Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag een schriftelijk overleg over de nationale veiligheid (Kamerstuk 29628-931)
2020D14614 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over de brieven van de Minister van Justitie en Veiligheid inzake «Reactie
op verzoek commissie over het bericht «Boa’s krijgen middelen om zich te verdedigen»
uit de Volkskrant van 21 oktober jl.»» (Kamerstuk 29 628, nr. 931), «Evaluatieonderzoek: «Afspraak is afspraak? Evaluatie van de eenduidige landelijke
afspraken rondom opsporing en vervolging van geweld tegen werknemers met een publieke
taak»» (Kamerstuk 28 684, nr. 596), «WODC rapport «onderzoek naar toegenomen mobiliteit en verandering in criminaliteit»»
(Kamerstuk 29 628, nr. 936), «Onderzoeksrapport «De aanpak van cybercrime door de regionale eenheden van politie»
(Kamerstuk 28 684, nr. 612), «Afschrift van de reactie op de brief van dhr. M. inzake het doorstroomonderwijs
voor politievrijwilligers van niveau 2 naar niveau 3» (2020D06912), «Reactie op het verzoek van het lid Van Toorenburg, gedaan tijdens de Regeling
van werkzaamheden van 14 januari 2020, over het bericht «Criminele Telegramgroepen
jagen op namen en adressen agenten»» (Kamerstuk 29 628, nr. 938), «Cold cases (o.a. genealogische DNA-databanken)» (Kamerstuk 29 628, nr. 939), «Stand van zaken C2000» (Kamerstuk 25 124, nr. 102), «Informatie of met de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de e-screener
Nederland nog voldoet aan verplichtingen van de EU Richtlijn inzake de controle op
de verwerving en het voorhanden hebben van wapens» (Kamerstuk 33 033, nr. 27), «Maatregelen politie naar aanleiding van het coronavirus» (Kamerstuk 29 682, nr. 943), «Reactie op verzoek commissie over het NRC-bericht d.d. 9 maart «Een nieuwe man
bij de brandweer, maar de machocultuur blijft'» (Kamerstuk 29 517, nr. 190) en «Stand van zaken C2000» (2020D13885).
De voorzitter van de commissie, Van Meenen
De adjunct-griffier van de commissie, Burger
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven op de agenda van het
schriftelijk overleg Nationale veiligheid en hebben hier vragen en opmerkingen over.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven die zijn geagendeerd
voor het schriftelijk overleg. Naar aanleiding van enkele brieven hebben zij nog vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geagendeerde
brieven. Zij hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
op de agenda. Zij hebben naar aanleiding van deze documenten nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie willen graag een aantal vragen stellen over de brieven
over de e-screener en de politie.
2. Reactie op verzoek commissie over het bericht «Boa’s krijgen middelen om zich te
verdedigen» uit de Volkskrant van 21 oktober jl.
De leden van de VVD-fractie willen stilstaan bij de inzet van buitengewoon opsporingsambtenaren
(boa’s). In de huidige omstandigheden waarin verscherpte veiligheidsmaatregelen gelden
door het coronavirus en de recreatiedruk op de buitengebieden toe kan nemen, wordt
een groot beroep gedaan op groene boa’s. Is de capaciteit van de groene boa’s wat
u betreft hiervoor momenteel toereikend? Zo ja, welke analyse ligt daaronder? Zo nee,
wat is er voor nodig om de capaciteit wel op orde te krijgen?
Ook boa’s moeten hun werk zo veilig mogelijk kunnen doen, zo constateren de aan het
woord zijnde leden. Vanuit de Nederlandse BOA Bond (NBB) bestaan grote zorgen over
de toenemende agressie en irritatie richting boa’s in de huidige coronacrisis, zo
lezen voornoemde leden in de media. Dit signaal van de NBB moet wat deze leden betreft
zeer serieus worden genomen. Kunt u aangeven hoe het werk van de boa’s er momenteel
uitziet? Klopt het dat zij ingezet worden voor (regulier) politiewerk, zonder de daarvoor
benodigde middelen?
De aan het woord zijnde leden lezen in uw brief van 16 december 2019 dat er een regeling
zal komen voor uitrusting en bewapening van boa’s. In deze regeling moet duidelijk
zijn aangegeven wanneer en met welk doel tijdens de taakuitvoering geweldsmiddelen
kunnen worden ingezet. U geeft daarbij aan niet het voornemen te hebben om een nieuwe
categorie geweldsmiddelen te introduceren voor deze beroepsgroep. De precieze vorm
en rechtsvorm voor de beoogde regeling wordt momenteel verkend, geeft u aan. Deelt
u de mening dat de bijzondere omstandigheden waar we nu inzitten, vragen om snelle
actie van uw kant en dat deze urgentie geen ruimte biedt voor een langdurige verkenning?
Bent u van mening dat boa’s momenteel zo veilig mogelijk hun werk kunnen doen of is
daar meer voor nodig? Zo ja, wat is dan nodig en hoe wordt dit geborgd? Zo nee, waar
baseert u deze analyse op en hoe staat dat in verhouding tot het signaal vanuit de
NBB? Bent u bereid hier op zeer korte termijn op terug te komen, zodat al onze boa’s
weten waar ze aan toe zijn en wat hun handelingsperspectief is tijdens de coronacrisis
en in de omgang met verdachten en mensen die de regels aan hun laars lappen?
De leden van de PVV-fractie constateren dat u op grond van de huidige Beleidsregels
buitengewoon opsporingsambtenaar geweldsmiddelen aan boa’s kan toekennen. Er is wel
een voorwaarde: er moet worden aangetoond dat sprake is van een «in redelijkheid te
verwachten kans dat de boa bij de vervulling van zijn functie met geweld of dreiging
met geweld wordt geconfronteerd.» Deelt u de mening dat dit impliceert dat wanneer
een boa zijn werk goed doet (kan geweld voorkomen of reduceren), hij/zij dan geen
geweldsmiddel krijgt? Als hij/zij slachtoffer wordt van geweld (dus iets negatiefs),
dan krijgt hij mogelijk wel een geweldsmiddel ter beschikking gesteld, omdat dan kan
worden aangetoond dat een geweldsmiddel nodig is gebleken. Zo ja, vindt u dan niet
dat dit de omgekeerde wereld is? Bent u in dat geval bereid om de gestelde voorwaarde
voor de toekenning van een geweldsmiddel aan te passen? Gaat de huidige voorwaarde
(aantonen van in redelijkheid te verwachten kans) ook niet voorbij aan het feit dat
een wapenstok en/of een bus pepperspray ook uitstraling heeft en de ander weerhoudt
van toepassing van geweld of dreiging daarmee? Deelt u de mening dat, zeker in deze
tijd, waarin iedereen zoveel mogelijk binnen moet blijven en indien dat niet mogelijk
is, in ieder geval 1,5 meter afstand van elkaar moet worden gehouden, boa’s juist
geweldsmiddelen nodig hebben om deze afstand daadwerkelijk te kunnen afdwingen? En
dat zij een wapenstok en/of pepperspray ook nodig hebben voor hun eigen veiligheid
om de afstand daadwerkelijk te kunnen behouden door het fysieke bereik van genoemde
geweldsmiddelen?
De leden van de CDA-fractie lezen in uw brief dat u voornemens bent zo snel als mogelijk
te starten met verschillende pilots, waaronder de pilot verkeer zoals beoogd in de
op 26 november 2019 aangenomen motie-Van Dam (Kamerstuk 35 000 VI, nr. 53). Is het experiment in de gemeente Utrecht reeds van start gegaan? Bent u bereid
om ook andere gemeenten, bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam, te betrekken bij deze
pilot waar boa’s niet alleen handhaven op leefbaarheid maar ook handhaven op het thema
verkeer(sveiligheid)? Kunnen de boa’s in het experiment in Utrecht meer dan enkel
handhaven op fietsers en voetgangers?
Voornoemde leden constateren dat boa’s een belangrijke rol spelen bij het handhaven
van de coronamaatregelen. Denk daarbij alleen al aan de regel om 1,5 meter afstand
te houden, de afsluiting van parken en stranden en maatregelen in het openbaar vervoer.
De aan het woord zijnde leden begrijpen dat het per gemeente (per werkgever) verschilt
welke beschermingsmiddelen aan boa’s worden toegekend bij het uitoefenen van de werkzaamheden.
Is er een advies van bijvoorbeeld het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
(RIVM) op dit punt? Zo nee, bent u dan bereid dit met spoed aan te vragen en bent
u bereid hier landelijke afspraken met de gemeenten over te maken?
Met groot ongenoegen hebben de aan het woord zijnde leden kennisgenomen van de bedreigingen
en mishandelingen die boa’s soms moeten ondergaan bij de handhaving van coronamaatregelen.
Wat vindt u van de verzoeken van boa’s en van belangenorganisaties van boa’s om de
bewapening van boa’s op korte termijn te intensiveren? Hierbij wordt in het bijzonder
gedacht aan de wapenstok en pepperspray. Hoe staat u hiertegenover? Zou het niet voor
de hand liggen om de politie af te sturen op potentiële groepen raddraaiers en de
boa’s toezicht te laten houden op groepen en op plekken die minder risicovol zijn?
Worden hier in de praktijk afspraken over gemaakt?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van uw reactie op 16 december 2019
op het bericht «Boa’s krijgen middelen om zich te verdedigen». Zij constateren dat
recent, in het licht van de nieuwe taken tijdens de coronacrisis, wederom verschillende
partijen binnen het werkveld van boa’s het vraagstuk van uitrusting en bewapening
aan de orde stellen.1 Voornoemde leden achten het van groot belang dat boa’s de juiste uitrusting hebben
om de bevoegdheden die hen zijn toebedeeld uit te voeren. Tegelijkertijd stellen zij
vast dat nieuwe bewapening niet altijd het antwoord is. Deze leden zijn dan ook verheugd
te lezen dat u niet het voornemen heeft om een nieuwe categorie geweldsmiddelen te
introduceren. Tevens onderkennen zij het belang van een eenduidige regeling voor uitrusting
en bewapening, zoals ook uw streven is. De precieze rechtsvorm hiervan zou nog worden
verkend en u zou de Kamer hierover in het voorjaar van 2020 nader informeren. Kunt
u toelichten wat de huidige stand van zaken is rondom de beoogde regeling? In hoeverre
wordt samengewerkt met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties?
De aan het woord zijnde leden lezen dat u in de brief tevens spreekt over toezicht
en handhaving in het buitengebied. Werkgevers van de groene boa’s signaleren al langer
de discrepantie tussen de groeiende taak voor groene boa’s op het gebied van openbare
orde en veiligheid en het dalende aantal groene boa’s. Kunt u een toelichting geven
op de huidige stand van zaken van toezicht en handhaving in het buitengebied en de
rol van groene boa’s daarin? Hoe duidt u de structurele uitgaven voor groene boa’s
in verhouding tot de taken die zij krijgen toebedeeld in relatie tot de openbare orde
en veiligheid?
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het uitgangspunt dat het geweldsmonopolie
in handen blijft van de Nederlandse staat, uitgevoerd door defensie en de politie.
Deze leden zijn blij dat (vertegenwoordigers) van de politie en boa’s elkaar vinden
in het belang om gezamenlijk te werken aan de vergroting van de veiligheid. Tegelijkertijd
doemt bij hen de vraag op hoe dit vormgegeven wordt. De roep van boa’s om geweldsmiddelen
komt niet uit het niets; de NBB wijst er bijvoorbeeld op dat de boa’s die momenteel
op straat surveilleren niet alleen zonder geweldmiddelen, maar ook zonder beschermingsmiddelen
tegen het COVID-19 virus hun werk op straat uitvoeren. Groene boa’s ondervinden momenteel
extra werkdruk door het toezien op de naleving van de RIVM-voorschriften in het buitengebied.
Gezien de realiteit dat de RIVM-voorschriften waarschijnlijk langdurig zullen moeten
worden nageleefd vragen voornoemde leden of de door de u genoemde gezamenlijke agenda
voor verbeteringen in de operationele samenwerking tussen politie en boa’s en de veiligheid
van boa’s hierop moet worden aangepast. De aan het woord zijnde leden begrijpen dat
boa’s beter geïnstrueerd zullen worden in het defensieve gebruik van de huidige beschikbare
geweldmiddelen. Kunt u voor de afzonderlijke groepen boa’s, en dan met name voor de
groene boa’s die werkzaam zijn in het buitengebied, aangeven welke pilots worden gestart
om te onderzoeken met welke maatregelen de veiligheid van boa’s kan worden verbeterd?
Maar vooral, welke concrete stappen heeft u gezet om de capaciteit van de groene boa’s
in het buitengebied op peil te houden en hun veiligheid te waarborgen? Kunt u daarbij
aangeven hoe de groene boa-werkgevers de uitwerking van het plan van aanpak toezicht
en handhaving in het buitengebied beoordelen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of u, gelet op de vele en ook recente incidenten
met boa’s bij handhaving van coronagerelateerde en andere maatregelen, aanleiding
ziet het standpunt dat er geen extra beschermingsmiddelen of bewapening voor boa’s
nodig zijn te heroverwegen. Zo ja, waarom en welke middelen overweegt u toe te staan?
Zo nee, waarom niet?
3. Evaluatieonderzoek: «Afspraak is afspraak? Evaluatie van de eenduidige landelijke
afspraken rondom opsporing en vervolging van geweld tegen werknemers met een publieke
taak»
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het rapport «Afspraak is afspraak?
Evaluatie van de eenduidige landelijke afspraken rondom opsporing en vervolging van
geweld tegen werknemers met een publieke taak» en de begeleidende brief van 31 januari
2020. Uit de evaluatie van de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) blijkt dat de
prioriteit die aan het programma Veilige Publieke Taak (VPT) werd gegeven varieerde
per regio. De aan het woord zijnde leden achten het van belang dat opsporing en vervolging
van geweld tegen werknemers met een publieke taak overal in Nederland de aandacht
krijgt die het verdient. In de evaluatie merken de onderzoekers op dat het stopzetten
van het programma VPT heeft geleid tot een minder centrale regie vanuit de overheid.
Tevens wordt in de evaluatie de mogelijkheid aangedragen om een bovensectoraal registratiesysteem
te implementeren.
Deelt u de opvatting dat politiemedewerkers en andere werknemers met een publieke
taak gebaat zijn bij eenduidig beleid ten aanzien van geweld tegen hen?
De leden van de D66-fractie constateren dat het programma VPT destijds beëindigd is.
Overweegt u in het licht van de bevindingen van de evaluatie het programma nieuw leven
in te blazen?
Voornoemde leden vragen of geweldsincidenten tegen werknemers met een publieke taak
nu landelijk en eenduidig worden bijgehouden. Is er een landelijk protocol om deze
zaken af te handelen? Eerder heeft u aangegeven dat sinds 2017 in toenemende mate
geweldsincidenten tegen politieambtenaren geregistreerd worden. Kunt u inzicht geven
in de landelijke registratie van geweldsincidenten tegen politieambtenaren en boa’s
sinds het begin van de coronamaatregelen? Is daarbij een toename van spuugincidenten
geregistreerd?
De aan het woord zijnde leden delen de opvatting dat geweld tegen werknemers met een
publieke taak snelle vervolging verdient. U geeft in de brief van 31 januari 2020
echter aan dat (super)snelrecht en de lik-op-stuk-aanpak in de praktijk lastig toe
te passen zijn. Toch constateren voornoemde leden dat tijdens de coronacrisis de lik-op-stuk-aanpak
wel toepasbaar bleek. Deelt u de opvatting dat de snelle opsporing en vervolging van
geweld tegen werknemers met een publieke taak in de huidige situatie succesvoller
verloopt? Wat is daar volgens u de verklaring voor?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen uit uw brief dat de lik-op-stuk-aanpak
van geweld tegen werknemers met een publieke taak in de praktijk lastig is vanwege
de complexiteit van de zaken. Daarnaast lijkt het erop dat het voor politie, openbaar
ministerie en slachtoffers niet altijd duidelijk is wat nu precies de ELA zijn. Deze
leden vinden het goed dat u dit vertaalt naar een begrijpelijke werkinstructie. Daarbij
blijft de vraag wat u gaat doen om de strafrechtelijke afdoening te bespoedigen, ondanks
de complexiteit van dit soort zaken.
4. WODC rapport «onderzoek naar toegenomen mobiliteit en verandering in criminaliteit»
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het «Onderzoek
naar toegenomen mobiliteit en veranderingen in criminaliteit» en de begeleidende brief
van 13 februari 2020. U geeft daarin aan te hebben geconcludeerd dat er geen reden
was om bij de politie tot een substantiële aanpassing van de verdeling van sterkte
over de eenheden te komen. Dit lijkt echter haaks te staan op de conclusie van de
Algemene Rekenkamer (AR), in het op 18 februari 2020 gepubliceerde rapport «Politie
ter plaatse; Sturing op inzetbaarheid en inplanbaarheid verdient verbetering»2. Daarin wordt geconcludeerd dat inzetbaarheid en inplanbaarheid ongelijk verdeeld
zijn tussen eenheden en basisteams, waardoor in bepaalde gebieden het uitvoeren van
politietaken onder druk komt te staan. Kunt u een verklaring geven van de discrepantie
tussen de eigen conclusies en die van de AR? Hoe staat het met het eerder aangekondigde
landelijk portal (Blue) waarmee in kaart zou kunnen worden gebracht hoe het staat met de landelijke spreiding
van kennis en competenties?3
De aan woord zijnde leden constateren dat het een uitdaging blijft om toekomstgericht
te kijken naar politiecapaciteit en ook de flexibiliseringsagenda blijkt taai. Kunt
u toelichten welke voortgang hierop wordt geboekt? Hoe staat het met de personele
invulling van het Multidisciplinair Interventie Team (MIT)? Worden voor het MIT politiemedewerkers
onttrokken aan de wijken en de recherche in de regionale eenheden? Zo ja, om welke
aantallen gaat het?
De leden van de D66-fractie achten het van belang dat de politie ook in crisistijd
zicht houdt op de criminaliteit en de eventuele veranderingen die een crisis daarin
te weeg brengt. Kunt u een duiding geven aan de eerste signalen dat criminaliteit
vermindert en deels naar het internet verplaatst?4 Wat doet de politie om tijdens de coronacrisis bij te houden welke veranderingen
er zijn in de criminaliteitspatronen? Hebben eventuele veranderingen al invloed gehad
op de politie-inzet? Is bijvoorbeeld extra capaciteit vrij gemaakt voor de problematiek
rondom huiselijk geweld?5
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen uit uw brief dat er geen herverdeling
van de politie-inzet zal plaatsvinden. De bevindingen uit het onderzoek zullen worden
betrokken bij de flexibiliseringsagenda, zo lezen deze leden. Voornoemde leden zijn
verbaasd dat het onderwerp witwassen niet uit de verf is gekomen in het onderzoek.
Er is wel gekozen om het onderwerp internationalisering van de criminaliteit op te
nemen, maar dat behelst maar een deel van de fenomenen die genoemd zijn in het rapport,
waaronder underground banking, trade based witwassen, mobiliteit van geld en aantrekkelijk
vestigingsklimaat voor criminelen.
Vergt het inzetten op het aanpakken van witwassen niet meer menskracht dan voorheen?
De aan het woord zijnde leden vragen hoe burgemeesters van met name de G4 en de regio’s
die met ondermijningsproblemen kampen zijn betrokken bij dit onderzoek en de uiteindelijke
beslissing om af te zien van een herverdeling van de politiesterkte. Daarnaast vragen
deze leden welke concrete verwachtingen mogen worden gekoesterd bij de verdeling van
«eventuele toekomstige extra sterkte». Voorts vragen voornoemde leden om een preciezere
invulling van het betrekken van dit verdelingsvraagstuk bij de flexibiliseringsagenda.
Eerder is immers duidelijk geworden dat deze agenda op weinig draagvlak onder politiefunctionarissen
kon rekenen. De aan het woord zijnde leden vragen welke concrete resultaten te verwachten
zijn en in hoeverre dit tegemoet kan komen aan de behoefte bij veel burgemeesters
tot uitbreiding van de politiesterkte.
5. Onderzoeksrapport «De aanpak van cybercrime door de regionale eenheden van politie»
De leden van de VVD-fractie constateren dat de huidige crisissituatie waar we in zitten,
ook nieuwe vormen van criminaliteit met zich meebrengt. Met name als het gaat om cybercrimes
zien we een ontwikkeling; criminelen maken handig misbruik van de huidige omstandigheden.
Kunt u aangeven hoe onze veiligheidsdiensten, met name de politie, hierop handelen?
Voornoemde leden lezen in de aanbevelingen van het onderzoeksbureau BBSO (nog voor
de coronacrisis), in opdracht van het onafhankelijke onderzoeksprogramma Politie en
Wetenschap, dat de aanpak van cybercrime door de politie verbreding en intensivering
verdient. Hoe wordt dit momenteel, tevens gezien de actualiteiten, opgepakt en uitgerold?
De aan het woord zijnde leden vragen welke andere vormen van criminaliteit u prominenter
naar voren ziet komen en welke vormen naar de achtergrond gaan. Wat betekent dit voor
de veiligheidsagenda en de reeds geformuleerde prioriteiten? Kunt u hierop ingaan,
mede in relatie tot de constateringen door het WODC in het rapport «Onderzoek naar
toegenomen mobiliteit en verandering in criminaliteit»?
De leden van de CDA-fractie lezen in de begeleidende brief bij het onderzoeksrapport
«de aanpak van cybercrime door de regionale eenheden van politie» dat u voornemens
bent de Kamer in het voorjaar van 2020 te informeren over de nieuwe aanpak van cybercrime.
Deze leden zouden graag van u willen weten of deze nieuwe aanpak nog steeds decentralisatie
als uitgangspunt heeft, of dat u voornemens bent cybercrime meer gecentraliseerd aan
te gaan pakken.
Voornoemde leden vragen of u de waarneming deelt dat het belang van een goed functionerend
internet in deze coronatijden – gelet op thuiswerken en gelet op videoconferencing
– substantieel is toegenomen. Deelt u de opvatting dat de beste aanpak van cybercrime
preventie is? De aan het woord zijnde leden vragen welke maatregelen, bijvoorbeeld
publieks- of voorlichtingsactiviteiten, vanuit de politie en de rijksoverheid worden
ondernomen om juist in deze coronaperiode het bewustzijn voor de gevaren van cybercrime
en het belang van preventie te vergroten.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het onderzoeksrapport «De aanpak
van cybercrime door de regionale eenheden van politie – van intake van cybercrime
naar opsporing en vervolging». Zij zijn verontrust door de bevindingen dat de aanpak
van cybercrime nog geen brede inbedding heeft gevonden binnen de politieorganisatie
en dat er nog niet adequaat wordt gehandeld in verband met aangiften, screening en
opsporing op het gebied van cybercrime. De aan het woord zijnde leden achten dit in
het bijzonder zorgelijk in het licht van de ontwikkelingen in cybercrime als gevolg
van de coronacrisis. Hoe staat het op dit moment met de mogelijkheden om aangifte
te doen van cyberdelicten? Is binnen de politieorganisatie capaciteit vrij gemaakt
voor de aanpak van cybercrime naar aanleiding van de coronacrisis? Kunt u een toelichting
geven van de EU-brede aanpak van cybercrime en de wijze waarop dit gevolgen heeft
voor de Nederlandse aanpak?
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de onderzoeksbevindingen naar de aanpak
van cybercrime door de regionale eenheden van de politie een duidelijke aansporing
tot intensivering, niet alleen vanwege de toenemende digitalisering van de criminaliteit,
dat in de huidige periode van fysieke social distancing prangend duidelijk wordt,
maar ook vanwege de ontbrekende brede inbedding van de aanpak binnen de politieorganisatie
en de tekortschietende adequate intake van aangiften van cyberdelicten. Voornoemde
leden willen graag op korte termijn (het is immers nu reeds «voorjaar 2020») van u
en de Minister voor Rechtsbescherming vernemen hoe de aanpak van cybercrime zal worden
geïntensiveerd en naar welk adequaat handhavingsniveau wordt gestreefd.
6. Reactie op het verzoek van het lid Van Toorenburg, gedaan tijdens de Regeling van
werkzaamheden van 14 januari 2020, over het bericht «Criminele Telegramgroepen jagen
op namen en adressen agenten»
De leden van de CDA-fractie begrijpen uit uw reactie dat er meerdere trajecten mogelijk
zijn om politieagenten te beschermen tegen criminelen die jagen op hun namen en adressen
en deze vervolgens ongevraagd verspreiden. Deze leden vragen of de politie, als werkgever,
nog een rol vervult bij een eventueel civiel traject ingezet door het slachtoffer.
Krijgt de politieagent in kwestie daarbij ondersteuning vanuit de politie of staat
hij of zij er alleen voor? Dat laatste zouden de aan het woord zijnde leden zeer onwenselijk
vinden.
De leden van de D66-fractie constateren, onder andere op basis van de brief van 19 februari
2020 in reactie op het bericht «Criminele telegram-groepen jagen op namen en adressen
agenten» dat geweld tegen politieagenten ook een digitaal aspect kent. Zij zijn verheugd
te lezen dat u de rol van platformen en providers hierin erkent en dat samenwerking
met deze partijen wordt gezocht. Kunt u toelichten welke rol de EU-instanties hierin
kunnen spelen, gegeven het grensoverschrijdende karakter van cybercrime?
7. Cold cases (o.a. genealogische DNA-databanken)
In de brief van 24 februari 2020 met betrekking tot cold cases lezen de leden van
de D66-fractie dat u aangeeft te zullen verkennen wat de mogelijkheden en de voorwaarden
zouden zijn voor het gebruik van particuliere genealogische databanken. Deze leden
steunen het terughoudend gebruik van particuliere genealogische DNA-databanken bij
het oplossen van misdrijven. DNA bevat immers allerlei zeer persoonlijke informatie,
bijvoorbeeld over erfelijke afwijkingen. Het gaat bovendien om mensen tegen wie geen
enkele verdenking bestaat. Bij de DNA-databank van het Nederlands Forensisch Instituut
gelden strenge eisen voor opname in de databank en voor het gebruik van gegevens.
Deelt u de mening dat aan deze strenge eisen niet getornd moet worden?
Verder lezen de aan het woord zijnde leden dat u aangeeft dat ook politievrijwilligers
worden ingezet bij de aanpak van cold cases. Ten behoeve daarvan loopt er een traject
om het Besluit algemene rechtspositie politie aan te passen. Wat beoogt u met deze
aanpassing te bewerkstelligen en welke implicaties zou de aanpassing hebben voor de
taken en bevoegdheden van politievrijwilligers?
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk dat in beginsel geen enkel
onopgelost strafdossier wordt afgesloten, maar snappen ook dat de opsporingscapaciteit
schaars is en zo efficiënt en effectief mogelijk moet worden ingezet. Deze leden juichen
het toe dat erop wordt ingezet de veelal omvangrijke dossiers te digitaliseren. Zij
vinden het ook fijn dat politievrijwilligers daarin goede diensten kunnen bewijzen.
Voornoemde leden vragen of niet juist verdere specialisatie van cold case onderzoek
noodzakelijk én effectiever is. Daarnaast vragen zij of het wel gewenst is om particuliere
genealogische DNA-databanken toegankelijk te maken voor politie en justitie. De aan
het woord zijnde leden vragen of bij de verkenning naar wenselijkheid, proportionaliteit,
subsidiariteit en nut en noodzaak ook een nauwgezette privacyimpactanalyse voor gebruikers
van dergelijke particuliere DNA-onderzoeksmogelijkheden wordt gemaakt, bijvoorbeeld
voor geadopteerde kinderen die hierop zijn aangewezen om inzicht te krijgen in hun
herkomst.
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat er geen landelijk coldcase team is omdat
het lokale zaken zijn waarbij verbinding met de lokale gemeenschap en prioriteitstelling
op lokaal niveau van belang is. Zou het echter niet wenselijk zijn om ook tot een
landelijk bureau te komen dat monitort welke coldcases er zijn en die een inschatting
kan maken welke zaken het meest kansrijk zijn? Een dergelijk landelijk team kan met
gebundelde expertise de lokale politie-eenheden ondersteunen en wijzen op coldcases.
Deelt u de mening dat daarmee schaarse kennis, expertise en de nieuwste technieken
gebundeld kunnen worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Voornoemde leden begrijpen
dat de politie meer vrijwilligers gaat inzetten. Betreft dit ook gepensioneerde agenten/rechercheurs
die met hun expertise en ervaring geschikt zouden kunnen zijn voor onderzoek naar
coldcases? U laat ook onderzoeken of particuliere genetische databanken ingezet kunnen
worden voor forensisch onderzoek. Deelt u de mening dat particulier genetische databanken
waaraan personen ten behoeve van informatie over hun afstamming DNA-materiaal afstaan
dat materiaal niet voor andere doeleinden zouden mogen gebruiken? Zo ja, deelt u dan
ook de mening dat het doorverkopen zonder expliciete toestemming dan verboden zou
moeten worden? Zo nee, waarom niet?
8. Informatie of met de gedeeltelijke opschorting van de toepassing van de e-screener
Nederland nog voldoet aan verplichtingen van de EU Richtlijn inzake de controle op
de verwerving en het voorhanden hebben van wapens
De leden van de SGP-fractie vinden het belangrijk dat bij de wapenwetgeving de veiligheid
voorop staat. Maar dat betekent niet dat in de vergunningverlening niet voorkomen
moet worden dat er onnodige administratieve lasten opgelegd worden. Daarom vragen
zij naar aanleiding van de brief over de e-screener of aanvragers van een wapenvergunning
nu volledig zelf de bewijsvoering hebben dat er geen contra-indicaties zijn voor een
wapenvergunning of dat deze verantwoordelijkheid vooral bij de politie ligt.
Voornoemde leden constateren dat de verlenging van een vergunning in persoon plaats
dient te vinden. Hoe wordt bereikt dat deze procedures ook in de huidige situatie
zo goed mogelijk door kunnen gaan?
Specifiek vragen de aan het woord zijnde leden naar de uitvoering van de motie-Van
der Staaij over de jachtaktes (Kamerstuk 34 432, nr. 11). Wanneer komt er nu daadwerkelijk een meerjarige vergunning? Wat is concreet gekomen
uit het overleg met belanghebbenden? Is bekend welke termijnen in andere Europese
landen gebruikt worden binnen de termijn van maximaal vijf jaar die een vergunning
mag zijn op grond van de Europese vuurwapenrichtlijn? Zou juist een meerjarige vergunning
niet kunnen zorgen dat de screening zorgvuldiger kan plaatsvinden dan een jaarlijks
terugkerende vergunningaanvraag en dat geen problemen ontstaan voor het tijdig nemen
van een beslissing over een vergunning? Het verlengingsbesluit van een jachtakte schijnt
in het buitenland problemen op te leveren, omdat deze onbekend is. Op welke manier
wordt ook ten behoeve van gebruik in andere landen gekozen voor een zo gebruiksvriendelijk
mogelijke benadering van de vergunning?
9. Maatregelen politie naar aanleiding van het coronavirus
De leden van de VVD-fractie constateren dat de coronacrisis een grote impact heeft
op ons land. Elke Nederlander voelt deze impact en zo ook onze helden die bij de politie,
brandweer, handhaving en andere hulpdiensten werken. Deze leden willen hier eerst
grote waardering uitspreken voor de manier waarop politiemensen, handhavers, brandweerlieden
en andere hulpverleners zich dagelijks inzetten, zeker tijdens deze bijzondere tijden,
voor onze veiligheid en gezondheid. Zij achten het voorts van groot belang dat onze
hulp- en veiligheidsdiensten hun belangrijke taken zo veilig mogelijk kunnen uitvoeren.
Dit is een opgave die er altijd is geweest en in tijden van de coronacrisis nogmaals
om extra aandacht vraagt.
De aan het woord zijnde leden constateren dat het tijdens de coronacrisis extra van
belang is dat er genoeg ruimte is voor innovatie en flexibiliteit, zodat onze hulp-
en veiligheidsdiensten zo veilig mogelijk kunnen werken. Voornoemde leden denken hierbij
aan digitale bureaus, gebruik van spuugmaskers, schermen in politieauto’s en meer.
Kunt u aangeven hoe ervoor wordt gezorgd dat behoeftes en ideeën van de werkvloer
direct opgepakt worden en dat deze zonder bureaucratie of andere belemmeringen uitgevoerd
kunnen worden? Wat is hiervoor nodig en hoe gaat u ervoor zorgen dat er geen onnodige
vertragingen optreden bij de uitvoering van dergelijke belangrijke aanpassingen?
Tijdens deze bijzondere tijd is het van wezenlijk belang dat de samenwerking van de
verschillende hulp- en veiligheidsdiensten versterkt wordt, aldus de leden van de
VVD-fractie. In dit kader willen zij eerst graag weten hoe politievrijwilligers momenteel
ingezet worden. Klopt het dat politievrijwilligers momenteel niet mogen werken? Waarom
is dit? Wat kan gedaan worden om ervoor te zorgen dat vrijwilligers wel ingezet worden?
Welke mogelijkheden zijn er voorts voor voormalige politiemedewerkers die tijdelijk
willen bijspringen? Waar kunnen zij zich melden? Hoeveel voormalige politiemedewerkers
hebben zich al aangemeld en hoeveel zijn ook al daadwerkelijk ingezet? Ook willen
voornoemde leden in dit kader weten in hoeverre u bezig bent met het organiseren van
de overdracht van bepaalde administratieve korpscheftaken naar andere diensten of
organisaties. Immers, de essentie van het politiewerk is en blijft veiligheid in en
om de wijk, opsporing etc.
Ook hebben de aan het woord zijnde leden vragen over de samenwerking tussen de GGZ
en de politie. De situatie voor deze crisis was al zo dat de politie te vaak moest
uitrukken voor mensen die eigenlijk een vorm van geestelijke gezondheidszorg behoefden.
Deze leden ontvangen berichten dat dit nu nog vaker zou zijn, mede doordat de GGZ,
begrijpelijkerwijs, terughoudender zou zijn met de ambulante zorg. Kloppen deze signalen?
Welke afspraken zijn er, naar aanleiding van de coronacrisis, gemaakt tussen de GGZ
en de politie?
Voorts willen de aan het woord zijnde leden aandacht vragen voor de handhaving van
de regels die nodig zijn om met elkaar zo gezond en fit mogelijk uit deze crisis te
komen. Deze leden willen eerst graag hun waardering uitspreken richting al die Nederlanders
met een vitaal beroep die zo hard werken voor ons allemaal. Ook spreken zij hun waardering
uit richting alle Nederlanders die zich aan de regels houden en thuis blijven. Helaas
is er ook een kleine minderheid die het flink verpest, misbruik maakt van deze kwetsbare
situatie en zichzelf, anderen en onze hulpverleners in gevaar brengt. Spugen in het
gezicht van agenten, handhavers te lijf gaan of ambulancemedewerkers het werk onmogelijk
maken. Dit is absoluut onacceptabel en dient snel en effectief aangepakt te worden.
Kunt u aangeven hoe vaak snelrecht is ingezet en welke straffen tot op heden zijn
gegeven aan mensen die lak bleken te hebben aan de coronaregels of zonder enig fatsoen
onze helden van de veiligheidsdiensten belaagden? Het mag duidelijk zijn dat dergelijk
gedrag nooit getolereerd mag worden.
De leden van de PVV-fractie vragen wanneer de aangekondigde spoedwetgeving, die het
mogelijk maakt om van verdachten gedwongen celmateriaal af te nemen om zo te testen
of zij ook daadwerkelijk met het coronavirus besmet zijn, gereed is en beschikbaar
voor de Kamer. Voorts vragen voornoemde leden of u bekend bent met het feit dat agenten
in het kader van hun werk soms in aanraking komen met overleden personen en dat daarbij
niet aanstonds duidelijk is waar de overledene aan is overleden en dat agenten soms
van nabestaanden dan wel de betrokken huisarts te horen krijgen dat de doodsoorzaak
zeer waarschijnlijk het coronavirus is.
Aangezien hier niet op wordt getest, betekent dit dat de betrokken agenten ook in
onzekerheid zitten of zij besmet zijn geraakt. Wordt dit ook betrokken in de spoedwetgeving?
De aan het woord zijnde leden vragen of u bereid bent aan agenten voldoende beschermingsmiddelen
beschikbaar te stellen zodat zij in ieder geval in bovengenoemde situatie beschermd
zullen zijn.
Voornoemde leden vragen of u bekend bent met de situatie op en rondom het Bellamyplein
in Rotterdam waar al jarenlang ernstige overlast wordt veroorzaakt door dezelfde groep
personen. Deze groep houdt zich op geen enkele wijze aan de huidige regels (zoveel
mogelijk thuis blijven en social distancing). Letterlijk wordt gezegd dat ze «schijt
aan corona en schijt aan de overheid» hebben. Na diverse waarschuwingen is het op
7 april 2020 tot een escalatie gekomen en zijn agenten zelfs geschopt en gebeten bij
de aanhouding van één/meerdere personen (zie: https://www.politie.nl/nieuws/2020/april/8/07-agent-geschopt-en-gebeten…). Waarom wordt een dergelijke groep getolereerd en waarom wordt er niet veel harder
tegen opgetreden, in die zin dat ze allemaal worden opgepakt en vastgezet gedurende
de tijd dat de coronamaatregelen van binnenblijven en social distancing gelden?
De leden van de CDA-fractie constateren dat de beperkingen die door de overheid zijn
gesteld in het kader van de beteugeling van het coronavirus zijn gegoten in de vorm
van noodverordeningen die uitgevaardigd zijn door de voorzitters van de veiligheidsregio’s.
Deze leden vragen of u van mening bent dat deze noodverordeningen voldoende juridische
(rechtstatelijke) basis bieden om ook op langere termijn, bijvoorbeeld als deze crisis
maanden gaat duren, stand te houden. Is het niet zo dat het wettelijk kader voor de
noodverordening vooral is opgesteld vanuit de gedachte dat een crisis betrekkelijk
kort van duur is? Wilt u bij de beantwoording van deze vraag zowel aandacht besteden
aan de mogelijkheden om democratische controle uit te oefenen op de uitgevaardigde
verordeningen, maar ook aan de Europeesrechtelijke houdbaarheid van de noodverordening
als basis van de strafrechtelijke handhaving van de maatregelen? Denkt u na over het
inbrengen van een formele noodwet mochten de maatregelen langere tijd moeten duren?
De aan het woord zijnde leden lezen dat politieagenten beschermd worden door mondafscherming
bij verdachten aan te brengen die vervoerd worden. Deze leden zijn verheugd dit te
lezen. Het is van groot belang dat onze dienders beschermd worden tegen verdachten
die het coronavirus moedwillig willen verspreiden. Toch vragen voornoemde leden of
andere situaties denkbaar zijn waar mondafscherming bij verdachten gebruikt kan worden
om zo dienders te beschermen. Is het in die situaties ook mogelijk om de mondafscherming
aan te brengen? Voorts vragen de aan het woord zijnde leden of er genoeg mondafscherming
voorradig is.
De leden van de CDA-fractie hebben daar waar het gaat om de zgn. korpscheftaken begrip
voor het beperken van direct contact tussen burgers, bijvoorbeeld verlofhouders, en
politieambtenaren. Zij kunnen er echter minder begrip voor opbrengen dat bepaalde
werkzaamheden zonder enige vorm van creativiteit en het onderzoeken van redelijke
alternatieven geheel en al tot stilstand zijn gekomen. Zeker nu dit de economische
belangen van bijvoorbeeld wapenhandelaren zonder noodzaak zeer ernstig onder druk
zet. Als voorbeeld noemen deze leden het bijschrijven van nieuwe wapens op een akte
of verlof. Is aan de zijde van de politie voldoende duidelijk welke economische belangen
hier spelen? Bent u bereid op korte termijn, in overleg met zowel de wapenhandel als
vertegenwoordigers van verenigingen van sport- en jachtschutters, te inventariseren
welke administratieve handelingen op een veilige, alternatieve wijze voortgang kunnen
vinden? Zou deze crisis in dit opzicht ook iets goeds kunnen voortbrengen, namelijk
dat ook voor de langere termijn meer en slimmer gebruik wordt gemaakt van digitalisering
in dit proces?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben enorme waardering voor de wijze waarop politie-,
brandweer- en zorgpersoneel zich op dit moment inzet voor de publieke veiligheid en
gezondheid van ons allen, vaak ten koste van hun eigen welzijn. Deze leden willen
hen graag bedanken voor hun niet aflatende inzet. Daarnaast spreken zij ook hun waardering
uit voor u bij de handhaving van de voorschriften om de verdere verspreiding van het
COVID-19 virus te voorkomen en te beperken. Voornoemde leden wensen u, uw ondersteunende
ambtenaren en allen die zich op dit moment inzetten voor een veiliger en gezonder
Nederland alle goeds toe.
Voornoemde leden delen van harte de door u uitgesproken waardering voor de wijze waarop
hulpverleners, de politie in dit geval in het bijzonder, omgaan met hun werk in deze
bijzondere tijd. Deze leden delen ook de uitgesproken gevoelens van u over de zgn.
coronaspugers en -hoesters. Zij kunnen zich de noodzaak voorstellen om in dit soort
gevallen de inzet van mondafscherming mogelijk te maken en toe te voegen aan de uitrusting
van de politie. Het roept bij voornoemde leden de vervolgvraag op of de beschikbaarheid
van beschermende middelen, zoals handschoenen, mondkapjes, etc. voor alle politieagenten
gewaarborgd is. Ook vragen de aan het woord zijnde leden hoe de RIVM-voorschriften
in politiecellencomplexen worden nageleefd.
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen die samenhangen met de coronacrisis.
Heeft de politie voldoende beschermingsmiddelen om besmetting met corona te voorkomen?
Zo nee, waar is dan tekort aan en hoe gaat dit opgelost worden? Acht u het nodig dat
de politie meer handhavingsmogelijkheden krijgt om coronamaatregelen zoals de voorgeschreven
anderhalve meter afstand of samenscholingsproblemen aan te pakken? Zo ja, waaraan
denkt u? Zo nee, waarom niet? Wat vindt de politie zelf?
De aan het woord zijnde leden begrijpen dat het noodzakelijk is dat veel evenementen
tot nader order uitgesteld zijn. Ook zijn er signalen dat veel nu uitgestelde evenementen
op een later tijdstip alsnog gehouden zouden gaan worden. Deelt u de mening dat, mocht
een aantal uitgestelde evenementen later weer doorgaan, dat dan samen met de dan al
geplande evenementen een extra groot beslag op de capaciteit van de politie en andere
hulpverleners gaat leggen? Wat is uw mening hierover? Wat kunnen u en lokale autoriteiten,
in overleg met organisatoren van evenementen, doen om overbelasting van politie en
andere hulpverleners te voorkomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben grote waardering voor de veiligheidsdiensten
en alle beroepskrachten en vrijwilligers die zich inzetten voor de veiligheid van
Nederland. Er wordt veel van hen gevraagd, juist ook in deze tijd. Voor deze leden
is het van belang dat politie, brandweer, boa’s en andere handhavers goed en veilig
hun werk kunnen blijven doen.
De coronacrisis heeft een grote impact op het mentale welzijn van de samenleving,
zo constateren voornoemde leden. Juist ook voor hulpdiensten die schrijnende of juist
bedreigende situaties meemaken ten tijden van deze crisis. Op welke wijze is bij hulpdiensten
aandacht voor het mentaal welzijn? Is voldoende ondersteuning aanwezig? Wordt bij
de uitwerking van de motie Segers c.s. (Kamerstuk 25 295, nr. 230) ook nadrukkelijk gekeken naar preventieve maatregelen voor hulpverleners en worden
tegelijkertijd voorbereidingen getroffen voor een mogelijke toename van geestelijke
gezondheidsklachten onder hulpverleners? Voorts vragen de aan het woord zijnde leden
of er voldoende hulpverlening is voor mensen met PTSS.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de inzet van mondafscherming mogelijk
wordt gemaakt alsmede het gedwongen afnemen van celmateriaal. Voornoemde leden vragen
of deze ingrijpende maatregelen enkel worden toegepast wanneer daar aanleiding voor
lijkt te zijn. Tevens hechten zij aan de tijdelijkheid van deze maatregelen, voor
de duur van de crisis. Voorts vragen deze leden of mondafscherming na gebruik niet
wordt gebruikt voor een volgende verdachte. De aan het woord zijnde leden ontvangen
graag een bevestiging op de drie voorgaande punten.
Ten aanzien van het doen van aangiften waarbij een fysieke aanwezigheid vereist is,
vragen de leden van de ChristenUnie-fractie hoe wordt omgegaan met mensen die tot
een kwetsbare doelgroep behoren of uit angst voor besmetting aangifte mijden. Is het
voorstelbaar dat digitaal een voorlopige aangifte wordt gedaan, die op een later moment
fysiek in een formele aangifte kan worden omgezet?
Voornoemde leden constateren dat een aantal politiekorpsen in deze coronacrisis online
zeer actief zijn, om zo ook in contact met burgers te kunnen blijven. Deelt u het
enthousiasme van deze leden over dergelijke initiatieven? Bent u bereid korpsen aan
te moedigen om, waar dat mogelijk is, online contactvormen met burgers op te zetten?
De leden van de SGP-fractie vinden het belangrijk dat de politie de beschikking heeft
over goede voorzieningen en bescherming tijdens de coronacrisis. U geeft aan dat verdachten
mondbescherming gegeven kan worden. Is deze maatregel ook al daadwerkelijk doorgevoerd
in het Besluit bewapening en uitrusting politie? Is deze maatregel in de praktijk
afdoende tegen het bespugen van politiemensen?
10. Reactie op verzoek commissie over het NRC-bericht d.d. 9 maart «Een nieuwe man
bij de brandweer, maar de machocultuur blijft»
De leden van de VVD-fractie willen hier specifiek stilstaan bij de brandweer in de
veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland (VRAA). Zij hebben hier eerder, meerdere malen,
Kamervragen over gesteld. De vorige chef, die was aangesteld door burgemeester Van
der Laan, om orde op zaken te stellen, was weggestuurd door de huidige burgemeester.
Voornoemde leden hebben meerdere malen aangegeven zich zorgen te maken over de huidige
situatie bij dit korps. Er zou sprake zijn van intimidatie en een onveilige werksfeer.
Een niet goed functionerende brandweerdienst kan een gevaar betekenen voor de veiligheid
van Amsterdammers. Deze leden blijven mails en telefoontjes ontvangen van hardwerkende
brandweerlieden met de beste intenties (wat de aan het woord zijnde leden betreft
een overgrote meerderheid van het korps) die deze zorgen uiten. In het NRC-bericht
van 9 maart 2020 was te lezen dat de nieuwe man bij de brandweer niets heeft veranderd
aan de heersende beklemmende cultuur. Dit was al de voorspelling geweest van veel
betrokkenen.
Het bestuur van de VRAA geeft aan alle vertrouwen te hebben dat het wel goedkomt.
Waar baseert het bestuur dit op en welke analyse maakt u? Is de veiligheid van de
inwoners van de veiligheidsregio geborgd?
11. Stand van zaken C2000, d.d. 2 maart 2020 en d.d. 10 april 2020
De leden van de VVD-fractie maken zich grote zorgen over het nog niet goed functioneren
van het C2000-systeem. Dit systeem is bedoeld als communicatiesysteem voor onze hulp-
en veiligheidsdiensten. Het kan letterlijk mensenlevens redden in noodsituaties. Voornoemde
leden ontvangen bijna dagelijks signalen van de politie dat er nog steeds verbindingsproblemen
zijn. Dit zorgt niet alleen voor onveilige situaties, het zorgt er ook voor dat er
minder ruimte is voor een flexibele invulling van diensten (bijvoorbeeld een agent
in de auto in plaats van twee), waar wel behoefte aan kan zijn in verband met het
coronaregime. Dit is onacceptabel. Deelt u de mening dat de problemen met het C2000-systeem
met de grootste urgentie aangepakt dienen te worden? U geeft in uw brief aan dat gezamenlijk
met de korpschef al het mogelijke wordt gedaan om de problemen op te lossen. Welke
concrete stappen worden momenteel genomen? Op welke wijze kan de Kamer deze ontwikkelingen
monitoren en wanneer zullen de problemen volgens u verholpen zijn?
De leden van de PVV-fractie lezen in de brief het volgende: «Technici constateren
op basis van tests en praktijksimulaties op de locatie van de daadwerkelijke melding
dat de problemen met de noodknop naar alle waarschijnlijkheid te maken hebben met
eerder genoemde verbindingsproblemen: als de verbinding met het spraaknetwerk wegvalt,
is ook een gesprek via de noodknop niet mogelijk. Dit vormt een reden temeer waarom
dit probleem door het nazorgteam met voorrang is opgepakt.» Wat is het resultaat van
het «oppakken van dit probleem met voorrang»? Of wat is de termijn waarbinnen het
probleem is opgelost?
Voorts lezen voornoemde leden dat u schrijft: «Al met al is een dalende trend zichtbaar
in het aantal meldingen en klachten maar tot voor de laatste wijzigingen functioneerde
het netwerk nog niet op een niveau dat voor alle partijen die er gebruik van maken
acceptabel is». Daarnaast is besloten tot een verlengde intensieve nazorgfase die
loopt tot 1 juli 2020. Hoewel de aan het woord zijnde leden dat laatste positief waarderen,
merken zij wel op dat de implementatie van C2000 tot op heden voor met name de politie
zeer teleurstellend verloopt, diplomatiek gezegd. Deelt u de mening dat de agenten
veel beter verdienen en dat zij, platgezegd, gewoon in de kou staan met het huidige
systeem dat soms tot levensbedreigende situaties heeft geleid?
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van uw brieven van respectievelijk
2 maart 2020 en 10 april 2020, over de stand van zaken met betrekking tot. het C2000-spraaknetwerk.
Zij achten het verontrustend dat, naar aanleiding van de review van TNO, het nodig
blijkt de nazorgfase te verlengen tot 1 juli 2020, in plaats van 27 maart 2020. In
het bijzonder bij de politie blijkt het beeld over de kwaliteit van het nieuwe spraaknetwerk
nog niet positief genoeg. Welke gevolgen hebben de verbindingsproblemen gehad voor
de persoonlijke veiligheid van de politiemedewerkers? Hebben zich naar aanleiding
van deze problematiek ook onveilige situaties voorgedaan voor burgers?
De aan het woord zijnde leden zijn geschrokken van de berichtgeving rondom het in
brand steken van zendmasten.6 Zij constateren dat deze acties niet alleen een gevaar voor de omgeving vormen en
grote schade aanrichten aan het telecomnetwerk, maar dat zij ook een bedreiging vormen
voor de bereikbaarheid van hulpdiensten, in het bijzonder voor het C2000- systeem
dat gebruik maakt van zendmasten. Is het functioneren van het C2000-systeem aangetast
door deze branden? Wat is tot dusver de impact geweest van de branden op de bereikbaarheid
van de hulpdiensten?
De aan het woord zijnde leden constateren dat de problematiek lijkt gevoed door complottheorieën
over het 5G-netwerk, zo stelt ook de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en
Veiligheid (NCTV). Eerder hebben dit soort praktijken zich ook al in het Verenigd
Koninkrijk voorgedaan. In hoeverre leert Nederland van de ervaring die in andere landen
hiermee is opgedaan? Vindt ook binnen Nederland, tussen de veiligheidsregio’s en grensoverschrijdend,
voldoende uitwisseling van kennis plaats? Welke rol heeft het Instituut Fysieke Veiligheid
hierin?
Juist in deze buitengewone omstandigheden kunnen de leden van de GroenLinks-fractie
zich het belang van adequate politiecommunicatiemiddelen voorstellen. Zij zijn benieuwd
naar de huidige stand van zaken en of de in de brief aangekondigde inzet van extra
experts en uitbreiding van het nazorgteam inmiddels tot een voor politiefunctionarissen
bevredigend communicatienetwerk heeft geleid. Voornoemde leden hebben de indruk dat
de problemen met C2000 zijn onderschat en dat u ten tijde van het algemeen overleg
politie een positiever beeld heeft geschetst dan de realiteit bleek. Hoe ziet u dat?
U schrijft verder dat de reden waarom de verbindingsproblematiek vooral bij de politie
speelt, te maken lijkt te hebben met de intensiteit waarmee de politie gebruikmaakt
van het spraaknetwerk en de snelheid van verplaatsen. Dat roept de vraag op of het
systeem hier voldoende op is getest. Deze manier van opereren van de politie was toch
bekend?
De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over C2000. In uw brief schrijft
u dat door TNO geadviseerd wordt «de verwachting dat het nieuwe systeem in korte tijd
zonder noemenswaardige problemen functioneert bij te stellen en dat ook richting de
gebruikers van het nieuwe netwerk te communiceren. C2000 is immers een complex IT-systeem
is waarbij de analyse en het oplossen van problemen aanzienlijke tijd kost». Hoe verhoudt
deze uitspraak zich met uw eerste brief waarin u stelt dat de migratie succesvol was
verlopen en tot de aanhoudende signalen van de gebruikers van C2000 over blijvende
problemen met het systeem?
Deelt u de mening dat het netwerk, ondanks een afname van het aantal meldingen en
klachten, nog niet op een niveau functioneert dat voor alle partijen die er gebruik
van maken acceptabel is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? Welke nulmeting is het
referentiepunt? Wanneer bent u tevreden en hoe kunt u verantwoorden dat het C2000-netwerk
al tien jaar niet naar behoren functioneert? Erkent u ook dat het aantal meldingen
afneemt omdat agenten zijn gestopt met melden omdat ze geen vertrouwen meer in het
systeem hebben? Zo ja, wat gaat u doen om de meldingsbereidheid op peil te houden
en het systeem zodanig op orde te brengen dat de gebruikers daarvan er wel weer vertrouwen
in gaan hebben?
De aan het woord zijnde leden hebben ook kennisgenomen van het feit dat recentelijk
veel antennemasten in brand gestoken zijn. Is daarbij sprake van masten die voor C2000
of andere essentiële infrastructuur worden gebruikt? Zo ja, waar moet aan worden gedacht
en wat wordt gedaan om nieuwe brandstichtingen te voorkomen?
12. Overig
De leden van de VVD-fractie constateren dat ook van de brandweer extra inzet wordt
gevraagd tijdens deze bijzondere tijden. Kunt u de stand van zaken aangeven betreffende
de positie van vrijwilligers, in relatie tot Europese uitspraken? Het is van groot
belang dat de brandweerorganisatie gezond en vitaal blijft. Hoe gaat u dit waarborgen?
Daarnaast willen voornoemde leden aandacht vragen voor de zorgen en knelpunten die
bestaan rondom verzekeringen, of het gebrek daaraan, van vrijwillige brandweerlieden.
Graag ontvangen zij een reactie van u hoe dit knelpunt wordt opgepakt.
De leden van de CDA-fractie vragen hoe het staat met de toezegging die u deed tijdens
het algemeen overleg politieonderwijs en onderzoek van 27 juni 2019, dat u zich hard
zal maken voor politieagenten die zijn uitgezonden op missie eveneens mogen meelopen
met het defilé op veteranendag. Hoewel het de vraag is of dit defilé dit jaar door
kan gaan is dit punt – zeker voor betrokken politiemensen – van groot belang.
Tot slot hebben aan het woord zijnde leden nog vragen over de brief met informatie
over de stand van zaken van het Programma Vernieuwend Registreren (PVR) en het tijdpad
van de ICT-vernieuwing bij de politie (Kamerstuk 29 628, nr. 941). Deze leden hebben allereerst een vraag over de uitgavenratio voor beheer en vernieuwing.
Kunt u aangeven hoe die verhouding op dit moment ligt, dan wel per 1 januari 2020
lag? Wat houdt de ambitie in om in 2020 de ontwikkeling van PVR-winkeldiefstal te
voltooien? Betekent dat dat PVR-winkeldiefstal ook al in 2020 in productie wordt genomen,
dan wel beschikbaar is voor de diender op straat? Beschikt PVR-winkeldiefstal ook
over de functionaliteit om (bewegend) beeld (video) te verwerken? Op welke wijze wordt
beeldmateriaal opgeslagen, bewaard en beschikbaar gesteld voor de strafrechtketen?
Is er al een cloudvisie voor de strafrechtketen of kiest de politie hier een eigen
oplossing? Bent u bereid om de aan Deloitte gegeven opdracht met de Kamer te delen?
De leden van de D66-fractie brengen onder de aandacht dat de Inspectie Justitie en
Veiligheid (Inspectie JenV) op 22 augustus 2019 een onderzoek naar de crisiscommunicatie
rondom de uitval van het 112-nummer op 24 juni 2019 aankondigde.7 Kunt u al inzicht geven in de uitkomsten van dit onderzoek?
Voornoemde leden benadrukken ook het belang van aandacht voor continuïteit van de
meldkamers. In reactie op het «Rapport Continuïteit van meldkamers» van de inspectie
JenV introduceert u een halfjaarlijkse Continuïteitsmonitor. Kunt u aangeven welke
bevindingen tot dusver uit deze monitor naar voren zijn gekomen? In het rapport van
de Inspectie JenV wordt ook aan de kaak gesteld dat er voor cybersecurity bij de meldkamers
beperkte aandacht is.
Kunt u toelichten of, en zo ja hoe, inmiddels meer aandacht voor cybersecurity is
gekomen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer de Kamer het verslag van het schriftelijk
overleg brandweer van 19 februari 2020 mag ontvangen.
De aan het woord zijnde leden maken zich voorts zorgen over de signalering van uitbuitingen
bij arbeidsmigranten. Klopt het dat de handhaving van richtlijnen bij overtredingen
in een woning bij de gemeente ligt, bij overtreding op de werkvloer bij de Inspectie
SZW en bij overtredingen op de weg bij de politie? Op welke wijze kan het overleg
tussen deze verschillende organisaties worden bevorderd?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.H. van Meenen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
M.C. Burger, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.