Lijst van vragen : Lijst van vragen inzake Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving (Kamerstuk 32824-448)
2025D08860 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving (Kamerstuk32 824, nr. 448).
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Nr
Vraag
1
Kunt u zo precies mogelijk aangeven welke positieve ontwikkelingen er allemaal te
zien zijn, het liefst cijfermatig onderbouwd, bijvoorbeeld op gebied van onderwijs,
arbeidsparticipatie etc.?
2
Kunt u zo precies mogelijk aangeven op welke punten de integratie niet goed verloopt,
het liefst cijfermatig onderbouwd?
3
Kunt u aangeven welke maatregelen/investeringen het best zouden kunnen helpen op de
punten waarop de integratie nu nog niet goed verloopt?
4
Gaat het om strafbare feiten wanneer wordt gesproken over intolerante en onverdraagzame
gedragingen?
5
Om welke concrete gedragingen gaat het wanneer wordt gesproken over intolerante en
onverdraagzame gedragingen?
6
Welke definitie van buitenlandse inmenging hanteert u in uw onderzoek?
7
Gaat het bij buitenlandse inmenging om financiering of is de term breder van toepassing?
8
Op welke manier krijgt de verbondenheid tussen migratie en integratie precies vorm
in het nieuwe integratiebeleid?
9
Met wie heeft u samengewerkt om deze Actieagenda op te stellen?
10
Kunt u specificeren welke groepen worden benoemd als doelgroep van deze Actieagenda?
11
Wat is de noodzaak van deze Actieagenda? Kunt u specifieke wetenschappelijke bronnen
benoemen die dit onderbouwen?
12
Hoe waarborgt het kabinet dat integratiebeleid niet uitsluitend nieuwkomers betreft,
maar ook sociale cohesie tussen alle Nederlanders bevordert?
13
Op welke manier zorgt het kabinet ervoor dat het beeld van Nederlanders met een migratieachtergrond
niet wordt gereduceerd tot een «integratieprobleem»?
14
Wat is de definitie van een nieuwkomer?
15
Hoelang beschouwt u iemand als nieuwkomer?
16
Op welke manier zijn maatschappelijke organisaties betrokken bij het opstellen van
deze Actieagenda? Kunt u specifiek toelichten op wat voor manier er is samengewerkt?
17
Op welke manier worden Nederlanders met een migratieachtergrond actief betrokken bij
de totstandkoming van het integratiebeleid?
18
Hoe verhoudt de Actieagenda zich tot eerdere integratiebeleidsplannen?
19
Hoe wordt bepaald welke groepen als «integratie-uitdaging» worden bestempeld en op
basis van welke objectieve criteria gebeurt dit? Kunt u dit beantwoorden met wetenschappelijke
onderbouwing?
20
Kunt u aangeven welke specifieke uitdagingen/spanningen u bedoelt?
21
Waar baseert u op dat de vrijheden in Nederland onder druk staan?
22
Kunt u toelichten wat u bedoelt met het «onder druk staan» van de vrijheden in Nederland?
23
Wat is de definitie van integratie?
24
Betekent deze Actieagenda dat mensen die in Nederland geboren en getogen zijn, ook
moeten integreren?
25
In hoeverre vindt u dat dit plan rekening houdt met de zorgen van mensen met een migratieachtergrond?
Waar kunnen zij terecht wanneer ze het gevoel krijgen dat ze er niet bij horen?
26
Hoe voorkomt het kabinet dat de nadruk op «grip op migratie» leidt tot onbedoelde
negatieve effecten op bestaande migrantengemeenschappen?
27
Hoe beïnvloedt specifiek migratie en integratie de sociale samenhang in Nederland?
Wat is het effect hiervan?
28
Wat kan de groep Nederlanders zonder migratieachtergrond specifiek doen om de sociale
samenhang te bevorderen in Nederland, gezien het feit dat de bevolking steeds diverser
zal worden?
29
Kunt u toelichten hoe in de Actieagenda meer gefocust wordt op problemen in plaats
van successen met betrekking tot integratie?
30
Welke rol speelt u in het corrigeren van onjuiste informatie en framing in het maatschappelijke
debat over integratie?
31
Hoe voorkomt het kabinet dat deze Actieagenda impliciet een tweedeling kan creëren
tussen Nederlanders met en zonder migratieachtergrond?
32
In hoeverre zijn de doelen van deze Actieagenda afgestemd op aanbevelingen van wetenschappelijke
studies over succesvolle integratie?
33
Kunt u met cijfers onderbouwen hoe u van plan bent de omvang van migratie drastisch
te beperken?
34
Kunt u aangeven welke factoren, indicatoren en achtergrondskenmerken een verhoogd
risico vormen voor vrouwen en meisjes om in situaties terecht te komen waarin ze niet
hun eigen keuzes kunnen maken?
35
Kunt u uiteenzetten waarom de oververtegenwoordiging van bepaalde strafbare feiten
onder specifieke groepen migranten is opgenomen in de brief, als deze oververtegenwoordiging
is terug te voeren op algemene factoren zoals gemiddelde jongere leeftijd en de lagere
opleidings- en inkomensniveau van migrantengroepen en niet op etnische-specifieke
kenmerken? Waarom is deze informatie nuttig voor de integratieagenda?
36
Om welke bepaalde strafbare feiten gaat het en welke specifieke groepen zijn daarin
oververtegenwoordigd?
37
Wat zijn op dit moment de mogelijkheden om de spanningen in het grijze gebied weg
te nemen? Wordt er gewerkt aan een juridisch kader om dit grijze gebied helder te
krijgen?
38
Welke middelen zijn beschikbaar voor het uitvoeren van deze Actieagenda? Zijn er binnen
de Actieagenda middelen beschikbaar voor initiatieven die sociale ontmoetingen tussen
nieuwkomers en Nederlanders stimuleren?
39
Hoe onderbouwt u de oververtegenwoordiging van verdachten van bepaalde strafbare feiten
onder specifieke groepen migranten, wanneer onderzoek toont dat er geen etnisch-specifieke
verklaring is volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) (Jaarraport Integratie
2020)?
40
Hoe impactvol is deze 0,8%-punt in de Nederlandse samenleving momenteel? Kunt u beschrijven
waarin dit terug te zien is?
41
Denkt u dat de oververtegenwoordiging van de groep met buiten-Europese achtergrond
in de verdachtencijfers nog verder zal afnemen, ook als dit niet is met behulp van
deze Actieagenda?
42
Blijkt uit analyses (zoals Risbo, Erasmus Universiteit, 2023, Ontwikkeling in Integratie)
dat deze oververtegenwoordiging voornamelijk te maken lijkt te hebben met algemene
factoren en niet met de achtergrond van deze mensen?
43
Hoe kijkt u ernaar dat de evenredigheid toeneemt en er steeds minder afwijking te
zien is tussen groepen met migratieachtergrond en zonder migratieachtergrond?
44
Op welke manier wordt bepaald of bepaalde gedragingen als «problematisch» worden gezien
binnen de Nederlandse samenleving, en specifiek met betrekking tot integratie?
45
Kunt u een lijst sturen van «problematische gedragingen»?
46
Hoe wordt voorkomen dat algemene beleidsmaatregelen voor integratie leiden tot disproportionele
maatregelen tegen specifieke groepen?
47
U benoemt dat er te veel vrouwen en meisjes zijn in Nederland die niet hun eigen keuzes
kunnen maken, gaat dit over vrouwen en meisjes met een migratieachtergrond? Zo ja,
in hoeverre verschilt dit van vrouwen en meisjes zonder migratieachtergrond?
48
Waarop baseert u dat nog te veel mensen de Nederlandse taal onvoldoende beheersen?
Om welke mensen gaat dit? Heeft u hier cijfers van?
49
Kunt u een overzicht in de vorm van een uitputtende lijst sturen van de Nederlandse
waarden en normen zoals benoemd in de Actieagenda?
50
Maken Nederlanders zonder migratieachtergrond die zich niet houden aan deze normen
en waarden ook onderdeel uit van deze Actieagenda?
51
Op welke manier wordt balans gezocht tussen integratie en het behouden van Nederlandse
waarden zoals u die onderschrijft?
52
De oververtegenwoordiging van de groep met buiten-Europese achtergrond is sinds 2005
afgenomen van 2,4%-punt naar 0,8%-punt, hoe beoordeelt u dit?
53
Worden ook bredere sociaaleconomische factoren meegenomen bij de beoordeling van «geslaagde
integratie»? Zo ja, welke factoren, en hoe ziet dat eruit?
54
Hoe wordt bepaald of iemand de Nederlandse normen en waarden voldoende onderschrijft?
Kunt u stap voor stap vertellen hoe dit proces eruit zal zien?
55
Kunt u uiteenzetten wat voor voorstellen u en het kabinet doen om het onderwijs aan
nieuwkomers te verbeteren, gezien daar volgens u een belangrijke sleutel ligt?
56
Gaat u ook een bredere analyse maken van geweld tegen vrouwen naast het eergerelateerd
geweld en de Actieagenda uitbreiden op basis van een dergelijke bredere analyse, ook
als deze oorzaken niet gerelateerd blijken te zijn aan een migratieachtergrond?
57
Is er een actieagenda eergerelateerd geweld in de maak op dit moment?
58
Wanneer worden vrijheden van anderen ingeperkt? Kunt u specifieke situaties schetsen?
59
Hoe wordt gewaarborgd dat de bescherming van vrijheden niet selectief worden toegepast
op specifieke gemeenschappen?
60
Hoe wordt de vrijheid van geloof beoordeeld in relatie tot de wens van de overheid
om bepaalde culturele normen te bevorderen?
61
Hoe beoordeelt u de toegenomen moslimdiscriminatie, specifiek van de vrouwen en meisjes
die een hoofddoek dragen, wanneer u het heeft over dat iedereen zichtbaar zichzelf
zou moeten zijn?
62
Hoe voorkomt het kabinet dat het begrip «Nederlandse normen en waarden» een instrument
wordt voor uitsluiting in plaats van inclusie?
63
Hoe bent u specifiek van plan nieuwkomers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid
om een bijdrage te leveren?
64
Hoe bent u specifiek van plan niet-nieuwkomers aan te spreken op hun verantwoordelijkheid
om een bijdrage te leveren?
65
Wat doet de overheid om de netwerkkansen voor Nederlanders met een migratieachtergrond
te bevorderen?
66
Wat doet het kabinet om de wederzijdse aanpassing te bevorderen, waarbij ook de ontvangende
samenleving een rol speelt?
67
Erkent u dat nieuwkomers moeite ondervinden bij het vinden van een baan in verband
met vooroordelen van werkgevers? Zo ja, hoe gaat u dit stimuleren zodat zij toch de
kans krijgen om sneller te integreren?
68
Vindt u het de verantwoordelijkheid van het kabinet om een bijdrage te leveren aan
het welkom laten voelen van de nieuwkomers?
69
Hoe beoordeelt u het feit dat nieuwkomers moeite ervaren met integreren omdat zij
beperkt worden in mogelijkheden? Zijn daar specifieke maatregelen voor mogelijk? Zo
ja, welke maatregelen heeft u in gedachten?
70
Hoe wordt gemonitord of deze beleidsmaatregelen voor het versterken van de «open samenleving»
daadwerkelijk zullen bijdragen aan integratie?
71
Kunt u toelichten hoe u beide kanten van de medaille evenredig heeft benoemd?
72
Welke maatregelen worden genomen om discriminatie bij stages en leerwerkplekken actief
te bestrijden?
73
Hoe moet «vermoedelijk eermotief» gelezen worden? Kunt u met zekerheid zeggen dat
deze gevallen inderdaad een eermotief als basis hadden?
74
Hoe beoordeelt u dat uw bron (het Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld)
alleen gevallen registreert van mensen met een migratieachtergrond?
75
Wie registreren praktijken zoals femicide?
76
Wie registreren praktijken zoals huiselijk geweld?
77
Bij welke instanties kunnen vrouwen zonder migratieachtergrond terecht in gevallen
van femicide/eerwraak/huiselijk geweld?
78
Erkent u dat partnergeweld, kindermishandeling en femicide breed voorkomen in Nederland,
ook bij Nederlanders zonder migratieachtergrond?
79
Op welke «monoculturele, hechte of gesloten gemeenschappen» doelt u?
80
In hoeverre maakt u onderscheid tussen gemeenschappen van nieuwkomers en gemeenschappen
die al langer in Nederland zijn, zoals bijvoorbeeld orthodox-christelijke gemeenschappen,
waar vrouwen en meisjes ook beperkingen worden opgelegd?
81
Wat zijn precies de normen en waarden die ons land kenmerken?
82
Vindt u de confrontatie met polarisatie en extremistische denkbeelden in de Nederlandse
samenleving alleen een zaak voor allochtone Nederlanders of hebben autochtone Nederlanders
hier ook een rol in?
83
In hoeverre vindt u dat er een vertekend beeld ontstaat wanneer u het alleen heeft
over gevallen bij Nederlanders met migratieachtergrond, en dit te correleren met de
integratie?
84
Ziet dit kabinet ook de noodzaak om meisjes en vrouwen in hechte of gesloten gemeenschappen
met christelijke invloeden te beschermen? Hoe bent u dit van plan te doen?
85
Hoe bent u concreet van plan huwelijksdwang en genitale verminking te bestrijden?
86
Hoe beoordeelt u het gegeven dat in de beslisnota’s is opgenomen dat er geen ambtelijke
overeenstemming is bereikt over het opnemen van specifieke landen wanneer het gaat
om buitenlandse inmenging?
87
Zijn er signalen bij u bekend over Israëlische beïnvloeding die de Nederlandse democratische
rechtsorde beïnvloeden? Zo ja, hoe gaat u hiermee om?
88
Kunt u toelichten wat specifiek bijdraagt aan de polarisatie in Nederland?
89
Hoe bent u van plan de polarisatie te laten afnemen? Welke concrete stappen zijn daarvoor
nodig?
90
Hoe wordt de invloed van discriminatie op de arbeidsmarkt structureel gemeten en welke
sancties staan hierop?
91
Wat zijn de mogelijkheden met de Digital Services Act om algoritmes aan te pakken?
92
De actieagenda stelt dat onder andere het achterblijven van een relevant netwerk leidt
tot achterblijvende participatie van statushouders, wat wordt er gedaan om het relevante
sociale netwerk van statushouders te vergroten? Op welke manier draagt de Actieagenda
hieraan bij?
93
Kunt u aangeven in hoeverre de mate van integratie van een nieuwkomer in de
samenleving wordt beïnvloed door het al dan niet hebben van Nederlanders in
zijn of haar sociale netwerk?
94
Kunt u alle verklarende factoren die het meest bijdragen aan de oververtegenwoordiging
in de bijstand voor statushouders benoemen?
95
Welke ongelijke kansen ziet u op de arbeidsmarkt voor statushouders en mensen met
een migratieachtergrond? Welke impact hebben deze effecten?
96
Wat voor maatregelen gaat u treffen om de arbeidsdiscriminatie tegen te gaan?
97
Welke initiatieven stimuleert het kabinet om werkgevers actiever te betrekken bij
de integratie van statushouders en Nederlanders met een migratieachtergrond?
98
Kunnen buitenlandse diploma’s sneller en eerlijker worden erkend, zodat migranten
niet onnodig onder hun niveau werken?
99
Op wat voor manier gaat u ervoor zorgen dat de competenties van statushouders meer
erkend worden?
100
Hoe wordt voorkomen dat statushouders slechts in laagbetaalde, flexibele en onzekere
banen terechtkomen?
101
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat werkgevers niet enkel symbolische diversiteitsmaatregelen
nemen, maar ook echt inzetten op gelijke kansen?
102
Hoe wordt voorkomen dat de nadruk op arbeidsparticipatie van statushouders niet leidt
tot uitbuiting?
103
83. Welke strategieën heeft het kabinet om negatieve beeldvorming en discriminatie
(op o.a. de arbeidsmarkt) van Nederlanders met een migratieachtergrond tegen te gaan?
(p.5)
104
Wat is er bekend over de invloed van sociaal contact tussen Nederlanders en nieuwkomers
op: de kansen van nieuwkomers op de arbeidsmarkt; de kennis van nieuwkomers over taal,
culturele normen en waarden en het gevoel van polarisatie in de samenleving?
105
Welke waarden en normen van de open vrije samenleving versterkt deze Actieagenda precies?
106
Welke concrete acties gaat u ondernemen tegen discriminatie op de arbeidsmarkt en
bij het zoeken naar een stage van mensen met een migratieachtergrond?
107
Kan een overzicht gegeven worden van alle subsidies die op dit moment verstrekt worden
op het gebied van zelfbeschikking en gesloten gemeenschappen?
108
Kan geschetst worden op welke wijze maatschappelijke partners, waaronder uit betrokken
gemeenschappen, betrokken zullen worden bij de uitwerking van de Actieagenda?
109
Op basis waarvan komt u tot de conclusie dat specifieke groepen bevordering van «zelfbeschikking»
nodig hebben? Kunt u dit wetenschappelijk onderbouwen?
110
71. Welke specifieke groepen heeft u het over? Kunt u ze benoemen?
111
72. In hoeverre is de bevordering van «zelfbeschikking» nodig binnen specifieke groepen,
en niet breder in de samenleving?
112
Hoe garandeert de overheid dat vrouwen met een migratieachtergrond niet dubbel benadeeld
worden door zowel gender- als etnische discriminatie?
113
Zijn er onderzoeken gedaan naar de problemen rondom zelfbeschikking? Kunt u verder
toelichten hoe groot dit probleem is?
114
Zijn problemen rondom zelfbeschikking uitsluitend een probleem onder allochtone groepen?
115
Kunt u uiteenzetten hoe u tot nu toe heeft bijgedragen aan het tegengaan van polarisatie?
116
Welke acties gaat u ondernemen om uitingen van intolerantie en onverdraagzaamheid
jegens vluchtelingen en migranten tegen te gaan?
117
Hoe wordt het bereik van het Meerjarenplan Zelfbeschikking vergroot? Op welke maatregelen
wordt ingezet?
118
Worden resultaten uit onderzoeken gebruikt om bepaalde groepen of wijken te targetten?
119
Is het kabinet voornemens om, als onderdeel van de Actieagenda Integratie en de versterkte
inzet op zelfbeschikking, de brede subsidieverstrekking op het gebied van integratie
tegen het licht te houden?
120
Is het kabinet voornemens om daarnaast een landelijk afwegingskader vorm te geven
waarmee wordt besloten of subsidieverlening aan een organisatie past binnen de doelen
van de Actieagenda Integratie?
121
Welke beleidsopties worden verkend op het gebied van genitale verminking om de preventie
en pakkans van daders te vergroten? Bent u daarbij bereid te kijken naar opties als
extra controles op risicovluchten, uitbreiding strafbaarstelling, voorbeelden uit
andere landen implementeren zoals het Verenigd Koninkrijk?
122
Op welke termijn verwacht u de resultaten van de verkenning naar het bieden van tegenwicht
tegen ondermijnende gedragingen te kunnen publiceren?
123
In hoeverre is er al financiering geregeld voor het uitbreiden van holocausteducatie
voor inburgeraars?
124
In hoeverre is zelfbeschikkingsproblematiek een migratiegerelateerde kwestie? Kunt
u dit wetenschappelijk onderbouwen?
125
Welke initiatieven zijn er opgezet om de economische zelfstandigheid van migrantenvrouwen
te versterken?
126
Hoe wordt voorkomen dat maatregelen tegen religieuze onderdrukking resulteren in een
bevoogdende houding tegenover migrantengemeenschappen?
127
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat meisjes en vrouwen in gesloten gemeenschappen daadwerkelijk
toegang hebben tot hulp en ondersteuning, wanneer hun zichtbaarheid zo gering is?
128
Hoe voorkomt u stigmatisering wanneer het gaat om bestrijding van huiselijk en eergerelateerd
geweld in migrantengemeenschappen?
129
Hoe wordt gewaarborgd dat maatregelen tegen schadelijke praktijken ook gedragen worden
door de gemeenschappen zelf?
130
Wat is de rol van onderwijs in het bevorderen van zelfbeschikking, in zowel gesloten
gemeenschappen als de Nederlandse samenleving?
131
Hoe wordt gezorgd dat religieuze vrijheid niet in strijd komt met individuele rechten
binnen migrantengemeenschappen?
132
Hoe wordt gecontroleerd dat Nederlandse wetgeving en handhaving effectief genoeg zijn
om schadelijke praktijken te bestrijden?
133
Welke lessen acht u te trekken uit het integratiebeleid van Zweden?
134
Welke specifieke maatregelen neemt het kabinet om sociale cohesie tussen nieuwkomers
en de bredere samenleving te bevorderen buiten werk en onderwijs om? Welke organisaties
zijn hierbij betrokken?
135
Op welke sporen wordt gewerkt om burgerschap te versterken? Vallen hier ook scholen
onder? Zo ja, op welke manier?
136
Met welke maatschappelijke partners wordt er samengewerkt om buitenlandse inmenging
tegen te gaan?
137
Op welke momenten in het traject over het OBI1-meldpunt wordt de Kamer meegenomen?
138
Welk traject wordt voorzien om de versterking van burgerschap vorm te kunnen geven?
139
Is er, naast het onderzoek dat regulier door Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)
wordt uitgevoerd, een voornemen om ook breder onderzoek naar waardeoriëntaties onder
de gehele bevolking uit te voeren vanuit het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW)?
140
Wat doet het kabinet om institutionele discriminatie binnen overheidsinstanties actief
tegen te gaan? Kunt u voorbeelden geven?
141
Hoe bent u van plan discriminatie op de woningmarkt aan te pakken, zodat de eerlijke
kansen voor Nederlanders met migratieachtergrond gewaarborgd kunnen worden?
142
Hoe wordt voorkomen dat werkgevers statushouders slechts aannemen als goedkope arbeidskrachten,
zonder duurzame contracten?
143
Welke concrete sancties zijn er mogelijk voor bedrijven die discrimineren bij werving
en selectie?
144
Hoe gaat u onderzoeken of bepaalde beleidsmaatregelen, zoals benoemd in de Actieagenda,
impliciete discriminatie in de hand werken?
145
Wat doet de overheid om de rol van media in negatieve beeldvorming over integratie
te reguleren?
146
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat meldpunten voor discriminatie toegankelijker en effectiever
zijn?
147
Hoe worden politie en justitie getraind om discriminatie en etnisch profileren te
voorkomen?
148
Wat voor aanwijzingen heeft u ontvangen over buitenlandse invloeden die de democratische
rechtsorde hebben ondermijnd? Kunt u specifieke voorbeelden toelichten?
149
Hoe wordt gegarandeerd dat maatregelen tegen buitenlandse beïnvloeding niet resulteren
in discriminatie van bepaalde migrantengroepen?
150
Hoe wordt gecontroleerd of meldingen van buitenlandse inmenging terecht zijn en niet
worden gebruikt om gemeenschappen te stigmatiseren?
151
Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de maatregelen tegen buitenlandse financiering niet
selectief worden toegepast op islamitische organisaties (weekendscholen)?
152
Hoe bent u van plan migrantengemeenschappen te betrekken bij de aanpak van buitenlandse
inmenging?
153
Hoe wordt privacy en veiligheid gewaarborgd voor de organisaties waarvan u vermoedt
dat deze te maken hebben met buitenlandse inmenging?
154
Zijn regels rondom versterkte gebedsoproepen niet een lokale aangelegenheid die thuishoren
in de Algemene Plaatselijke Verordening?
155
Wat is op dit moment de stand van zaken rondom de Nederlandse imamopleiding? Lopen
er al weer nieuwe gesprekken met nieuwe instellingen voor een imamopleiding?
156
Hoe ziet u de uitwerking van een «slim verbod» voor zich?
157
Op welke momenten in het traject over de versterkte gebedsoproepen wordt de Kamer
meegenomen?
158
Is het herzien van de mogelijkheden voor toelating van buitenlandse imams onderdeel
van de doelen bij het opzetten van de imamopleiding?
159
Op basis van welke gegevens wordt een Nederlandstalige imamopleiding als noodzaak
gezien? Kunt u dit onderbouwen?
160
Hoe wordt voorkomen dat de overheid zich te veel bemoeit met religieuze opleidingen
en hiermee de scheiding tussen kerk en staat schendt?
161
Welke garanties kunt u geven dat de imamopleiding breed gedragen zal worden binnen
verschillende islamitische stromingen in Nederland?
162
Hoe wordt de samenwerking met hoger onderwijsinstellingen vormgegeven? In hoeverre
mogen islamitische organisaties hierbij betrokken worden?
163
Hoe wordt gecontroleerd dat imams die in Nederland zijn opgeleid een positiever effect
zullen hebben op de integratie en participatie in vergelijking met een imam die in
het buitenland een opleiding heeft gevolgd?
164
Op welke manier wordt voorkomen dat een imamopleiding in Nederland leidt tot uitsluiting
van imams met buitenlandse ervaring en expertise?
165
Wat is het beleid ten aanzien van imams die al in Nederland actief zijn, en hoe verhoudt
dit zich tot de plannen voor een imamopleiding?
166
Wat is de concrete aanleiding om wetgeving rondom versterkte gebedsoproepen te herzien,
en welk probleem wordt hiermee opgelost?
167
Heeft u cijfers en statistieken omtrent burgers die overlast of ongemak ervaren door
gebedsoproepen?
168
Wat wordt verstaan onder «betere regels» voor versterkte gebedsoproepen? Welke specifieke
maatregelen overweegt dit kabinet?
169
Hoe wordt ervoor gezorgd dat regels rondom gebedsoproepen consistent worden toegepast
en niet specifiek gericht zijn op islamitische oproepen?
170
Worden ook beperkingen overwogen voor andere religieuze of openbare geluiden, zoals
kerkklokken of festiviteiten, om uitsluiting van specifieke gemeenschappen te voorkomen?
171
Hoe worden de signalen gemeten rondom overlast en ongemak met betrekking tot islamitische
gebedsoproepen?
172
Hoe worden gemeenten en religieuze gemeenschappen betrokken bij het opstellen van
nieuwe regels rondom gebedsoproepen?
173
Wat zijn de juridische kaders om gebedsoproepen aan banden te leggen zonder in strijd
te zijn met het recht op godsdienstvrijheid?
174
Hoe verhoudt het Nederlandse beleid over gebedsoproepen zich tot andere (Europese)
landen, en zijn er voorbeelden waar dit kabinet zich op baseert?
175
Waarom worden zogenoemde «oudkomers» in de Actieagenda niet gestimuleerd de Nederlandse
taal te leren?
176
Waarom kiest u voor het vasthouden aan de generieke taaleis als uit de evaluatie van
deze taaleis in 2019 blijkt dat juist maatwerk de integratie en participatie op de
arbeidsmarkt bevordert?
177
Hoe wordt ervoor gezorgd dat de erkenning van buitenlandse diploma’s sneller en efficiënter
verloopt?
178
In welke asielzoekerscentra in Nederland hebben asielzoekers de mogelijkheid om vroegtijdig
deel te nemen aan de arbeidsmarkt?
179
Zijn er gevallen bekend waarbij asielzoekers al aan het werk waren onder een tewerkstellingsvergunning
en uiteindelijk toch niet mochten blijven? Zo ja, heeft dit al geleid tot rechtszaken?
180
Is het aannemelijk dat het lukt om de herziene Opvangrichtlijn voor 12 juni 2026 te
implementeren? Zo ja, wat is het tijdspad dat het kabinet voor zich ziet? Zo niet,
waarom niet?
181
Op welke termijn wordt meer duidelijk over de nieuwe vormgeving van de taaleis en
zal een dwingender kader richting gemeenten om hierop te handhaven daar onderdeel
van zijn?
182
Hoe wordt voorkomen dat statushouders en Nederlanders met een migratieachtergrond
vast blijven zitten in laagbetaalde en tijdelijke banen zonder doorgroeimogelijkheden?
183
Hoe wordt gezorgd dat statushouders niet alleen in sectoren met een personeelstekort
terechtkomen, maar ook kunnen werken in hun eigen vakgebied?
184
Hoe voorkomt de overheid dat vrouwen met een migratieachtergrond extra belemmeringen
ondervinden bij het vinden van werk, bijvoorbeeld door het dragen van een hoofddoek?
185
Hoe wordt gegarandeerd dat de taalcursussen voldoende beschikbaar en toegankelijk
zijn voor iedereen die zijn taalvaardigheid wil verbeteren? Wat kunt u doen voor de
statushouders die hier meer moeite mee ervaren?
186
Welke ondersteuning krijgen werkgevers om bij te dragen aan de taalscholing van werknemers
met een migratieachtergrond? Kunt u concrete middelen opnoemen?
187
Welke specifieke verbeteringen worden overwogen om het leren van vaktaal te integreren
met werk, zodat statushouders sneller kunnen meedraaien in hun sector?
188
Hoe wordt voorkomen dat de taaleis in de Participatiewet leidt tot uitsluiting van
bepaalde groepen, in plaats van deze groepen te ondersteunen bij hun integratie?
189
Hoe voorkomt u dat een statushouder in een startbaan blijft hangen en niet doorgroeit
naar een duurzame baan die aansluit bij zijn of haar ervaring, capaciteiten en/of
wensen? Kunt u een leerlijn garanderen? Hoe zorgt u ervoor dat uitbuiting wordt uitgesloten?
190
Hoe verhoudt het verlagen van de bijstandsuitkering (Participatiewet-uitkering) bij
het weigeren van algemeen passende arbeid zich tot het nieuwe wetsvoorstel «Participatiewet
in balans» – waarbij er onder andere meer focus moet komen op vertrouwen in plaats
van wantrouwen?
191
In hoeverre is het wenselijk dat Oekraïense jongeren in Nederland geen aanspraak kunnen
maken op studiefinanciering en hoge collegegelden moeten betalen als zij klaar zijn
met hun middelbare school? In hoeverre biedt hen dat kansen om goed mee te kunnen
doen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt?
192
Hoeveel procent van de statushouders heeft op dit moment een bijstandsuitkering? Kan
dit worden uitgesplitst naar land van herkomst?
193
Hoeveel procent van de bijstandsgerechtigden is op dit moment statushouder? Kan dit
worden uitgesplitst naar land van herkomst?
194
Welke werkgeversorganisaties zijn al betrokken bij het opzetten van programma’s om
statushouders aan het werk te helpen? Worden uitzendbureaus betrokken?
195
Is er speciale aandacht in de uitwerking van de agenda om de arbeidsparticipatie van
vrouwelijke statushouders te verhogen?
196
Wordt er onderzocht welke structurele barrières vrouwelijke statushouders ervaren
bij toegang tot werk?
197
Wordt er samengewerkt met maatschappelijke organisaties om de emancipatie van vrouwelijke
statushouders te bevorderen? Zo ja, met welke organisaties wordt er samengewerkt?
Zo niet, waarom niet?
198
Hoe wordt voorkomen dat deze maatregelen leiden tot extra bureaucratische lasten voor
gemeenten en werkgevers?
199
Bent u bereid een doelstelling te formuleren voor een percentage van uitkeringsafhankelijkheid
voor statushouders als stip op de horizon?
200
Blijft het kabinet statushouders financieel ontzorgen in natura in plaats van met
uitkeringen? Hoe kan het financieel ontzorgen ingezet worden om statushouders te prikkelen
om aan het werk te gaan?
201
Gaat het kabinet landelijk vergunningen en procedures schrappen om uitzendbureaus,
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en werkgevers toe te staan om ter plaatse op asielzoekerscentra statushouders
naar werk te begeleiden?
202
Zijn er Europese Unie (EU)-landen die statushouders korten op hun uitkering als zij
weigeren te werken? Zijn er andere gronden waarop statushouders op hun uitkering gekort
worden in EU-landen?
203
Zijn er EU-landen die differentiëren tussen uitkeringen voor statushouders en staatsburgers?
Zijn hier juridische grondslagen voor?
204
Klopt het dat Frankrijk een wet heeft ingevoerd die de toegang tot sociale zekerheid
voor immigranten beperkt? Hoe verhoudt dit zich tot het Europees en internationaal
recht? Ziet u mogelijkheden om dit in Nederland toe te passen?
205
Klopt het dat Zweden een wet heeft ingevoerd die de toegang tot sociale zekerheid
voor immigranten beperkt? Hoe verhoudt dit zich tot Europees en internationaal recht?
Ziet u mogelijkheden om dit in Nederland toe te passen?
206
Wordt er als onderdeel van het breder toepassen van startbanen naar gekeken om verlaging
of stopzetten van een uitkering als gevolg van weigeren van een startbaan zo breed
mogelijk toe te passen?
207
Wat kenmerkt precies de startbaan die de Staatssecretaris voor ogen heeft? Uit welke
elementen bestaat deze en wat zijn de matchingscriteria? Welke ondersteuning wordt
geboden vanuit de gemeente?
208
Hoe wordt voorkomen dat lange wachtrijen voor het verkrijgen van een bsn-nummer of
werkvergunning statushouders belemmeren om snel aan de slag te gaan?
209
Hoe wordt voorkomen dat het beleid rondom bijstandsverlaging bij het weigeren van
het werk niet leidt tot gedwongen arbeid onder slechte omstandigheden?
210
In hoeverre wordt er bij de evaluatie van de Actieagenda gekeken naar de psychologische
impact van onzekerheid over werk en verblijfsstatus op statushouders?
211
Hoe wordt gemonitord of programma’s zoals «regionale verbinders statushouders» daadwerkelijk
bijdragen aan een hoger arbeidsparticipatiepercentage?
212
Hoe wordt voorkomen dat de Actieagenda leidt tot een eenzijdige focus op verplichtingen
voor nieuwkomers, in plaats van op structurele verbeteringen in gelijke kansen?
213
Welke initiatieven worden ondersteund om ontmoetingen en samenwerking tussen mensen
met en zonder migratieachtergrond te bevorderen? Kunt u voorbeelden geven?
214
Welke maatschappelijke organisaties zijn betrokken bij de uitvoering van deze Actieagenda?
215
Hoe wordt uw stelling dat er in het maatschappelijke debat meer overeenkomsten dan
verschillen zijn concreet vertaald naar beleid dat door alle groepen als eerlijk en
effectief wordt ervaren?
216
Wat is de balans tussen het stellen dat de integratie steeds succesvoller verloopt,
maar tegelijkertijd een strenger beleid willen voeren alsof de integratie mislukt
is?
217
Klopt het dat u het wenselijk acht dat Nederlanders met een migratieachtergrond moeten
integreren?
218
Hoe zorgt u ervoor dat gemeenten niet overbelast raken door de extra verantwoordelijkheden
die voortvloeien uit dit beleid?
219
Hoe wordt voorkomen dat politieke overwegingen zwaarder wegen dan feitelijke gegevens
bij het opstellen en uitvoeren van deze Actieagenda?
220
Hoe weegt u de adviezen van experts en onderzoeksinstituten af tegen politieke en
maatschappelijke druk?
221
Wanneer beschouwt u het integratiebeleid in de vorm van de Actieagenda als geslaagd?
Hoe kan dit gemeten worden?
222
Hoe gaat u voorkomen dat «integratie» en «probleem» te veel met elkaar verbonden raken?
223
Hoeveel middelen zijn er bij de Voorjaarsnota geclaimd voor uitvoering van de Actieagenda?
224
Kunt u al meer zeggen over de slagkracht van de Actieagenda en het afschalen van bestaand
beleid, gelet op de aankomende taakstelling (en inkrimping ambtelijk apparaat)?
225
Kunt u toelichten waarom u het advies om maatschappelijke samenhang niet uit de titel
te verwijderen niet heeft overgenomen?
226
Kunt u toelichten waarom u het advies om maatschappelijke samenhang niet uit de titel
van de agenda te halen niet hebt opgevolgd?
227
Kunt u toelichten waarom u de passage over discriminatie in de probleemstelling hebt
verwijderd?
228
Kunt u toelichten waarom u het advies om de passages over opvattingen rondom gelijke
rechten, gemengde sociale contacten en de integratieparadox niet te schrappen, niet
heeft opgevolgd?
229
Kunt u antwoord geven op de vraag wanneer iemand geïntegreerd is?
230
Bent u het eens met de stelling dat zowel nieuwkomers als gevestigde groepen nodig
zijn om samen leven tot een succes te maken?
231
Kunt u toelichten waarom er in de Actieagenda nog wel een passage over oververtegenwoordiging
in criminaliteit is opgenomen terwijl in de beslisnota wordt uiteengezet dat de oververtegenwoordiging
niet wordt verklaard door culturele achtergrond en/of mate van integratie?
232
Wat zijn de beweegredenen om de Wet toezicht informeel onderwijs door te zetten, terwijl
wordt geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat er buitenlandse invloeden zijn
die de democratische rechtsorde ondermijnen?
233
Heeft u overeenstemming bereikt met de Minister van Justitie en Veiligheid om cijfers
over criminaliteit op te nemen over de Actieagenda?
234
Waarom heeft u ervoor gekozen eerst de Actieagenda op te stellen en daarna pas de
samenwerking op te zoeken met beoogde samenwerkingspartners?
235
Waarom heeft u ervoor gekozen niet in de Kamerbrief op te nemen dat buitenlandse financiering
slechts sporadisch voorkomt en dat na gericht onderzoek niet blijkt dat deze gericht
is op beïnvloeding? Schept u daarmee een realistisch beeld van de problematiek?
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.