Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit ter regeling van een uitzondering voor verkooppunten op het verbod te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante producten te tonen, verbod op verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling door tussenkomst van een verstrekkende persoon, en faciliteiten in aangewezen rookruimtes (Kamerstuk 32011-66)
2019D24977 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties
behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het
Tabaks- en rookwarenbesluit ter regeling van een uitzondering voor verkooppunten op
het verbod te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante producten te tonen, verbod
op verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling door
tussenkomst van een verstrekkende persoon, en faciliteiten in aangewezen rookruimtes
(Kamerstuk 32 011, nr. 66).
De voorzitter van de commissie, Lodders
Adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Inhoudsopgave blz.
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II. Reactie van de Staatssecretaris
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het ontwerpbesluit houdende wijziging
van het Tabaks- en rookwarenbesluit ter regeling van een uitzondering voor verkooppunten
op het verbod te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante producten te tonen,
verbod op verkoop van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling
door tussenkomst van een verstrekkende persoon, en faciliteiten in aangewezen rookruimtes.
Zij hebben hierbij nog enkele vragen.
Genoemde leden hebben allereerst een aantal algemene vragen over het verdere traject
van behandeling van het besluit. Kan de Staatssecretaris toelichten of er nog een
ministeriële regeling voor het uitstalverbod komt en wordt deze ministeriële regeling
ook nog met de Kamer gedeeld en dus voorgehangen? Voorts vragen deze leden of er een
internetconsultatie over deze ministeriële regeling komt en zo ja, of deze regeling
nog genotificeerd moet worden via de Technical Regulations Information System (TRIS)-procedure
bij de Europese Unie. De leden van de VVD-fractie vragen daarbij of de Staatssecretaris
uiteen kan zetten of alle vereiste procedurele stappen, zowel conform Nederlands recht
als conform Europees recht, zijn genomen met betrekking tot het ontwerpbesluit, alsook
met betrekking tot de juridische grondslag van het besluit, artikel 5, lid 3 van de
Tabaks- en Rookwarenwet.
Hierop volgend hebben deze leden een aantal vragen over de inwerkingtreding van het
besluit. Met betrekking tot de inwerkingtreding van het besluit lezen genoemde leden
in de nota van toelichting op de vijfde pagina dat de inwerkingtreding van het besluit
voor supermarkten in gaat op 1 januari 2020. In de ministeriële regeling bij het uitstalverbod
wordt uiteengezet op welke manier supermarkten tabak moeten afdekken. De ministeriële
regeling wordt tegelijkertijd met het besluit gepubliceerd. Wanneer het besluit officieel
gepubliceerd wordt, is nog niet bekend. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe supermarkten
binnen minder dan een halfjaar tijd hun ruimte om kunnen bouwen zodat ze op 1 januari
2020 voldoen aan het besluit?
In Engeland is de wetgeving die het uitstalverbod regelt in 2009 vastgesteld. In 2012
moesten de verkooppunten tabaksproducten en aanverwante producten uit het zicht halen.
Kan de Staatssecretaris toelichten waarom er in Nederland niet voor een dergelijke
termijn van drie jaar is gekozen? Hoe kijkt de Staatssecretaris aan tegen het voorstel
om een overgangstermijn te hanteren, zodat supermarkten niet in overtreding zijn per
1 januari 2020? Kan de Staatssecretaris voorts toelichten welke sancties supermarkten
kunnen verwachten wanneer het hen niet lukt om het besluit op 1 januari 2020 te realiseren?
Op de zesde pagina van de nota van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie dat
een aantal grote ketens al sinds 2016 stappen hebben gezet die passend zijn bij het
uitstalverbod, maar dat deze beweging bij de meeste verkooppunten nog niet gemaakt
is. Deze verkooppunten moeten in 2021 aan het uitstalverbod voldoen. Is de Staatssecretaris
van mening, gezien de hiervoor geconstateerde onzekerheid over de officiële publicatie
van het besluit, dat de datum van inwerkingtreding voor deze verkooppunten haalbaar
is? Zo ja, kan de Staatssecretaris aangeven welke investeringskosten hij verwacht
die verkooppunten zullen moeten maken?
Kan de Staatssecretaris inzichtelijk maken of er bij het ontwerpen van het besluit
gekeken is naar de specifieke aspecten van verschillende sectoren in relatie tot een
mogelijke uitzonderingspositie op een algemene displayban? Is er overleg geweest met
de verschillende sectoren om uiteen te zetten hoe zij zich zo goed mogelijk voor kunnen
bereiden op de invoering van het besluit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk advies
is er per sector meegegeven? Hoe worden de verschillende sectoren op de hoogte gehouden
van de wetswijziging?
Op pagina acht van de nota van toelichting wordt er ingegaan op de werking van het
besluit met betrekking tot luchthavens. Het besluit is van invloed op de verkoop van
tabaksproducten in taxfree winkels op luchthavens, omdat de bedrijfsvoering van deze
winkels vaak is gestoeld op selfservice en dit besluit een verbod voorziet op het
verkopen van rookwaren zonder tussenkomst van een verkoper. Kan de Staatssecretaris
uitleggen hoe taxfree winkels het besluit zodanig kunnen toepassen zodat zij niet
geraakt worden in de kern van hun bedrijfsvoering?
Op pagina tien van de nota van toelichting wordt ingegaan op gevolgen voor regeldruk.
In Nederland zijn diverse kleine familiebedrijven, en met name sigarenspeciaalzaken,
die met zeer kleine oplagen in een selectief distributiekanaal werken. Kan de Staatssecretaris
uiteenzetten wat de omvang van de productie is van de bedrijven die als maatstaf zijn
genomen bij de toetsing van de regeldruk? Is het besluit proportioneel voor de kleine
familiebedrijven met kleine oplagen in een selectief distributiekanaal?
Genoemde leden lezen in de beantwoording van de feitelijke vragen behorende bij het
Nationaal Preventieakkoord dat er een internetconsultatie heeft plaatsgevonden en
dat partijen zich hebben kunnen uitspreken over de technische uitvoerbaarheid van
het uitstalverbod.
De voormalig Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft in de zomer
van 2017 een consultatie gepubliceerd over het uitstalverbod, maar dit is op bepaalde
punten een ander voorstel dan het voorstel dat nu voorligt. Zo worden de uitzonderingen
op het verbod verder beperkt met mogelijk grote bedrijfseconomische consequenties
en de termijn van ingang wordt vervroegd. Erkent de Staatssecretaris dat er verschillen
zijn in het ontwerpbesluit uit 2017 en het thans voorliggende ontwerpbesluit? Kan
de Staatssecretaris aangeven welke gevolgen die hebben voor het betrokken bedrijfsleven?
Op pagina veertien van de nota van toelichting staat geschreven: «Enkele organisaties
die belang hebben bij de verkoop van sigaren, pleiten ook voor een uitzondering voor
sigaren, cigarillo’s of voor pijptabak, omdat deze producten vooral door oudere klanten
worden aangeschaft en de verkoper hierover vaak advies geeft.» Het uitstalverbod is
echter van toepassing op alle rookwaren. Het uitstalverbod in andere landen maakt
wel een uitzondering voor sigaren. Kan de Staatssecretaris toelichten wat de motivatie
van deze landen is bij deze uitzondering voor sigaren? Waarom heeft Nederland deze
uitzondering niet?
In het antwoord op de feitelijke vraag 155 over het Nationaal Preventieakkoord geeft
de Staatssecretaris aan dat «voorkomen moet worden dat sigaren alsnog aantrekkelijk
kunnen zijn voor jongeren». Hoe verhoudt deze wens zich tot het feit dat sigaren door
4% van de Nederlandse bevolking wordt gerookt en door met name oudere consumenten?
Is de Staatssecretaris het ermee eens dat de markt voor sigaren in feite een zeer
kleine nichemarkt is die wordt gekenmerkt door een zeer uitgebreid assortiment van
verschillende modellen, verpakkingen en smaken?
Voorts hebben deze leden een aantal vragen over de impact van het besluit op het midden-
en kleinbedrijf (MKB). Kan de Staatssecretaris toelichten welke gevolgen het ontwerpbesluit
heeft voor de exploitanten van tabaksautomaten? Kan de Staatssecretaris motiveren
waarom er geen MKB-toets is uitgevoerd en is de Staatssecretaris bereid om alsnog
een MKB-toetsing op het verbod op zelfbedieningstabaksautomaten uit te laten voeren?
Genoemde leden vragen dit, aangezien deze sector sinds 2016 grote investeringen heeft
gedaan om automaten te voorzien van een aanzienlijk verbeterd systeem voor leeftijdscontrole,
zoals op basis van ID-bewijzen en de AgeScan. Is de Staatssecretaris van mening dat
deze investeringen meegenomen moeten worden bij de bepaling van de overgangstermijn
of een mogelijke nadeelcompensatie? Zo nee, waarom niet?
Is de Staatssecretaris bekend met de brief die 36 onafhankelijke, internationale wetenschappers
gespecialiseerd in tabakontmoedingsmaatregelen op 4 maart jl. naar de Kamer stuurden1? De wetenschappers schrijven onder meer dat, hoewel niet bekend is wat de lange termijnrisico’s
van het gebruik van een e-sigaret zijn, de beschikbare wetenschappelijke data erop
wijzen dat deze risico’s zeker 95% lager uitvallen dan de risico’s verbonden aan het
roken van reguliere tabaksproducten, en zo mogelijk nog substantieel lager zijn. Heeft
de Staatssecretaris deze overwegingen meegenomen in het proces tot het besluit?
Roken komt vaker voor bij mensen met een lagere sociaaleconomische status (29%), en
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)-leerlingen in de eerste en tweede
klas beginnen drie keer zo vaak met roken dan hun leeftijdgenoten op het voorbereidend
wetenschappelijk onderwijs (vwo). Het Trimbos-instituut geeft aan dat er weinig bekend
is over de effecten van restricties op reclame en promotie onder rokers met een lage
sociaaleconomische status. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in bestaande onderzoeken
die gekeken hebben naar het actief stimuleren van rokers met een lage sociaaleconomische
status om over te stappen op e-sigaretten, in plaats van een uitstalverbod en reclameverbod
voor e-sigaretten?
Op pagina zestien van de nota van toelichting bij het ontwerpbesluit wordt gesteld
dat de verkoop van tabaksproducten achter de bar in een horecalokaliteit «kleinhandel»
betreft in de zin van de Drank- en Horecawet en daarom niet zou zijn toegestaan.
Is de Staatssecretaris bekend met het feit dat de verkoop van losse pakjes sigaretten
door deskundigen niet als «kleinhandel» wordt beschouwd maar als een onlosmakelijke
vorm van aan horeca-gelieerde dienstverlening, zoals in het handboek Bijzondere wetgeving;
Drank- en Horecawet van de heer Joosten bevestigd wordt? Is de Staatssecretaris bekend
met het feit dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) tot 2018 op haar
site aangaf dat verkoop van sigaretten achter de bar is toegestaan en met het gegeven
dat de NVWA alsmede nooit handhavend heeft opgetreden tegen verkoop van sigaretten
van achter de bar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit
met daarin de wijzigingen van het Tabaks- en rookwarenbesluit. Deze leden hebben naar
aanleiding van het ontwerpbesluit alvast onderstaande opmerkingen en vragen.
De leden van de SP-fractie vinden het van belang dat er breed ingezet wordt op de
bescherming van de volksgezondheid tegen de gevaren van roken. Deze leden juichen
de verschillende maatregelen die worden genomen dan ook toe.
Al jaren pleiten genoemde leden onder andere voor het alleen nog verkopen van tabaksproducten
via speciaalzaken en een verbod op tabaksreclame. Door deze maatregelen om roken en
tabak zoveel mogelijk uit het zicht te houden, worden jongeren niet in de verleiding
gebracht om te beginnen met roken en worden gestopte rokers niet in verleiding gebracht
om weer te beginnen. Het voorgestelde verbod om tabaksproducten te tonen past goed
in deze reeks, genoemde leden begrijpen echter niet waarom er binnen het voorgestelde
uitstalverbod sprake moet zijn van uitzonderingen. Waarom wordt er, in navolging van
IJsland, Kroatië, Nieuw-Zeeland, Canada, Thailand en Rusland, niet voor gekozen om
bij alle verkooppunten alle tabaksproducten aan het zicht van de klant te onttrekken?
Daarnaast krijgen de leden van de SP-fractie graag toegelicht waarom er een uitzondering
gemaakt dient te worden voor kleine zaken die hun omzet voor 75% of meer uit de verkoop
van rookwaren halen. Deze leden lezen dat de grens van 700.000 euro jaaromzet gebaseerd
is op wetgeving (Burgerlijk Wetboek), waarop (op welke wetgeving) is het percentage
van 75% precies gebaseerd?
De uitzondering op het uitstalverbod geldt voor speciaalzaken met een jaaromzet van
maximaal 700.000 euro. Wat gebeurt er als over de tijd blijkt dat de jaaromzet dit
bedrag overschrijdt? Dienen deze speciaalzaken dan vervolgens hun rookwaar permanent
uit het zicht te onttrekken? Moeten zij dit tussentijds doorgeven aan de NVWA?
Er zijn op dit moment (veel) meer dan 22.250 verkooppunten van tabak, zo concluderen
de leden van de SP-fractie. Het blijft hen overigens verbazen dat niet precies duidelijk
is hoeveel verkooppunten van tabaksproducten er precies zijn in Nederland. Is de verwachting
dat de nu voorgestelde wijzigingen leiden tot een afname van het aantal verkooppunten
van tabak en of tabaksproducten? Zo ja, hoe groot zal die afname in verkooppunten
naar verwachting zijn?
Ook voor webshops gaat het uitstalverbod gelden, zo lezen de leden van de SP-fractie.
Dit achten zij van groot belang omdat daar een groot aantal mensen, waaronder ook
kinderen en jongeren, aan tabaksreclame worden blootgesteld. Wel vragen deze leden
of dit verbod geldt voor alle webshops via waar inwoners van Nederland (tabaks)producten
kunnen bestellen of alleen die webshops die hun oorsprong in Nederland hebben. Hoe
gaat dit verbod precies vorm krijgen? Genoemde leden krijgen hierop graag een nadere
toelichting. Ziet de NVWA ook op dit verbod toe? Als het gaat om de verkoop van tabakswaren
via internet/webshops vragen de leden van de SP-fractie waarom er niet voor gekozen
wordt dit te verbieden. Dit zou de kans dat minderjarigen tabak kopen zeer kunnen
verkleinen, zo menen zij.
De leden van de SP-fractie steunen het besluit om een verbod in te voeren op de verkoop
van rookwaren zonder tussenkomst van een verkoper, het belang van de volksgezondheid
moet hierbij immers prioriteit krijgen. Zij zijn in dat kader benieuwd naar de reactie
op de opmerkingen van Schiphol Airport Retail die zij via de commissie hebben ontvangen,
dat «het verbod op verkoop via zelfbedieningsautomaten ingrijpende, en mogelijk onbedoelde
gevolgen heeft op de verkoop van tabaksproducten in taxfree winkels op luchthavens
en dat zonder selfservice er geen efficiënte en bedrijfseconomisch verantwoorde exploitatie
van tabaksproducten meer mogelijk in taxfree winkels op luchthavens is». De leden
van de SP-fractie gaan ervan uit dat er geen uitzondering zal worden gemaakt voor
dergelijke taxfree winkels.
Deze leden vragen waarom er in de voorgestelde wijzigingen van het Tabaks- en rookwarenbesluit
niet voor wordt gekozen om rookruimtes onaantrekkelijker te maken door een algeheel
verbod in rookruimtes op faciliteiten zoals speelautomaten en dartboards. Waarom wordt
er alleen voor gekozen dat er niet meer faciliteiten mogen zijn in de rookruimte dan
buiten de rookruimte?
In welke andere landen en Europese lidstaten geldt een vergelijkbare uitzondering
voor verkooppunten op het verbod om te koop aangeboden tabaksproducten en aanverwante
producten te tonen en in welke andere lidstaten geldt tevens een verbod op de verkoop
van tabaksproducten en aanverwante producten zonder ter handstelling door tussenkomst
van een verstrekkende persoon?
Enkele respondenten van de consultatie vrezen dat de voorgestelde uitzonderingen mogelijk
leiden tot een toename van speciaalzaken die slechts tabaks- en aanverwante producten
en rookaccessoires verkopen. De leden van de SP-fractie begrijpen dat dit effect door
de Staatssecretaris zal worden gemonitord waarna eventueel de huidige maatregelen
worden heroverwogen. Deze leden lijkt dit een verstandig besluit, wel vragen zij wat
de verwachting is van de Staatssecretaris met betrekking tot de ontwikkeling van het
aantal speciaalzaken na de doorvoering van voorgestelde wijzigingen, verwacht hij
een toename van het aantal speciaalzaken?
Artikelsgewijs
Artikel 1, onderdeel A en Artikel 1, onderdeel E
De leden van de SP-fractie zijn benieuwd waarom er niet voor wordt gekozen om tabaksautomaten
in het geheel te verbieden. Zij menen dat er eerder over gesproken is om deze automaten
geheel uit te faseren. Waarom blijft het gebruik van dergelijke automaten in speciaalzaken
dan toch toegestaan?
Artikel 1, onderdeel B
De leden van de SP-fractie vragen waarom het voor speciaalzaken toegestaan blijft
om op de gevel aan te duiden dat ze tabaksproducten verkopen. Is hier niet ook sprake
van een vorm van reclame?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het ontwerpbesluit
houdende wijziging van het Tabaks- en rookwarenbesluit. Zij willen de Staatssecretaris
hierover enkele vragen voorleggen.
Genoemde leden vragen de Staatssecretaris hoeveel speciaalzaken momenteel uitsluitend
rookwaren, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen. In hoeverre verwacht de Staatssecretaris
anticiperend gedrag van speciaalzaken om onder de eerste uitzondering te kunnen vallen?
Tevens vragen deze leden hoeveel speciaalzaken er zijn met een omzet lager dan € 700.000.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen welke mogelijkheden de houder van een
speciaalzaak die onder de tweede uitzondering valt (maximale omzet van € 700.000,
waarvan meer dan 75% uit rookwaren), heeft om zijn speciaalzaak over te doen aan familieleden,
zonder daarmee de uitzondering op het uitstalverbod te verliezen.
Zij vragen welke regels er precies gaan gelden voor de zichtbaarheid van tabaksdisplays
van buiten de winkel. Wat mag er wel en niet zichtbaar zijn vanaf de straat? Hoe worden
speciaalzaken vooraf geïnformeerd over het uitstalverbod en over de uitzonderingen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris verwacht dat fysieke
verkooppunten op luchthavens overgaan tot het uitsluitend verkopen van rookwaren,
rookaccessoires, loten en dagbladen om zo het uitstalverbod te omzeilen. Betekent
dit ook dat bij deze verkooppunten van buiten dan geen tabaksdisplays zichtbaar mogen
zijn?
Genoemde leden vragen welke gevolgen de Staatssecretaris verwacht van het verbod op
tabaksautomaten in de horeca. In hoeverre zal dit leiden tot de (verboden) verkoop
van achter de bar?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris verwacht dat het
besluit zorgt voor een beperkte toename van de werkzaamheden van de NVWA. Waar is
deze aanname op gebaseerd? Vraagt dit besluit niet juist om een stevige rol van de
NVWA, zeker in de eerste jaren? Heeft de NVWA voldoende capaciteit om te handhaven?
Genoemde leden constateren dat de onderdelen van het besluit op verschillende momenten
in werking treden, op 1 januari 2020, 1 januari 2021 en 1 januari 2022. Leidt dit
niet tot verwarring en een ongelijk speelveld? Zij vragen de Staatssecretaris om deze
data van inwerkingtreding en het overgangsrecht nader toe te lichten.
II. Reactie van de Staatssecretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.