Nota van wijziging : Tweede nota van wijziging
35 394 Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief)
Nr. 12 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 27 augustus 2020
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
Artikel I wordt als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel Ga, onderdeel 1, wordt «tweede lid» vervangen door «vierde lid».
B
Na onderdeel H wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
H0a
In artikel 34, vijfde lid, onderdeel a, wordt «artikel 17, eerste lid» vervangen door
«artikelen 17, eerste lid, of 36b, vierde lid».
C
In onderdeel L wordt «artikel 78ee» vervangen door «artikel 78dd» en wordt «78ff»
vervangen door «78dd».
2
Artikel III wordt als volgt gewijzigd:
A
In onderdeel A, onderdeel 1, wordt in het zevende lid «derde lid» vervangen door «zesde
lid».
B
Onderdelen B en C komen te luiden:
B
Aan artikel 4:2b worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. Als het gaat om een werknemer waarvoor de werkgever een recht heeft op loonkostensubsidie
als bedoeld in artikel 10d, eerste of tweede lid, van de Participatiewet, wordt de
uitkering vermenigvuldigd met de voor die werknemer vastgestelde loonwaarde, bedoeld
in artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet.
8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot
het zevende lid.
C
Na artikel 6:10 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 6:11. Overgangsrecht in verband met wijziging samenloop met loonkostensubsidie
Participatiewet
De artikelen 3:13, zesde en zevende lid, en 4:2b, zevende en achtste lid, zijn niet
van toepassing op de werknemer wiens recht op uitkering als bedoeld in respectievelijk
de artikelen 3:7 of 4:2b is ontstaan voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel III
van de Wet van ... tot wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in
verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere
wijzigingen (uitvoeren breed offensief) (Stb. ..., ...).
3
Na artikel III worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIa. WIJZIGING WET TEGEMOETKOMINGEN LOONDOMEIN
De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.1, onderdeel c, en in het opschrift van § 2.4. vervalt «en scholingsbelemmerden».
B
Artikel 2.10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef vervalt «en scholingsbelemmerden».
2. Onderdeel a wordt als volgt gewijzigd:
a. In het eerste subonderdeel wordt na «Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten»
toegevoegd «, tenzij deze persoon duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
heeft als bedoeld in artikel 1a:1 van die wet».
b. Aan het slot van het vijfde subonderdeel wordt na de puntkomma toegevoegd «of».
c. Aan het slot van het zesde subonderdeel vervalt «of» en wordt de puntkomma vervangen
door een punt.
d. Het zevende subonderdeel vervalt.
3. Onderdeel c komt te luiden:
c. ten aanzien van wie door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond
van artikel 2.11 een geldige doelgroepverklaring is verstrekt.
C
Artikel 2.11, eerste lid, komt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verstrekt aan de werkgever die
een dienstbetrekking met een werknemer aangaat die, met inachtneming van artikel 2.10,
tweede en derde lid, voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.10, eerste lid,
onderdelen a en b, op diens verzoek een verklaring dat de betreffende werknemer aan
de genoemde voorwaarden voldoet en stuurt de werknemer een afschrift van het besluit
inzake de doelgroepverklaring. De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie
maanden na aanvang van de dienstbetrekking. Bij regeling van Onze Minister van Financiën
kunnen, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
nadere regels worden gesteld met betrekking tot de geldigheid van de doelgroepverklaring,
bedoeld in de eerste volzin.
D
In artikel 2.12 vervalt in het opschrift, het eerste en het tweede lid «en scholingsbelemmerden».
E
In het opschrift en de tekst van artikel 2.13 vervalt «en scholingsbelemmerden».
F
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:
2. Indien het recht op een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor de datum van inwerkingtreding van
artikel IIIa, onderdeel B, van de Wet van ... tot wijziging van Participatiewet en
enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie
en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief) (Stb. ..., ...) is aangevangen
voor die datum van inwerkingtreding en dat recht voor die datum niet is geëindigd,
wordt dat loonkostenvoordeel in afwijking van artikel 2.12 ten hoogste verstrekt over
een aaneengesloten periode van drie jaar vanaf de aanvang van de dienstbetrekking
tussen de werkgever en de werknemer, waarbij aan de voorwaarden van artikel 2.10 wordt
voldaan, zoals dat luidde voor die datum van inwerkingtreding.
3. Op de aanvraag van een doelgroepverklaring voor het loonkostenvoordeel doelgroep
banenafspraak met betrekking tot dienstbetrekkingen die zijn aangegaan voor de datum
van inwerkingtreding van artikel IIIa, onderdeel C, van de Wet van ... tot wijziging
van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het verbeteren van de regeling
voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren breed offensief) (Stb. ..., ...)
is artikel 2.11 van toepassing, zoals dat luidde op de dag voor die datum van inwerkingtreding.
4. Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IIIa, onderdeel B, van de Wet
van ... tot wijziging van Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het
verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren
breed offensief) (Stb. ..., ...) wordt onder een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak
mede verstaan een loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
op grond van het tweede lid of op grond van artikel 2.10, zoals dat luidde voor dat
tijdstip van inwerkingtreding.
ARTIKEL IIIb. WIJZIGING WET VAN 23 DECEMBER 2015 TOT WIJZIGING VAN DE PARTICIPATIEWET,
DE ZIEKTEWET, DE WET WERK EN INKOMEN NAAR ARBEIDSVERMOGEN EN DE WET FINANCIERING SOCIALE
VERZEKERINGEN IN VERBAND MET HARMONISATIE VAN INSTRUMENTEN TER BEVORDERING VAN ARBEIDSDEELNAME
VAN ARBEIDSBEPERKTEN (STB. 2015, 547)
Artikel VIII van de Wet van 23 december 2015 tot wijziging van de Participatiewet,
de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale
verzekeringen in verband met harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname
van arbeidsbeperkten (Stb. 2015, 547) vervalt.
Toelichting
In deze nota van wijziging wordt voorzien in een aantal technische wijzigingen met
betrekking tot de wijzigingen die het wetsvoorstel aanbrengt in de Participatiewet
en de samenloop tussen een uitkering op grond van de artikelen 3:7 en 4:2b van de
Wet arbeid en zorg en loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet. Voorts worden
enkele wijzigingen inzake de aanvraagprocedure en de doelgroep van het loonkostenvoordeel
doelgroep banenafspraak in de Wet tegemoetkomingen loondomein aangebracht en wordt
de horizonbepaling voor dat loonkostenvoordeel geschrapt. Deze wijzigingen worden
hieronder per onderdeel toegelicht
Onderdeel 1.
In artikel I, dat de Participatiewet wijzigt, worden een aantal technische wijzigingen
aangebracht.
Met onderdeel A wordt een foutieve verwijzing hersteld met betrekking tot de wijziging
van artikel 18a van de Participatiewet.
Onderdeel B brengt de studietoeslag onder de reikwijdte van het thans bij de Tweede
Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet in verband met
het uitsluiten van fraudevorderingen bij de vermogenstoets (Kamerstukken: 35374).
Genoemd wetsvoorstel voegt een vijfde lid aan artikel 34 van de Participatiewet toe
waardoor vorderingen die voortkomen uit een overtreding van de inlichtingenverplichting
niet langer als schuld worden betrokken bij de middelentoets voor de algemene bijstand.
Aangezien voor de studietoeslag een eigen inlichtingenverplichting opgenomen in artikel 36b,
vierde lid, van de Participatiewet, zal gaan gelden wordt met de in onderdeel B opgenomen
wijziging deze inlichtingenverplichting opgenomen in artikel 34, vijfde lid. Indien
genoemd wetsvoorstel zou worden verworpen dan treedt voornoemde wijziging uiteraard
niet in werking. Sowieso kan dit onderdeel pas in werking treden als genoemd wetsvoorstel
in werking treedt.
Onderdeel C vernummert het overgangsrecht dat in verband met de samenloop tussen de
no-riskpolis en loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet is opgenomen. Deze
vernummering vindt zijn oorsprong in de verwerping van het wetsvoorstel tot wijziging
van de Participatiewet en enige andere wetten in verband met het opheffen van discriminatoir
onderscheid tussen bloedverwanten in de tweede graad en anderen die een gezamenlijke
huishouding voeren waarbij sprake is van zorgbehoefte (Kamerstukken 35 174) door de Eerste Kamer. Dit verworpen voorstel voorzag eveneens in overgangsrecht
in de Participatiewet.
Onderdeel 2.
In artikel III, dat de Wet arbeid en zorg wijzigt, worden de volgende wijzigingen
aangebracht.
Onderdeel A herstelt een onjuiste verwijzing in het door onderhavige wetsvoorstel
geïntroduceerde artikel 3:13, zevende lid, van de Wet arbeid en zorg.
Het wetsvoorstel, zoals dat luidde voorafgaand aan deze nota van wijziging, voegde
twee leden toe aan artikel 4:2c van de Wet arbeid en zorg. Hiermee wordt geregeld
dat, wanneer er recht bestaat op aanvullend geboorteverlof en de werkgever daarnaast
recht heeft op loonkostensubsidie voor de betreffende werknemer, de uitkering vermenigvuldigd
wordt met de loonwaarde. Hierdoor wordt bewerkstelligd dat de loonkostensubsidie verdisconteerd
wordt in de uitkering. Artikel 4:2c van de Wet arbeid en zorg geeft voorschriften
voor de aanvraag van het aanvullend geboorteverlof. Artikel 4:2b van de Wet arbeid
en zorg regelt het recht en de hoogte van dit geboorteverlof. Daarom wordt het passender
geacht bovengenoemde wijziging in artikel 4:2b op te nemen in plaats van artikel 4:2c.
De in onderdeel A opgenomen wijziging van artikel III, onderdeel B, van het voorstel
voorziet hierin.
Artikel III, onderdeel C, van het wetsvoorstel regelt – middels een in de Wet arbeid
en zorg in te voegen artikel 6:11 – overgangsrecht met betrekking tot het nieuwe systeem
voor de samenloop tussen een uitkering op grond van artikel 3:7 en loonkostensubsidie
op grond van de Participatiewet. Hierdoor hoeft een lopende uitkering op het moment
de inwerkingtreding niet herzien te worden; het oude systeem blijft gelden voor deze
lopende uitkeringen. Het aanvullend geboorteverlof was niet opgenomen in dit overgangsrecht.
Ten aanzien van deze uitkering spelen echter dezelfde overwegingen met betrekking
tot de overgang naar het nieuwe systeem. Daarom wordt artikel 6:11 aangepast waardoor
dezelfde overgangsprocedure zal gelden voor het aanvullend geboorteverlof. Voorts
wordt artikel 6:11 voorzien van een opschrift.
Onderdeel 3.
Het nieuwe artikel IIIa bevat een aantal wijzigingen van de Wet tegemoetkomingen loondomein.
In de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl) wordt een aantal wijzigingen voorgesteld
die verband houden met een andere aanvraagprocedure van de doelgroepverklaring voor
het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden (hierna: LKV-banenafspraak).
In de brief over het Breed Offensief Participatiewet1 heeft het kabinet aangekondigd het LKV-banenafspraak structureel te maken2 en de doelgroepverklaring voor dit LKV af te schaffen. Deze maatregelen hangen samen
met het beoogde wetsvoorstel voor de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak en quotum
arbeidsbeperkten. In de brieven van 20 november 2018 en 4 juli 20193 heeft het kabinet de inhoud van dit wetsvoorstel nader toegelicht. Naar verwachting
kan dit wetsvoorstel eind 2020 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Vooruitlopend
hierop wordt voorgesteld om de doelgroepverklaring voor het LKV-banenafspraak die
nu door de werknemer bij het UWV wordt aangevraagd, voortaan door de werkgever te
laten aanvragen. Dit vinden werkgevers een stap in de goede richting om het voor hen
eenvoudiger te maken voor het LKV-banenafspraak in aanmerking te komen. Om de uitvoering
tijdig zekerheid te geven dat de wijzigingen doorgaan, zijn deze met de aanpassing
van artikel 2.11 van de Wtl in artikel IIIa, onderdeel C, hier opgenomen.
De doelgroepverklaring LKV-banenafspraak is een verklaring van het UWV dat de werknemer
voldoet aan de voorwaarden van het LKV. In de huidige situatie vraagt de werknemer
(of diens gemachtigde) deze doelgroepverklaring bij het UWV aan. De werknemer kan
daartoe echter niet worden verplicht. Werkgevers hebben daardoor te maken met administratieve
rompslomp en ervaren het als onrechtvaardig dat ze het LKV-banenafspraak mislopen
als de werknemer niet (of te laat) de doelgroepverklaring aanvraagt. Dit probleem
is tijdens het rondetafelgesprek over de eindevaluatie van de Participatiewet (gehouden
op 20 februari 2020 in de Tweede Kamer) naar voren gebracht door werkgevers. Ook is
hier door de leden van de fractie van de VVD in de nota naar aanleiding van het verslag
bij de Wijziging van de Participatiewet en enkele andere wetten in verband met het
verbeteren van de regeling voor loonkostensubsidie en enkele andere wijzigingen (uitvoeren
breed offensief) aandacht voor gevraagd4.
Door de werkgevers de doelgroepverklaring te laten aanvragen wordt de genoemde administratieve
rompslomp en het risico op het mislopen van het LKV-banenafspraak voorkomen. De werkgever
krijgt de regie op het hele aanvraagproces van het LKV-banenafspraak. Dit kan het
gebruik en de effectiviteit van het instrument LKV-banenafspraak vergroten. De werknemer
hoeft geen actie meer te ondernemen. UWV stuurt wel een kopie van de doelgroepverklaring
aan de werknemer. De wijziging van de aanvraagprocedure betekent zowel voor de werkgever
als voor de werknemer een vereenvoudiging. Daardoor dalen ook de administratieve lasten.
Anders dan bij de andere loonkostenvoordelen op grond van de Wtl kan de werkgever
via raadpleging van het doelgroepregister zien voor welke werknemers hij een doelgroepverklaring
LKV-banenafspraak kan aanvragen. De overige voorwaarden om in aanmerking te komen
voor het LKV-banenafspraak veranderen niet.
De beoogde datum van inwerkingtreding van de wijziging is 1 januari 2022. De werkgever
kan de doelgroepverklaring voor het LKV-banenafspraak bij het UWV aanvragen voor dienstbetrekkingen
die zijn aangevangen op of na 1 januari 2022. De aanvraagprocedure voor dienstbetrekkingen
die zijn aangevangen vóór die datum blijft ongewijzigd op grond van het nieuwe artikel 6.2,
derde lid, van de Wet (artikel IIIa, onderdeel F). De werknemer of diens gemachtigde
vraagt deze aan.
Ten gevolge van deze wijziging in de aanvraagprocedure van de doelgroepverklaring
voor het LKV- banenafspraak is het tevens noodzakelijk de doelgroep van het LKV-banenafspraak
in lijn te brengen met de doelgroep banenafspraak. Alleen dan kan de aanvraagprocedure
voor de werkgever en de werknemer worden vereenvoudigd. En kunnen werkgevers op basis
van het doelgroepregister bepalen of zij in aanmerking komen voor het LKV-banenafspraak.
Op dit moment verschilt de doelgroep voor het LKV-banenafspraak van twee subgroepen
in de doelgroep banenafspraak. Het gaat om de groep scholingsbelemmerden5 en de groep Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen heeft.
De groep scholingsbelemmerden en de Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben6 behoren in de huidige situatie wel tot de doelgroep van het LKV-banenafspraak maar
niet tot de doelgroep banenafspraak en zijn daarom niet opgenomen in het doelgroepregister.
Deze nota van wijziging heft dit verschil op. Er is dan geen onderscheid meer tussen
de doelgroep voor het LKV- banenafspraak en de doelgroep banenafspraak zoals opgenomen
in het doelgroepregister. Artikel IIIa, onderdelen A, B, D en E voorzien daarin. Vanwege
het belang van eenvoud voor werkgevers, de positieve gevolgen voor de werkgevers en
de mensen in de doelgroep banenafspraak, heeft de regering ervoor gekozen om de wet
op dit punt te wijzigen. Het gaat in totaal om een zeer kleine groep mensen, voor
wie in een aantal gevallen ook aanspraak op het lage inkomensvoordeel (LIV) mogelijk
is.
Zoals eerder aangegeven loopt de vereenvoudiging van de aanvraagprocedure vooruit
op het structureel maken van het LKV-banenafspraak en de definitieve afschaffing van
de doelgroepverklaring voor het LKV-banenafspraak. Niet alleen voor de vereenvoudiging
van de aanvraagprocedure maar ook voor deze nog op stapel staande verdere verbeteringen
van het LKV-banenafspraak is het noodzakelijk dat beide doelgroepen gelijk zijn.
De groep scholingsbelemmerden bestaat uit mensen die in verband met ziekte of gebrek
een belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs en binnen vijf jaar
na afronding van dat onderwijs arbeid in dienstbetrekking zijn gaan verrichten. Voor
de grootste groep scholingsbelemmerden heeft de aanpassing geen gevolgen. Als de werknemer
met een scholingsbelemmering bijvoorbeeld ook een Wajong-uitkering ontvangt of schoolverlater
is van het voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs7, dan behoren ze tot de doelgroep banenafspraak en blijven ze tot de doelgroep LKV-banenafspraak
behoren. Zij zijn dan ook opgenomen in het doelgroepregister banenafspraak. Door de
maatregel vervalt het recht op LKV- banenafspraak dus alleen voor de groep scholingsbelemmerden
die niet in het doelgroepregister banenafspraak zijn opgenomen. Uit cijfers van UWV
blijkt dat ervoor circa 100 scholingsbelemmerden die niet in het doelgroepregister
banenafspraak zijn opgenomen LKV-banenafspraak is ontvangen. Werkgevers kunnen voor
een aantal van hen mogelijk wel in aanmerking voor het LIV, als aan de voorwaarden
wordt voldaan.
De andere groep betreft de mensen waarvan op grond van de Wajong8 is geoordeeld dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen hebben. Deze mensen behoren niet
tot de doelgroep banenafspraak. Op basis van deze wetswijziging behoren zij ook niet
langer tot de doelgroep LKV-banenafspraak. Uit cijfers van UWV blijkt dat ervoor circa
200 Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben een LKV-banenafspraak is ontvangen.
Werkgevers kunnen voor een aantal van hen mogelijk wel in aanmerking komen voor het
LIV, als aan de voorwaarden wordt voldaan. De beoogde datum van inwerkingtreding van
de wijzigingen is 1 januari 2022.
Voor scholingsbelemmerden en Wajongers die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben en
in dienst zijn getreden vóór 1 januari 2022 is voorzien in overgangsrecht. Voor hen
blijven de oude regels gelden. Als een scholingsbelemmerde bijvoorbeeld in dienst
treedt op 30 december 2021 en er is door UWV voor 30 maart 2022 een geldige doelgroepverklaring
afgegeven, dan kan de werkgever voor deze werknemer nog voor maximaal drie jaar in
aanmerking komen voor het LKV-banenafspraak, mits aan de overige voorwaarden is voldaan.
Werkgevers die op of na 1 januari 2022 een scholingsbelemmerde of een Wajonger zonder
duurzaam arbeidsvermogen in dienst nemen, hebben geen recht op het LKV-banenafspraak.
Het nieuwe artikel 6.2, tweede lid, van de Wtl, opgenomen in artikel IIIa, onderdeel
F, voorziet in dit overgangsrecht. Op grond van dit overgangsartikel wordt onder een
loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak mede verstaan een loonkostenvoordeel doelgroep
banenafspraak en scholingsbelemmerden. Dit vereenvoudigt de technische uitvoerbaarheid
van de wijziging in benaming van het loonkostenvoordeel.
Het nieuwe artikel IIIb regelt het afschaffen van de zogenoemde horizonbepaling voor
het LKV Banenafspraak. Deze horizonbepaling, opgenomen in artikel VIII van de Wet
van 23 december 2015 tot wijziging van de Participatiewet, de Ziektewet, de Wet werk
en inkomen naar arbeidsvermogen en de Wet financiering sociale verzekeringen in verband
met harmonisatie van instrumenten ter bevordering van arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten
(Stb. 2015, 547) strekte ertoe dat paragraaf 2.4 van de Wet tegemoetkomingen loondomein vervalt op
een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij koninklijk besluit9 is de datum van inwerkingtreding van deze horizonbepaling vastgesteld op 1 januari
2021. Zonder nadere regelgeving vervalt daardoor het LKV banenafspraak per 1 januari
2021. De regering wenst echter de regeling voor onbeperkte duur voort te zetten, omdat
het LKV-banenafspraak een gericht instrument is om mensen met een kwetsbare positie
op de arbeidsmarkt meer kans te geven op een baan. Artikel VIII van die wet dient
daarom te vervallen. Artikel IIIb voorziet hierin.
De beoogde inwerkingtredingsdatum van het onderhavige wetsvoorstel is 1 juli 2021.
Om te voorkomen dat het LKV-banenafspraak na 1 januari 2021 stopt, zal voor 1 januari
2021 de inwerkingtredingsdatum van de horizonbepaling (1 januari 2021) per koninklijk
besluit worden geschrapt. Daardoor blijft het LKV-banenafspraak ook na die datum doorlopen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de Tweede Kamer hierover
geïnformeerd bij brief van 2 juli 2020 over de resultaten van de banenafspraak over
201910.
Duidelijkheidshalve zij opgemerkt dat artikel VIII van de Wet van 23 december 2015
bij de invoering van de Wet tegemoetkomingen loondomein opnieuw is geformuleerd. In
de nieuwe versie van artikel VIII, zoals geformuleerd in artikel 5.2, onderdeel A,
van die wet in Staatsblad 2015, 542, is niet langer sprake van een wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen,
maar van een wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein, waarin alle bepalingen
over het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak uit de Wet tegemoetkomingen loondomein
worden geschrapt.
Het schrappen van de horizonbepaling per 2021 leidt vanaf 2022 (vanwege uitbetaling
in jaar t+1) tot extra uitgaven. De uitgaven nemen jaarlijks toe vanwege de ingroei
van de doelgroep van het LKV-banenafspraak. De extra uitgaven zijn al verwerkt in
de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2020
2021
2022
2023
2024
2025
Financiële gevolgen schrappen horizonbepaling per 2021 (x € 1 mln.)
0
0
33
36
40
44
Adviezen en consultatie
UWV en de Belastingdienst hebben aangegeven dat de wijzigingen voor de aanpassingen
van de doelgroepverklaring LKV-banenafspraak uitvoerbaar zijn. UWV stelt daarvoor
als voorwaarde dat het voor de verschillende onderdelen die op verschillende data
in werking moeten treden, tijdig de implementatieopdrachten van SZW ontvangt. SZW
zal met UWV overleggen op welke wijze SZW aan deze wens tegemoet kan komen en op grond
van de uitkomst van die gesprekken daarvoor de benodigde stappen kan ondernemen. Aan
het verzoek van UWV om in de memorie van toelichting teksten toe te voegen over met
name over het overgangsrecht voor Wajongers met duurzaam geen arbeidsvermogen en scholingsbelemmerden
heeft de regering voldaan.
Het Adviescollege regeldruk heeft in zijn advies geadviseerd om de regeldrukgevolgen
van de wijziging in de aanvraag van de doelgroepverklaring loonkostenvoordeel banenafspraak
te beschrijven. Naar aanleiding van dit advies is onderstaande passage opgenomen.
De wijziging van de aanvraagprocedure van de doelgroepverklaring LKV-banenafspraak
leidt naar verwachting tot een daling van de administratieve lasten voor de werkgevers.
Werkgevers zijn met wijziging niet meer afhankelijk van de opstelling van hun werknemer.
Ook hoeven zij de werknemer niet meer te begeleiden in het aanvraagproces. Voor de
werknemer betekent de wijziging in de aanvraagprocedure een afname in de administratieve
lasten, omdat hij de doelgroepverklaring niet meer hoeft aan te vragen. Naar schatting
nemen de regeldrukkosten met circa 300.000 euro af door deze wijziging. Het afschaffen
van de doelgroepverklaring LKV-banenafspraak leidt zowel bij de werkgevers als bij
de werknemers tot een daling van de administratieve lasten. Om in aanmerking te komen
voor dit LKV is een doelgroepverklaring dan niet meer nodig. Naar schatting nemen
de regeldrukkosten hierdoor verder af met circa € 600.000 euro.
Bij de internetconsulatie sprak een aantal respondenten hun steun uit voor de vereenvoudiging
van de aanvraagprocedure van de doelgroepverklaring voor het LKV-banenafspraak. Respondenten
hebben verder opmerkingen gemaakt over het tijdspad om deze vereenvoudigingen te realiseren
en over andere vormen van loonkostenvoordelen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ’t Wout
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. van 't Wout, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid