletoire begroting.
Ook voor het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) geldt dat er inmiddels een hoger
bedrag was bevoorschot dan voorafgaand aan de indiening van deze tweede suppletoire
begroting beschikbaar was, dit voor de aanschaf van medische beschermingsmiddelen.
Vraag 8
Op basis van welke criteria wordt bepaald of corona-gerelateerde uitgaven via de begroting
lopen of via de premiekant?
Antwoord:
Uitgaven met betrekking tot (medische) zorg worden in principe via de zorgverzekeraars
gefinancierd. Dit is immers het uitgangspunt van de Zorgverzekeringswet (Zvw). Daarbij
is bij deze coronacrisis relevant dat zorgverzekeraars op basis van de catastroferegeling
tot een zekere drempel aan de lat staan voor de financiering van zorggerelateerde
kosten. Daarnaast wordt per kostensoort gekeken wie de zorg financiert. Een deel van
de corona-gerelateerde kosten (zoals hulpmiddelen, extra IC- capaciteit en de extra
beloning voor het zorgpersoneel (zorgbonus) zou normaliter uit de Zvw gefinancierd
worden maar wordt nu – in deze specifieke coronacrisis – via de VWS-begroting gefinancierd.
Dat heeft te maken met de aard van deze kosten: deze zijn noodzakelijk in de aanpak
van de crisis, tijdelijk/incidenteel en/of zeer kapitaalintensief.
Vraag 9
Wat is de reden dat uitgaven voor medische hulpmiddelen, ziekenhuizen en arbeidsvoorwaarden
premiegefinancierd zijn, maar de corona-gerelateerde kosten voor hulpmiddelen, extra
intensive care (IC)-capaciteit en de zorgbonussen nu via de VWS-begroting worden gefinancierd?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 3. Specifiek geldt voor de IC-capaciteit dat er wel degelijk
een klein deel aan de premiemiddelen (Zorgverzekeringswet) is toegevoegd. Dit betreft
de kosten voor het beschikbaar maken en houden van vervoer van coronapatiënten. De
overige kosten van de uitbreiding van de IC-capaciteit, waaronder onder meer de opleidingskosten
die conform reguliere begrotingssystematiek via de begroting worden gefinancierd,
zijn inderdaad toegevoegd aan de VWS- begroting. Overigens komen bij het feitelijk
gebruik van extra IC-bedden de zorgkosten van de behandeling van patiënten voor rekening
van de zorgverzekeraars en zien we dat terug in de Zvw- uitgaven onder het Uitgavenplafond
Zorg.
Vraag 10
Kunt u alsnog toelichten waarom een extra voorschot van € 167 miljoen voor hulpmiddelen
aan het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) is verstrekt en waar dat voor wordt
ingezet? Kunt u daarbij ook onderscheid maken in volume-effecten (dus aanschaf van
meer hulpmiddelen dan voor 2020 was voorzien) en prijseffecten (het duurder worden
van hulpmiddelen dan voorzien)?
Antwoord:
Bij de voorbereiding van de tweede incidentele suppletoire begroting is een inschatting
gemaakt van het benodigde budget voor de inkoop van beschermingsmateriaal. Dit budget
bestaat uit twee delen: budget voor inkoop door VWS en budget voor inkoop door het
Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Het budget voor VWS bedroeg na eerste incidentele
suppletoire begroting € 200 miljoen, maar als gevolg van het niet doorgaan van een
aantal orders blijkt een bedrag van € 179 miljoen voldoende (een min van € 21 miljoen).
Door de overeenkomst die gesloten is met Mediq, waardoor het LCH de inkoop van medische
(persoonlijke) beschermingsmaterialen ter hand heeft genomen, koopt VWS niet zelf
meer in. Het budget voor het LCH bedroeg na de eerste incidentele suppletoire begroting
€ 1.062,5 miljoen. Aangezien verwacht wordt dat nog extra bestellingen worden gedaan
voor de aankoop van met name onderzoekshandschoenen en testmateriaal is het benodigde
budget met de tweede incidentele suppletoire begroting verhoogd tot € 1.250 miljoen
voor 2020 (een plus van € 187,5 miljoen). Per saldo (€- 21 + € 187,5 miljoen) leidt
dit tot een additioneel benodigd bedrag van afgerond € 167 miljoen.
Vraag 11
Kunt u het bedrag toelichten in tabel 1: «Totaal COVID-19 gerelateerde uitgaven- en
ontvangstenmutaties 2020 voor het jaar 2022», bij het derde punt: IC-capaciteit?
Antwoord:
Bij de opstelling van de tweede incidentele suppletoire begroting is in de raming
van de kosten van opschaling van de IC-capaciteit onderscheid gemaakt tussen vergroting
van het aantal bedden met alle bijbehorende kosten enerzijds en het opleiden van extra
personeel ten behoeve van de opschaling van de IC-capaciteit anderzijds. Deze kosten
zijn geraamd op artikel 1 (extra bedden) resp. artikel 4 (extra opleidingen) van de
VWS-begroting.
2020
2021
2022
Beschikbaar maken en houden van voldoende IC- bedden en klinische bedden
80
94
Opleidingen in het kader van opschaling van de IC- capaciteit
38
73
20
Totaal
118
167
20
Bij de uitwerking van de subsidieregeling voor de opschaling van de IC-capaciteit
worden ook opleidingen in de regeling voor opschaling van het aantal bedden meegenomen.
Bij de uitwerking komt eveneens naar voren dat het wenselijk is ziekenhuizen ook voor
2022 voldoende perspectief te bieden op dekking van de kosten als opschaling in verband
met de COVID-19 dan nog steeds nodig is. Om een subsidieregeling voor de periode t/m
2022 mogelijk te maken, is een nota van wijziging in voorbereiding.
Vraag 12
Op welk moment kunt u de Kamer weer informeren over de gevolgen van corona-gerelateerde
uitgaven voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet langdurige zorg (Wlz) in 2020 op
basis van nieuwe kwartaalcijfers?
Antwoord:
In de ontwerpbegroting van 2021 zijn de meest recente uitvoeringscijfers over 2020
opgenomen, op basis van gegevens van het Zorginstituut die zij hebben ontvangen van
de verzekeraars. De cijfers zijn voor een deel gebaseerd op daadwerkelijke declaraties,
maar voor een groter deel op bijschattingen van verzekeraars op basis van trends en
contracten tussen verzekeraars en aanbieders voor het lopende jaar. Er zijn twee momenten
in het reguliere begrotingsproces waarin u nader geïnformeerd kan worden over wijzigingen
over 2020, namelijk bij de tweede suppletoire begroting 2020 die uw Kamer uiterlijk
1 december 2020 ontvangt, en het VWS-jaarverslag over 2020 dat uw Kamer op de derde
woensdag van mei in 2021 ontvangt. In november ontvang ik van het Zorginstituut nieuwe
kwartaalcijfers. Indien blijkt dat er sprake is van afwijkingen in de uitgaven van
de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg, dan zal ik uw Kamer hierover informeren.
Vraag 13
Wat is op dit moment, van de extra beschikbare middelen voor opschaling IC-capaciteit,
daadwerkelijk besteed? Hoeveel extra IC-plekken zijn per 1 oktober 2020 hiervan gerealiseerd?
Antwoord:
De subsidieregeling waarmee ziekenhuizen een vergoeding ontvangen voor de kosten die
zij maken in het kader van opschaling van de IC-capaciteit is op dit moment nog in
voorbereiding. Ziekenhuizen hebben dus nog geen aanvragen kunnen indienen en van de
beschikbare middelen is daarom op dit moment nog niets besteed. Ziekenhuizen zijn
op basis van het Opschalingsplan van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ) en de
kabinetsreactie daarop voortvarend aan de slag gegaan om de opschaling tot 1350 bedden
per 1 oktober 2020 te realiseren, waarbij we hen hebben verzekerd dat het kabinet
de opschaling noodzakelijk vindt en zorg zal dragen voor een passende bekostiging.
Volgens het plan van de LNAZ zijn er op 1 oktober in totaal 1350 IC bedden gerealiseerd.
Bij de vaststelling van de subsidie wordt bekeken of de afgesproken aantallen in de
individuele ziekenhuizen gerealiseerd zijn en vindt er zo nodig een verrekening plaats.
Vraag 14
Kunt u aangeven wat de onderliggende aanleiding van het verschil is in de reservering
van een bedrag van € 3,9 miljoen in 2020 voor de inrichting van Corona-support en
voor het jaar 2021 een bedrag van € 0,9 miljoen? Op welke uitgangspunten zijn deze
bedragen gebaseerd aangezien de behoeften nog geïdentificeerd worden?
Antwoord:
Met de ervaringen die Q-support heeft opgedaan met Q-koortspatiënten heeft Q-support
een support voor coronapatiënten ingericht. De werkzaamheden van C-support worden
uitgevoerd volgens een bestaand concept, waarbij er met de patiënt wordt gekeken naar
de vragen en behoeften die er zijn ten gevolge van de ziekte. In het plan van aanpak
van de stichting is gewerkt met een grove kostenraming gegeven de eerdere ervaringen
bij patiënten die zijn ondersteund met Q-koorts. Er is gekozen om de opgedane ervaring
in 2020 te benutten in 2021. In juli 2021 zal – conform plan van aanpak – een eerste
evaluatie plaatsvinden, daarbij wordt bezien of de ervaringen en werkzaamheden voldoende
aansluiten op de behoefte. Hier sluit de financiering 2021 op aan.
Vraag 15
Kunt u aangeven wat de reden is dat de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) Geneeskundige
Hulpverleningsorganisatie in de Regio (GHOR) een nieuw digitaal registratiesysteem
voor de testen opzet?
Antwoord:
Bij het testproces rond COVID-19 zijn verschillende partijen betrokken, zoals de aanvragers,
GGD’en, de reguliere laboratoria waar de GGD’en mee samenwerken, extra laboratoria
(pandemielabs) en het Landelijk Coronatest Afsprakennummer. In de nabije toekomst
komen hier mogelijk ook organisaties bij die GGD’en helpen met extra testfaciliteiten.
Door alle betrokkenen aan te sluiten op één digitaal registratiesysteem – CoronIT
– kan tijd worden bespaard, doordat de gegevens maar een keer worden ingevoerd en
de beschikbare capaciteit adequaat wordt benut. Daarnaast is er landelijk overzicht.
Vraag 16
Kunt u aangeven wat er verstaan wordt onder «innovatieve behandeling» en welke behandelingen
er op dit moment in ontwikkeling zijn? Waarom is hiervoor geen bedrag in 2020 gereserveerd?
Antwoord:
Onder innovatieve behandelingen vallen onder andere gedragsonderzoeken bij mensen,
financieringsonderzoeken voor Research and Development, BCG-onderzoek onder kwetsbare
ouderen of het programma corona data, dat als doelstelling heeft om met behulp van
data sneller op uitbraken te reageren, lokaal en nationaal, en de virusontwikkeling
in Nederland zo adequaat mogelijk te kunnen volgen. In 2020 zijn hier reeds middelen
beschikbaar voor gesteld. In 2021 wordt op dit gebied geïntensiveerd en zetten we
in op vervolgonderzoek van het BCG-vaccin, verkennen we de mogelijkheden van inzet
van bestaande medicatie bij COVID-19 besmetting en het vertalen van eerdere onderzoeksresultaten
naar uitvoering.
Vraag 17
Kunt u aangeven of het LCH met een lagere bevoorschotting in 2021 budgettair uitkomt,
gezien het LCH in 2020 en 2021 meer bevoorschotting vanuit het Ministerie van VWS
ontvangt om additioneel voldoende medische beschermingsmiddelen aan te schaffen en
te distribueren? Zo nee, is er ruimte om in dat geval financieel bij te springen?
Op welke richtlijn voor beschermingsmiddelen is deze berekening gebaseerd?
Antwoord:
De raming voor 2021 is gebaseerd op de in 2020 geplaatste bestellingen door het LCH
en de wijze waarop met VWS wordt afgerekend. Dit is conform de overeenkomst die VWS
heeft gesloten. De raming voor 2021 is uiteraard ook afhankelijk van de ontwikkeling
van het coronavirus en de daarbij behorende vraag naar beschermings- en testmateriaal.
Wanneer sprake is van aanvullende bevoorschotting vanwege een toenemende vraag naar
medische persoonlijke beschermings- en testmateriaal of een andere ontwikkeling in
het huidige bevoorschottingsritme, zal ik uw Kamer hier uiteraard over informeren.
De raming voor 2021 is gebaseerd op de in 2020 geplaatste bestellingen door het LCH
en de wijze waarop met VWS wordt afgerekend. Dit is conform de overeenkomst die VWS
heeft gesloten. De raming voor 2021 is uiteraard ook afhankelijk van de ontwikkeling
van het coronavirus en de daarbij behorende vraag naar beschermings- en testmaterialen.
Wanneer noodzaak bestaat van aanvullende bevoorschotting vanwege een toenemende vraag
naar medische persoonlijke beschermings- en testmateriaal of een andere ontwikkeling
in het huidige bevoorschottingsritme, zal ik uw Kamer hier uiteraard over informeren.
De beschikbaarheid van voldoende financiële middelen zal geen belemmering vormen voor
een effectieve aanpak van Covid-19.
Vraag 18
Is er in de bevoorschotting van het LCH onderscheid te maken tussen geld dat zij uitgeven
aan beschermingsmiddelen voor de zorg en ondersteuning vanuit de Zvw, Wlz en Wet maatschappelijke
ondersteuning (Wmo)? Zo ja, hoe luidt dat onderscheid?
Antwoord:
De bevoorschotting van het LCH is gebaseerd op alle uitgaven voor medisch persoonlijke
beschermingsmaterialen, testmaterialen, transportkosten en facilitaire kosten. De
totale voorraad is beschikbaar voor de verschillende zorgdomeinen, daarin is geen
onderscheid gemaakt.
Vraag 19
Wat betekent het doorschuiven van de uitvoering en uitgaven van de subsidieregeling
van het Stagefonds van 2020 naar 2021 om uitvoering te kunnen geven aan de zorgbonus
in 2020 voor het Stagefonds?
Antwoord:
De subsidies in het kader van het Stagefonds 2020 zijn doorgeschoven. De beslistermijn
aan de instellingen van de subsidieregeling is met 3 maanden verlengd naar 31 maart
2021. Dit is de uiterste datum waarop beslist wordt over de individuele subsidies
uit het Stagefonds; daarna wordt overgegaan tot uitbetaling van de subsidie aan de
instellingen over 2020. De uitvoering en uitbetaling van de subsidies over 2020 zijn
doorgeschoven naar het vroege voorjaar in 2021, zodat de Dienst Uitvoering Subsidies
aan Instellingen (DUS-I) de werkzaamheden in het kader van de zorgbonus 2020 kan uitvoeren
in het najaar van 2020.
Vraag 20
Kunt u aangeven hoeveel extra mensen er tot nu toe zijn opgeleid voor de opschaling
van de IC- capaciteit? In hoeverre is dit personeel dat «nieuw» is binnen de zorg?
Kunt u daarnaast aangeven hoeveel fte er nog nodig is om opschaling van IC-capaciteit
kwalitatief tot een goed resultaat te brengen als we het hebben over uitbreiding naar
1.350, 1.700 en 3.000 IC-bedden?
Antwoord:
Op mijn verzoek hebben de ziekenhuizen die deelnemen aan de opschaling van de IC-
en klinische capaciteit in het kader van COVID-19 hun opleidingsplannen toegestuurd.
Op dit moment hebben wij geen landelijk overzicht over het reeds aantal extra opgeleide
zorgverleners voor de IC-opschaling, of hier sprake is van «nieuw» personeel en de
nog benodigde capaciteit. Ieder ziekenhuis geeft een eigen invulling aan hun opleidingsplan,
afhankelijk van de lokale context. Het is aan de organisaties zelf om te monitoren
wat is opgeleid, wat wordt opgeleid en wat de vervangingsvraag is. In de reguliere
overleggen met de ROAZ voorzitters zullen wij hen vragen ons hierover nader inzicht
te verschaffen.
Vraag 21
Kunt u aangeven hoe hoog de aan COVID-19-gerelateerde meerkosten voor zorgaanbieders
op dit moment zijn? Kunt u dit uitsplitsen per sector?
Antwoord:
In de onderstaande tabel zijn de cijfers opgenomen die verzekeraars op basis van de
eerste twee kwartalen (Q2) hebben aangeleverd bij het Zorginstituut Nederland over
de Zorgverzekeringswet (Zvw). De totaalbedragen in de eerste kolom (1) worden in de
volgende kolommen uitgesplitst naar
«reguliere prestaties» (2), continuïteitsbijdragen (3) en meerkosten (4) door COVID-19.
In kolom 4 zijn de meerkosten opgenomen voor de verschillende sectoren in de Zvw.
Dit zijn de cijfers zoals nu bekend zijn en opgenomen in de ontwerpbegroting 2021
en in de tweede incidentele suppletoire begroting. De zorgverzekeraars geven aan dat
hun ramingen vanwege COVID- 19 met meer onzekerheid dan normaal zijn omgeven. Zo is
het nog lastig is om te bepalen in hoeverre in de reguliere declaraties sprake is
van kosten van directe zorg aan COVID-19-patiënten. In de reguliere uitgaven zijn
dus ook kosten die verband houden met COVID-19 voor het leveren van directe zorg aan
patiënten inbegrepen. Desondanks bieden deze cijfers een eerste inzicht in de budgettaire
gevolgen van COVID-19 op de Zvw-uitgaven in 2020. Ten opzichte van de verwachte uitgaven
2020 zien we dat de uitgaven per saldo neutraal zijn in 2020.
Tabel uitgaven Zvw 2020 via verzekeraars inclusief COVID-19 (bedragen x € 1 miljoen)
Levering Zorginstituut Nederland Q2–20201
wv. Reguliere prestaties
en tarieven2
wv. Continuïteits- bijdragen3
wv. Meerkosten4
Eerstelijnszorg
6.413,7
6.151,8
198,3
63,6
Huisartsenzorg
3.294,8
3.156,4
89,9
48,5
Multidisciplinaire zorgverlening
678,4
678,4
0,0
0,0
Tandheelkundige zorg
804,8
770,0
27,5
7,3
Paramedische zorg
848,4
778,7
62,7
7,0
Verloskunde
260,2
259,3
0,9
0,1
Kraamzorg
348,6
347,2
0,8
0,7
Zorg voor zintuiglijk gehandicapten
178,4
161,8
16,5
0,1
Tweedelijnszorg
25.964,3
21.857,7
3.617,3
489,3
Medisch-specialistische zorg
24.317,7
20.476,4
3.411,6
429,7
Geriatrische revalidatiezorg en eerstelijnsverblijf
1.076,4
895,8
130,5
50,1
Overig curatieve zorg
570,2
485,4
75,3
9,5
Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg
4.188,2
4.060,1
85,3
42,7
Apotheekzorg en hulpmiddelen
6.689,8
6.660,4
19,0
10,4
Apotheekzorg
4.978,1
4.961,6
7,9
8,6
Hulpmiddelen
1.711,7
1.698,8
11,1
1,8
Wijkverpleging
3.598,9
3.423,6
143,4
31,9
Ziekenvervoer
795,5
780,3
8,0
7,3
Ambulancevervoer
672,1
0,0
0,0
0,0
Overig ziekenvervoer
123,3
0,0
0,0
0,0
Grensoverschrijdende zorg
662,0
662,0
0,0
0,0
Nominaal en onverdeeld
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Totaal
48.312,4
43.595,9
4.071,3
645,2
Bron: VWS, gegevens Zorginstituut Nederland over (voorlopige) financieringslasten
Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.
X Noot
1
Raming van de uitgaven 2020, deels gebaseerd op declaraties, aangeleverd door het
Zorginstituut Nederland.
X Noot
2
Raming van de uitgaven aan reguliere declaraties.
X Noot
3
Raming van de continuïteitsbijdragen voor 2020.
X Noot
4
Raming van de meerkosten door COVID-19.
In de Wet langdurige zorg (Wlz) is sprake van € 190 miljoen meerkosten in 2020. Voor
cliënten met een pgb is de regeling Extra Kosten Corona beschikbaar gesteld. Op basis
van eerste realisatiecijfers is de inschatting gemaakt dat het financiële effect hiervan
€ 40 miljoen bedraagt voor de periode maart tot en met juli 2020. Voor zorgaanbieders
van zorg in natura in de Wlz is de beleidsregel SARS- CoV-2 virus van de NZa opgesteld
die extra personele en materiële kosten als gevolg van de uitbraak van corona voor
de periode tot en met 31 december 2020 vergoed. Op basis van een steekproef wordt
geraamd dat de kosten voor de periode vanaf maart tot en met mei 2020 € 150 miljoen
bedragen. Deze extra kosten worden buiten de contracteerruimte vergoed.
Vraag 22
Kunt u toelichten waarom er geen budgettair effect van inhaalzorg in 2021 wordt verondersteld?
Antwoord:
In de tweede incidentele suppletoire begroting 2020 en in de ontwerpbegroting 2021
is aangegeven dat er op dat moment geen structureel effect op de Zvw-ramingen werd
verwacht. De ramingen zijn slechts gebaseerd op de eerste twee kwartalen in 2020 en
er blijft gelden dat er onzekerheid is over de toekomstige ontwikkelingen van het
virus en daarmee samenhangende financiële gevolgen voor de zorg. Zo is aangegeven
dat een deel van de zorg mogelijk ingehaald kon worden in 2020, maar dat dit wel afhankelijk
is van de capaciteit van zorgaanbieders en de zorg die zij kunnen leveren in de nieuwe
situatie. Bij de inhaalzorg speelt uiteraard ook dat afspraken bijvoorbeeld minder
strak kunnen worden ingepland vanwege de 1,5 meter in wachtkamers en om behandelkamers
schoon te kunnen maken.
Daarnaast geldt dat bepaalde zorghandelingen niet kunnen worden ingehaald, omdat deze
moment afhankelijk zijn. Te denken valt daarbij aan zorg die verleend wordt vanuit
de wijkverpleging.
Bovendien geldt ook voor 2021 dat allereerst een deel van de meerkosten en daarmee
het budgettaire effect voor rekening komen van de zorgverzekeraars, die deze kunnen
inbrengen in de catastroferegeling. Uiteraard blijft VWS betrokken bij de actualisatie
van de zorguitgaven.
Vraag 23
Hoeveel lager zijn de geraamde uitgaven op basis van reguliere prestaties en tarieven
absoluut en relatief als gevolg van zorguitval in het voorjaar van 2020 ten opzichte
van de ontwerpbegroting 2020, respectievelijk de eerste suppletoire begroting 2020?
Antwoord:
De onderstaande tabel gebruikt de tabel in antwoord op vraag 16 als uitgangspunt.
Daarbij wordt enkel de gewijzigde sectoren opgenomen in de Zorgverzekeringswet op
basis van de eerste inzichten over de eerste twee kwartalen van 2020 die zorgverzekeraars
hebben aangeleverd bij het Zorginstituut:
• Kolom 1 is het absolute verschil tussen de stand ontwerpbegroting 2021 «reguliere
prestaties» zie antwoord op vraag 16 kolom 2 en de ontwerpbegroting 2020;
• Kolom 2 is het absolute verschil tussen de stand ontwerpbegroting 2021 «reguliere
prestaties» (kolom 2 in het antwoord op vraag 16) en de stand eerste suppletoire begroting
2020 (inclusief technische en nominale mutaties).
• Kolom 3 is het procentuele verschil tussen de stand ontwerpbegroting «reguliere prestaties»
ten opzichte van de stand ontwerpbegroting 2020.
• Kolom 4 is het procentuele verschil tussen de stand ontwerpbegroting «reguliere prestaties»
(kolom 2 in antwoord op vraag 16) en de eerste suppletoire begroting 2020 (inclusief
technische en nominale mutaties).
Tabel geraamde uitgaven Zvw 2020 op basis van reguliere prestaties en tarieven absoluut
en relatief (bedragen x € 1 miljoen)
Absoluut verschil stand begroting 2021 en begroting 2020
Absoluut verschil stand
begroting 2021 en 1e suppletoire begroting
2020 1
Procentuele toename
stand begroting 2021 t.o.v.
stand begroting
2020
Procentuele toename stand begroting 2021
t.o.v. stand 1e suppletoire begroting 2020
(1)
(2)
(3)
(4)
Eerstelijnszorg
– 139,6
– 269,4
– 2,2%
– 4,2%
Huisartsenzorg
– 92,5
– 163,5
– 2,8%
– 4,9%
Multidisciplinaire zorgverlening
10,6
– 3,8
1,6%
– 0,6%
Tandheelkundige zorg
– 27,9
– 49,7
– 3,5%
– 6,1%
Paramedische zorg
– 41,1
– 51,6
– 5,0%
– 6,2%
Verloskunde
4,7
1,5
1,9%
0,6%
Kraamzorg
18,4
10,8
5,6%
3,2%
Zorg voor zintuiglijk gehandicapten
– 11,8
– 13,1
– 6,8%
– 7,5%
Tweedelijnszorg
– 3.579,9
– 4.109,8
– 13,6%
– 15,8%
Medisch-specialistische zorg
– 3.285,3
– 3.826,8
– 13,8%
– 15,7%
Geriatrische revalidatiezorg en eerstelijnsverblijf
– 278,4
– 232,5
– 23,7%
– 20,6%
Overig curatieve zorg
– 16,3
– 50,5
– 3,2%
– 9,4%
Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg
42,1
– 45,9
1,0%
– 1,1%
Apotheekzorg en hulpmiddelen
30,2
57,6
0,5%
0,9%
Apotheekzorg
10,1
16,8
0,2%
0,3%
Hulpmiddelen
20,1
40,8
1,2%
2,5%
Wijkverpleging
– 703,5
– 393,5
– 17,0%
– 10,3%
Ziekenvervoer
– 21,8
– 13,7
– 2,7%
– 1,7%
Ambulancevervoer
Overig ziekenvervoer
Grensoverschrijdende zorg
– 20,3
– 34,8
– 3,0%
– 5,0%
Nominaal en onverdeeld
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Bron: VWS, gegevens Zorginstituut Nederland over (voorlopige) financieringslasten
Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.
X Noot
1
Voor de 1e suppletoire begroting 2020 zijn de cijfers uit de tabel bij vraag 918 gebruik
gemaakt (stand begroting zonder Q2 mutaties). Dit betreft de stand 1e suppletoire
begroting 2020, inclusief enkele (autonome en technische) mutaties.
Vraag 24
Is het correct dat zorgverzekeraars op dit moment ramen dat ongeveer 85% van de uitgaven
in de tweedelijnszorg aan de reguliere prestaties en tarieven worden besteed en minder
dan 15% aan de continuïteitsbijdragen ter compensatie van weggevallen zorg? Wat zegt
dit over het deel weggevallen zorg?
Antwoord:
De onderstaande tabel geeft per sector het aandeel van respectievelijk de reguliere
kosten, meerkosten en continuïteitsbijdrage. Deze onderliggende verdeling kan mogelijk
nog schuiven, bijvoorbeeld doordat niet altijd al duidelijk was welke zorgkosten verbonden
waren aan corona- gerelateerde zorg aan patiënten. Verzekeraars hebben daarom bij
de aanlevering van de eerste twee kwartalen aangegeven dat in hun opgave de post reguliere
zorg waarschijnlijk te hoog is geraamd en de meerkosten te laag zijn geraamd. Dit
kan tot gevolg hebben dat er nog verschuivingen optreden tussen de onderliggende posten.
Uit de tabel komt naar voren dat de uitgaven voor reguliere prestaties en continuïteitsbijdragen
84% resp. 14% van de uitgaven in de tweedelijnszorg zijn. Bij de continuïteitsbijdragen
gaat het overigens om een raming van netto bijdragen, dat wil zeggen na verrekening
van de inhaalzorg in 2020.
Tabel uitgaven Zvw 2020 als aandeel van respectievelijk de prestaties en tarieven,
continuïteitsbijdrage en meerkosten (bedragen x € 1 miljoen)
Levering Zorginstituut Nederland Q2–20201
Percentage reguliere prestaties
en tarieven2
Percentage continuïteits- bijdragen3
Percentage meerkosten4
Eerstelijnszorg
6.413,7
96%
3%
1%
Huisartsenzorg
3.294,8
96%
3%
1%
Multidisciplinaire zorgverlening
678,4
100%
0%
0%
Tandheelkundige zorg
804,8
96%
3%
1%
Paramedische zorg
848,4
92%
7%
1%
Verloskunde
260,2
100%
0%
0%
Kraamzorg
348,6
100%
0%
0%
Zorg voor zintuiglijk gehandicapten
178,4
91%
9%
0%
Tweedelijnszorg
25.964,3
84%
14%
2%
Medisch-specialistische zorg
24.317,7
84%
14%
2%
Geriatrische revalidatiezorg en eerstelijnsverblijf
1.076,4
83%
12%
5%
Overig curatieve zorg
570,2
85%
13%
2%
Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg
4.188,2
97%
2%
1%
Apotheekzorg en hulpmiddelen
6.689,8
100%
0%
0%
Apotheekzorg
4.978,1
100%
0%
0%
Hulpmiddelen
1.711,7
99%
1%
0%
Wijkverpleging
3.598,9
95%
4%
1%
Ziekenvervoer
795,5
98%
1%
1%
Ambulancevervoer
672,1
0%
0%
0%
Overig ziekenvervoer
123,3
0%
0%
0%
Grensoverschrijdende zorg
662,0
100%
0%
0%
Nominaal en onverdeeld
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Totaal
48.312,4
90%
8%
1%
Bron: VWS, gegevens Zorginstituut Nederland over (voorlopige) financieringslasten
Zvw en Wlz en NZa-gegevens over de productieafspraken en (voorlopige) realisatiegegevens.
X Noot
1
Raming van de uitgaven 2020, deels gebaseerd op declaraties, aangeleverd door het
Zorginstituut Nederland.
X Noot
2
Raming van de uitgaven aan reguliere declaraties.
X Noot
3
Raming van de continuïteitsbijdragen voor 2020.
X Noot
4
Raming van de meerkosten door COVID-19.
Vraag 25
Is het correct dat zorgverzekeraars op dit moment ramen dat minder dan 10% van alle
zorguitgaven besteed zijn aan de continuïteitsbijdragen voor weggevallen zorg? Wat
zegt dit over het aandeel weggevallen zorg? Komt dit overeen met de verwachtingen
over en weer bij het maken van afspraken over de continuïteitsbijdragen tussen verzekeraars
en zorgaanbieders?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 24.
Vraag 26
Zijn de voorlopig totale meerkosten door COVID-19 (€ 658,9 miljoen euro) meer of minder
dan waar eerder in formele stukken (begrotingen, Kamerbrieven etc.) van uit werd gegaan
of rekening mee werd gehouden?
Antwoord:
De raming van de Zvw-uitgaven in de ontwerpbegroting 2021 is de eerste raming voor
2020 waarin we rekening hebben kunnen houden met inschattingen van verzekeraars over
het effect van COVID-19 op de zorguitgaven. In de maanden na het uitbreken van de
coronacrisis in het voorjaar van 2020 wisten we dat er sprake zou zijn van meerkosten
als gevolg van COVID-19 en hebben we vergoeding daarvan door zorgverzekeraars mogelijk
gemaakt, maar was het niet mogelijk die kosten te kwantificeren. Op basis van de halfjaarcijfers
van zorgverzekeraars hebben we nu een eerste inschatting kunnen maken.
Vraag 27
Is er reden om aan te nemen dat de totale meerkosten voor verzekeraars door COVID-19
van € 658,9 miljoen euro, voor het restant van 2020 nog aanzienlijk zullen stijgen?
Kunnen deze kosten nog verder oplopen op basis van de eerste twee kwartalen, of slechts
op basis van de laatste twee kwartalen?
Antwoord:
Zoals in de begroting 2021 is aangegeven zijn de halfjaarcijfers van 2020 in deze
begroting verwerkt. De zorgverzekeraars gaven bij deze cijfers aan dat deze inzichten
nog met onzekerheid zijn omgeven. Zo was het op dat moment nog moeilijk om bijvoorbeeld
de kosten van directe corona-gerelateerde zorg aan patiënten op dat moment volledig
juist op te geven, onder meer omdat niet in alle gevallen direct evident was dat de
zorg vanwege corona werd verleend. Verzekeraars hebben daarom ook aangegeven dat de
reguliere zorg mogelijk te hoog werd geraamd en de meerkosten te laag.
Verder is nog onbekend wat de huidige ontwikkeling van het coronavirus voor effect
heeft op de meerkosten voor zorgaanbieders. Dit hangt ook mede af van de mate waarin
de financiële ruimte voor meerkosten in de recent gesloten akkoorden in de Medisch
specialistische zorg, GGZ en wijkverpleging voldoende is. Met de actualisatie over
het derde kwartaal en het vierde kwartaal komt er meer inzicht in de budgettaire effecten
over 2020.
Vraag 28
Kan nader uiteen worden gezet door welke componenten de nominale premie van de zorgverzekering
stijgt en voor welk deel? Wat is het aandeel van de meerkosten als gevolg van COVID-19?
Antwoord:
De raming van de nominale premie in de ontwerpbegroting 2021 laat een stijging zien
van € 59. De kan worden verklaard door vier factoren, zie de tabel hieronder.
Premiestijging 2021
€ 59
w.v. reguliere uitgaven1
€ 25
w.v. saldo zorgverzekeringsfonds2
€ 44
w.v. reserve-afbouw verzekeraars3
– € 6
w.v. 50/50-corretie3
– € 5
w.v. overig en afronding4
€ 1
X Noot
1
Deze stijging wordt in belangrijke mate verklaard door de stijging van de reguliere
zorguitgaven en de ontwikkeling van het Zorgverzekeringsfonds. De stijging resulteert
voor € 25 uit de groei van de zorguitgaven. Dit resulteert uit een stijging van de
reguliere zorguitgaven met € 1,3 miljard, de stijging van de opbrengst van het eigen
risico met € 0,04 miljard en de toename van het aantal verzekerden.
X Noot
2
De ontwikkeling van het saldo van het Zorgverzekeringsfonds (van een beoogd tekort
van € 0,9 miljard in 2020 naar een beoogd overschot van € 0,3 miljard in 2021 leidt
tot een premiestijging van € 44.
X Noot
3
De reserve-afbouw bij verzekeraars leidt tot een lagere premiestijging (– € 6), evenals
het rechttrekken van de beoogde 5050-verdeling tussen de inkomensafhankelijke bijdrage
(IAB) enerzijds en de nominale premie, eigen risico en rijksbijdrage 18-min anderzijds
(– € 5).
X Noot
4
In de begroting is rekening gehouden met € 0,04 miljard meerkosten 2021. Dit zijn
vooral kosten die samenhangen met het uitbreiden van capaciteit. Deze kosten leiden
tot een premiestijging van € 1. Die € 1 is verwerkt in de hiervoor genoemde premiestijging
van € 25.
De meerkosten van COVID-19 in 2020 voor de Zvw bedragen naar huidige inschatting circa
€ 1 miljard. Die kosten worden gedekt door verzekeraars. De kosten van reguliere zorg
van verzekeraars komen echter ruim € 1 miljard lager uit door de uitval van zorg,
ook als rekening wordt gehouden met de continuïteitsbijdrage die verzekeraars betalen
om te voorkomen dat zorginstellingen omvallen. Per saldo hebben verzekeraars dus geen
hogere kosten en hoeven dus ook de premie niet te verhogen om deze meerkosten te dekken.
Vraag 29
Kan nader worden toegelicht onder welke voorwaarden en in hoeverre zorgverzekeraars
reguliere declaraties voor directe zorg aan coronapatiënten en andere meerkosten door
COVID-19 kunnen inbrengen voor vergoeding via de catastroferegeling op grond van artikel
33 van de Zvw? Welke implicatie heeft dit voor de onderlinge financiële verhoudingen,
ook gelet op de gezamenlijke continuïteitsbijdragen? Wat zijn de gevolgen voor de
VWS-begroting?
Antwoord:
Directe zorg aan coronapatiënten en meerkosten in verband met COVID-19 kunnen worden
ingebracht voor vergoeding via de catastroferegeling. De exacte voorwaarden voor toedeling
van declaraties wordt besproken in een werkgroep waarin ook zorgverzekeraars, de NZa
en het Zorginstituut vertegenwoordigd zijn. Hierin wordt geborgd dat de inbreng voor
alle verzekeraars op dezelfde wijze gebeurt. In de VWS-begroting is rekening gehouden
met een raming van de catastrofekosten van € 1 miljard. Voor 2020 zullen zorgverzekeraars
de in te brengen kosten en opbrengsten van de catastroferegeling onderling poolen,
waardoor dit geen implicatie heeft voor de onderlinge financiële verhoudingen.
Vraag 30
Bent u voornemens een risicovoorziening voor de Garantieregeling in te stellen wanneer
de regeling ook na 31 juli 2021 wordt verlengd?
Antwoord:
Vanwege de kortdurende aard van de garantieregeling is er voor nu gekozen om niet
te werken met een risicovoorziening voor de garantieregeling. Er wordt niet uitgesloten
dat ontwikkelingen in een later stadium leiden tot nieuwe afwegingen waarbij een risicovoorziening
tot de mogelijkheden behoort. Uiteraard blijven daarbij de principes zoals opgenomen
in de Comptabiliteitswet en Rijksbegrotingsvoorschriften leidend.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier