Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over o.a. evaluatie Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen en advies Raad voor Cultuur (Kamerstuk 33846-56)
2020D21175 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brieven van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de beleidsreactie en de evaluatie van de
wet stelsel openbare bibliotheekvoorziening (Kamerstuk 33 846, nrs. 56 en 57),de derde evaluatie van de wet op de vaste boekenprijs (Kamerstuk 32 300, nrs. 12, 14 en 15) en het beleidsplan Koninklijke Bibliotheek 2019 t/m 2022 en de evaluatie van de
Koninklijke Bibliotheek (Kamerstuk 33 846, nr. 58)
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
9
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
11
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
13
•
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
15
•
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
16
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
16
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met het grote interesse kennisgenomen van onderhavige
brieven. Deze leden onderschrijven al het harde werk door de medewerkers van de online
bibliotheek van de afgelopen tijd, om ook tijdens de coronacrisis mensen thuis de
mogelijkheid te bieden om te kunnen genieten van mooie romans of thrillers. Wel hebben
zij over de gestuurde brieven nog enkele vragen.
Beleidsreactie evaluatie Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob)
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de wetsevaluatie Wsob een overwegend
positief beeld laat zien. Zo benoemt de Minister dat er een relevante digitale bibliotheek
is ontstaan. Daarnaast is de digitale collectie in hoog tempo uitgebreid en zoveel
mogelijk vrij toegankelijk gemaakt. Kan de Minister een overzicht geven van de hoeveelheid
aankopen waarmee de digitale collectie van de openbare bibliotheek het afgelopen jaar
is uitgebreid? Wat is het budget voor de digitale collectie en wat is het budget voor
de aankopen van fysieke boeken? Ziet de Minister mogelijkheden om binnen het budget
meer middelen beschikbaar te maken om meer digitale werken aan te kopen? Daarnaast
vragen deze leden of de Minister tevreden is met de manier waarop het huidige zoeksysteem
van de online bibliotheek is vormgegeven? Is er onderzoek naar de gebruiksvriendelijkheid
van de online bibliotheek gedaan? Zo ja, wat kwam daar uit? Zo nee, is de Minister
bereid om dat alsnog uit te voeren? Aangezien het van belang is dat niet alleen de
fysieke bibliotheek maar ook de digitale bibliotheek inzet op toegankelijkheid.
Voornoemde leden lezen dat de Minister, samen met de VNG1, de IPO2, de VOB3, de KB4 en het SPN5 een aantal lijnen heeft gecreëerd die als focus zullen gelden binnen de samenwerking
van de komende tijd. Waarom is de online bibliotheek hierin geen uitgangspunt, aangezien
de Minister eerder in de brief aangaf dat er nog winst te behalen viel in de toegankelijkheid
en het aanbod van online content van de openbare bibliotheek? Op welke manier gaat
de Minister het punt «iedere inwoner van Nederland heeft toegang tot de openbare bibliotheek»
vormgeven? Betekent dit dat de online bibliotheek gebruiksvriendelijker wordt, zodat
iedere abonnee hiervan gebruik kan maken? Voorts lezen deze leden dat de resultaten
worden vastgelegd binnen een convenant. Kan de Minister hier meer informatie over
geven? Hoe wordt dit convenant vormgegeven? Hoe wordt de een miljoen euro uitgegeven
die hiervoor beschikbaar wordt gesteld?
Voornoemde leden lezen onder punt 1. Het bibliotheekveld na vier jaar Wsob, dat in
2018 de bibliotheek 40 procent van de Nederlandse bevolking van zes jaar en ouder
heeft bereikt. Hoeveel procent van de bevolking heeft gebruik gemaakt van de digitale
bibliotheek? Is hier de afgelopen weken een stijging in waargenomen? De leden lezen
dat de openbare bibliotheek als een waardevolle toevoeging wordt gezien binnen de
publieke ruimte. Ziet de Minister hierin verschillen tussen stedelijke gebieden en
regionale gebieden? Deze leden lezen dat het netwerk in sommige regio’s en wijken
te dun is geworden, kan de Minister aangeven welke regio’s en wijken dat zijn? Welke
acties zijn er ondernomen door de lokale overheid om dat tegen te gaan? Deze leden
lezen dat internationaal het «one copy, multiple users» principe met veel belangstelling
wordt bekeken door onze buurlanden. Op welke manier gaat de Minister dit principe
onder de aandacht brengen in Europa, zodat we een groter aanbod krijgen van digitale
boeken?
Deze leden lezen dat de evaluatie laat zien, dat er een relevante digitale bibliotheek
met verdere groeipotentie is ontstaan die door de gebruikers wordt gewaardeerd. Deze
leden onderschrijven dit en zijn blij dat de bibliotheek innoveert. Toch hebben zij
ook vragen bij de gebruiksvriendelijkheid van het digitale aanbod, wat ook in de brief
van de Minister naar voren komt. Op welke concrete manier gaat de Minister die gebruiksvriendelijkheid
verbeteren, zeker in combinatie met specifieke doelgroepen, zoals pubers of 60-plussers?
Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat de digitale bibliotheek toegankelijk wordt
voor zowel de jeugd als de oudere doelgroep? Welke concrete doelen stelt zij zichzelf?
Daarnaast vragen deze leden op welke manier de Minister ervoor gaat zorgen dat het
aanbod van digitale content wordt verbeterd? Bovendien is het de Minister zelf die
vaak de voorkeur geeft aan het woord «kwalitatief», dus op welke manier wordt er getoetst
dat het aanbod ook kwalitatief goed is, zodat we naast de bouquet-reeks, ook de mogelijkheid
hebben om de winnaar van de Man Booker Prize op onze e-reader te lezen, zo vragen
deze leden.
De aan het woord zijnde leden lezen dat op basis van het evaluatieonderzoek en op
basis van eigen onderzoek de Raad voor Cultuur heeft geconcludeerd dat de toegankelijkheid
van de openbare bibliotheek is teruggelopen. Is hierbij ook de online bibliotheek
meegerekend? Op welke manier heeft de Raad voor Cultuur geconcludeerd dat deze niet
toegankelijk is? Als deze niet is meegerekend, waarom niet? Ziet de Minister mogelijkheden
om de toegankelijkheid van de online bibliotheek te vergroten door middel van meer
aanbod en grotere gebruiksvriendelijkheid? Deze leden lezen dat de raad adviseert
het wettelijk kader van de Wsob te versterken. Op welke manier is de Minister van
plan om de aanbevelingen uit te voeren? Deze leden ontvangen graag een antwoord toegespitst
per aanbeveling.
Deze leden lezen onder punt 5 in de beleidsreactie dat er 16 gemeenten zijn zonder
bibliotheek in de zin van Wsob. Welke gemeenten zijn dat? Wat is de reden geweest
voor die gemeenten om de bibliotheek te sluiten? Deze leden lezen eveneens dat de
Wsob als uitgangspunt heeft dat iedere inwoner van Nederland toegang heeft tot de
fysieke en digitale openbare bibliotheek. In dit kader, in hoeverre wordt er met betrekking
tot de gebruiksvriendelijkheid en de zoeksystemen van de online bibliotheek rekening
gehouden met de toegankelijkheid? Daarnaast lezen deze leden dat de laatste tien jaar
het bibliotheekveld een voortdurende verschraling laat zien, op welke manier en wanneer
heeft de Minister de VNG in haar periode aangesproken op deze verschraling? Welke
acties heeft zij ondernomen om dit tegen te gaan?
Voornoemde leden lezen dat de Minister van mening is dat elke inwoner binnen een redelijke
afstand daadwerkelijk toegang heeft tot de fysieke openbare bibliotheek. Wat is een
redelijke afstand? Op welke manier bevordert de Minister de samenwerking tussen gemeentes
om in gebieden met een dun netwerk, in ieder geval zorg te dragen dat één vestiging
blijft bestaan? Op welke manier speelt de online bibliotheek hierbij een rol? Voornamelijk
voor bijvoorbeeld mensen die slecht ter been zijn, of in het geval van een pandemie,
kan de online bibliotheek natuurlijk een grote rol spelen om de toegankelijkheid van
de Nederlandse bibliotheek te waarborgen.
Deze leden lezen dat de Minister de uitzonderingsmogelijkheid binnen de Wsob om jeugdcontributie
te vragen, wil laten vervallen. De leden zijn hier positief over, omdat ze het belang
van goede leesvaardigheid bij de jeugd onderschrijven. Toch verbaast het de leden
dat de Minister tot nu toe zo weinig voortgang heeft geboekt met betrekking tot het
aanbieden van goede jeugd content binnen de digitale bibliotheek. Op welke manier
gaat de Minister ervoor zorgen dat de jeugd ook op een goede manier gebruik kan maken
van e-books en er dus een groter aanbod van jeugdliteratuur en young adult boeken komt op de online bibliotheek? Daarnaast lezen deze leden dat de Minister
gemeenten gaat aansporen om, vooruitlopend op deze wetswijziging, het jeugdtarief
af te schaffen. Over welke gemeenten gaat het dan? Is de Minister bereid om de Kamer
voor het einde van het jaar te informeren over welke gemeenten er nog gebruik maken
van het jeugdtarief?
De aan het woord zijnde leden vragen of de coronacrisis de uitrol van de actie-agenda
Leesoffensief heeft vertraagd? Zo ja, tot wanneer? Zo nee, is er al meer bekend over
de datum waarop we dit offensief kunnen verwachten?
Deze leden lezen dat op grond van de Wsob, de bibliotheek de taak heeft om lezen te
bevorderen en het algemene publiek kennis te laten maken met literatuur. Wat is literatuur?
Hoe waakt de Minister ervoor om niet de fout te maken, zoals zo mooi beschreven werd
in het boekenweekessay 2020 van Özcan Akyol «Generaal zonder Leger», dat de bibliotheek
een elitair bolwerk wordt? Daarnaast lezen de leden dat het programma de Bibliotheek
op school als doel heeft om een actueel en aanspreekbare boekencollectie op school
te waarborgen. Op welke manier wordt er ook bij dit programma voor gezorgd dat het
aanbod ook aantrekkelijk is voor de levensfase waarin kinderen zich op dat moment
bevinden? Het is niet voor niets dat het relatief nieuwe genre young adult razend populair is en dat het veel kinderen aan het lezen heeft gekregen. Op welke
manier gaat de Minister het succesvolle programma de Bibliotheek op school uitbreiden
naar alle regio’s in Nederland? Welke doelen stelt ze daarvoor aan zichzelf? Op welke
manier is de Minister van plan om de leenrechtgelden bij het uitlenen vanuit de Bibliotheek
op school te regelen? Wat is het verschil tussen een uitleen vanuit een fysieke bibliotheek
en de bibliotheek op een school? Wat verstaat de Minister onder een faire vergoeding?
Wanneer kunnen de leden de uitwerking verwachten van het gezamenlijke actie-agenda
Leesoffensief?
Deze leden lezen dat de Minister de bibliotheekpartijen en onderwijsinstellingen oproept
de mogelijkheden te verkennen voor een hbo-opleiding voor het bibliotheekwerk. Wat
betekent dit concreet en op welke manier gaat de Minister deze oproep monitoren?
Deze leden lezen dat de bibliotheek via Muziekweb/CDR6 een groot aantal diensten verleend op het gebied van muziek. De collectie is grotendeels
gedigitaliseerd. Hoeveel budget krijgt Muziekweb/CDR? Is de Minister van mening dat
deze taak nog hoort bij de bibliotheek, aangezien marktpartijen als Spotify de maatschappij
al ruimschoots bedienen met deze taak? Ziet de Minister mogelijkheden om het budget
van Muziekweb te gebruiken om de digitale collectie van e-books te vergroten, zo vragen
deze leden
Evaluatie Stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen en advies Raad voor Cultuur
De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Minister van mening is dat de
jeugd zonder drempels gebruik zou moeten maken van de openbare bibliotheek. Deze leden
delen deze mening. Hoeveel van de beschikbare e-books zijn gericht op de jeugd? Hoeveel
is dat procentueel van het totale aanbod? Is de Minister tevreden met het huidige
aanbod? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe gaat ze dit dan verbeteren, zo vragen deze leden.
Derde evaluatie Wet op de vaste boekenprijs (Wvbp)
De leden van de VVD-fractie lezen in de reactie van de Minister op de derde evaluatie
«Wet op de vaste boekenprijs» dat de Minister vast wil houden aan de vaste boekenprijs.
In hoeverre heeft de wet op de vaste boekenprijs invloed op de toegankelijkheid van
het fysieke boek door een hogere prijs per boek, aangezien de wet ingrijpt op de vrije
markt? Heeft de Minister onderzoeksresultaten of cijfers die hier verder op ingaan?
Is de Minister van mening dat de vaste boekenprijs ervoor zorgt dat meer auteurs kunnen
leven van hun boekinkomsten? Zorgt een lagere prijs juist niet voor meer afzet en
daarmee een grote markt voor deze auteurs? Daarnaast zijn deze leden blij met de mogelijkheden
voor uitgevers om tijdelijke af te stappen van de wet van de vaste boekenprijs, door
actieprijzen te hanteren tijdens actie weken zoals de Spannende Boeken Weken. Toch
zijn er restricties binnen die mogelijkheden en mag een boek niet meerdere malen per
jaar in de actie. Ziet de Minister mogelijkheden om daarin meer over te laten aan
de markt, bijvoorbeeld meer actieprijzen tijdens de feestmaand of rondom de zomervakantie,
zodat we meer mogelijkheden creëren om bepaalde boeken voor een grote publiek beschikbaar
te maken? Ziet de Minister eveneens mogelijkheden om ook een uitzondering te maken
voor POD-boeken7, als het gaat om de vaste boekenprijs? Omdat dit vaak boeken zijn die in eigen beheer
worden uitgegeven en we daarmee nieuwe auteurs meer mogelijkheden bieden om voet aan
de grond te krijgen binnen de Nederlandse boekenmarkt. Daarnaast willen deze leden
aandacht vragen voor de positie van de lokale boekhandel, die het zwaar heeft met
de komst van grote techreuzen die vaak een hoger percentage van het verkochte boek
kunnen uitonderhandelen bij uitgeverijen. Ziet de Minister mogelijkheden binnen de
Wvbp om de lokale boekenhandelaar tegemoet te komen, zoals het toestaan van meer actieprijzen
in een fysieke winkel? Zodat zowel de klant als de ondernemer hiervan kan profiteren.
Voornoemde leden lezen in de beleidsreactie van de Minister dat de Nederlandse boekenmarkt
zich aanzienlijk heeft hersteld na het dieptepunt uit 2014. Kan de Minister meer informatie
geven hoe de boekenmarkt dat heeft kunnen bewerkstelligen? Heeft dit ook te maken
met het feit dat de boekenmarkt steeds vaker bestsellers kent, zoals de Vijftig tinten
grijs-serie of bijvoorbeeld de huidige knaller de Zeven Zussen-reeks, waardoor ook
een groep lezers wordt aangesproken die minder boeken lezen per jaar? Op welke manier
gaat de Minister ervoor zorgen dat de boekenmarkt zich breder manifesteert? Ziet de
Minister mogelijkheden om binnen het Nederlands letterenfonds aandacht te vragen voor
het verbreden van de boekenmarkt?
Deze leden lezen in de brief van de Minister dat binnen het literair-culturele segment
er ook genres zijn die een dalende trend vertonen. Denk aan het aanbod van essays,
poëzie en vertaalde literatuur. Boekhandelaars en uitgeverijen geven aan dat de Wvbp
hen de mogelijkheid biedt om breed in te zetten op een pluriform en aantrekkelijk
winkelaanbod. Maar in hoeverre en voor wie is het winkelaanbod aantrekkelijk, als
hier weinig gebruik van wordt gemaakt? Ligt bij deze genres ook een verantwoordelijkheid
bij uitgeverijen om de luiken te openen en een grotere groep Nederlanders enthousiast
te maken voor dit genre, aangezien poëzie van bijvoorbeeld een populaire NPO-presentator
wel in de smaak valt en de «Bestseller 60» haalt? Met andere woorden, hoe waarborgt
de Minister dat door deze constructie uitgeverijen nog wel de prikkel hebben om genres
als poëzie en vertaalde literatuur beschikbaar te maken voor een grote doelgroep?
Daarnaast lezen deze leden over de zogenaamde bestsellerisering van het boekenvak.
Kan de Minister aangeven wat daar het probleem van is? Deze leden onderschrijven juist
de positieve gevolgen van bestsellerisering, omdat hierdoor mensen die niet of nauwelijks
lezen sneller geneigd zijn om weer aan een boek te beginnen. Ziet de Minister mogelijkheden
om de bestsellerisering aan te jagen, omdat we hiermee meer mensen enthousiast maken
voor het lezen?
Voornoemde leden lezen dat het verdienmodel van de Nederlandse boekhandels onder druk
komt te staan door onder andere online consumentengedrag. In hoeverre is er sprake
van online aanbieders die fysieke boekhandelaren uit de markt drukken door bijvoorbeeld
grotere marges te eisen bij inkoop van boeken bij uitgeverijen?
Deze leden lezen eveneens dat digitalisering een grote kans vormt binnen de Nederlandse
boekenmarkt. In de brief geeft de Minister ook aan dat de groei van het e-commercekanaal
een ontwikkeling heeft in relatie tot de doelstellingen van de Wvbp die om een grondige
monitoring vraagt. Gaat de Minister die grondige monitoring uitvoeren? Zo ja, wanneer?
Zo nee, waarom niet? Is de Minister tevreden met de manier waarop de e-commerce markt
binnen de Nederlandse boekenmarkt ontwikkelt? Welk effect heeft het lagere btw-tarief
op e-books, sinds 1 januari 2020, op de prijzen van de e-books zelf? Met andere woorden,
komt het lagere btw-tarief wel terecht bij de klanten? Hoe gaat de Minister dat monitoren?
Wat gaat de Minister doen als blijkt dat dat niet het geval is?
De aan het woord zijnde leden hebben kennisgenomen van de uitvoering van de motie
van de leden Van Veen en Bergkamp om het ondernemerschap te bevorderen en boeken te
promoten door de mogelijkheden van combinatieverkoop.8 De Minister geeft aan dat het karakter van de Wvbp weinig ruimte geeft voor acties
en experimenten. Is de Minister van mening dat daardoor de Wvbp verruimd dient te
worden? Zo ja, wanneer kunnen we deze wetswijziging tegemoet zien? Zo nee, waarom
niet? Deze leden zijn enthousiast over de Bookstore day, zoals beschreven in de brief,
omdat de CPNB9 gekozen heeft voor duidelijke regionale spreiding. Niet alleen de boekhandel op het
Spui in Amsterdam verdient aandacht, maar ook de mooie boekhandel in bijvoorbeeld
Varsseveld. Toch verdient de Nederlandse boekenmarkt meer ondernemerschap dan enkel
de Bookstore Day. Welke andere acties lopen er die uiting geven aan de uitvoering
van de motie van de lede Van Veen en Bergkamp?
Deze leden lezen dat tijdens het Zet AAN tot lezen seminar aandacht is besteed aan
onder andere de PISA-cijfers over leesvaardigheid en de afname van leesplezier. Nog
voor de zomer komt de Minister met een samenhangende leesaanpak. Heeft de Minister
hierbij ook aandacht voor het feit dat een afname van leesplezier ook kan komen doordat
kinderen tijdens hun schoolcarrière te weinig boeken moeten lezen die aansluiten bij
hun belevingswereld en dat het genre young adult hierbij kan helpen? Op welke manier zorgt de Minister ervoor dat hier ook aandacht
voor komt binnen de samenhangende leesaanpak, zo vragen deze leden.
Beleidsplan Koninklijke Bibliotheek 2019 t/m 2022 en evaluatie Koninklijke Bibliotheek
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister aan de KB vraagt om bij een volgend
beleidsplan te kiezen voor een meer concrete formulering van hun prioriteiten. Op
welke manier gaat de Minister waarborgen dat dit ook daadwerkelijke gebeurt? Daarnaast
verzoekt de Minister de KB om in een volgend beleidsplan beter inzichtelijk te maken
in welke activiteiten de KB vanuit financieringsoogpunt investeert en waarom deze
investeringen nodig zijn. Ook hier vragen de leden hoe de Minister dit legitieme verzoek
gaat waarborgen?
Deze leden lezen dat de Minister en de evaluatiecommissie waarde hechten aan het belang
van de juiste professionele vaardigheden van de medewerkers. Deze leden onderschrijven
dit punt, maar welke concrete acties worden er nu ondernomen om de professionele vaardigheden
van de medewerkers van de KB, en zijn interne organisatievorm, te waarborgen?
Daarnaast lezen deze leden dat de evaluatiecommissie heeft opgemerkt dat het bestuurscollege
als zbo10 «een problematische bestuurlijke constructie creëert waarin de communicatie met het
ministerie formeel via de voorzitter van het Algemeen bestuurscollege loopt, waarbij
de algemeen directeur in de meeste, maar niet alle gevallen officieus betrokken is».
Ook geeft het rapport aan dat de lange en onduidelijke lijn van besluitvorming die
hierdoor ontstaat een potentieel gevaar is voor de snelheid waarmee de organisatie
kan inspelen op veranderingen. Welke concrete acties gaat de Minister, naast het in
gesprek gaat met de KB, nemen om deze bestuurlijke constructie te verbeteren? Welke
gevaren ziet de Minister als dit niet gebeurt, met name op het vlak om het niet snel
kunnen inspelen op veranderingen, zo vragen de leden. Daarnaast lezen de leden dat
de Minister voornemens is een inventarisatie te laten doen door de KB van de eventuele
knelpunten en deze met de KB zal bespreken. Op welke termijn wordt deze evaluatie
doorgevoerd? Kan de Kamer hier de uitkomsten van verwachten?
Deze leden onderschrijven dat de toekomstige functies van het KB zich naar alle waarschijnlijkheid
zullen richten op digitalisering en nieuwe informatiebronnen. Tegelijkertijd betekent
een nieuwe wereld ook dat er eventueel afscheid genomen moet worden van oude gebruiken
en methodes. Op welke manier kijkt het KB kritisch naar zijn eigen organisatie en
taken, waarbij er ook geconcludeerd kan worden dat bepaalde taken niet meer in deze
tijd passen, denk bijvoorbeeld aan het beheer en uitleen van fysieke cd’s? Voorts
lezen deze leden dat de evaluatiecommissie de overheid aanbeveelt om opnieuw te kijken
naar regelingen betreffende een wettelijk depot, mogelijk gericht op digital born publicaties. De Minister geeft aan momenteel in gesprek te zijn met de KB over wat
als wenselijk wordt geacht bij het opslaan van digital born bronnenmateriaal. Deze leden vragen of de KB de enige gesprekspartner is als het
gaat om het bepalen over wat wenselijke digital born publicaties zijn en wat niet? Is de Minister het met deze leden eens dat dit een
relatieve nieuwe vorm van archiefbeheer is en dat het wenselijk is om zich dan breed
te laten adviseren? Indien dat het geval is, op welke manier gaat de Minister dat
dan doen? Kan de Minister eveneens delen wat zij als wenselijke criteria acht bij
het opslaan van digital born bronnenmateriaal?
Voornoemde leden lezen eveneens dat de KB de komende jaren de infrastructuur organisch
en geregisseerd wil laten groeien. In hoeverre is dit een tegenstelling van elkaar?
In hoeverre zal de KB ook kritisch kijken naar het afstoten van bepaalde collecties
en op welke manier gaan ze dat doen? Deze leden vragen op welke manier de KB de digitale
infrastructuur, en daarmee specifiek zoekmachines, van hun eigen e-books collectie
gaat verbeteren?
Deze leden lezen dat de evaluatiecommissie tot de conclusie komt dat de toekomst voor
een nationale bibliotheek de digitale toegang essentieel is en dat de fysieke publieksfunctie
daaraan ondergeschikt is. Kan de Minister onderbouwen waarom zij van deze conclusie
afwijkt? Daarnaast lezen deze leden dat de Minister de indruk krijgt uit gesprekken
met de KB dat de KB over een breed palet aan ideeën beschikt om aan de ambitie, om
in een nieuwe gebouw doelgroepen aan te trekken, invulling te geven. Waarop stoelt
zij deze indruk? Welke specifieke doelen worden gesteld aan het aantrekken van doelgroepen
in combinatie met het nieuwe gebouw van de KB?
Deze leden lezen dat de huisvestingsplannen veel vragen van de capaciteit van KB.
De evaluatiecommissie oordeelt dat op dit moment de samenwerking tussen Rijksvastgoedbedrijf
en KB beperkt is. De Minister bestrijdt dat. Kan de Minister dat onderbouwen?
De aan het woord zijnde leden onderschrijven alle acties die gedaan worden door de
KB in het kader van open access en open science. Deze leden vragen aan de Minister welke acties zij gaat ondernemen om dit nog extra
te ondersteunen, bijvoorbeeld door een betere samenwerking met universiteitsbibliotheken?
Deze leden zijn verheugd om te lezen dat de Minister in haar inhoudelijke prioritering
voor de resterende periode van het beleidsplan aandacht geeft aan de ontwikkeling
van de landelijke digitale bibliotheek en met name voor meer content voor jeugd, dit
onderschrijven deze leden. Op welke manier gaat de KB dit vormgeven? Is de Minister
het met deze leden eens dat het dan ook van belang is dat de gebruiksvriendelijkheid
van de online bibliotheek wordt verbeterd? Zo ja, op welke manier gaat de KB dat vormgeven?
Zo nee, waarom niet?
Voorts lezen deze leden dat er financiële ruimte is ontstaan als gevolg van de verlaging
van het btw-tarief op digitale publicatie per 1 januari 2020. Is inmiddels het onderzoek
al afgerond, waarbij werd onderzocht of door de btw-verlaging de prijzen van de e-books
ook daadwerkelijk zouden worden verlaagd, en daarmee de btw-verlaging bij de consument
terecht zou komen? Zo nee, hoe weet de Minister dan dat daadwerkelijk er meer financiële
ruimte is ontstaan? Welke acties gaat de Minister nemen om ervoor te zorgen dat de
btw-verlaging ook leidt tot een lagere prijs voor e-books?
Deze leden lezen dat een prioritering van de Minister «digitale inclusie» is, wat
betekent dit concreet en op welke manier gaat de Minister en de KB deze prioritering
vormgeven?
Deze leden lezen dat de Minister de KB vraagt om in een volgend beleidsplan meer aandacht
te schenken aan digital born publicaties. Kan de Minister aangeven waar zijn dan specifiek aan denkt? Binnen welke
kaders wordt er besloten welke digital born publicaties gearchiveerd moeten worden en welke niet?
Daarnaast onderschrijft de Minister dat het goed zou zijn als de literaire canon van
Nederland ook digitaal voor het grote publiek beschikbaar is. Daarom onderschrijft
ze het voornemen van de KB om in deze planperiode literaire klassiekers in samenwerking
met uitgevers te digitaliseren. Deze leden onderschrijven de waarde die literaire
klassiekers hebben maar zien tegelijkertijd ook dat een grote groep Nederlanders steeds
minder vaak een boek leest. Vooral het aandeel jongeren dat actief leest neemt af.
In hoeverre heeft de Minister in haar keuze om het literaire canon beschikbaar te
stellen rekening gehouden met het verder stimuleren van lezen? Is de Minister het
met deze leden eens dat niet alleen de literaire canon waarde heeft, maar zeker ook
bestsellers of bijvoorbeeld thrillers? Waarom kiest de Minister er dan niet voor om
een mix van boeken beschikbaar te stellen, zodat we niet alleen Lord of the Flies digitaal kunnen lezen, maar ook boeken van Karin Slaugther? Op welke manier waarborgt
de Minister dat er binnen de organisatie van de KB ook aandacht blijft voor alle facetten
van het boekenvak, zodat we voorkomen dat de openbare bibliotheek ontoegankelijk wordt
voor bepaalde groepen in de Nederlandse samenleving, zo vragen de leden.
Inbreng van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van stukken met
betrekking tot de evaluatie van de Wsob en de evaluatie van de Wvbp. Deze leden herkennen
zich in de leuze «van boeken krijg je nooit genoeg» en hechten daarom aan bibliotheken
en boekhandels, maar ook aan de boekenmarkt op het Plein. Deze leden hebben over de
voorliggende stukken nog een aantal vragen.
Beleidsreactie evaluatie Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de conclusie dat de wetsevaluatie een overwegend
positief beeld laat zien. De maatregelen en instrumenten van de Wsob werken in grote
lijnen zoals werd beoogd. De maatschappelijke functie van de openbare bibliotheek
is succesvol verbreed.
Tegelijkertijd constateren deze leden met zorg, dat niet iedereen in voldoende mate
toegang heeft tot een volwaardige bibliotheek. Over een langere periode bezien loopt
het aantal bibliotheekvestigingen terug. Het aantal gemeenten zonder bibliotheek loopt
op, net als de afstand tot de bibliotheek in een aantal regio’s.
Overigens hebben deze leden niet alleen zorgen over het netwerk van bibliotheken,
maar ook over de robuustheid die nodig is om een volwaardige plek te hebben in het
lokale sociale domein. Herkent de Minister het beeld, dat er de afgelopen jaren niet
alleen vestigingen zijn gesloten, maar dat er ook zo veel op de personeelscapaciteit
is gekort dat bibliotheken nauwelijks meer toekomen aan al hun wettelijke taken? Onderkent
de Minister het risico, dat daardoor de belangrijke rol van bibliotheken op het gebied
van educatie en leesbevordering in de knel komt?
De Raad voor Cultuur is van oordeel, dat de bepalingen in de Wsob ten aanzien van
het fysieke netwerk te vrijblijvend zijn. Om die reden adviseert de raad het wettelijk
kader van de Wsob te versterken, zodat alle inwoners van Nederland toegang hebben
tot de vijf bibliotheekfuncties.
De Minister constateert dat de gemeentelijke verantwoordelijkheid alle inwoners toegang
te geven tot de bibliotheek niet overal en niet overal volledig wordt waargemaakt.
De Minister voegt daaraan toe, dat wijziging van de Wsob in de zin van het doorvoeren
van een zorgplicht voor gemeenten voor de hand ligt. Voornoemde leden vragen wanneer
de Kamer een voorstel tot wijziging van de Wsob tegemoet kan zien.
In dit verband wijzen deze leden op het bredere belang van een bibliotheek voor de
kwaliteit van de woonomgeving. Deze leden herinneren aan het pleidooi voor gemeentebibliotheken
van mr. A.R. Zimmerman, destijds gemeentesecretaris van Dordrecht, in De Gemeentestem van 17 oktober 1898: «Indien nu onder de middelen, om een plaats voor hare bewoners
en die het kunnen worden, aantrekkelijk te maken, ook eens de aandacht viel op inrichtingen,
waar men kosteloos of voor zeer geringe contributie de niet-stoffelijke behoeften
zou kunnen bevredigen, waar op vrijgevige wijze couranten, tijdschriften en boeken
ter lezing waren, dan kan daarmede niet alleen het algemeen geestelijk belang der
bevolking gebaat zijn, maar zouden de gemeenten er vermoedelijk middellijk evenzeer
de vruchten van plukken als van den aanleg van parken en sportterreinen, die ook de
strekking hebben den uittocht naar elders minder verleidelijk te maken.»
De Raad voor Cultuur vraagt in de begeleidende brief bij het advies over de staat
van het Nederlandse bibliotheekstelsel specifieke aandacht voor de positie van Muziekbibliotheek
Muziekweb/CDR. Muziekweb bouwde vanaf 1961 een collectie op van circa 950.000 geluidsdragers
met een jaarlijkse aanwas van 15.000. Het fungeert als muziekarchief en bibliotheek
in een. Veel bibliotheken hebben geen eigen audiocollectie meer, omdat zij gebruik
maken van de diensten en de collectie van Muziekweb.
De Raad voor Cultuur constateert dat Muziekweb zonder een adequate bijdrage vanuit
de Rijksgelden voor de Bibliotheekwet onvoldoende financiering heeft om te blijven
voortbestaan. De laatste jaren heeft het zich moeten focussen op overeind blijven,
maar in 2020 dreigt het toch om te vallen. De raad benadrukt de waarde van de unieke
(blad)muziekcollectie en de maatschappelijke taak die Muziekweb voor relatief weinig
geld uitvoert. De Raad voor Cultuur vindt dat de KB, in opdracht van het Ministerie
van OCW de financier van Muziekweb, samen met Muziekweb en OCW moet uitzoeken wat
een adequaat niveau van financiering is om de toekomst van de collectie van Muziekweb
en de toegang ertoe veilig te stellen.
In de visie van de Minister hangt de toekomst van Muziekweb/CDR in belangrijke mate
af van het belang dat bibliotheekpartijen hechten aan een muziekvoorziening voor de
gebruikers van de openbare bibliotheek. De Minister kondigt aan dat zij dit met bibliotheekpartijen
zal bespreken. Deze leden vragen wat de inzet van de Minister is en wat de stand van
zaken is in dit gesprek. Deze leden herinneren in dit verband aan de motie van het
lid Geluk-Poortvliet c.s.11, waarbij de Kamer de regering verzocht, in overleg met de betrokken instellingen
te onderzoeken op welke wijze het behoud van het muzikaal erfgoed in Nederland kan
worden bevorderd.
In de brief bij de midterm review Wsob12 heeft de Minister uitgebreid aandacht besteed aan de problematiek van het leenrecht.
Zij kondigde aan op dit onderwerp terug te zullen komen bij de evaluatie van de Wsob
in 2019. In de kabinetsreactie constateert de Minister, dat de afdracht van leenrechtgelden
bij het uitlenen vanuit de Bibliotheek op school nog steeds niet eenduidig is geregeld.
Deze leden vragen welke concrete stappen de Minister sinds de midterm review heeft gezet om de gesignaleerde problemen rond het leenrecht, met name in verband
met de Bibliotheek op school, op te lossen.
De Minister stelt dat zij in het bibliotheekconvenant afspraken wil maken over de
afdracht van leenrechtgelden bij de Bibliotheek op school. Deze leden vragen de Minister
er zorg voor te dragen, dat er daadwerkelijk een eenduidige regeling voor de afdracht
van leenrechtgelden voor uitleningen via de Bibliotheek op school wordt vastgelegd
in het bibliotheekconvenant. De Minister stelt terecht, dat de makers recht hebben
op een faire vergoeding als boeken via de omgeving van de openbare bibliotheek worden
uitgeleend. Wat betekent dat voor de inkomsten die makers zijn misgelopen sinds 2015?
Op welke termijn kunnen makers de vruchten plukken van de door de Minister in het
vooruitzicht gestelde bindende afspraken?
Voornoemde leden volgen met bijzondere belangstelling de uitwerking van het gewijzigd
amendement van het lid Keijzer c.s.13, waarbij aan de wet de mogelijkheid is toegevoegd dat inwoners een voorstel kunnen
doen voor de voortzetting van een bibliotheekvoorziening als de gemeente van plan
is deze te sluiten of ingrijpend te veranderen. Uit de evaluatie Wsob blijkt, dat
burgerinitiatieven in de vorm van vrijwilligers- of dorpsbibliotheken een belangrijke
functie kunnen vervullen. Deze leden constateren dat bij publieke, sociale functies
interesse ontstaat voor het right to challenge of uitdaagrecht. Ook bibliotheken ontwikkelen zich door tot instanties die, naast
lezen, (andere) rollen spelen in het sociaal domein en soms taken van gemeenten overnemen
op het gebied van informatievoorziening. Deze leden constateren dat het begrip «bibliotheek»
in dorpen en wijken op een andere wijze worden ingevuld, zoals uitleen van boeken
in combinatie met buurt- en dorpshuizen die door bewoners zelf worden beheerd, waarmee
dus ook de bibliotheekfunctie in stand wordt gehouden.
Uit de midterm review bleek al dat burgerinitiatieven uiteenlopen wat betreft omvang en ambitieniveau en
ook wat betreft samenwerking met de bibliotheekvoorziening en de mate van financiële
ondersteuning door de gemeente. Deze leden vragen de Minister welke maatregelen zij
neemt om een goede landelijke dekking van voorzieningen te garanderen. Is de Minister
het met deze leden eens, dat het stimuleren van burgerinitiatieven en de goede aansluiting
met (gemeentelijk) beleid van belang is? Hoe bevordert de Minister de continuïteit
van burgerinitiatieven, die immers afhankelijk zijn van vrijwilligers? Op welke wijze
houdt de Minister zicht op deze ontwikkelingen, zo vragen deze leden.
Derde evaluatie Wet op de vaste boekenprijs (Wvbp)
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de conclusie van de Minister, dat met de
wettelijke prijsbinding van het papieren boek een evident maatschappelijk belang is
gemoeid. Deze leden hechten eraan dat Nederland beschikt over een fijnmazig en goed
gespreid netwerk van boekhandels die een breed assortiment aanbieden aan het publiek.
Deze leden ondersteunen dan ook het voornemen van de Minister om vast te houden aan
de vaste boekenprijs.
Terecht stelt de Minister dat actuele kennis en een goede duiding van de ontwikkelingen
in de Nederlandse boekenmarkt noodzakelijk zijn en dat aandacht voor innovatie hierbij
van belang is. De Minister constateert dat KVB Boekwerk op overtuigende wijze invulling
geeft aan de kennis- en innovatieagenda. Op welke wijze steunt de Minister KVB Boekwerk?
De instandhouding en het stimuleren van een breed en divers titelaanbod van Nederlands-
en Friestalige boeken vormt een van de doelen van de Wvbp. Deze leden missen in de
derde evaluatie van de Wvbp specifieke informatie over het Fries en vragen de Minister
daarom nader in te gaan op de positie van het Friestalige boek.
Voornoemde leden delen de zorgen van de Minister over dalende leesvaardigheid en afnemend
leesplezier. Leesvaardigheid dient immers niet alleen het culturele, maar ook het
economische en het maatschappelijke belang. Leesplezier vinden deze leden in een recent
pleidooi van Micha Wertheim voor wat hij noemt «het vrije lezen»: «De vraag waar een
gedicht, een verhaal, een film, een voorstelling of een boek over gaat is, zo leerden
wij, alleen te beantwoorden door degene die ernaar leest kijkt of luistert. Het is
de zoekende, actief interpreterende manier van lezen, die mij veel plezier heeft gebracht.
Ik mag dan niet veel lezen, als ik een boek uit heb denk en praat ik nog lang over
na.»
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderliggende
stukken. Deze leden willen de Minister nog enkele vragen en opmerkingen voorleggen.
Beleidsreactie evaluatie Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob)
Deze leden vinden het zeer onwenselijk dat het aantal gemeentes zonder volwaardige
bibliotheekvoorziening is gestegen. Bibliotheken bevorderen kansengelijkheid door
onder andere de leesvaardigheid van burgers te bevorderen. Het ontbreken van volwaardige
bibliotheken in bepaalde gemeenten werkt daarmee kansenongelijkheid in de hand. Deze
leden waarderen daarom de lange termijnvisie van de Minister om elke burger een volwaardige
bibliotheekvoorziening te bieden binnen een redelijk afstand door middel van afspraken
binnen bibliotheekconvenanten. Kan de Minister toelichten waarom zij dit binnen het
bibliotheekconvenant wil regelen en niet direct inzet op een wettelijke zorgplicht
voor gemeentes? In hoeverre is de Minister alsnog bereid een wetswijziging door te
voeren in de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen waarbij gemeenten in plaats
van een bevorderingstaak een zorgplicht krijgen? Kan de Minister dit antwoord toelichten?
Voornoemde leden zijn positief gestemd over de voortgang van de digitale bibliotheek.
Deze leden zien het toegenomen gebruik van digitale bibliotheek als een positieve
ontwikkeling. De gebruiksvriendelijkheid van de digitale bibliotheek laat echter nog
te wensen over. De huidige periode waarin de bibliotheken gesloten waren, bevestigen
het belang van een toegankelijke en gebruiksvriendelijke digitale bibliotheekvoorziening.
Niet in de laatste plaats voor kinderen die tijdelijk afhankelijk zijn van thuisonderwijs.
Is de Minister het met deze leden eens dat nu een belangrijke rol is weggelegd voor
de digitale bibliotheek om het leren te ondersteunen en het verschaffen van informatie
in bredere zin? Kan de Minister aangeven welke manieren zij ziet om niet alleen het
bereik, maar ook de gebruiksvriendelijkheid nog verder te vergroten?
Deze leden vinden het zorgelijk dat Nederlandse jongeren behoren tot de minst gemotiveerde
lezers wereldwijd.14 Het Eindrapport (Kwink) adviseert leesbevordering vanaf nul jaar, maar programma’s
die dit doen, zoals Boekstart, zijn relatief succesvol.15 De leesmotivatie onder jonge adolescenten blijkt echter te dalen. Is de Minister
het met deze leden eens dat leesbevordering die expliciet gericht is op deze doelgroep
moet worden overwogen? In hoeverre speelt bij deze doelgroep de toegenomen invloed
van digitalisering een rol? De Minister geeft aan dat zij de aanbeveling van de Raad
voor Cultuur om een Nationale Bibliotheekagenda op te stellen verwerkelijkt door het
sluiten van het bibliotheekconvenant. Is de Minister bereid om in dit convenant expliciet
aandacht te schenken aan de leeftijdsgroep van twaalf tot zestien jaar? In hoeverre
ziet de Minister kansen om digitale kanalen zoals sociale media, waar deze doelgroep
uit zichzelf vaak al actief is, in te zetten om deze doelgroep te bereiken als het
gaat om leesbevordering?
Voornoemde leden hebben de volgende vragen over de samenwerking tussen bibliotheken
en scholen. Deelt de Minister de opvatting van deze leden dat de letterlijke en figuurlijke
nabijheid tussen scholen en bibliotheek leesvaardigheid kan stimuleren? In hoeverre
ziet zij in dit licht een rol weggelegd voor onderwijsvertegenwoordigers bij de totstandkoming
van bibliotheekconvenanten?
De aan het woord zijnde leden hebben met belangstelling kennisgenomen van het voornemen
van de Minister om afspraken te maken over de afdracht van leenrechtgelden bij de
bibliotheek op school. Deze leden zijn van mening dat makers recht hebben op een billijke
vergoeding voor de uitleen van hun werken. Kan de Minister aangeven of zij nog steeds
van plan is om deze vergoeding mee te nemen in het aanstaande convenant? Kan de Minister
reflecteren op de gevolgen die dit heeft op de financiële positie van bibliotheekorganisaties?
Beleidsplan Koninklijke Bibliotheek 2019 t/m 2022 en evaluatie Koninklijke Bibliotheek
Deze leden hebben kennisgenomen van de het beleidsplan van de Koninklijke Bibliotheek,
de evaluatie van de KB en de daarop gevolgde beleidsreactie. Deze leden vinden het
positief dat de evaluatie het beeld bevestigt dat sinds de Wsob de samenwerking binnen
het bibliotheekwezen is verbeterd. Het is echter onwenselijk dat een gebrek aan gedeelde
visie en afbakening van rollen verdere vooruitgang in de samenwerking tussen de KB
en de openbare bibliotheken in de weg staat. Ziet de Minister de mogelijkheid om in
het aanstaande bibliotheek convenant hier verbetering in aan te brengen? Zo ja, kan
zij toelichten hoe zij dit voor zich ziet?
Voornoemde leden hebben kennisgenomen van de aanbeveling in de evaluatie van de KB
om «de missie te herformuleren met een nadruk op de urgentie om razendsnel voortgang
te boeken in de steeds verder digitaliserende wereld». De zorgen van de evaluatiecommissie
omtrent de innovatiekracht van de KB op het gebied van IT vinden deze leden zorgelijk.
Deelt de Minister de zorgen van deze leden over de positie de KB op IT-gebied? Kan
de Minister toelichten welke stappen er worden ondernomen om de positie van de KB
in het digitale informatiedomein te verbeteren en innovatie op het gebied van digitale
diensten te realiseren?
Derde evaluatie Wet op de vaste boekenprijs (Wvbp)
Deze leden hebben met interesse kennisgenomen van de evaluatie van de Wvbp. Deze leden
waarderen de continuering van de Wvbp, omdat deze wet het voorbestaan van vele kleine
boekwinkels mogelijk maakt. Daarnaast stelt de wet boekhandelaren ook in de gelegenheid
om te focussen op maatschappelijke taken, zoals leesbevordering. De leden steunen
dan ook de inzet van de Minister op de Wvbp.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
Beleidsreactie evaluatie Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen
De leden van de GroenLinks-fractie hebben de brief van de Minister inzake de beleidsreactie
evaluatie Wsob tot zich genomen. De voornoemde leden hebben nog enkele vragen hierover.
Deze leden lezen dat de Minister voornemens is om een bibliotheekconvenant op te stellen
rond de zomer. Dit om het verdere afkalven van het Nederlandse bibliotheeknetwerk
tegen te gaan. Deze leden vragen of deze ambitie om dit rond de zomer vast te leggen
nog gehaald gaat worden met het oog op de coronacrisis? Zo niet, heeft de Minister
een tijdspad waarop dit wel gehaald gaat worden? De Minister stelt voor de uitvoering
van de acties rond het convenant een bedrag van circa een miljoen euro per jaar beschikbaar.
Blijft dat geld ook met de heersende coronacrisis beschikbaar? Zo nee, wanneer denkt
de Minister daar duidelijkheid over te hebben? Is de Minister het met deze leden eens
dat het ondanks de coronacrisis belangrijk blijft dat een volwaardig bibliotheeknetwerk
in Nederland in stand wordt gehouden, omdat dit van belang is voor zowel sociaal-maatschappelijke
functies als de lees- en taalvaardigheid van de Nederlanders?
Voornoemde leden constateren dat de Wsob als uitgangspunt heeft dat iedere bewoner
van Nederland toegang heeft tot de fysieke en digitale openbare bibliotheek. In 2014
hadden inwoners in tien gemeenten geen toegang tot een kwalitatief hoogstaand bibliotheekaanbod
in de eigen gemeenten. In 2019 is dat aantal gemeenten gestegen naar 16. Hoe kan het
dat dit aantal gestegen is? Bent u het met deze leden eens dat de Bibliotheekwet zijn
doel op dat vlak niet bereikt heeft? De Minister schrijft dat ze in twaalf gemeenten
reparaties aan het netwerk uitvoert. Hoe zien die reparaties eruit? Binnen welk tijdsbestek
is er in die gemeenten weer een bibliotheek op Wsob-niveau? Worden die reparaties
vanuit het Rijk of de gemeente bekostigd? Deze leden lezen dat de Minister concludeert
dat de wet op dit moment geen formeel aangrijpingspunten bevat om het uitgangspunt
van toegang voor iedereen voldoende waar te maken. Is de Minister het met voornoemde
leden eens dat gezien de afkalving van het fysieke netwerk van bibliotheken een wettelijke
stok achter de deur nodig is om het uitgangspunt van de Wsob te behalen? Zo ja, hoe
staat de Minister tegenover het wijzigen van de Wsob door het toevoegen van een zorgplicht
voor gemeenten, iets dat door de Raad van Cultuur geadviseerd wordt? Bij welke ondergrens
aan bibliotheken in het land is de Minister bereidt om deze zorgplicht in de wet op
te nemen? Is het ook met het oog op steeds verder afnemende leesvaardigheid van scholieren
niet nu al tijd om wettelijk te verankeren dat elke gemeente een bibliotheekvoorziening
heeft en in stand houdt?
Deze leden lezen in het evaluatieonderzoek van de Raad van Cultuur dat verwacht wordt
dat de afname van het aantal bibliotheekvoorzieningen de komende jaren zal doorzetten.
Ook de onderlinge verschillen tussen gemeenten wat betreft aanbod zal toenemen; oorzaak
hiervan zijn de gemeentelijke bezuinigingen. Al voor de coronacrisis uitbrak was bij
een kwart van de leden van de VOB een budgetverlaging van 10,1 procent aangekondigd
voor 2021. Voornoemde leden vragen hoe de Minister deze bezuinigingen door gemeenten
op bibliotheken ziet in het licht van haar eigen ambitie om in elke gemeente een bibliotheek
op Wsob-niveau te hebben? Wat gaat de Minister doen aan deze bezuinigingen? Ook zijn
deze leden bang dat deze bezuinigingen op bibliotheken alleen maar forser worden door
de coronacrisis. Hoe ziet de Minister dit en kan zij garanderen dat het bibliothekenstelsel
in stand blijft, ook na de crisis? Is de Minister bereidt om extra geld te investeren
in het bibliothekenstelsel, vanuit het Rijk dan wel via gemeenten?
De aan het woord zijnde leden hebben ook een vraag met betrekking tot het voornemen
van de Minister om de uitzonderingsmogelijkheid in de Wsob ten aanzien van het heffen
van een tarief voor de jeugd uit de wet te schrappen. Binnen welk termijn wil de Minister
deze wetswijziging doorvoeren en op welke wijze gaat de Minister tot die tijd gemeenten
en bibliotheken aansporen om het jeugdtarief af te schaffen?
Deze leden lezen dat er een Bibliotheek op school is op ongeveer 40 procent van de
scholen voor primair onderwijs en ruim tien procent van de vmbo-scholen. Waarom is
dit nu nog op een beperkt aantal scholen? Is het gezien de steeds dalende lees- en
taalvaardigheden van scholieren een mogelijkheid om het samenwerkingsverband Bibliotheek
op school op meer scholen toe te passen? Zijn er mogelijkheden om dit verder uit te
breiden en er extra in te investeren, zodat dit niet ten koste gaat van het bibliothekenbudget?
Misschien ook door investeringen vanuit de onderwijsbegroting?
Voornoemde leden lezen dat de Minister in het bibliothekenconvenant afspraken wil
maken over de afdracht van leenrechtgelden bij de Bibliotheek op school. Schrijvers
en andere rechthebbenden zijn echter geen partij in het convenant. Kan de Minister
garanderen dat zij in het convenant daadwerkelijk afspraken gaat maken over een eenduidige
regeling voor de afdracht van leenrechtgelden voor uitleningen via de Bibliotheek
op school? Hoe gaat de Minister hierop toezien en hoe gaat de Minister ervoor zorgen
dat er geld komt voor de schrijvers? Deze leden begrijpen dat de schade sinds 2015
is berekend op 1,5 miljoen euro per jaar. Is de Minister bereidt om die schade te
compenseren? Het uitwerken van de afspraken kost tijd. Is de Minister bereidt om te
zorgen dat de schade in de tussentijd niet nog verder oploopt voor deze schrijvers,
die al hard worden geraakt door de coronacrisis?
Deze leden vragen tenslotte in hoeverre het bibliotheekconvenant waartoe de Minister
wil komen zal verschillen van de aanbeveling van de Raad van Cultuur om een Nationale
Bibliothekenagenda op te starten? Zal het bibliotheekconvenant dezelfde functie hebben
en zaken regelen als de Nationale Bibliothekenagenda die de Raad van Cultuur voor
ogen had? Waarom kiest de Minister voor deze andere vorm, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige brieven. Deze leden
zijn van mening dat elke inwoner van Nederland toegang moet hebben tot een kwalitatief
hoogwaardige bibliotheekvoorziening. Zij willen daarom hun zorgen uiten over de terugloop
van het aantal bibliotheekvestigingen, het oplopen van het aantal gemeenten zonder
bibliotheekvoorzieningen, alsook de toenemende gemiddelde afstand tot de dichtstbijzijnde
bibliotheekvestiging.
Deze leden willen daarom vragen wat wordt ondernomen om ervoor te zorgen dat elke
inwoner van Nederland toegang krijgt tot een kwalitatieve bibliotheekvoorziening?
Wat wordt ondernomen om te voorkomen dat het aantal gemeente zonder bibliotheekvoorzieningen
verder toeneemt, ook rekening houdend met de gevolgen van de coronacrisis op de gemeentelijke
financiering? Is de Minister bereid om het stimuleringsfonds voor bibliotheken te
verruimen en uit te breiden naar bibliotheken in financiële problemen buiten de kleine
gemeenten? Hoe kijkt de Minister aan tegen een wettelijke plicht voor gemeenten om
te zorgen voor een eigen openbare bibliotheekvoorziening?
Tevens maken deze leden zich zorgen over de slagkracht en middelen van bibliotheken,
daar de budgetten sinds 2010 al met 19 procent zijn gedaald. Vanuit het veld ontvangen
zij hierover zorgwekkende signalen. Er is in de afgelopen jaren zoveel gekort dat
bibliotheken nauwelijks aan hun wettelijke taken toekomen. Zijn alle bibliotheekorganisaties
in staat om de vijf wettelijke functies uit te voeren? Zijn er voldoende middelen
en medewerkers voor de belangrijke rol in leesbevordering en educatie? Hebben zij
voldoende slagkracht voor deelname aan landelijke acties, zoals BoekStart en de Bibliotheek
op School? Zijn de bibliotheken ook in staat een bijdrage te leveren aan de digitale
inclusie? Kan een overzicht worden gegeven van het aantal bibliotheekorganisaties
waar dit niet het geval is? Welke van de vijf wettelijke taken staat het vaakst onder
druk? Welke impact verwacht de Minister dat de financiële gevolgen van de coronacrisis
zal hebben op de capaciteit van bibliotheekorganisaties en de mogelijkheid voor het
uitvoeren van de vijf wettelijke functies?
De leden van de fractie zijn verheugd dat de Minister voortvarend te werk gaat met
de uitvoering van de motie van de leden Asscher en Ellemeet die oproept bibliotheekvoorzieningen
voor jongeren tot 18 jaar kosteloos te maken16. Kan de Minister inzicht geven in de termijn waarop geen jeugdcontributie meer zal
worden geheven? Is de Minister net als voornoemde leden van mening dat lidmaatschap
van een bibliotheek voor jongeren gratis moet zijn en dat voor jongeren ook geen kosten
mogen worden verbonden aan het lenen van materiaal?
Sinds deze maand zijn de bibliotheken weer open voor het lenen en terugbrengen van
materialen. Deze leden vragen of het mogelijk is om voor een specifieke doelgroep
ook de verblijfsfuncties open te stellen. Juist jongeren en studenten die thuis niet
beschikken over een studieplek, zijn erg geholpen bij het openstellen van lees- en
studiezalen, zeker nu veel scholen nog gesloten zijn. Bestaat de mogelijkheid om deze
verblijfsvoorzieningen op zeer korte termijn voor een beperkte groep open te stellen,
zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de 50PLUS-fractie
De leden van de 50PLUS-fractie hebben enkele vragen inzake de maatregelen m.b.t openbare
bibliotheken en evaluatie vaste boekenprijs.
De bibliotheek is erg belangrijk voor de achterban van deze fractie. Een belangrijk
punt voor ouderen is laaggeletterdheid. In deze coronatijd blijkt weer hoe lastig
het soms is om informatie te kunnen begrijpen voor iemand die laaggeletterd is. Het
is voor deze groep bijvoorbeeld erg lastig om de persconferentie te kunnen volgen.
Een bibliotheek is een plek waar laaggeletterdheid kan worden bestreden. Het programma
Tel mee met Taal is gericht op de bestrijding van laaggeletterdheid. Hoeveel bibliotheken
hebben hiervoor een aanvraag ingediend en hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit
er meer worden?
In 2013 telde Nederland 593.600 laaggeletterde 65-plussers. Dit betekent dat meer
dan 20 procent van de 65-plussers laaggeletterd is. Voornoemde leden vinden het belangrijk
dat deze groep de kans krijgt om hun taal te verbeteren. Deze leden vragen dan ook
aan de Minister of zij kan onderzoeken of het mogelijk is dat deze groep net als jongeren
onder de 18 een gratis lidmaatschap kan aanvragen.
De eenzaamheid onder ouderen neemt in deze coronatijd toe. Een aantal bibliotheken
probeert de kwaliteit van leven bij ouderen te verhogen door initiatieven zoals boeken
bij ouderen langs te brengen. Is het mogelijk dat hier landelijk aandacht aan kan
worden besteed?
De Minister geeft aan dat het aantal vestigingen afneemt. Terwijl voor de corona-uitbraak
een bibliotheek juist een plek was waar ouderen samen konden komen. Deze leden vragen
dan ook hoe de Minister ervoor gaat zorgen dat het aantal bibliotheken niet verder
afneemt.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.