Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over een conflict met belastingdiensten Nederland-Litouwen
2019D41715 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 17 oktober 2019 enkele vragen en opmerkingen
aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd over problemen van Nederlanders met
belastingdiensten in andere EU-landen, naar aanleiding van de brief van de Staatssecretaris
van 10 september 2019 met zijn reactie op verzoek commissie over een conflict met
belastingdiensten Nederland-Litouwen.
De voorzitter van de commissie, Anne Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Freriks
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van
de Staatssecretaris van Financiën op de brief met betrekking tot de problemen in uitvoering
van de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen. De leden van
de VVD-fractie benadrukken dat niet alleen kwalificerende buitenlandse belastingplichtigen
problemen hebben met buitenlandse belastingdiensten, maar ook bijvoorbeeld Nederlandse
vrachtwagenchauffeurs werkzaam in Noorwegen. Problemen met buitenlandse belastingdiensten
en het uitblijven van een oplossing tussen de Nederlandse Belastingdienst en de buitenlandse
belastingdienst kunnen leiden tot grote financiële problemen en menselijk leed. Kan
de Staatssecretaris in meer algemene zin aangegeven hoe vaak de Belastingdienst verzoeken
krijgt van Nederlanders in andere EU-lidstaten, waarbij deze mensen «tussen wal en
schip» vallen tussen de Nederlandse en een buitenlandse belastingdienst? Indien deze
cijfers niet voorhanden zijn, kan er dan expliciet onderzoek naar gedaan worden? De
leden van de VVD-fractie vragen welke regelingen of landen het meest leiden tot «mismatches»
tussen Europese belastingdiensten.
De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen over de kwalificerende buitenlandse
belastingplichtigen.
De leden van de VVD-fractie vragen om een kwalificatie van de beschreven casus. Is
de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat altijd zoveel mogelijk gedaan
moet worden om dergelijke kafkaëske situaties te voorkomen, en dat dan niet verscholen
mag worden achter een «systeem»?
De leden van de VVD-fractie vragen zich af of er naast Litouwen andere landen (EU-lidstaten,
de EER, Zwitserland en de BES-eilanden) zijn die het Nederlandse formulier over een
inkomensverklaring niet ondertekenen. Zo ja, welke en is de Staatssecretaris op de
hoogte van de onderliggende redenen?
De leden van de VVD-fractie vragen of bekend is hoeveel Nederlanders woonachtig in
het buitenland willen worden aangemerkt als kwalificerend buitenlands belastingplichtige,
maar dat door de weigering formulieren te ondertekenen door buitenlandse belastingdiensten,
tot op heden nog niet kunnen. Zijn de eerder genoemde cijfers over (kwalificerende)
buitenlandse belastingplichtige in antwoord op Kamervragen van de leden Van Weyenberg
en Lodders nog actueel1? Zo nee, wat zijn de actuele cijfers?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering wederzijdse fiscale acceptatie, zeker
tussen inwoners en de diensten van de EU op de agenda te zetten in Europese overleggen.
Kan de Staatssecretaris dit toezeggen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Nederlandse Belastingdienst eraan hecht om
de aangiften automatisch te verwerken om zo sneller een correcte aanslag op te kunnen
leggen. Op welke manier past deze gang van zaken in het bieden van maatwerk?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er ondertussen al contact is geweest
tussen de heer H.R.K. en de Belastingdienst en welke oplossing er is gevonden. Kan
de regering toezeggen zich maximaal inspannen om dit probleem op te lossen? Kan de
Kamer, voor zover dit vanuit het oogpunt van anonimiteit mogelijk is, op de hoogte
gehouden worden of het conflict opgelost is? Kan de gevonden oplossing op korte termijn
ook een oplossing zijn voor Nederlanders woonachtig in andere EU-lidstaten, de EER,
Zwitserland en de BES-eilanden die tegen dezelfde problematiek in het systeem van
de inkomensverklaring aanlopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke landen is al
contact gehad en hoe verloopt het proces tot het vinden van een oplossing?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris
op de casus van een Nederlander in Litouwen, waarbij de Litouwse Belastingdienst de
Nederlandse inkomensverklaring niet wil ondertekenen. Deze leden zijn blij dat de
Belastingdienst contact op wil nemen met de brievenschrijver om samen het probleem
op te lossen. Zij merken echter op dat andere inwoners van Litouwen met Nederlands
inkomen, die kwalificeren voor binnenlandse belastingplicht tegen dezelfde problemen
aanlopen. Wat kunnen deze belastingplichtigen doen? Komen zij ook in aanmerking voor
een individuele oplossing? Kunnen zij zich melden bij de BelastingTelefoon Buitenland?
Kan de Staatssecretaris aangeven of er inmiddels al contact geweest is tussen de Nederlandse
en Litouwse Belastingdienst en of er een oplossing in zicht is? Zijn er nog meer landen
waarvan de belastingdienst weigert om de inkomensverklaring te ondertekenen bekend
bij de Nederlandse Belastingdienst?
De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast aandacht van de Staatssecretaris voor
de situatie van Nederlanders die in Polen wonen en daar (gedeeltelijke) Nederlandse
AOW en eventueel Nederlands pensioen ontvangen. De belastingheffing over AOW en pensioenen
in de relatie tussen Nederland en Polen is erg ingewikkeld. Kan de Staatssecretaris
uiteenzetten wat het belastingverdrag hier precies over bepaalt en hoe dit geïnterpreteerd
moet worden? Klopt het dat de woonstaat over het pensioen mag heffen, ook bij afkoop,
tenzij in de bronstaat premies in aftrek gekomen zijn (art. 18, eerste t/m derde lid,
van het verdrag)? Klopt het dat de bronstaat mag heffen over overheidspensioenen,
tenzij de belastingplichtige de nationaliteit heeft van de woonstaat (art. 19, eerste
en tweede lid, van het verdrag)? Klopt het dat de bronstaat mag heffen over uitkeringen
van het sociale zekerheidsstelsel, zoals de AOW (art. 18, vijfde lid, van het verdrag)?
Klopt het dat op grond van art. 23, vijfde lid, sub a, van het verdrag vervolgens
dan alsnog inkomstenbelasting in Polen moet worden bijbetaald? De leden van de CDA-fractie
vragen de Staatssecretaris aan te geven hoe groot het verschil is tussen de Nederlandse
en Poolse belasting over de AOW-uitkering en tevens gemotiveerd aan te geven of sprake
is van dubbele belasting. Deze leden merken namelijk op dat in Nederland niet of nauwelijks
belasting verschuldigd is over alleen aan AOW-uitkering. Dus het is niet alleen ingewikkeld
voor Nederlanders in Polen dat zij in twee landen belasting verschuldigd zijn, maar
dat toch geen sprake is van dubbele belasting. Het betekent ook nogal iets voor de
koopkracht van mensen als een fors deel van de netto-AOW alsnog aan belasting opgaat.
Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de enige oplossing voor dit probleem een verdragswijziging
is? Klopt het dat Polen op grond van het vorige belastingverdrag tussen Nederland
en Polen dat geldig was tot en met 2002 wel een vrijstelling moest verlenen over AOW-uitkeringen?
Lopen er momenteel onderhandelingen tussen Nederland en Polen en zijn die in de afrondende
fase?
Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de brief over problemen van Nederlanders
met andere belastingdiensten. Deze leden benadrukken het belang van een toegankelijke
en bereikbare belastingdienst, in Nederland en daarbuiten, en daarnaast een goede
samenwerking van de Nederlandse Belastingdienst met andere belastingdiensten. Deze
leden hebben een aantal vragen naar aanleiding van de reactie op het verzoek van de
commissie over een conflict met de belastingdiensten van Nederland en Litouwen en
daarnaast een aantal vragen over problemen met andere belastingdiensten in verband
met de Brexit, de Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA) en specifiek over de
situatie van sporters en artiesten.
De leden van de D66-fractie vragen hoe vaak het voorkomt dat andere dat andere belastingdiensten
Nederlandse formulieren niet meer wensen te ondertekenen. Kan het kabinet per lidstaat
aangeven hoe vaak een buitenlandse belastingdienst niet, of niet op tijd, een inkomensverklaring
verifieert? Welke redenen geven deze buitenlandse belastingdiensten op? Zijn er internationale
afspraken aan welke voorwaarden de modelverklaringen moeten voldoen?
De leden van de D66-fractie lezen dat «de medewerking in het overgrote deel van de
gevallen zonder problemen loopt», maar er «helaas ook gevallen zijn waarbij de medewerking
minder soepel verloopt». Kunt u dit kwantificeren? Zijn hierbij ook verschillen tussen
de belastingdiensten van de verschillende EU-lidstaten?
De leden van de D66-fractie vragen welke mogelijkheden er in internationaal en EU-verband
zijn om met belastingdiensten van andere lidstaten goede voorbeelden uit te wisselen,
maar ook om elkaar onderling aan te spreken over zaken die minder goed of slecht gaan.
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting op de praktisch gerichte
activiteiten die direct toezien op de uitvoeringsprogramma, ook in het kader van het
Fiscalis-programma: welke praktisch gerichte activiteiten zijn er sinds de beantwoording
van schriftelijke vragen van het lid van Weyenberg2 ondernomen en welke resultaten zijn hiermee geboekt? Deze leden vragen of er naast
het Nederlandse Team Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen (Team GWO) ook een Europees
team of loket is waarbij mensen met hun vragen of problemen terecht kunnen, aansluitend
bij of in lijn met bijvoorbeeld het SOLVIT-netwerk in het kader van de interne markt.
Deze leden vragen hoeveel vragen SOLVIT jaarlijks krijgt over belastingen, mede gezien
«SOLVIT alle grensoverschrijdende problemen behandelt die verband houden met de vier
vrijheden van verkeer (van personen, goederen, diensten en kapitaal) en beleid dat
daar nauw mee samenhangt (zoals belastingen, werkgelegenheid, sociaal beleid en vervoer)»3.
De leden van de D66-fractie vragen in welke mate er bij het Team GWO, het Brexit-loket
en de Belastingdienst een toename is geweest in het aantal vragen over grensoverschrijdend
werken en ondernemen in het Verenigd Koninkrijk in aanloop naar een mogelijke Brexit.
Welke onderwerpen kwamen hier het meest aan bod? Welke invloed zou een mogelijke Brexit
hebben op de samenwerking tussen de Nederlandse en Britse belastingdienst?
De leden van de D66-fractie vragen om een actualisatie van de ontwikkelingen ten aanzien
van FATCA en de AVG4. Deze leden vragen of de Nederlandse en Franse belastingdiensten informatie en kennis
uitwisselen over deze problematiek. De leden van de D66-fractie vragen of het bericht
van de Accidental Americans klopt dat FATCA bij de eerstvolgende Ecofinraad wordt besproken5 en zo ja, wat de Nederlandse inzet hierbij is.
De leden van de D66-fractie vragen om een reactie op het bericht dat veel Nederlandse
sporters en artiesten, zoals muzikanten, dj’s en popartiesten, problemen hebben met
buitenlandse belastingdiensten6. Klopt het dat er geen gelijk speelveld is tussen Nederlandse sporters en artiesten
in het buitenland en buitenlandse sporters en artiesten in Nederland, omdat Nederlandse
sporters en artiesten in het buitenland vaak belasting moeten betalen en buitenlandse
sporters en artiesten in Nederland vaak vrijgesteld zijn? Op welke wijze zet het kabinet
zich in om door middel van belastingverdragen dubbele belasting en administratieve
lasten voor onder andere Nederlandse sporters en artiesten te voorkomen? Welke concrete
resultaten zijn hier de afgelopen vijf jaar mee geboekt?
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting op de ontwikkeling van
het aantal buitenlands kwalificerend belastingplichtigen in de jaren 2016, 2017, 2018
en 2019.
De leden van de D66-fractie vragen, mede naar aanleiding van het feit dat voor belastingplichtigen
die in het buitenland wonen nog steeds gebruik zal worden gemaakt van papieren berichtenverkeer7, in hoeverre deze post op tijd bij buitenlandse belastingplichtigen terecht komt.
Deze leden vragen op welke wijze deze blauwe brieven worden verstuurd. Maakt de Belastingdienst
voor postbezorging naar het buitenland bijvoorbeeld gebruik van priorityzegels? Hoe
vaak komt het voor dat de duur van de postbezorging ertoe leidt dat de uiterlijke
betaaldatum wordt overschreden? Hoe vaak leidt dit tot een aanmaning, die vervolgens
ook weer met de post verstuurd moet worden, en daarmee tot extra kosten voor de Belastingdienst?
Kan het kabinet een indicatie geven hoeveel dagen er nodig zijn om post van de Belastingdienst
te bezorgen in een EU-lidstaat, de VS, Canada, China, Brazilië, Nigeria en Australië?
Wat is volgens het kabinet een redelijke maximumtermijn voor het aantal benodigde
dagen om post van de Belastingdienst terecht te laten komen bij belastingplichtigen
in het buitenland? Deze leden vragen om hierbij specifiek in te gaan op de situatie
van buitenlandse belastingplichtigen die geen postadres in Nederland hebben.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. (Anne) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
J.F.C. Freriks, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.