Verslag van een notaoverleg : Verslag van een notaoverleg, gehouden op 28 december 2020, over Handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK
35 393 Betrekkingen tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk
Nr. 30
VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG
Vastgesteld 13 januari 2021
De vaste commissie voor Europese Zaken, de algemene commissie voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking, de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
en de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat hebben op 28 december 2020
overleg gevoerd met de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken, over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 25 december 2020 inzake proces
goedkeuring bereikte akkoord toekomstige relatie EU-VK (Kamerstuk 35 393, nr. 11);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 december 2020 inzake appreciatie
handels- en samenwerkingsovereenkomst EU-VK (Kamerstuk 35 393, nr. 12);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 december 2020 inzake antwoorden
op vragen commissie over het bereikte akkoord tussen de EU en het VK (Kamerstuk 35 393, nr. 13);
– schriftelijke vragen van het lid Omtzigt en de antwoorden daarop inzake de onderhandelingen
over het toekomstig partnerschap EU-VK (2020Z25138);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 27 december 2020 inzake antwoorden
op vragen commissie over de kabinetsappreciatie Commissiemededeling gerichte contingencymaatregelen
bij een scenario zonder akkoord over het toekomstig partnerschap tussen de EU en het
VK (Kamerstuk 35 393, nr. 14) (Kamerstuk 35 393, nr. 15);
– schriftelijke vragen van de leden Omtzigt c.s. en de antwoorden daarop inzake het
juridische advies van de Commissie over de brexitdeal (202Z25773);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 28 december 2020 inzake openbaar
maken van het document Raadsbesluit tot ondertekening van de handels- en samenwerkingsovereenkomst
en de informatiebeveiligingsovereenkomst (Kamerstuk 35 393, nr. 16).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Veldman
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken
De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, Renkema
De griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Haaster
Voorzitter: Veldman
Griffier: Van Haaster
Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Bisschop, Bosman, Bouali, Emiel van Dijk,
Van der Graaf, Leijten, Van Ojik, Omtzigt, Van Otterloo, Ploumen en Veldman,
en de heer Blok, Minister van Buitenlandse Zaken.
Aanvang 15.02 uur.
De voorzitter:
Dames en heren, het is iets na drieën. Welkom allemaal. Wij gaan van start met het
notaoverleg van de vaste commissie voor Europese Zaken over de handels- en samenwerkingsovereenkomst
van de EU en het VK.
Voordat we beginnen even een aantal huishoudelijke mededelingen, zodat iedereen weet
waar hij aan toe is. De commissie Europese Zaken heeft dit kerstweekend besloten tot
dit notaoverleg. Normaal gesproken is daarvoor toestemming van de Kamer nodig en die
wordt dan gegeven in de regeling van werkzaamheden. Als een van de coronamaatregelen
is echter afgesproken dat een commissie daar zelf over kan beslissen. U heeft dat
ook zo gedaan; vandaar dat wij hier zitten.
Het notaoverleg kenmerkt zich natuurlijk daardoor dat er in tweede termijn, als u
daar behoefte aan heeft, de mogelijkheid is om moties in te dienen. Het uitgangspunt
bij die moties is dat daarover gestemd kan worden in de reguliere stemmingen na het
kerstreces. Hiervan kan uiteraard worden afgeweken, maar dat is niet iets wat wij
hier als commissie kunnen beslissen. Dat moet worden gedaan via de procedure die het
Reglement van Orde voorschrijft, namelijk middels het doen van een verzoek aan de
Kamervoorzitter namens u en met voldoende steun. Vervolgens geldt het quorumvereiste
voor een plenaire bijeenkomst. Een en ander staat toegelicht in het Reglement van
Orde. Verder verwijs ik u hiervoor naar de Griffie plenair.
Dan een tweede huishoudelijke mededeling. Gezien het aantal deelnemers voorzie ik
dat we best een eind de middag, zo niet de avond ingaan met dit overleg. Ik zou u
willen voorstellen om na de inbreng van de Kamer een uur te schorsen, zodat u de gelegenheid
heeft om een broodje te eten. Daar wordt in voorzien. Andere voorzieningen zijn vanwege
het reces niet open. Dat geeft de Minister van Buitenlandse Zaken, die ik overigens
van harte welkom heet, tegelijkertijd de mogelijkheid om uw vragen van een antwoord
te voorzien. Na een uur gaan wij dan dus weer verder.
De derde huishoudelijke mededeling is dat wij de heer Emiel van Dijk namens de PVV
in ons midden hebben. Hij is geen lid van deze commissie en daarom vraag ik de leden
of zij hem permissie geven om toch namens de PVV aan dit overleg deel te nemen. Ik
zie u instemmend knikken en vriendelijk lachen. Ik kan de heer Van Dijk dus hartelijk
welkom heten. Hij kan deelnemen aan de beraadslagingen, waar we wat mij betreft nu
dan ook mee van start gaan. En zie, Emiel van Dijk voert ook nog eens namens de PVV
als eerste het woord. Gaat uw gang.
Mevrouw Ploumen heeft voordat we beginnen toch nog een opmerking.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Hoeveel spreektijd hebben we, voorzitter?
De voorzitter:
Ik zou een minuut of vijf willen voorstellen. U kent mij: ik ben niet heel strikt
met de tijd. Maar u bent met velen en ik heb altijd geleerd dat het meer in de kwaliteit
dan in de kwantiteit zit, dus ik zou zeggen: richt u zich op een minuut of vier, vijf.
Idem dito met de interrupties. U kent mij en u weet dat ik daar geen absolute limiet
aan stel, maar ik probeer het natuurlijk wel enigszins te sturen, zodat we vandaag
ook wel weer tijdig eindigen met dit overleg. Ik kijk de leden die graag interrumperen
daarom aan om daar fatsoenlijk mee om te gaan en om elkaar wat dat betreft een genoeglijke
middag te bieden.
De heer Van Dijk, gaat uw gang namens de PVV.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Het Britse volk heeft in 2016 gekozen voor een brexit. En
eindelijk is het dan zover: de Britten hebben hun vrijheid terugveroverd op de machtswellustige
eurocraten. Ze zijn uit de Europese Unie gestapt, zijn volledig soeverein en hebben
ook nog eens een handelsverdrag met de EU gesloten. Dat zijn allemaal dingen waarvan
werd beweerd dat ze niet mogelijk waren. Alle tegenwerking, sabotage en smerige politieke
spelletjes van de EU ten spijt hebben de Britten toch gewonnen. De Britten zijn dan
ook het bewijs dat we als Nederland prima zonder de EU kunnen. Het bewijst dat we
als Nederland buiten de EU ook handel kunnen drijven met landen binnen die EU, maar
dan zonder alle nadelen die de EU met zich meebrengt. Zonder de honderden miljarden
die we al hebben overgedragen aan Zuid- en Oost-Europa en die we onder Rutte nog steeds
blijven afdragen. Zonder verstikkende regelgeving die de Nederlandse democratie uitholt
en de Tweede Kamer tot een stempelmachine van Brusselse wetten maakt. Zonder opdringerige
EU-dictaten om half Afrika binnen te laten en gratis huizen en gratis gezondheidszorg
aan te bieden.
Dat zijn allemaal dingen waar we dan geen last meer van hebben. Dan kunnen we als
Nederland weer doen waar we goed in zijn: handeldrijven zonder verstikkende EU-regels.
Dan kunnen we overlastgevers, illegalen en nepasielzoekers buiten de deur houden en
onze eigen grenzen weer bewaken. Dan zouden we al die miljarden, die we nu door Brussel
over de balk gooien, kunnen besteden om de zorg weer op orde te brengen en de zorghelden
te betalen wat ze verdienen. Dan zouden we met al die miljarden die we overhouden,
huizen kunnen bouwen voor Nederlanders. Huizen die de VVD nu nog met voorrang weggeeft
aan mensen die door zes of zeven veilige landen heen zijn gereisd om hier in de watten
te worden gelegd. Al die miljarden zouden we in onze eigen economie kunnen pompen
in plaats van in die van Spanje, Italië, Duitsland, Frankrijk, Polen en noem het maar
op.
Voorzitter. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de voordelen van geen Europees
Hof van Justitie, dat Nederlandse wetten knevelt, geen EVRM, dat de rechten van criminelen
en terroristen boven die van de nationale bevolking stelt, geen Europarlementariërs
met hun twee vergaderlocaties, geen Europese Commissie, geen bemoeizuchtige klimaatwaanzinnigen
zoals Timmermans, en ga zo maar door.
Dus, voorzitter, het is duidelijk. Nederland moet als de wiedeweerga een nexit aankondigen
en uit de Europese Unie stappen. We hebben een nexit meer dan ooit hard nodig. De
voordelen van uit de EU stappen zijn nog nooit zo duidelijk geworden als nu met de
brexit. De PVV roept het kabinet dan ook op om de artikel 50-procedure in te roepen
en Nederland weer onafhankelijk, vrij en soeverein te verklaren.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Voordat we verdergaan, een vraag van de heer Omtzigt. Gaat uw gang.
De heer Omtzigt (CDA):
Op zich een helder betoog, alleen beweert collega Van Dijk dat Groot-Brittannië uit
het EVRM zou stappen. Ik zou graag willen weten waarop hij dat precies baseert. Ten
tweede heeft hij het over knevelarij bij het Europees Hof in Straatsburg. Ik ben benieuwd
of hij een of twee uitspraken richting Nederland zou kunnen duiden waar we buitengewoon
veel last van hebben.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Om met dat laatste te beginnen: er zijn bijvoorbeeld uitspraken van het Europees Hof
die verbieden om oorlogsmisdadigers terug naar het land van herkomst te sturen omdat
hun leven daar gevaar zou lopen. Dat is een. Daar moeten we natuurlijk vanaf. Ik heb
nergens in mijn betoog gezegd, zoals het eerste verwijt van de heer Omtzigt luidt,
dat Groot-Brittannië niet meer naar het EVRM hoeft te luisteren. Ik heb gezegd dat
als wij met de nexit uit de Europese Unie zouden stappen, wij dat natuurlijk ook met
het EVRM moeten doen. Dan worden we als Nederland niet meer gekneveld door EVRM-uitspraken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik ben nog even heel benieuwd aan welke uitspraken uit Straatsburg de heer Van Dijk
op dit moment refereert. Hij zegt dat oorlogsmisdadigers niet teruggestuurd kunnen
worden. Zelfs artikel 8 van het EVRM verzet zich niet tegen het intrekken van de nationaliteit
in een aantal gevallen, dus ook voor oorlogsmisdadigers. Ik ben dus even benieuwd
over welke uitspraken we het hier precies hebben. Het tweede is: het is vrij duidelijk
dat Groot-Brittannië niet uit het EVRM stapt. Dank voor de heldere correctie dat dit
niet bij de huidige brexit hoort. Overigens luistert degene die dit allemaal bedacht
heeft en die in een speech aan een universiteit in Zwitserland in 1946 een gloedvol
betoog gehouden heeft om dit allemaal op te zetten, naar de naam Winston Churchill.
De voorzitter:
Dank voor deze les. De heer Van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
De heer Winston Churchill aanhalen is natuurlijk geen garantie voor een goede werking
van de Europese Unie of het succes ervan. De exacte uitspraak kan ik eventueel voor
de heer Omtzigt opzoeken, maar dat gaat zo op dit moment even niet. Daarna wil ik
even gesteld hebben dat je wel iemands nationaliteit kunt ontnemen, maar dat betekent
nog niet dat je hem het land uit krijgt. We hebben meerdere malen gezien dat oorlogsmisdadigers
gewoon nog in de onder andere door het CDA en de VVD opgerichte bed-, bad- en broodfaciliteiten
onderdak wordt gegeven. Ik geloof dat dat in Leiden was.
De voorzitter:
Dank u wel. U was klaar met uw inbreng. Dan gaan we naar de heer Bosman namens de
VVD.
De heer Bosman (VVD):
Ja, voorzitter, dank. Er ligt nu een onderhandelingsresultaat. Na lang onderhandelen,
heel lang onderhandelen, tot aan de kritieke momenten, ligt er uiteindelijk een deal.
Laat ik vooropstellen: een deal is altijd beter dan no deal, voor iedereen. Dat wil
niet zeggen dat ik geen vragen heb over het proces dat is doorlopen en onze rol als
parlement. De keuze voor een EU-only-verdrag is wel iets waar ik vragen over heb.
Zoals in de antwoorden staat: «Er is derhalve in dit geval geen juridisch dwingende
reden om een gemengd akkoord te sluiten waarbij zowel de Unie als de lidstaten partij
worden. Er is immers steeds sprake van een EU-bevoegdheid.» Als dat de drempel is,
geeft dat heel veel ruimte. Nu weet ik dat de juridische dienst van de Raad een mondelinge
toelichting heeft gegeven. Als het goed is, wordt deze openbaar. Daarin staat dat
precedentwerking absoluut niet aan de orde is. Bij precedentwerking ga je van het
begin uit. Dat is niet het probleem. Maar als uiteindelijk resultaat van de discussie
die je gaat voeren bij alle andere onderhandelingen waarbij je in tijdnood komt, is
het nog steeds een optie, een way out. Hoe kunnen we aangeven dat bij dit soort onderhandelingen
waarbij sprake is van gedeelde bevoegdheden, het nationale parlement in stelling wordt
gebracht of in ieder geval wordt geraadpleegd over een EU-only-deal, in plaats van
dat hij zomaar wordt neergelegd? Ik heb begrepen dat de keuze voor EU-only op het
laatste moment is gemaakt. Graag een toelichting van de Minister hierop. Op het eind
hebben we een EU-only-deal waarvan we ons afvragen hoe je in de toekomst verdergaat
met zaken die in het verdrag zijn vastgelegd. Waar komen de nationale parlementen,
waar komt het Nederlandse parlement nog aan bod om hierover te spreken en op die manier
invulling te geven aan onze eigen verantwoordelijkheid?
Mijn tweede vraag gaat over de partnership council; we hebben de stukken allemaal
in het Engels gekregen. De council bestaat uit representatives of the union and the
United Kingdom. Wie is de «union»? Is dat de Raad? Is dat alleen de Europese Unie?
Het is best wel een stevig partnership. Ze kunnen namelijk het agreement amenderen.
Dat is best wel een verantwoordelijkheid. In hoeverre kunnen nationale parlementen,
de Raad of andere verantwoordelijken zicht houden op, controle hebben op of misschien
wel invloed hebben op deze partnership council?
Voorzitter. Over de goederen en de appreciatie. Om voor de tarieven- en quotavrijstelling
in aanmerking te komen, zullen bedrijven moeten aantonen dat hun goederen aan de voorwaarden
hiervoor voldoen. Gezien de korte aanlooptijd en de onbekendheid hiermee zullen er,
indien het akkoord per 1 januari 2021 voorlopig toegepast wordt, bedrijven zijn die
nog niet meteen aanspraak op de preferentiële tarieven kunnen maken. Hier zien we
weer bestuurlijk traag werk en het neerleggen van het probleem bij bedrijven. Hoe
voorkomen we nou dat deze bedrijven, die eigenlijk wel aanspraak hadden kunnen maken,
tussen wal en schip vallen? Hoe kunnen we als politiek verantwoordelijken die dit
verdrag hebben gemaakt, ervoor zorgen dat die bedrijven daadwerkelijk in stelling
worden gebracht om gebruik te kunnen maken van deze zaken?
Voorzitter. Heel veel vragen. Ik kom nu op de visserij. Visserij is een klein deel
van de handelswaarde binnen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk, maar dit
is wel een belangrijk onderdeel voor Nederland. We zien wel dat de Nederlandse visserij
stevig geraakt wordt. Een quotum is namelijk bezit. Het is vermogen dat langjarig
is opgebouwd. Het is ook een onderdeel van de investeringen voor de toekomst. Het
overhevelen van quota heeft dus een direct effect op de visserij en op de mogelijkheid
om schepen te kopen en personeel te hebben, ook voor de toekomst. Dan is vijfenhalf
jaar heel kort. Het is maar de vraag wat er daarna gaat gebeuren. Er is sprake van
compensatie. Ik vind het van belang dat we de visserij op een goede manier compenseren.
Mijn toevoeging zou zijn: laten we, los van het verdrag, eens kijken of de pulsvisserij
weer op de agenda kan komen. Dat is bewezen beter dan de boomkor. Het is ook economisch
beter voor de hele visserij. Kan dat niet onderdeel zijn van de compensatie voor de
visserij?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Bisschop namens de SGP.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Ongeveer 47 jaar was het Verenigd Koninkrijk lid van de EEG
dan wel de EU. Vier jaar en zeven maanden duurden de brexitonderhandelingen, zo ongeveer.
Twee keer 47 uur kregen wij om ons standpunt te bepalen ten aanzien van het onderhandelingsresultaat
en de ondertekening. Nu krijgen we ongeveer 4,7 minuten per partij om onze visie te
geven. Wat is het met die getallen van 4 en 7 en 47?
Het is een buitengewoon schaars en karig iets. Dat is mijn opmerking over de procedure.
In de aanloop heb ik mij vaker duidelijk geuit over de wijze waarop dit niet dient
te gebeuren.
Voorzitter. Ik richt mij op een drietal punten. Allereerst de EU-only. Het kabinet
gaat volledig akkoord met de redenering van de Europese Commissie dat het om een EU-only-akkoord
gaat. Het zegt niet alleen dat het een politieke keuze kan zijn in deze extreme situatie,
omdat de EU en het Verenigd Koninkrijk kennelijk niet eerder konden doorpakken, maar
het beaamt ook dat het hier inhoudelijke gronden betreft op grond waarvan voor EU-only
gekozen zou kunnen worden. Juridische adviezen die aangeven dat deze redenering valide
is en dat dit geen precedentwerking inhoudt, zijn helaas niet schriftelijk beschikbaar.
Het wordt wel, zoals in de briefing is gebleken, in afspraken vastgelegd dat dat het
advies is. Maar we beschikken niet over een eigenstandig schriftelijk advies. Inhoudelijk
moet je zeggen dat het een gemengd akkoord betreft, omdat het ook zaken bevat waar
de EU slechts ondersteunend of gedeeltelijk bevoegd is. Daar zijn en blijven de lidstaten
primair aan zet. Beaamt de Minister – dat is de eerste vraag – dat het inhoudelijk
gaat om een gemengd akkoord? Dan een wat hypothetische vraag: zou de Minister het
akkoord zonder tijdsdruk ook als EU-only bestempeld hebben? De derde vraag op dit
onderdeel: is de Minister bereid het voorbehoud te maken dat wat betreft de gedeelde
en ondersteunende bevoegdheden er sprake is van voorlopige inwerkingtreding, zodat
de Kamer hier voor 28 februari 2021 op terug kan komen? Dat is voordat het Europees
Parlement de tijd heeft genomen om zich over dit akkoord uit te spreken.
Voorzitter. Dan het punt van conflictbeslechting, een van de aspecten waarbij het
EU-only-stempel desastreus kan uitpakken. Er komt een partnerschapsraad – ik vertaal
het maar even in het Nederlands – waarin de Commissie de EU vertegenwoordigt. Zo interpreteer
ik het tenminste. Maar ik voeg mij graag bij de vraag die zojuist door collega Bosman
gesteld is. Daaronder hangen dan thematische gezamenlijke werkgroepen. Over de arbitragevorm
moeten de EU en het Verenigd Koninkrijk nog overeenstemming bereiken. Ik heb een drietal
vragen op dit punt. Krijgen de lidstaten via de Raad zeggenschap over de inzet van
de EU binnen de partnerschapsraad, zowel qua mandaat van de EU-delegatie in het algemeen
als qua specifieke besluiten met rechtsgevolgen? De volgende vraag: kan een systeem
gecreëerd worden waarbij de lidstaten niet alleen aanwezig zijn maar ook invloed hebben
tijdens of na de besluitvorming? Een derde vraag op dit onderdeel: wordt een voorstel
voor de arbitrage vooraf voorgelegd aan de lidstaten, onder andere aan de nationale
parlementen?
Voorzitter. Dan een derde punt: visserij. Het handelsakkoord leidt tot bijzondere
klappen voor onze visserij. Het betreft vooral de vissers van haring, makreel, tarbot
en tong. De komende vijf jaar wordt 25% van de in Britse wateren door de EU geviste
waarde aan het Verenigd Koninkrijk overgedragen. Nederland vangt ongeveer een vijfde
van de EU-waarde in Britse wateren. Daardoor draagt Nederland zo'n 25% bij aan het
akkoord. Dat geeft grote onzekerheid voor het voortbestaan en de vitaliteit van onze
visserijsector. Ik heb de volgende vragen aan de Minister. Kan de Nederlandse visserij
daarom rekenen op 25% van die 600 miljoen die uit de BAR wordt vrijgemaakt voor de
visserij? De tweede vraag: gaat het kabinet de toekomstvisie op de kottervisserij
versnellen? Immers, een dergelijke inkrimping betekent ook sanering van die sector.
En wat is de reden, en wat is het gevaar, van die opzegtermijn van negen maanden?
Dan mijn laatste vraag op dit onderdeel, en in mijn betoog. Het Verenigd Koninkrijk
heeft het recht om zijn visserijbeleid vanaf 2021 op eigen wijze vorm te geven. Het
kan bijvoorbeeld natuurgebieden aanwijzen en sluiten voor bepaalde vormen van visserij.
Welke risico's ziet de Minister op dit punt ten aanzien van belangrijke beleidswijzigingen
van Britse zijde?
Voorzitter, ik wil het hier graag bij laten. Dat is bij mijn weten precies op de 4,7
minuten. Dank u zeer.
De voorzitter:
Dat laatste is u niet helemaal gelukt, want het is 5 minuut 44, maar dat zullen we
u niet euvel duiden.
De heer Bisschop (SGP):
Ook een mooi getal.
De voorzitter:
Het is nog steeds iets met een 4. We gaan naar mevrouw Ploumen, namens de Partij van
de Arbeid.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Vierenhalf jaar na het referendum in Groot-Brittannië over
de brexit is er eindelijk een deal gesloten. Dat betekent onder andere dat er voor
Nederlandse bedrijven en werknemers een einde komt aan een jarenlang durende onzekerheid.
Dat is op zichzelf goed nieuws, maar dan moet dat akkoord ook wel voldoende bevatten
om tevreden over te zijn. Net als een aantal collega's voor mij heb ik daar nog wel
wat vragen bij.
Mijn eerste vraag gaat over het belang van een gelijk speelveld. Dat betekent gewoon:
dezelfde voorwaarden voor iedereen. Dat was een zorg van het kabinet en ook van de
Kamer. De brexit mag niet leiden tot een race naar de bodem, zoals we dat wel noemen,
als het gaat om arbeidsrechten, milieustandaarden, voedselveiligheid. Het kabinet
vindt nu dat er een goede balans gevonden is. Maar Johnson heeft in de Telegraph al
gezegd dat er allerlei terreinen zijn waarop het Verenigd Koninkrijk kan afwijken
van de Europese Unie. Hij zegt dan: «where it's useful for the British people». Gezien
zijn politieke oriëntatie kan ik me amper voorstellen dat dat betekent dat de arbeidsrechten
van werknemers versterkt zullen worden. Hoe ziet de Minister dat?
Er is afgesproken om algemene geschillenbeslechting te organiseren voor de non-regressiehoofdstukken,
zoals dat heet. Als ik het goed heb, loopt dat via die partnerschapsraad waar collega's
al over spraken. Welke issues, op welke terreinen kunnen daar ter tafel gebracht worden?
Hoe gaat dat proces? Heeft Nederland een soort bottomlines, om het maar huiselijk
te zeggen: dit zouden wij nooit pikken? Waar zit dat? Graag daar wat meer duiding
op.
De verdragspartijen kunnen vanaf vier jaar na inwerkingtreding een evaluatie van die
afspraken aanvragen. Waarom is er niet voor gekozen om dat jaarlijks te doen? Als
je daar nu ontevreden over bent, moet je jaren wachten voordat het besproken wordt.
Het tweede onderwerp als het gaat over dat gelijke speelveld is natuurlijk de belastingen.
Als ik het goed heb kunnen lezen in de korte tijd die ons vergund is, gaan het VK
en de Europese Unie zich houden aan afspraken die in OESO-BEPS gemaakt zijn. Dat betekent
dat we elkaar in de gaten houden en zorgen dat er geen belastingontwijking en -ontduiking
gefaciliteerd wordt. De tekst is: partijen moeten elkaar aanmoedigen om zich aan de
OECD-standaarden te houden. Ik kan u zeggen: als ik ergens geen zin in heb en iemand
moedigt mij aan, dan leidt dat niet tot beter gedrag. Wij maken ons daar grote zorgen
over, want de lat komt zo wel heel laag te liggen.
Dan had ik een aantal vragen over de handel in goederen en diensten en op welke wijze
bedrijven weten aan welke voorwaarden hun goederen moeten voldoen. Kortheidshalve
sluit ik me aan bij de vragen die collega Bosman daarover heeft gesteld. De indruk
wordt gewekt alsof het heel erg de verantwoordelijkheid van bedrijven is om erachter
te komen aan welke voorwaarden die goederen moeten voldoen. Mijn vraag zou dan zijn:
wat gaat het Nederlandse kabinet voor die bedrijven doen?
Ontzettend jammer dat de Britten niet meer mee willen doen aan het Erasmusprogramma.
Het zou geweldig zijn als alle jongeren, n'importe hun achtergrond en opleiding, zouden
kunnen deelnemen aan een opleiding in het VK en de Europese Unie. Uitwisseling en
elkaar leren kennen zijn niet alleen een individuele verrijking, maar helpen ook mee
voor wederzijds begrip. De Britten doen dat niet meer, maar Ierland heeft gezegd dat
het de kosten van Noord-Ierse studenten op zich gaat nemen. Is dat iets wat Nederland
ook overweegt?
Tot slot de Brexit Adjustment Reserve. Dat is de harde cash: 5 miljard euro, 600 miljoen
specifiek apart gezet voor de visserij. Hoe gaat dat werken, deze Brexit Adjustment
Reserve? Wat is de beoogde verdeelsleutel? Wanneer wordt daarover besloten? Wat is
de inzet van het kabinet? En welke aanspraken gaat Nederland doen?
Voorzitter. Hierbij wou ik het voorlopig even laten. Vooral veel vragen dus.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.
Ga uw gang.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. We hebben het vandaag over een EU-only-akkoord, geen gemengd
akkoord. Dat is een politieke keuze geweest. Als ik de brief van het kabinet zo lees,
is het kabinet er ook teleurgesteld over dat het daarop heeft moeten uitdraaien. Het
lijkt erop dat een no-dealbrexit vóór alles moest worden voorkomen en dat dat ten
koste gaat van de democratische controle vanuit de nationale parlementen. En dat maakt
dat wij hier vandaag zitten en onder stoom en kokend water dit akkoord hebben gekregen
op kerstavond; of veel later, moet ik eerlijk zeggen, maar de aankondiging dat er
een akkoord was, kregen we op kerstavond. Ik vraag de Minister om toe te lichten hoe
dit precies tot stand is gekomen. Welke politieke overwegingen hebben hierbij een
rol gespeeld? Was het im Frage dat de overgangsperiode alsnog verlengd zou kunnen
worden? Het terugtrekkingsakkoord bood daar wel de mogelijkheid voor. Of had die periode
tot 28 februari niet verlengd kunnen worden, waardoor de nationale parlementen wel
degelijk de tijd hadden om zich hier ook over te buigen? Ik vraag uitleg van de Minister
op dit punt. Ik vraag ook een toelichting van de Minister of het honderd procent valt
uit te sluiten – want we hebben het akkoord heel kort van tevoren gekregen en dus
niet op alle punten even goed kunnen doorgronden – dat er in dit akkoord enige zaak
staat die raakt aan een exclusieve nationale bevoegdheid, die daarmee wel een dwingende
reden zou bieden om dit gemengde akkoord te sluiten.
Voorzitter. Dan heb ik nog een heel aantal vragen bij de inhoud van het akkoord. Het
akkoord lijkt erop te duiden dat het niet zozeer een eindpunt is, maar dat er nog
heel veel verder onderhandeld zal worden met de Britten als uitwerking van dit akkoord,
en dat er ook nog veel onderdelen zijn, waaronder de dienstensector, die niet in het
akkoord vallen. De partnerschapsraad wordt in het leven geroepen en een heel aantal
subcommissies en werkgroepen. Ook de ChristenUnie vraagt naar de democratische controle
hierop, hoe Nederland de inzet daarop wil vergroten en hoe onze nationale parlementaire
controle daarop een plek zal hebben.
Voorzitter. Dan de vissers, want voor hen is het akkoord een hard gelag. De aankondiging
van de brexit was een doemscenario. Een no-dealbrexit is voorkomen, maar ook deze
afspraken raken hen hard, dus wij begrijpen hun teleurstelling. De komende vijfenhalf
jaar hebben de vissersschepen weliswaar onbeperkt toegang tot de Britse wateren, maar
daarna moet daarover wel ieder jaar onderhandeld worden. Ik vraag de Minister: gaan
we dan terug naar de kabeljauwoorlogen of kunnen we die afwenden? Wat kan het kabinet
doen om de onzekerheid over het toekomstperspectief voor de vissers te verkleinen?
Een deel van de vissers zal op 1 januari gaan vissen in de Britse wateren. Het is
nodig dat de Europese Commissie hiervoor snel groen licht geeft, aansluitend bij het
akkoord dat nu gesloten is. We vragen het kabinet om hier druk op te houden bij de
Europese Commissie. De Europese Commissie heeft 600 miljoen euro uit de Brexit Adjustment
Reserve specifiek bestemd voor de visserij. Wil het kabinet zich ervoor inzetten dat
een evenredig deel ten goede komt aan de Nederlandse vissers en de visverwerkende
bedrijven, zodat zij zich kunnen aanpassen aan de nu ontstane realiteit?
Voorzitter. Ik vraag naar de grenscontrole in de Ierse Zee, die door de Britten gedaan
zal moeten worden, ook als het gaat om onze voedselveiligheidsstandaarden. We weten
dat het Verenigd Koninkrijk er niet voor terugdeinst om het terugtrekkingsakkoord
en het protocol met Noord-Ierland te schenden. We hebben dat gezien met de Internal
Market Bill, die in oktober is aangenomen. Hoe verzekeren wij ons ervan dat de producten
die daar de grens overgaan, voldoen aan de Europese voedselveiligheidsstandaarden?
Graag een toelichting van de Minister.
Dan een vraag over de luchtvaart: valt het ETS voor luchtvaart onder de algemene ETS
of komt er een apart systeem met een eigen plafond? Bedrijven zullen moeten bekijken
welke van hun goederen aan de voorwaarden voldoen en zullen vervolgens de benodigde
administratieve handelingen moeten verrichten om aanspraak te kunnen maken op het
preferentiële tarief. Bedrijven zouden eigenlijk recht moeten hebben op een redelijke
aanlooptermijn van vier tot zes maanden om dat te implementeren. Er is ook geen wederzijdse
erkenning van certificaten voor industriële producten overeengekomen. Wat kan de Minister
hieraan doen? Kunnen we hun een coulanceregeling bieden? Kunnen we hun die redelijke
aanlooptermijn bieden zodat zij zich hierop kunnen voorbereiden?
Voorzitter. Weet de gemiddelde mkb'er die een order heeft uitstaan om volgende week
aan het Verenigd Koninkrijk te leveren, wat hij precies moet doen? Heeft het kabinet
al die ondernemers weten te bereiken?
Ik vraag even hoeveel tijd ik nog heb, want ik zie de voorzitter een beetje knikken.
De voorzitter:
U zit op 5 minuten en 38 seconden, dus wilt u gaan afronden?
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Zeker, voorzitter. Dan vraag ik nog naar de Schotse pootaardappelen, want de Europese
Unie heeft deze uitgesloten van export naar het Europese vasteland. Zijn er omgekeerd
ook Europese producten die door het Verenigd Koninkrijk zijn uitgesloten? Kunnen we
van het kabinet een lijst krijgen van wederzijds uitgesloten producten?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Leijten; zij spreekt namens de SP. Gaat uw gang.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. De bespreking van een verdrag van zo'n 1.300 pagina's – inclusief bijlages
zijn het zo'n 2.000 pagina's – dat drie dagen geleden gesloten is, is natuurlijk een
totaal bizarre vertoning. Waar anders zo ongeveer vijf jaar over een handelsverdrag
wordt gedaan en vier maanden over de ratificatie ervan, doen we dat nu in minder dan
een week. De SP vindt dat dat geen recht doet aan het verdrag en ook niet aan de democratie.
Het Verenigd Koninkrijk is een belangrijke handelspartner en zal dat blijven, ook
nu ze buiten de Europese Unie verdergaan; ze zullen dat altijd blijven. We hebben
vandaag al gehoord dat er ook altijd onderhandelingen zullen blijven, op vele terreinen.
Een relatie die eeuwenoud is, zit natuurlijk vol zeer, maar we kunnen niet ontkennen
dat het Verenigd Koninkrijk een belangrijke economische speler is en zal blijven voor
onze economie en zeker ook voor de Europese interne markt. Daarom is het goed dat
er een akkoord gesloten is, ook al is het een veel hardere brexit dan wij ooit voor
mogelijk hadden gehouden toen het referendum vierenhalf jaar geleden plaatsvond en
de uitkomst had die het had.
Wij zijn nu bijeen en eigenlijk vinden we het erg verdrietig om vandaag te moeten
vaststellen – dat hebben we net ook tijdens de briefing gedaan en velen voor mij hebben
er al over gesproken – dat de Europese Commissie heeft besloten dat dit een EU-only-akkoord
is. Dat lijkt te zijn ingegeven door angst, angst voor parlementen van lidstaten die
voor vertraging zouden kunnen zorgen. Hoe ziet de regering dit? Want welke reden zou
er kunnen zijn, anders dan angst voor nationale democratieën? We kunnen toch werken
met een voorwaardelijke inwerkingtreding? De SP zou daar zeer goed mee kunnen leven.
Dan zouden we toch nog de tijd kunnen nemen om het verdrag in ieder geval goed te
bespreken en te analyseren, met alle mensen in Nederland die handeldrijven met het
Verenigd Koninkrijk. Een ratificatieproces heeft ook zin, omdat je daarmee duiding
en uitleg en mogelijk ook opheldering krijgt.
Over het predicaat «EU-alleen» of «EU-only»: er zijn toch zat zaken die ook raken
aan onze competentie? Hoe zit het daar dan mee in het vervolg van dit verdrag? Als
wij over een maand of over een halfjaar of over twee jaar iets willen zeggen over
alles wat er is afgesproken, staan we dan buitenspel? Want ja: «u heeft toen getekend
bij het kruisje». Ik vind het heel belangrijk om dat te weten. Er is gezegd dat dit
geen precedent mag hebben voor andere handelsakkoorden, waarover de VVD trouwens slimme
vragen heeft gesteld. Wat als er weer iets onder tijdsdruk plaatsvindt? Heb je dan
niet alsnog dat precedent?
Maar nu over de inhoud van het akkoord. Er zijn al veel vragen gesteld over de partnerschapsraad,
de partnership council. Ik heb ook de vraag wat daar überhaupt de democratische legitimatie
van is. Hoeveel zeggenschap kunnen wij mogelijk hebben over zaken die daar straks
besloten worden en die weleens heel erg zouden kunnen ingaan tegen een heel innovatieve
tak die in onze economie bijvoorbeeld veel handel drijft met de EU, maar die om concurrentiebelangen
door zo'n partnerschapsraad toch nog even op nadeel wordt gezet? Wat kunnen wij dan
nog als land daartegenin brengen? Het zou niet goed zijn als alleen de Europese Commissie
hierover gaat, de leiding heeft of de agenda bepaalt. Hoe gaan wij zorgen dat wij
er, zeker als parlement, iets over te zeggen hebben, en als we dat niet hebben, dat
krijgen?
Voorzitter, dan de arbitrage en geschillenbeslechting buiten het EU Hof en de EU-wetten.
Hoe ziet die er precies uit? Er wordt gezegd dat dit nog niet eerder heeft plaatsgevonden
en dat in de praktijk zal blijken hoe dit werkt, maar zijn er bepaalde rode lijnen
in als het niet werkt? Wat gaan we doen met allerlei basisregels die we hebben op
het gebied van arbeid en milieu? Er wordt nu gezegd dat daar niet van wordt afgeweken.
De Partij van de Arbeid sprak daar al over. Als er wel van wordt afgeweken, is dat
niet te sanctioneren in andere terreinen, zoals bijvoorbeeld wel het geval is bij
de visserij of de luchtvaart. Dan kun je altijd nog een andere sector raken met snelle
arbitrage, maar dat geldt niet als ze allemaal fors onder het minimumloon of met slavernij
gaan werken, of met kinderarbeid – je weet maar nooit.
Hoe zal het de Nederlandse mkb'ers vergaan? Er wordt gezegd dat er duidelijk gekeken
zal worden naar het herkomstbeginsel van het product, maar hoe gaat dat getoetst worden?
Wie gaat dat toetsen? Welke overgangsperiode is er nu precies? Daarover lijken nu
geen afspraken te zijn. Zeker met zo'n kort ratificatieproces van maar een week is
het niet echt duidelijk waar onze mkb'ers nu precies voor staan.
Voorzitter. De Britten hebben nu een harde brexit. Er is wel een verdrag. Eigenlijk
wil ik ervoor pleiten – en ik vraag de Minister welke ruimte hij daarvoor ziet – om
meer tijd te nemen voor die ratificatie, dus die voorwaardelijke inwerkingtreding.
Want wat nou als we volgende maand of over twee maanden zien dat er iets echt niet
goed is afgesproken? Dat kan ook onder tijdsdruk zijn geweest. Moeten we dan het hele
akkoord openbreken? Net in de hoorzitting was de suggestie dat dat zou moeten als
we er een gemengd akkoord van zouden maken. Volgens mij moet je ook de mogelijkheid
hebben om praktisch iets te kunnen herschrijven. Is het dan niet goed om dat ook te
doen als het gaat over de zeggenschap van parlementen?
Voorzitter. We zitten nu eigenlijk in de cynische situatie dat een referendum in het
Verenigd Koninkrijk ertoe leidde dat het Britse volk in meerderheid zei «wij willen
meer zeggenschap hebben», maar dat er een handelsverdrag ligt dat minder zeggenschap
geeft aan nationale parlementen. Ik vraag me werkelijk af wat de Nederlandse regering
daar nou van vindt. Die democratisch gemaakte keuze om verder te gaan binnen de Europese
Unie kan toch niet – omdat de Europese Commissie dat even handiger vindt – leiden
tot minder democratie in alles wat overblijft binnen de Europese Unie? Daar zou ik
graag een bespiegeling op willen hebben van deze Minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan wij naar de overkant. De heer Van Ojik namens GroenLinks. Gaat
uw gang.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ik vind het – anderen zeiden het ook al – goed dat er een
akkoord is, al is het op de valreep en is er nog heel veel op aan te merken. We hebben
vaak gesproken over een no-dealbrexit. Die brengt voor heel veel mensen niet alleen
onzekerheid met zich mee maar ook een vrij zeker horrorscenario. Ik denk dat dat scenario
heel veel geld en heel veel banen zou kosten, want laten wij vooral niet vergeten
dat de Britse economie ook voor de Nederlandse werknemers en ondernemers van groot
belang is.
Sprekers voor mij hebben al de vraag gesteld: is het nu EU-only of is het gemengd?
Ik dacht altijd dat wij in het verleden heel heldere afspraken hadden gemaakt over
de competentie van de EU en de nationale competentie, zodat eigenlijk de vraag of
iets EU-only, gemengd of van de lidstaten is, objectief zou kunnen worden beantwoord.
Die gedachte van mij is hier wreed onderuitgehaald, omdat hier staat dat wij daar
elke keer opnieuw een politieke keuze over kunnen maken. Als de tijd een beetje begint
te dringen, kunnen we daarin een goede reden vinden om te zeggen: dan doen we het
nu maar EU-only, want dan gaat de afwikkeling in ieder geval lekker snel. Dat kan
toch niet de bedoeling zijn van goede afspraken over competenties? Los van de precedentwerking,
waarvan nu gezegd wordt dat die er niet is, vind ik het in dit specifieke geval eigenlijk
geen gewenste situatie om om politieke redenen te moeten zeggen dat iets een EU-only-competentie
is.
Ik moest denken aan de behandeling in deze Kamer van het CETA-verdrag, waarin het
handelsdeel al in werking is getreden – niet voor een periode van twee maanden, zoals
nu wordt voorzien, maar voor een periode van meerdere jaren – terwijl de zaken die
tot de competentie van de lidstaten behoren, zoals de geschillenbeslechting, onderdeel
zijn van het parlementair debat, waarbij het parlement zelf beslist op welk moment
het dat afrondt. Waarom is zo'n CETA-achtige benadering – zo noem ik het maar even
– kennelijk niet toepasbaar?
Dit debat gaat dus eigenlijk niet over de vraag of we kunnen instemmen met het verdrag,
want het is EU-only. Ik heb mij afgevraagd waar het dan wel over gaat. Ik dacht dat
wij het misschien kunnen hebben over twee dingen. Het eerste is: wat zijn de consequenties
voor Nederland van dit verdrag? Daar is vast nog meer over te zeggen dan wij tot nu
toe hebben gehoord. Het tweede is of wij nog invloed kunnen uitoefenen op al die dingen
die misschien nog openstaan, of die nog niet voldoende zijn afgesproken in deze deal.
Van dit laatste wil ik er een paar noemen, in de hoop dat de Minister kan aangeven
of hij denkt dat dit zaken zijn waarover nog verder met de Britten gesproken zou kunnen
worden, dan wel dat het zaken zijn waarvan hij zegt: die moeten wij maar accepteren
zoals ze zijn.
Ik noem een paar voorbeelden. Er zijn geen afspraken gemaakt, voor zover ik kan nagaan,
over investeringsbescherming. Dat wordt niet gedekt. Investeringsbescherming wordt,
anders dan bij andere handelsverdragen, niet gedekt door dit verdrag. Er is maar zeer
beperkt iets afgesproken over de mobiliteit van personen en het vrije verkeer van
burgers, toch een van de hoekstenen van de Europese Unie. Daar is in dit verdrag eigenlijk
heel weinig over afgesproken. Wat betekent het voor Nederlandse burgers die voor langere
tijd naar het VK willen reizen? Die hebben visa nodig. Wat zijn eigenlijk de implicaties
van dit akkoord, of het gebrek aan afspraken in dit akkoord, voor de mobiliteit van
personen?
Er zijn geen afspraken gemaakt over het recht om te studeren. Mevrouw Ploumen noemde
het Erasmusprogramma, maar überhaupt is er niets afgesproken over al die mensen die
nu in het VK aan een Britse universiteit studeren. Kan dat nog? Mag dat nog? Over
het doen van onderzoek is er niets afgesproken. Ook over asiel, migratie en gezinshereniging
is niets afgesproken. Is dat erg? Is dat bewust? Of is dat omdat er geen tijd was?
Ik begreep dat de Britten graag over asiel wilden praten en dat de EU graag over bijvoorbeeld
het gemeenschappelijk buitenlandse veiligheidsbeleid afspraken wilde maken. Dat is
ook niet gebeurd. Het ene wilde het VK niet, het andere wilde de Europese Unie niet,
als ik het goed heb begrepen. Wat doen we met al die losse eindjes? Komt dat allemaal
toch weer op een bepaalde manier terug? Kunnen we daar dan als parlement nog eens
met de Minister over spreken? Of zegt hij dat dat nu niet gelukt is en dat het daarmee
eigenlijk van tafel is?
Net als collega's maak ik me toch zorgen over alles wat te maken heeft met de geldende
afspraken over arbeidsvoorwaarden, over kwaliteit van arbeid, over milieustandaarden,
over klimaatstandaarden et cetera, want het overheersende woord is «non-regressie».
We willen niet terug naar waar we waren, maar we zijn nog lang niet ver genoeg op
heel veel van die terreinen. Er moet juist de komende tien, vijftien, twintig jaar
veel meer gebeuren. De vraag is: wat gaat er gebeuren als wij stappen vooruit willen
zetten? Of het nu gaat om klimaat of om arbeidsvoorwaarden of over belastingwetgeving,
wat mevrouw Ploumen noemde: we willen juist verder. We willen meer afspraken maken.
Wat als het VK zegt: wij doen daar niet aan mee? Dan begint er een heel ingewikkeld
proces van consultatie en van arbitrage. Dat kan, weten we uit ervaring, heel veel
jaren gaan duren. Ik zou aan de Minister willen vragen wat dat nou concreet betekent
voor het karakter van datgene wat is afgesproken.
Aan uw gezicht te zien, voorzitter, denk ik dat ik moet gaan afronden.
De voorzitter:
Dat ook. U mag bijna gaan afronden. Maar mevrouw Ploumen wilde u iets vragen. Daar
wilde ik u voor onderbreken.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik kan me zomaar voorstellen dat het antwoord op wat ik de heer Van Ojik wilde vragen,
is wat hij eigenlijk nog had willen zeggen. Dit is dus een tikkie oneigenlijk gebruik
van de interruptie. Ik zeg het er eerlijk bij. De heer Van Ojik en ik zijn beiden
ook buitenlandwoordvoerder van onze partij. In die hoedanigheid hebben we met de Minister
gesproken over de Irandeal. We hebben vaker gesproken over de verschrikkelijke mensenrechtenschendingen
tegen de Oeigoeren in China. Nu schrijft de Minister zelf dat over het buitenland
eigenlijk niks is afgesproken met het VK. Dat ondermijnt natuurlijk wel de effectiviteit
van het optreden tegen regimes als dat van Iran, waar we dan ook nog iets constructiefs
mee willen bereiken, en dat van China, dat de rechten van de Oeigoeren zo schendt.
Ik vroeg me af of de heer Van Ojik zich daar ook zo'n zorgen over maakt en of hij
het met me eens is dat we toch van de Minister moeten horen of het kabinet van plan
is om hier nog vervolginzet op te plegen.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dat is een heel goede interruptie. Ik noemde het net als voorbeeld. Er is over heel
veel zaken niks afgesproken. Ik noemde het in relatie tot asiel en migratie. Kennelijk
wilden de Britten daar graag afspraken over maken, maar de EU niet. Bij buitenlands
beleid, waar mevrouw Ploumen het over heeft, was het kennelijk andersom. Daar wilden
wij graag afspraken over maken. We trekken inderdaad heel vaak samen op met de Britten,
maar kunnen als EU het soortelijk gewicht van de Britten in heel veel zaken ook goed
gebruiken. Kennelijk was het zo dat de EU daar wel afspraken over wilde maken en is
dat niet gelukt. Ik vraag het aan de Minister. Hij kan dat ongetwijfeld bevestigen
of tegenspreken. Dat is precies de vraag die mevrouw Ploumen ook stelt: betekent dit
nu dat we het daarbij laten en accepteren dat het niet gelukt is om daar afspraken
over te maken, of gaan we de komende tijd juist proberen om deze hiaten in de deal
nog verder op te vullen? Ik zou een groot voorstander zijn van het laatste. Dat geldt
overigens voor beide terreinen, zowel het vrije verkeer van personen en alles wat
daarbij hoort als het buitenlands beleid alsook het beleid rond internationale samenwerking
en ontwikkelingssamenwerking, waar we heel vaak met de Britten hebben opgetrokken.
Het zou heel goed zijn als daar nieuwe afspraken over worden gemaakt.
Ik rond af. Ik heb al gezegd: ik ben blij dat er een akkoord is. Het probleem is naar
mijn smaak – dat zal ongetwijfeld met tijdsdruk en ingewikkeldheid te maken hebben
– dat het een heel defensief akkoord is geworden. Het woord «non-regressie» zegt het
al: we hebben geprobeerd te redden wat er te redden valt; vooral geen stappen terug
zetten. Maar wat we nodig hebben in onze handelsverdragen is niet het voorkomen dat
er stappen terug worden gezet, maar het bevorderen dat er stappen vooruit worden gezet
op heel veel terreinen. In die zin is dit akkoord misschien als noodzakelijke tussenstap
te billijken, maar ik zou de Minister willen vragen – ik hoop dat hij daarop wil ingaan
– om dit als niet meer dan een tussenstap te zien en waar mogelijk de komende jaren
stappen vooruit te zetten, samen met de Britten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Bouali namens D66. Gaat uw gang.
De heer Bouali (D66):
Ja, dank u wel, voorzitter. Ik heb het al vaker gezegd, ook in deze zaal: de brexit
is een lose-losesituatie. De Britten trekken handelsbarrières op in plaats van ze
af te bouwen en we maken samenwerking moeilijker, in plaats van zaken gemakkelijker
te maken. De Britten drijven van ons weg in plaats van dat we in eenheid bij elkaar
blijven.
De brexit heeft grote negatieve gevolgen: voor het VK, voor de Europese Unie, maar
zeker ook voor Nederland. Wij respecteren uiteraard de keuze van de Britten, maar
we blijven die betreuren. Gelukkig is er toch een akkoord, waardoor we het catastrofale
no-dealscenario kunnen voorkomen. Ik sluit mij aan bij alle collega's in de zaal die
hun zorgen hebben geuit over hoe het proces is verlopen.
We hebben geen tarieven en geen quota. Dat is een goede zaak. Maar we hebben wel niet-tarifaire
belemmeringen aan de grens. Veel papierwerk dus, ook voor Nederlandse bedrijven. Controles
op vee, voedsel, op haring en op ham uit de douane-unie en de interne markt. Dat zal
onze economieën nog steeds stevig raken. De vraag is of het akkoord de juiste balans
vindt: nauwe samenwerking met het Verenigd Koninkrijk, maar ook bescherming van onze
interne markt. Op het eerste oog – die 1.200 pagina's heb ik nog niet helemaal doorgeakkerd,
ik ben wel een eindje op weg – lijken we die balans redelijk gevonden te hebben.
Ik heb wel een aantal vragen, een vijftal om precies te zijn. De eerste gaat over
het gelijke speelveld. We wilden geen Singapore aan de Theems: een VK dat landen als
Nederland kan wegconcurreren met lage standaarden op sociaal gebied of klimaatgebied.
Mijn vraag aan de Minister is of dat er nu komt. Daar lijkt het namelijk niet op:
geen importtarieven en quota, maar het VK moet wel aan de Europese standaarden blijven
voldoen op terreinen als klimaat- en sociale standaarden en staatssteun. Doen ze dat
niet, dan mag de EU alsnog tarieven instellen. «Evenwichtsherstellende maatregelen»
heten die. Zo simpel als ik het nu zeg, is het volgens mij niet. Er zitten allerlei
procedurele stappen tussen, inclusief expertpanels en een arbitragetribunaal. Mijn
concrete vraag aan de Minister is: is dit werkbaar? Kan dat gelijke speelveld echt
snel worden afgedwongen? Het is zeer belangrijk dat onze interne markt beschermd blijft
en het VK ons niet kan wegconcurreren. Kan de Minister ons hierop geruststellen?
Voorzitter, dan de visserij. Een aantal van mijn collega's begonnen er ook al over.
De uitkomst is verre van ideaal voor vissers, die sowieso de komende jaren minder
mogen gaan vissen in de Britse wateren. Na vijfenhalf jaar mag het VK de toegang tot
zijn wateren zelfs wijzigen. Dat brengt veel onzekerheden met zich mee. Mijn vraag
aan de Minister is of het kabinet gaat zorgen voor steun voor de vissers via de Europese
fondsen. Mijn collega van de ChristenUnie vroeg dit ook al.
Als derde punt kom ik op de diensten. Ik bracht dit onderwerp vanochtend al op. 40%
van onze totale export naar het VK bestaat uit diensten; de handelspoot van diensten
van Nederland naar het VK is 40%. Het akkoord kent veel uitzonderingen voor de vrije
dienstenhandel. Ik denk daarbij aan het ontbreken van het zogeheten equivalentiebesluit
voor de financiële sector en het erkennen van elkaars diploma's. Wat vindt het kabinet
van deze uitkomst? Is dit niet teleurstellend, vraag ik de Minister. Wat zullen de
gevolgen zijn voor de afspraken die wel zijn gemaakt voor de Nederlandse dienstensector?
En veel bijzonderder: voor de afspraken die niet gemaakt zijn?
Dan mijn vierde punt: defensie en buitenlandse samenwerking. Er is namelijk niets
afgesproken op het gebied van buitenlands beleid en defensie. Mijn collega's Van Oijk
en Ploumen hadden het er al over. Het VK wilde dat namelijk niet, maar het is juist
zo belangrijk. Ook de AIV onderstreepte dat recent nog eens. Hoe gaat Nederland zich
de komende tijd alsnog hiervoor inzetten? Wat ziet de Minister idealiter voor zich
als samenwerking?
Een ander punt van zorg – ik sluit me daarover geheel aan bij collega Ploumen – is
het Erasmusprogramma. De meeste Britse studenten van nu mochten nog niet stemmen over
de brexit. Zij die mochten stemmen, kozen overweldigend voor Europa. Toch zal er geen
Erasmusprogramma voor hen zijn en dat is heel jammer. Is het niet mogelijk om het
VK, misschien via een unilateraal kanaal, toch toegang te geven tot deze programma's?
Kan Nederland daarvoor ook pleiten in de Raad? Ziet de Minister daar mogelijkheden
voor? Zijn er of heeft de Minister andere slimme tactieken om toch tot samenwerking
te komen à la Erasmus?
Voorzitter, tot slot, want ook mijn tijd loopt door. Er zal veel veranderen vanaf
1 januari. Het VK gaat immers uit de interne markt. De gevolgen van het nieuwe verdrag
moeten duidelijk zijn voor bedrijven. Wanneer komt publieksinformatie daarover online
te staan? In de brief van de Minister lees ik dat dat niet meer gebeurt voor 31 december.
Dat vind ik zorgelijk, want hoe moeten bedrijven zich in de aanloop nu voorbereiden?
We zien inmiddels, om een andere reden, de lange rijen bij Calais staan. Verwacht
de Minister dat we op basis van dit akkoord aanstaande vrijdag in onze grootste haven
– Rotterdam – problemen gaan zien? Zijn onze havens er klaar voor om die eerste klap
op te vangen?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij de heer Van Otterloo namens 50PLUS. Gaat uw gang.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Ja, dank u wel, voorzitter. Wij betreuren het dat het VK uit de Europese Unie is gestapt
om vele verschillende redenen. Als het om de werking van de EU ging, was het VK een
soulmate. Het was een keuze van een kleine meerderheid van de Britten om via het referendum
voor leave te stemmen. Dat moeten wij accepteren, zelfs nu een grote meerderheid van
de Britten die stem betreurt. De vertrouwensband die we met de Britten hadden, heeft
echter wel de nodige schade opgelopen. Zeker dit laatste jaar van onderhandelingen
hebben zij zich laten kennen als een soms zeer onbetrouwbare gesprekspartner. Het
zal dan ook zeker tijd kosten voordat het vertrouwen weer is hersteld. Mooie woorden
van Boris Johnson over «onze Europese vrienden» maken eerder achterdochtig dan dat
zij vertrouwen wekken, zijn slechte imitatie van een Tel Sell-verkoper om een product
te verkopen als een overwinning ten spijt. We moeten de ontstane situatie accepteren
en proberen er het beste van te maken en vooral de schade voor ons land zo veel mogelijk
te beperken.
Daar zitten juist onze grootste zorgen. Het onderdeel visserij krijgt veel aandacht.
Het is terecht dat daarover vragen worden gesteld en ik sluit me daarbij aan, maar
de gevolgen van dit akkoord voor de sector dienstverlening – collega Bouali sprak
ook al over 40% van de export – kunnen veel ingrijpender zijn. Wat ons betreft zitten
daar dus veel meer zorgen. Daarnaast ontbreekt een overzicht van waarin het VK nu
verschilt van of overeenkomt met de andere EU-partners, zoals Noorwegen en Zwitserland.
Ik heb dat vanochtend ook gevraagd in de technische briefing. Ik vind dat er een tekort
aan informatie is om de overeenkomst te kunnen wegen. Ik ga er zomaar van uit dat
1.246 pagina's leiden tot 1.246 vragen die gesteld moeten worden. Maar dat hebben
wij niet kunnen doen.
Wat betreft de procedure was er natuurlijk wel een pistool van Britse makelij op onze
borst gericht: deze overeenkomst of een no-deal. Dat betekent, althans in onze ogen,
dat er weinig alternatieven zijn, want een no-deal zou veel slechter zijn. Maar hoe
wordt voorkomen dat dit een precedentwerking gaat hebben en er in een volgend proces
ook wordt gewacht tot de situatie «geen overeenkomst of een slechte overeenkomst»?
Ik heb er nooit in geloofd dat een slechte overeenkomst minder goed zou zijn dan geen
overeenkomst.
Wat betreft het VK zien we dat op een aantal terreinen de rolluiken dichtgaan. Ik
zeg dat met pijn in het hart, want ik heb vele vrienden aan both sides of the isle
in het House of Commons. Het eilanddenken neemt de overhand. Ik zie dat vooral ook
bij het Erasmusprogramma. Het lijkt inderdaad een soort straf voor al die jongeren
die misschien een remain hebben overwogen.
Voorzitter, dat leidt ook tot een aantal vragen. Wat voor mogelijkheden zijn er nog
om de band met het Verenigd Koninkrijk dan maar bilateraal open te stellen voor ons
land? Anders krijgen we een situatie waarin Engeland wordt opgesloten op het eigen
eiland. Het is niet voor niets dat nu al alle voorspellingen de grootste economische
achteruitgang van alle landen laten zien als gevolg van de combinatie van pandemie
en brexit. Dat maakt ons zeer treurig. Degenen die achteraan stonden bij het verdelen
van de welvaart van de internationale handel staan nu vooraan de klappen op te vangen
van de brexit. Dat is voor ons een zeer treurige constatering.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, dan komen we nu bij de heer Omtzigt namens het CDA.
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel voorzitter. Dit was niet de dag waarop ik hoopte toen ik ooit Kamerlid
werd, namelijk dat het Groot-Brittannië, het land waar ik met veel plezier gestudeerd
heb – in Exeter, zeg ik tegen mijn D66-collega – de Europese Unie zal verlaten. Dit
is voor ons land een groot verlies en het zal ook economisch en sociaal een groot
verlies betekenen. Ik heb hier een akkoord van 1.300 pagina's, en dit was mijn vervelendste
kerstcadeautje ooit, kan ik u verzekeren. Ik heb geprobeerd het door te worstelen
en ben daar maar zeer gedeeltelijk in geslaagd. Ik zal een aantal vragen stellen,
maar ook een aantal procesopmerkingen maken. Ik deel natuurlijk volledig de analyse
van een aantal collega's: dit is niet de manier waarop wij proberen wetgeving fatsoenlijk
te behandelen.
In moet wel zeggen dat de brexit op dit moment veel banen oplevert. We hebben enige
honderden extra douaniers aangenomen, in Groot-Brittannië nemen ze er een paar duizend
aan, we hebben maar liefst negentien partnership councils opgericht en vijf working
groups. En als ik kijk hoeveel standaarden er nog gezet moeten worden, dan zal het
behalve extra banen ook heel veel extra werk voor de bedrijven opleveren op dit moment.
Dat was nooit de bedoeling van deze brexit.
Dank voor het harde werk, maar ik heb nog wel een aantal vragen. De eerste vraag is
natuurlijk: hoe gaat het nu met de procedure? Begrijpen we dat we nu ja zeggen tegen
de voorlopige inwerkingtreding en op 28 februari nog steeds in unanimiteit moeten
beslissen? En op basis waarvan gebeurt dat?
Dan sluit ik mij aan bij voorgaande sprekers over de vraag waarom de Nederlandse regering
niet voor een gemengd verdrag gekozen heeft. Daar hebben we meerdere keren op aangedrongen.
Betekent het gegeven van de heronderhandeling en de herevaluatie dat we hier elk jaar
een brexitdebat gaan hebben?
Iets serieuzer nog. We hebben het net over de negentien partnership councils en vijf
working groups gehad. Daar komt nog bij – daar had de heer Bouali van D66 het al over
– dat we nog stukken over de dienstensector moeten uitonderhandelen. Die dingen zijn
essentieel. Ik heb nog nooit een akkoord gezien met zoveel losse eindjes als dit akkoord
dat hier voor mij ligt. Daar zit formeel geen parlementaire betrokkenheid in, en ik
zou de regering dan ook willen vragen om ons binnen een week of twee of drie een voorstel
te doen voor parlementaire betrokkenheid bij de partnerschapsraden, bij de working
groups en bij de uitwerking van de dienstensector. Daarvan mogen uitgezonderd worden
die partnerschapsraden die EU-only-dingen doen. Handel is een exclusieve competentie
van de Europese Unie, dat snap ik.
Over die exclusieve competentie gesproken: ik betreur het buitengewoon dat wij hier
geen juridische adviezen op schrift kunnen krijgen. Ik wil echt een harde toezegging
dat dit niet betekent dat de zaken met vervoer die nu op deze manier geregeld worden
ook dwingend zo geregeld worden als we iets met Noorwegen doen, of misschien een toekomstig
verdrag met Oekraïne nog een keertje aanpassen – dat kan zomaar gebeuren met dit favoriete
verdrag in deze Kamer – of met een ander derde land als IJsland of wat dan ook. Dat
betekent toch gewoon dat wij de competentie houden om zelfstandige afspraken te maken
over vervoer en visserij en andere dingen die in de gemengde competentie vallen. Graag
een duidelijke uitspraak daarover. Dan ben ik even benieuwd wat er precies is afgesproken.
Ik heb het stuk van 15.00 uur nog niet kunnen lezen. Ik heb de partnerschapsraad gehad.
Ik wil echt het nationaal toezicht op wat er afgesproken wordt, goed geregeld zien.
Voorzitter. Bij visserij sluit ik me ook aan bij de vragen van de collega's. Hoe zit
het met de reserve van 600 miljoen? Hoe zit het met de negenmaandenopzegtermijn? Als
je visserij opzegt, zeg je dan alleen visserij op of zeg je dan alles met vervoer
op? En kan Groot-Brittannië over negen maanden in één keer al onze vissers eruit gooien?
Dat lijkt me vrij onwenselijk, maar ik wil wel even weten wat er dan kan gebeuren.
Voorzitter. Dan de voorbereiding van Nederlandse bedrijven. Voor mij was het al geen
leuke kerst, maar ik heb gelukkig geen mkb-bedrijf. Je zult maar mkb'er zijn en horen:
«Kijk, we hebben een deal. Nu is alle handel met het VK soepel geregeld. Hier heb
je 1.300 pagina's.» Welke medewerker splits je de taak in de maag om even uit te zoeken
hoe je met je eigen sector dit gaat doornemen? De vraag die ik aan de regering heb,
is dan ook: komt er een helpdesk voor ondernemers, het liefst vanaf 1 januari, waarmee
ze kunnen bellen voor hun concrete vragen, ook als die enigszins juridisch zijn? Ze
moeten immers te weten kunnen komen wat ze moeten doen.
We weten dat het VK de eerste zes maanden feitelijk niet gaat controleren bij zijn
eigen ondernemers, maar ik wil hier niet op 5 januari een meldpunt moeten oprichten
– mevrouw Leijten heeft er ongetwijfeld zin in om dat samen met mij te doen – om die
ondernemers te woord te kunnen staan. Ik wil dat daar op een fatsoenlijke manier mee
omgegaan wordt, zodat ze ergens naartoe kunnen bellen. Verder zal er enige flexibiliteit
getoond moeten worden als bepaalde regels daar gewoon nog even een maand niet gehandhaafd
worden. Dan zullen ze ook hier even een maand niet gehandhaafd moeten worden, want
anders komen we er gewoon niet uit.
Ik heb gewoon nog een aantal concrete vragen. Dat zijn vragen die bij de briefing
zijn blijven liggen. Ik begin met de voedselnormen en wel net als daar met pagina
180. Het verdrag lijkt ruimte te bieden om in de arbitrageprocedure niet aan het voorzorgsbeginsel
te voldoen, maar aan wetenschappelijke standaarden. Dan zou je bijvoorbeeld genetisch
gemodificeerd voedsel, een chloorkip of wat dan ook, naar binnen kunnen zien komen.
Kan de regering dat uitsluiten, zoals ze dat in de brief deed?
Bij de juridische samenwerking zien we dat de huidige delegaties bij Europol en Eurojust
geen rechtsbasis meer hebben vanaf 1 januari. Op dit moment hebben landen als Zwitserland
en Noorwegen nog wel diplomatieke status en het zou ons heel wat waard zijn dat de
Britten gewoon betrokken kunnen blijven bij de JIT-teams en daarvoor in Nederland
een juridische status krijgen. Verder zou ik graag zien dat ze betrokken blijven bij
belangrijke politieonderzoeken.
Over de SPS-controles heb ik het gehad; dat is voetnoot 49.
Wat is er nou afgesproken over visavrij reizen? Betekent dit nou echt dat Nederlandse
studenten vanaf volgend jaar 348 pond moeten gaan betalen en werknemers ergens tussen
de 610 pond en 1.408 pond als ze een jaar in Groot-Brittannië gaan wonen? En moeten
ze dan ook nog zorgpremie gaan betalen? Dat zijn belangrijke vragen voor de mensen
die daarnaartoe gaan.
Tot slot. Kan de Nederlandse regering het handvat aanpakken dat mevrouw Nicola Sturgeon,
de Minister-President van Schotland, geboden heeft om te blijven deelnemen aan Erasmus?
Weliswaar kunnen we dan nog steeds niet naar Exeter – dat spijt me dan nog steeds
– maar daar waar ze samenwerking aanbieden, is dat, denk ik, wel belangrijk.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerstetermijnbijdragen van
de zijde van de Kamer. Bij de aftrap deed ik u het voorstel om een uur te schorsen,
maar gezien de snelheid waarmee de eerste termijn is gegaan – u heeft elkaar gespaard
qua interrupties – lijkt me dat wat aan de lange kant. Ik zou u daarom willen voorstellen
om een halfuur te schorsen, tot 16.40 uur. Ik heb begrepen dat er hiernaast iets te
eten beschikbaar is. Daar zou u dan heel voorzichtig mee kunnen beginnen. Daardoor
houden we ook iets aan ruimte over om na de bijdrage in eerste termijn van de zijde
van het kabinet te schorsen voordat u aan uw tweede termijn begint.
Ik schors de vergadering en zie u graag terug om 16.40 uur.
De vergadering wordt van 16.08 uur tot 16.42 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, het is 16.40 uur geweest. Wij gaan van start met de beantwoording
door de Minister van Buitenlandse Zaken. Het woord is aan de Minister. Gaat uw gang.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Ieder brexitoverleg, en we hebben er al vele gehad, is tegen
de achtergrond dat vrijwel allen hier in een situatie verkeren dat ze liever niet
over de brexit hadden onderhandeld, maar de democratische keuze van de Britse bevolking
respecteren. Dat geldt voor de regering. Dat geldt ook voor de Kamerfracties. Gezien
het feit dat de beslissing tot de brexit genomen is, moeten we er het beste van maken.
Wij hebben groot belang bij een goed akkoord. Dat is de inzet van de regering steeds
geweest. Die is ook gedeeld met de Kamer. We hadden geen garantie op zo'n goed akkoord.
Echt tot heel recent was er een groot risico op een no deal. Iedereen was het er wel
over eens dat zo'n uitkomst voor Nederland, voor al die mensen die een band hebben
met het Verenigd Koninkrijk, persoonlijk of zakelijk, een nog veel slechtere uitkomst
zou zijn geweest. Tegelijkertijd hebben we steeds gecommuniceerd dat niet iedere deal
goed voor ons is. In zekere zin was dat natuurlijk ook de boodschap aan het Verenigd
Koninkrijk. Die combinatie heeft geleid tot de ongemakkelijke situatie waar de Kamer
zich in bevindt. Ik realiseer mij heel goed dat het heel ongemakkelijk is – u ging
daar begrijpelijkerwijs allemaal op in – om een verstrekkend akkoord van een kleine
1.250 pagina's te bestuderen, wetend dat nee zeggen grote consequenties heeft, hele
grote consequenties, maar dat je in de ongemakkelijke situatie zit dat je niet alles
tot in detail kunt doorgronden. Dat realiseer ik mij ten volle.
We hebben, met onze ambtenaren, ons uiterste best gedaan om het voor u te doorgronden.
Overigens dank voor de waarderende woorden die een aantal van u uitsprak. Ik weet
dat ambtenaren van alle departementen vaak, daar waar dat nodig is, op bijzondere
momenten, letterlijk 's avonds en 's nachts doorwerken. Het is echt wel bijzonder
om op kerstavond een akkoord te krijgen en letterlijk eerste en tweede kerstdag door
te werken en het weekend daarna, maar gezien het belang van de zaak is dat met volle
inzet gedaan. De verslagen daarvan hebben we aan u toegestuurd.
De beantwoording van de vragen zal ik doen langs de onderdelen: waarom een EU-only-akkoord,
het gelijke speelveld, de visserij en de, zoals dat zo mooi heet, governance. Dan
een heel aantal andere onderwerpen, met name onderwerpen die niet geregeld zijn en
waarom die dan niet geregeld zijn, en tot slot de vragen die betrekking hebben op
de voorbereiding op wat er nu komen gaat.
Allereerst de EU-only. Ik wil nogmaals benadrukken dat dit geen precedent is voor
de toekomst. U vroeg daar eigenlijk allemaal naar. Inmiddels is ook het Raadsbesluit
openbaar. We hebben op grond van de technische briefing gevraagd om dat openbaar te
maken. Het is eigenlijk onderdeel van de discussie die de Kamer en ik vaker met Europa
hebben, waar de Kamer en ik op de lijn zitten dat veel informatie eerder openbaar
kan en moet worden gemaakt. Nederland kan niet als enige de afspraken breken, maar
gelukkig is dat Raadsbesluit met die bevestiging nu ook openbaar.
De heer Bosman en daarna mevrouw Van der Graaf en de heer Bisschop vroegen welke overwegingen
spelen bij het EU-only-besluit. Dat is een combinatie van de juridische overwegingen
en de politieke druk en tijdsdruk. Juridische overwegingen kennen twee extremen. Er
zijn terreinen waar het altijd EU-only is, omdat de bevoegdheden van de EU daar volledig
liggen, handel en visserij bijvoorbeeld. Er zijn terreinen waar het zeker is dat de
lidstaten de bevoegdheden hebben, bijvoorbeeld investeringsgeschillen, maar ook de
interne organisatie van onderwijs of gezondheidszorg, en er zijn terreinen met gemengde
bevoegdheden. In dat laatste geval is er dus een grondslag voor een EU-only. Ook in
eerdere debatten – we hebben er begrijpelijkerwijs vele met elkaar gevoerd – heb ik
aangegeven dat naarmate de tijd meer ging dringen, ik ook zag dat steeds meer lidstaten
aangaven dat het maar EU-only moest worden.
Wij hebben steeds formeel de positie aangehangen dat uiteindelijk de inhoud, dus de
juridische logica, de uitkomst bepaalt. Het is nu de combinatie van de juridische
logica en de tijdsdruk die zegt dat EU-only kan. Nogmaals, heel ongemakkelijk; dat
ontken ik niet. Maar dan wordt het een afweging: wat is het minste kwaad? Ik zeg echt
uit de grond van mijn hart: het minste kwaad is een akkoord dat wat mij betreft de
Nederlandse belangen zo goed mogelijk dient, maar dat u niet bladzijde voor bladzijde
heeft kunnen lezen; dat realiseer ik mij. Het minste kwaad is om nu de procedure verder
te volgen zoals die voorligt, namelijk: morgen aan de Europese Commissie laten weten
dat Nederland akkoord gaat met de voorlopige werking van het akkoord. Er komt dan
nog een tweede formeel unanimiteitsmoment, nadat ook het Europees parlement zich erover
heeft gebogen. Mijn inschatting is niet – daar wil ik ook eerlijk over zijn – dat
dit nog de mogelijkheid biedt tot echt substantiële wijzigingen op andere dan technische
terreinen, omdat je daarmee natuurlijk het breiwerk uit elkaar trekt.
De heer Bosman (VVD):
Ik zat op dezelfde lijn als de heer Van Ojik ten aanzien van de keuze EU-only of gemengd
akkoord. Nu heb ik begrepen dat pas op het laatste moment gekozen is voor EU-only.
Wat was het anders geweest als we veel eerder in de discussie hadden gekozen voor
een gemengd akkoord? Was er dan een andere behandeling geweest ten aanzien van het
parlement?
Minister Blok:
U krijgt een antwoord, maar ik ga eerst zeggen dat het ingewikkeld is. Het ligt in
het verlengde van de vraag van de heer Bisschop: had u, als er meer tijd was geweest,
sowieso gekozen voor een gemengd akkoord? Allereerst: ik had graag meer tijd gewild.
Dat is ook steeds de Nederlandse inzet geweest. Wij hadden graag gezien dat voor 1 juli
gekozen was voor verlenging. Ook daarna hebben we steeds opengestaan voor verlenging.
Dat is ons niet gegeven. Als je instemming nodig hebt van 27 parlementen, dan zegt
de democraat in mij: altijd doen. Maar je zou bij die beslissing ook heel goed moeten
kijken naar de vraag wat precies het Nederlandse belang is. Iedereen zou op zo'n moment
zien dat het Nederlandse belang heel groot is. Wij willen namelijk dat de vissersboten
op 1 januari kunnen uitvaren. Voor de meeste EU-landen is dat helemaal geen dringend
probleem. Wij hebben heel veel exporteurs van versgoederen – bloemen, groente en fruit
– voor wie iedere dag telt. In de EU worden veel dossiers aan elkaar verknoopt. Je
kunt je ook een situatie voorstellen waarin een of twee parlementen zeggen: nou, van
ons mag het nog een weekje liggen, want wij hebben nog een ander dossier. Daarom kan
ik de vraag niet precies beantwoorden. Ik kan wel zeggen dat de democratische hoofdroute
is: altijd alle parlementen laten instemmen. Maar het belang van Nederland bij dit
akkoord is duidelijk groter dan dat van een aantal landen die niet aan de Noordzee
grenzen. Nederland is de derde handelspartner van het VK, wat ons belang veel groter
maakt dan dat van andere landen. Het zou dus ook hebben kunnen leiden tot de situatie
dat Nederland met een knoop in de maag zou moeten afwachten of de andere parlementen
wel zouden instemmen en dat een ander parlement zou kunnen zeggen: nou, misschien
kunnen we nog iets bereiken op een ander terrein. Vandaar: het blijft allemaal ongemakkelijk
in de besluitvorming, maar ik kan geen eenduidig antwoord geven op de vraag of het
altijd beter geweest zou zijn voor Nederland om afhankelijk te zijn van de laatste
die instemt.
De voorzitter:
Een vervolgvraag, de heer Bosman.
De heer Bosman (VVD):
Dat begrijp ik, maar ik kijk even naar het proces. Nu is de keuze echt op het laatste
moment gemaakt, dat begrijp ik. Dat klopt, toch?
Minister Blok:
Nou, geleidelijk. U herinnert zich overleggen over de tweede ronde met de brexitcontingencywet.
Toen heb ik ook aangegeven: ik zie eigenlijk al heel veel lidstaten die voor EU-only
kiezen. Want we zaten toen al ver in de tijd.
De heer Bosman (VVD):
Dat klopt. Maar het formele besluit is – dat is tenminste in de technische briefing
gezegd – zeer recent genomen.
Minister Blok:
Ja. Want dan kom je op de juridische lijn: wat staat er precies in de overeenkomst
en tot welke uitkomst leidt dit?
De heer Bosman (VVD):
Als we als EU het uitgangspunt hebben dat we de parlementen willen betrekken, is dat
een beginmoment waarmee je rekening zult moeten houden. Je zult dan ook ergens een
deadline moeten stellen om de parlementen mee te nemen. Nu zijn we gaandeweg in een
positie gekomen dat we door tijdsdruk een politieke keuze hebben gemaakt om de parlementen
niet te betrekken. Is dat een keuze die we altijd van tevoren moeten maken als parlement?
Moeten we zeggen: luister, het kan niet waar zijn dat wij als parlement niet betrokken
worden in dit gemengde akkoord?
Minister Blok:
Dit was hopelijk een heel uniek onderhandelingsproces, waarin het streven van de Nederlandse
regering, maar bijvoorbeeld ook van het Europees Parlement, steeds is geweest: zorg
voor tijd voor fatsoenlijke besluitvorming. U heeft gezien dat er om die reden data
genoemd zijn, specifiek ook door het Europees Parlement, dat vervolgens zo'n datum
weer vergleed en dat de praktische afweging «het alternatief is: geen akkoord» ertoe
leidde dat er toch verder werd onderhandeld, wat ik nog steeds een rationele afweging
vind. Nogmaals, ik hoop niet nog een keer in deze situatie te komen. Ik heb ook niet
de indruk dat landen door deze brexit geïnspireerd worden om dat ook eens een keer
te gaan doen. Maar voor mij is wel heel belangrijk – daarom hebben we die bevestiging
ook gevraagd – dat dit geen precedent schept. Dat vind ik heel cruciaal.
De voorzitter:
Helder. Was u klaar met uw antwoord?
Minister Blok:
Ja, ik wilde naar een antwoord aan mevrouw Van der Graaf gaan.
De voorzitter:
Nou, ik wilde eerst naar de heer Bisschop gaan, want hij zit al even in de wacht.
De heer Bisschop heeft een vraag.
De heer Bisschop (SGP):
Wat mij betreft gaan dames voor, hoor. Zo zijn we bij de SGP.
De voorzitter:
Van mij mag het, maar u heeft dan ook de heer Van Ojik nog voor u.
De heer Bisschop (SGP):
Nee, dat is een heer.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Bij GroenLinks zijn we ook zo.
De voorzitter:
En de heer Bouali nog. Ik begrijp dat u graag mevrouw Van der Graaf wilt horen. Dan
gaan we dat doen, met alle plezier. Mevrouw Van der Graaf, u mag uw vraag stellen.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan kies ik ervoor om nu alvast een vraag te stellen als interruptie. En dan wacht
ik zo meteen nog even de reactie van de Minister op een eerdere vraag van mij af.
Het is op zichzelf een heel terechte vraag over de precedentwerking. We hebben onvoldoende
inzicht of die er niet zal zijn. Gesteld wordt dat er dwingend juridisch geen precedentwerking
is. Dus als we afgaan op deze hele specifieke situatie, hopen we dat die nooit meer
zal voorkomen. Niet uitgesloten is natuurlijk dat het nog wel een keer zou kunnen,
maar heel specifiek, op de letter af, kun je dat inderdaad misschien zo stellen. Maar
is er niet een politieke precedentwerking die hier van uitgaat? De gekozen rechtsgrondslag
is namelijk artikel 217 van het Werkingsverdrag van de Europese Unie – dat is een
associatieakkoord – omdat dit akkoord veel verder gaat dan een gewoon handelsakkoord.
Dat soort akkoorden worden altijd gemengd gesloten. Dan wordt het voorgelegd aan de
lidstaten. Welk precedent wordt hier gecreëerd?
Minister Blok:
Geen. Het is niet voor niets dat Nederland die extra garanties heeft gevraagd. Volgens
mij is dat ook precies wat mevrouw Van der Graaf wil, want zij wil geen akkoord. Dus
het enige antwoord dat ik haar oprecht kan geven, is: nee, er wordt geen precedent
geschapen, niet juridisch – vandaar die aanvullende verklaring – en dus ook niet politiek.
Dat is namelijk onwenselijk.
De voorzitter:
Een vervolgvraag.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Heeft het kabinet dan overwogen om hier echt juridische duidelijkheid over te krijgen,
om advies te vragen aan het Hof van Justitie, dat op dit punt duidelijkheid kan creëren?
Het Hof heeft eerder uitspraken gedaan over akkoorden die ook aanvankelijk als EU-only
gepresenteerd waren, en die wel als gemengd akkoord bestempeld. Welke waarborgen hebben
we dat er hier geen precedent wordt gecreëerd?
Minister Blok:
De aanvullende waarborg die nu ook bekend is geworden, het advies van onze juridische
dienst. Een gang naar Hof kost tijd. Als ik nu kijk naar de reacties van het publiek
en van ondernemers op dit akkoord, dan zie ik: het is ongemakkelijk dat zij zo weinig
tijd hebben, maar gelukkig is er een akkoord. Ik ben nergens een vraag tegengekomen
om nog een fase te creëren, waarmee we in feite nog in onzekerheid verkeren. Ik zie
het belang daarvan ook niet. Het staat iedereen vrij om naar het Hof te stappen –
zo werkt het ook – maar aanvullende onzekerheid lijkt mij niet te verkiezen.
De voorzitter:
Voordat we richting de heer Bisschop gaan, vraag ik aan de Minister en aan anderen
om als ze niet spreken, de microfoon uit te zetten, omdat de kijkers thuis anders
steeds dezelfde persoon in beeld hebben, en dat willen we natuurlijk niet. We gaan
richting de heer Bisschop voor zijn interruptievraag. Gaat uw gang.
De heer Bisschop (SGP):
Ik hoor de Minister heel pragmatisch motiveren waarom er is gekozen voor een uitsluitend
EU-model. Ik wil ook een principiële uitspraak, en dat mag u verwachten van de SGP.
Daarom heb ik ook gevraagd of de Minister het met mij eens is dat het inhoudelijk
echt gaat om een gemengd akkoord. Zou de Minister zonder de tijdsdruk ook gekozen
hebben voor EU-only?
Minister Blok:
Wat betreft de eerste vraag: nee, het leidt niet sowieso tot een gemengd akkoord.
Ik heb aangegeven dat het gezien de samenstelling niet zwart-wit leidt tot pure EU-bevoegdheid,
waarbij ze überhaupt nooit die vraag hadden hoeven te stellen, en ook niet tot pure
nationale bevoegdheid. De samenstelling van het akkoord is zo dat de politieke keuze
gemaakt kon worden om het tot EU-only te bestempelen. Dat was om pragmatische redenen,
en die deel ik, want het alternatief van een no-deal zou zeker voor Nederland heel
schadelijk zijn, en ik ondersteun die keuze heel erg.
De vraag of ik het in het vervolg weer zou doen, leidt tot een ingewikkeld antwoord
op dat onderdeel, zoals ik van tevoren al aangaf. Dat blijkt ook, want u stelde de
vraag nog een keer. Als democraat zeg ik dat je wilt dat alle parlementen kunnen instemmen.
Nu is dit een type akkoord waar de belangen niet voor alle 27 landen hetzelfde zijn.
Toen het uiteindelijk over vis ging, kan ik u garanderen dat een heleboel landen dachten:
sluit die deal maar. Wij hebben er profijt van gehad dat al die landen ons gesteund
hebben, toen wij zeiden tot het laatst te onderhandelen over vis.
Ik denk dat u het ook herkent als ik zeg dat er vast wel parlementen in de EU te vinden
zijn die zeggen: er zijn wel vaker dossiers aan elkaar gekoppeld en dat gaan we nu
ook doen; onze exporteurs en onze vissers staan niet op 1 januari met een knoop in
de maag aan de kade, daarom leggen wij maar een link met een onderwerp dat wij ontzettend
belangrijk vinden, als u zo dringend onze instemming wilt hebben. Dat is pragmatisch,
maar dat is ook de realiteit. Ik kan nu alleen zeggen dat voor Nederland het akkoord
dat hier ligt nog best dingen te wensen overlaat, en daar kom ik straks op, maar veel
beter is dan het alternatief van geen akkoord en op een aantal terreinen ook echt
wel ver gaat.
De voorzitter:
De heer Bisschop heeft nog een vervolgvraag.
De heer Bisschop (SGP):
Ik wil dit toch onderstrepen en dat heeft ook te maken met de precedentwerking waar
velen beducht voor zijn. Er kan afgesproken zijn dat dit geen precedentwerking heeft,
maar daar ga je niet alleen over. Ik hoor de Minister feitelijk zeggen: als het erop
aankomt, is de inhoud van het akkoord een gemengd akkoord, want het is niet alleen
maar exclusief EU-bevoegdheid en het is niet alleen maar exclusief nationale bevoegdheid.
Nee, dat klopt, want als je kijkt naar de thema's die aan de orde komen, dan hebben
die ook te maken met gemengde bevoegdheden. Het is dus een gemengd akkoord, maar uit
pragmatische overwegingen ... Het zou goed zijn, ook voor het voorkomen van eventuele
precedentwerking, denk ik, om daar een des te hogere barrière tegen op te werpen,
en om hier ook vast te stellen: inderdaad, wij kiezen hiervoor uit pragmatische overwegingen,
maar het is eigenlijk inhoudelijk een gemengd akkoord en niet EU-only.
Minister Blok:
Ik ga mee met het eerste deel van uw zin: het was een politieke keuze om gebruik te
maken van de juridische mogelijkheid die de inhoud van het akkoord biedt om te kiezen
voor EU-only. Je kan niet zeggen dat het tegelijkertijd ook een gemengd akkoord is.
Dat kan niet. Je kan niet en zwanger zijn en niet-zwanger zijn. Ik geef daarbij ook
aan dat ik er echt van overtuigd ben dat het in het Nederlands belang is. Doe eens
even een gedachtenexperiment dat 27 parlementen moesten instemmen, snel. Volgens mij
is dit het enige parlement – en dat siert dit parlement – dat nu bij elkaar zit. Wij
ervaren de haast, maar dat is om die reden. Onze vissers liggen aan de kade en onze
vrachtwagens staan daar. Er zijn een heleboel landen waar dat niet zo is.
De voorzitter:
Er zijn een aantal interrupties. Meneer Van Ojik, ga uw gang.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja, voorzitter, op dit punt. Ik snap wel dat de Minister zegt: als het heel lang was
gaan duren, dan was dat misschien niet in het Nederlandse belang geweest. Maar we
hebben bijvoorbeeld met het verdrag met Canada, bij de CETA, voor het model gekozen
om het handelsdeel alvast in werking te laten treden – en dat gaat zomaar een paar
jaar duren – terwijl de lidstaten nog ratificeren op de punten waar ze competentie
hebben, bijvoorbeeld het geschillenbeslechtingsmechanisme. Dat had ik nou ook logisch
gevonden voor dit verdrag, dat je zegt: we willen niet de nadelen, dus het handelsdeel
dat onomstreden een competentie van de Europese Unie is, gaat vast in werking, maar
over de delen die de lidstatencompetentie raken, laten we de nationale parlementen
zich uitspreken. Dat had gekund, denk ik. Of niet, Minister?
Minister Blok:
Dan had je op belangrijke punten een no-deal gehad, met alle consequenties van dien.
En de vergelijking met het verdrag met Canada gaat om een aantal redenen niet op.
Daarvan gaat inderdaad het handelsdeel in, dat is een pure EU-bevoegdheid, maar daar
zat geen valbijl in. Op grond van het terugtrekkingsakkoord zou er zonder akkoord
vanaf 1 januari een no-deal zijn, natuurlijk weer tegen de achtergrond van het feit
dat er de uitslag van het Britse referendum is dat er een brexit komt en dat die op
hun wens dus ook is vastgelegd in een harde datum, met tot 1 juli nog een verlengingsmogelijkheid,
waar niet voor gekozen is. Zo'n harde valbijlbepaling zat niet in de overeenkomst
met Canada. Zat die er wel in, dan zou dat grote consequenties gehad hebben.
De voorzitter:
Nu mevrouw Van der Graaf. O, u heeft nog een vervolgvraag?
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ja, voorzitter, ik reageer soms wat secundair, want dan wil ik ook even nadenken over
wat de Minister heeft gezegd. Maar er is nu ook 28 februari, en ook het Europees Parlement
krijgt nu de mogelijkheid om – om het maar even zo te zeggen, als de Minister het
over een «valbijl» heeft – achteraf iets daarvan te vinden, voordat het definitieve
besluit wordt vastgesteld door de Raad. Dus de vraag blijft natuurlijk of je dat voor
onderdelen van het akkoord ook niet voor de nationale parlementen had kunnen doen.
Minister Blok:
Doordat het een EU-only-verdrag is, kan er voorlopige werking op alle onderdelen gelden.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Nu wel.
Minister Blok:
Nu wel. Als het geen EU-only was, had er voor die onderdelen waar gezamenlijke besluitvorming
voor nodig was, geen voorlopige werking kunnen plaatsvinden. Dus op die onderdelen
was er dan een harde brexit geweest vanaf 1 januari; nogmaals, zeer schadelijk voor
Nederland.
De voorzitter:
En dan bent u nog steeds niet bij de beantwoording die u wilt gaan doen, want we hebben
nog één interruptie staan, die van mevrouw Leijten. Ga uw gang.
Mevrouw Leijten (SP):
De Minister heeft nu al een paar keer gezegd dat hij echt in hart en nieren democraat
is, en dat hij eigenlijk vindt dat de parlementen zouden moeten ratificeren, maar
dat het nou eenmaal pragmatisch is en in ons economisch belang dat we eigenlijk onze
mond verder houden over het akkoord dat is gesloten. En dat vind ik niet met elkaar
te rijmen, want wij hebben niet het hele akkoord kunnen lezen en wij weten dus niet
of het in het volledige economische belang is van onder anderen de vissers of transporteurs
dat we nu beslissen om alles een competentie te laten zijn van de Europese Commissie.
Hoe reflecteert de Minister daarop?
Minister Blok:
Die openingszin, dat het parlement zijn mond moet houden, is niet van mij. Ik heb
juist aangegeven dat ik het logisch vind dat wij hier zitten. Dit is een akkoord met
veel impact, en ik realiseer me alle ongemak die u heeft. Maar ik moet inderdaad ook
de praktische afweging maken: wat zou het betekenen voor die visser of exporteur als
we tot een andere conclusie zouden komen? Nou, ik hoef niet nog een keer te schetsen
wat dat zou betekenen. En eerlijk gezegd lees ik ook niet af uit de reacties dat iedereen
zegt: goh, wat fijn dat die Britten eruit gaan en dat we toch een aantal extra controles
krijgen, of dat er 25% van onze quota afgaat. Maar eigenlijk zegt iedereen: dit is
beter dan geen akkoord, maar wat rot dat het zo laat gesloten is. Want net als de
Kamer willen de mensen die ermee te maken hebben, het kunnen lezen.
Mevrouw Leijten (SP):
Volgens mij had iedereen in de Kamer een voorlopige inwerkingtreding akkoord gevonden.
Dan hadden we daarna de ratificatie nog kunnen doen. De Minister zegt dat dat niet
mogelijk is, omdat andere landen ons dan de voet dwars kunnen zetten. Volgens mij
komt daar het ware argument uit de mouw: dat de landen van de EU-27 het eigenlijk
helemaal niet zo eens zijn, of dat het Nederlandse belang nog weleens uitgespeeld
zou kunnen worden. Als dat eronder ligt, vind ik dat daarover open kaart moet worden
gespeeld. Mijn eerste vraag maakte duidelijk dat we helemaal niet weten of dit akkoord
wel zo goed is voor alles wat op de kade zou blijven staan, volgens het doembeeld
dat de Minister schetste. Het tweede argument dat hij gaf, was: als we de nationale
parlementen die mogelijkheid geven, komen we door die hele ratificatie misschien wel
in tijdnood. Ten eerste hoeft dat natuurlijk niet zo te zijn, maar ten tweede zit
daar dus blijkbaar een probleem. Dan vind ik dat de Minister daar eerlijk over moet
zijn: welke EU-landen zouden Nederland of andere landen die vissers of transporteurs
op de kade hebben staan, de voet dwars willen zetten? Want blijkbaar is de Minister
daar bang voor. Hij zegt hier: kies voor EU-only, want anders gaan andere landen dit
gauw met elkaar verknopen en dan zijn we niet op tijd. Welke andere landen zouden
dat dan zijn en om welke onderwerpen gaat het dan?
Minister Blok:
Kijk, dat is het voordeel van open de gedachten op tafel leggen. Ik schets situaties
die de Kamer moet herkennen. De heer Van Ojik noemde CETA al. Er is sprake van het
cruijffiaanse «elk voordeel heb se nadeel». Ik ben het zeer eens met de democratische
benadering. Alleen, bij een specifiek verdrag moet je je wel afvragen wat dat voor
Nederland betekent. Ik ben er heel open over – daarmee vertel ik ook totaal geen nieuwigheden
– dat het belang van dit akkoord en het snelle sluiten ervan voor Nederland als export-
en visserijland groter is dan voor andere landen. Ik vertel ook niets nieuws wanneer
ik zeg dat EU-besluitvorming waar alle parlementen bij betrokken zijn, vaak lang duurt
en dat er dossiers aan gekoppeld kunnen worden. Ik kan niet voorspellen welk land
welke koppeling zou willen leggen, maar ik vertel echt niets nieuws als ik zeg dat
besluitvorming op die manier plaats kan vinden en dat juist Nederland daar zeer door
geraakt zou zijn.
De voorzitter:
Een korte slotvraag van mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik maak toch een beetje bezwaar tegen deze metabespiegeling. Wij hebben hier allemaal
aangegeven dat wij het eigenlijk niet vinden kunnen dat dit akkoord een EU-alleen-competentie
wordt. Wij vinden dat het gaat over zaken waar wij ook over horen te gaan, waar wij
democratische zeggenschap over hebben, waar wij als volksvertegenwoordigers een stem
in moeten hebben, evengoed als volksvertegenwoordigers die gekozen zijn in Italië
of Bulgarije. Dan zegt de Minister: ja, maar je moet pragmatisch zijn, want er zijn
landen die dit zullen verknopen en die dan zullen zorgen voor vertraging, tegen het
Nederlandse belang in. Als je dat als argument geeft, vind ik dat je moet benoemen
wie dat zijn en om welke onderwerpen het gaat, want dan pas kunnen we echt de afweging
maken of het ons dat waard is of niet.
Minister Blok:
Dat zou zo zijn als ik nu iets zou vertellen wat volstrekt nieuw is in de internationale
en Europese politiek, maar zoals we hier zitten, nemen we allemaal al een tijd deel
aan debatten en weten we dat zulke dingen gebeuren. Dat was ook zo toen, overigens
zeer terecht, de discussie over het recovery fund en over de rechtsstaat werd gevoerd
door ons. De tijdsdruk die veel landen ondervonden vanwege het recovery fund – die
tijdsdruk lag eerlijk gezegd niet zo erg bij ons – ging toen ook een rol spelen in
de onderhandelingen. Dat weet iedereen toch gewoon? In het geval van dit akkoord zou
Nederland daarin een kwetsbare partij zijn, meer dan andere landen. Ook dat is bekend.
Er is helemaal niets nieuws aan als ik dat vertel. Het is een feit.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u verdergaat met de beantwoording van de in eerste termijn gestelde
vragen.
Minister Blok:
Dan toch het antwoord aan mevrouw Van der Graaf. Zij vroeg of ik kan uitsluiten dat
er exclusieve lidstaatbevoegdheden in het akkoord zitten. Ja, dat kan ik uitsluiten.
De heer Bisschop heb ik net per interruptie beantwoord. De heer Bisschop vroeg ook:
kan Nederland bij ondertekening een voorbehoud maken? Het maken van een voorbehoud
op onderdelen kan niet. Het is nu een akkoord voor de voorlopige inwerkingtreding
en eind februari volgt het akkoord, nadat het Europees Parlement heeft beslist. Voor
de tussentijd zijn er geen voorbehouden.
De heer Van Ojik heeft ook bij interruptie zijn vraag over CETA gesteld.
Mevrouw Leijten vroeg naar de geschillenbeslechting. Er zijn verschillende vormen
van geschillenbeslechting. Het grote handelsvisserijdeel bevat bindende geschillenbeslechting,
maar de interne veiligheid kent dat niet, omdat dat echt van een ander karakter is.
Dat deel kent niet het type sancties dat de economische onderdelen bevatten.
De heer Omtzigt vroeg hoe het zit met de herzieningsclausule en of je echt heronderhandelingen
krijgt. Mevrouw Ploumen vroeg overigens waarom dat per vier jaar is en niet jaarlijks.
Zo'n moment creëert aan de ene kant onzekerheid. Daarom vind ik het wel logisch om
het niet jaarlijks te doen. Aan de andere kant wil je na een aantal jaren ervaring
de thermometer in de praktische werking kunnen steken. Daarom is dat moment na vier
jaar gekozen. Niet met de bedoeling van een totale heronderhandeling, maar wel om
te kijken of het in de praktijk werkt zoals beide partijen dat gewild hebben.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij mevrouw Ploumen. Gaat uw gang.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank aan de Minister voor het antwoord. Ik kan me er wel iets bij voorstellen dat
er niet jaarlijks een optie op tafel komt die zou kunnen leiden tot een heronderhandeling,
maar ik vind het toch wat ongemakkelijk dat, als er flagrante schendingen zijn van
de afspraken zoals wij die beleven of een interpretatie van de afspraken die niet
voorzien was, het dan vier jaar duurt voordat dat daadwerkelijk ter tafel komt. Of
ziet de Minister daar nog andere opties voor?
Minister Blok:
Nee, want dan is er de procedure met de partnerschapsraad, nog even los van het feit
dat een bedrijf of burger individueel altijd naar de rechter kan stappen. Het is niet
zo dat je vier jaar moet wachten wanneer je een zaak voor wilt leggen aan de partnerschapsraad
of arbitrage.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van mevrouw Ploumen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik neem aan dat het dan gaat om issues die niet één specifiek bedrijf betreffen, maar
die meerdere bedrijven of sectoren treffen. Daar zou ik graag een bevestiging van
willen horen. Ik heb de Minister in mijn termijn ook gevraagd – misschien kan hij
dat antwoord nu geven – op welke manier Nederland zich gaat verhouden tot die partnerschapsraad,
die commissie. Voorziet het kabinet actieve deelname? Gaat die commissie actief problemen
ophalen? Daar zou ik graag wat meer over willen horen.
Minister Blok:
Ik heb als apart hoofdstukje hoe wij omgaan met de partnerschapsraad. U vraagt of
het om individuele gevallen gaat of breder. Over het algemeen gaat het over zaken
die een bredere werking hebben. Er zijn natuurlijk situaties denkbaar waarin een individueel
geval al snel een bredere werking heeft, omdat je de principiële vraag wilt stellen
of dit bedrijf dat tarief had moeten betalen en of het daarmee ook voor alle bedrijven
geldt, en of deze personen wel of niet toegelaten hadden moeten worden.
Ik kom dan bij de vragen die gesteld zijn over het gelijke speelveld. Allereerst merk
ik op dat dit een onderdeel is van het akkoord waar Nederland in grote trekken heel
blij mee is. Ik ben het eens met degenen die zeggen: de diensten, voor de Nederlandse
economie van groot belang, dat is een gemis. Maar hier geldt bij uitstek dat het alternatief
– geen akkoord, tarievenquota en een WTO-regime – zeer schadelijk zou zijn geweest.
Tegelijkertijd brengt het praktische vraagstukken met zich mee. Allereerst hebben
wij in de hele voorbereiding steeds gecommuniceerd aan het bedrijfsleven: wat er ook
gebeurt, akkoord of geen akkoord, er komen grenscontroles. Helaas is dat ook zo. Het
had nog erger kunnen zijn, maar die voorbereiding moet wel plaatsvinden.
Onderdeel van die voorbereiding – de heer Bosman maar ook anderen vroegen daarnaar
– is de omgang met de oorsprongregels. Op dit punt is de tijd inderdaad krap. Tegelijkertijd
merk ik op dat het voor de bedrijven die zich daarmee bezighouden – bedrijven die
in takken van sport zitten met samengestelde producten – na de aankondiging van de
brexit niet helemaal een verrassing zal zijn dat deze vraag zich voordoet, omdat ze
ook nu te maken hebben met import van buiten de EU of export binnen de EU, waarbij
ze die oorsprongregels moeten laten zien. Maar inderdaad is er, nu de regeling op
papier staat, beperkte tijd voor de implementatie.
De Commissie heeft aangegeven in de praktische implementatie soepel te willen zijn
met de onderliggende documentatie. Wij interpreteren dat zo dat een exporteur zelf
kan aangeven dat voldoende van de oorsprong binnen de EU ligt en dat hij iets meer
tijd heeft voor de onderliggende documenten. Omdat dit een wezenlijke vraag is, zullen
wij nog specifiek bij de Commissie navragen of wij het op deze manier juist interpreteren.
Wij zullen dit ook communiceren via ons Brexitloket, want dit hoort inderdaad bij
die praktische zaken die helder moeten zijn.
Mevrouw Ploumen en de heer Van Ojik vroegen naar het gelijke speelveld op het gebied
van arbeid en milieu. Ook dit is een onderdeel waarover ik oprecht blij ben dat het
er staat. Van Britse zijde is vanaf het begin heel duidelijk aangegeven: wij willen
niet permanent gekoppeld zitten aan de regels. Wij hebben heel helder gezegd dat wij
geen concurrentie willen op zulke wezenlijke zaken als arbeidsnormen en milieu. Er
is nu dus gekozen voor de constructie waarbij weliswaar zowel het Verenigd Koninkrijk
als de EU vrij is om eigen wet- en regelgeving op dit gebied vast te stellen, maar
dat daarbij een non-regressie geldt – dus geen achteruitgang – en dat, als een van
de partijen vindt dat er oneerlijke concurrentie ontstaat door de maatregelen die
hetzij het VK, hetzij de EU neemt, dan de afspraken met de partnerschapsraad en de
onderliggende gespecialiseerde comités toegepast kunnen worden, en dat uiteindelijk
ook compenserende maatregelen genomen kunnen worden als dit niet tot een oplossing
leidt. Daarmee is de race to the bottom – ik meen dat mevrouw Ploumen dat noemde –
voorkomen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dat hoop ik zeer, maar ik zou toch even met de Minister willen doornemen hoe dat in
de praktijk werkt. Stelt u zich voor dat een vakbond signaleert dat het Verenigd Koninkrijk
zich niet aan de afspraken houdt. Die vakbond heeft dat gehoord van een collega-vakbond
in het Verenigd Koninkrijk en wil dat vervolgens aankaarten. Als er een rechts kabinet
is, zoals dit kabinet, dan kan ik mij voorstellen dat dat kabinet niet meteen denkt:
daar gaan wij ons nu voor inzetten. Maar misschien ook wel. Hoe gaat dat dan werken?
Wat moet je doen om op die agenda te komen? Hoe voorkomen wij dat dat politiek wordt?
Dat is eigenlijk mijn vraag.
Minister Blok:
Zorgen over een gelijk speelveld op het gebied van milieu en arbeidsrecht spelen in
Nederland, maar niet alleen in Nederland. Dit is dus typisch een onderwerp waarbij
ik verwacht dat het heel goed mogelijk is om coalities binnen de vormen binnen de
EU, of dat nou gedaan wordt door een vakbond of een kabinet. Daarbij kan een vakbond
of een branchevereniging zich uitspreken. Dat kan vanuit de EU komen, maar ook vanuit
ondernemers uit het VK richting de EU. Ik gebruik toch even het voorbeeld vanuit de
Europese Unie. Zij kunnen zeggen: door de wetgeving in het VK lopen wij aan tegen
social dumping of een prijsvoordeel dat echt z'n oorsprong vindt in het niet eerlijk
toepassen van milieu of arbeidsnormen, dus wij willen graag dat dat in de partnerschapsraad
aan de orde komt. Ik zou niet weten waarom je daar niet een aantal landen en parlementariërs
voor bij elkaar kunt krijgen, omdat de belangen hier gelijk gericht zijn.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik heb nog even een vraag. Het kan best dat het in die 1.268 pagina's precies beschreven
staat. Het is goed om dit te horen van de Minister. De vakbond kan naar een Tweede
Kamerlid van de Partij van de Arbeid komen en zeggen: wij zien dit, wil je dit aankaarten
bij het kabinet in een debat? Daar is dan vast een meerderheid voor te vinden in de
Kamer en dan gaat het kabinet ermee aan de slag. Dat is één route, maar je zou ook
kunnen zeggen: proletariërs aller landen, verenigt u en ga samen naar de Europese
Commissie om dit aanhangig te maken. Die twee wegen zouden openstaan, als ik het goed
begrijp, als ik goed naar de Minister luister.
Minister Blok:
Ja.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik heb een vraag op ditzelfde punt. Ik deel de zorg van mevrouw Ploumen. Divergentie,
het uit elkaar lopen van standaarden, was het hele idee achter de brexit. De Britten
wilden uit de Europese Unie omdat ze onze regels niet meer wilden volgen. Nu is er
een akkoord gesloten dat dat regelt, dat eigenlijk zegt: we mogen niet onder de statische
situatie van nu komen. Maar zo gauw er iets ten goede gaat veranderen bij ons – althans,
als we dat van plan zijn – dan ontstaat er wellicht divergentie en komt er een heel
bureaucratisch proces op gang van consultatie en arbitrage. We weten uit ervaring
van handelsverdragen dat het soms wel tien jaar duurt voor er een uitspraak is in
zo'n kwestie. Hoe voorkom je als Europese Unie dat je de komende vijf jaar geremd
wordt in het verhogen van je standaarden? Er is namelijk een partner die zegt: ik
wil juist uit elkaar; ik wil niet bij elkaar; anders had ik die hele brexit niet hoeven
doen.
Minister Blok:
De mogelijkheid van sancties bestaat ook nog. Dat wil niemand, maar die sanctiebepaling
staat er niet voor niets. Die is er voor beide partijen. Als ik de heer Van Ojik goed
begrijp, zegt hij: het zou een belemmering kunnen zijn voor de Europese Unie om een
aantal normen omhoog te schroeven. In zijn algemeenheid maakt de vraag wat een volgende
stap betekent voor de concurrentiepositie van Europese bedrijven natuurlijk altijd
onderdeel uit van het debat over milieu en arbeidsomstandigheden. Dat geldt niet alleen
ten opzichte van het Verenigd Koninkrijk, maar door vrije wereldhandel ook ten opzichte
van de rest van de wereld. Die discussie is dus niet geheel nieuw. Met deze afspraken
wordt echt iets voorkomen. De heer Bouali had het net over «Singapore on the Thames».
Ik heb groot respect voor de manier waarop er op Singapore een bloeiende economie
is, maar ze maken daar andere keuzes dan in Nederland. Het is geen regelloze afspraak
geworden. Daarom zei ik ook niet voor niets dat ik uiteindelijk blij ben met de afspraak
over een gelijk speelveld. Het debat begon er namelijk echt wel mee dat het Verenigd
Koninkrijk niet meer gebonden wil zijn aan de Europese regels en ook niet meer aan
het Europees Hof. Wat eruit is gekomen, voldoet aan die eis, maar het betekent niet
dat we elkaar niet kunnen aanspreken, uiteindelijk ook met maatregelen op arbeids-
en milieustandaarden. Dat vind ik echt winst. Het is ingewikkelder dan wanneer ze
gewoon in de EU waren gebleven. Dat moet ik ook toegeven.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Misschien heel praktisch. Wat je eigenlijk nodig zou hebben, is een soort tijdslimiet
voor de periode van arbitrage en consultatie, omdat je nu een risico loopt. Daar zit
mijn angst. Ik volg de Minister als hij zegt dat je dat altijd hebt: als je de standaarden
verhoogt, is er altijd het risico dat anderen je niet volgen, maar dat probeer je
hiermee juist uit te sluiten bij zo'n belangrijke handelspartner. Je zou eigenlijk
willen dat je afspreekt: het is goed, we gaan consulteren, we gaan arbitrage inroepen
van een onafhankelijke partij, maar als het na bijvoorbeeld twee jaar tot niets geleid
heeft, moeten we tot tegenmaatregelen kunnen overgaan. Dat is wat ik mis. Ik ben heel
bang dat het verzandt in een bureaucratisch, eindeloos durend arbitrageproces.
Minister Blok:
Daar maak ik twee kanttekeningen bij. Het hanteren van harde tijdslimieten in juridische
procedures is zeer schaars. Dat leggen we rechters niet op. Dat kan overigens ook
gebruikt worden. Het feit dat er geen tijdslimiet is, betekent dat er ook voor het
opleggen van sancties geen tijdslimiet is. Het is natuurlijk wel zo dat je fatsoenlijk
met elkaar moet overleggen. Dat is in het wederzijds belang. Het is echter niet zo
– ik haak maar even aan bij de tien jaar die de heer Van Ojik noemde – dat je tien
jaar zou hoeven wachten. Ik ga even terug naar mevrouw Ploumen die met de arbeiders
aller landen een oproep heeft gedaan. Als die na een of twee jaar zien dat er nog
niets gebeurd is, dan denk ik dat mevrouw Ploumen zegt «kom maar door met die sancties»
en een motie indient waarin Nederland – waarschijnlijk probeert ze daar anderen in
mee te krijgen – na lang genoeg te hebben gepraat, vraagt om tarieven of iets anders.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, mag de microfoon nog even uit. De heer Bouali heeft nog een
vraag. Gaat uw gang.
De heer Bouali (D66):
Ik weet niet of de Minister zo dadelijk nog ingaat op het arbitragetribunaal en het
sanctiemechanisme. Aansluitend op wat de heer Van Ojik en mevrouw Ploumen zeiden:
op een gegeven moment komt het sanctiesysteem op losse schroeven te staan, omdat de
divergentie steeds groter wordt. Als wij in Europa ieder jaar verdergaan met de CO2-heffing en de luchtvaarttaks, drijven wij langzaam maar zeker uit elkaar. En als
de mensen in het VK zich verzamelen onder vakbonden en de arbeiderslonen staan heftig
onder druk, dan komen we op een moment dat er enorme verschillen zijn tussen het VK
en het vasteland. Dan werkt zo'n arbitragetribunaal niet meer heel zuiver en helder.
Hoe reflecteert de Minister daarop?
Minister Blok:
Dit gaat uit van de aanname dat het VK op het gebied van milieu en arbeid heel erg
een andere kant op zou willen. Ik ben er niet helemaal van overtuigd dat dat zo is,
hoor.
De heer Bouali (D66):
Je ziet bij de percentages in de Green Deal dat landen heel ver uit elkaar liggen.
Zelfs binnen de Europese Unie leidt dat tot een enorm debat. Nu heeft het VK zich
buiten de Europese Unie geplaatst en heeft het dus veel meer vrijheid om die percentages
te veranderen. Dat kan in tien jaar wel een verschil gaan uitmaken.
Minister Blok:
Ja, maar tegelijkertijd heeft u gezien dat in dit akkoord afspraken zijn gemaakt over
het emissiehandelssysteem. Dat geeft juist aan dat het VK zich wel degelijk wil committeren
op klimaatgebied. Overigens heeft premier Johnson ook zelf, helemaal los van dit brexitpakket,
uitspraken gedaan over zijn wens om tot een meer duurzame economie te komen. Maar
toch ga ik even mee in uw sombere scenario. De onderhandelingen vinden plaats tegen
de achtergrond van een akkoord dat ook maatregelen mogelijk maakt. Die maatregelen
houden van de kant van de Europese Unie steeds in dat ze te maken hebben met de toegang
of de kosten van toegang tot die hele grote Europese markt. Tijdens de onderhandelingen
heeft het kabinet steeds aangegeven dat een no-deal voor beide partijen schadelijk
is, maar schadelijker voor het VK dan voor ons. Vandaar dat we tot het einde stevig
konden onderhandelen. Zo zal ook bij dit type onderhandelingen gelden dat onze insteek
altijd moet zijn: je onderhandelt serieus, je wilt geen sancties opleggen, je blijft
buren, je moet met elkaar verder. Maar als er sancties opgelegd worden, is de toegang
tot de Europese markt een pijnlijker instrument dan de toegang tot de Britse markt.
De voorzitter:
Oké, ik stel voor dat u verdergaat. Volgens mij bent u nog bezig met het blokje speelveld.
Minister Blok:
Zeker. Mevrouw Ploumen en de heer Van Ojik vroegen specifiek naar de afspraken op
het gebied van fiscaliteit die verwijzen naar de OESO-standaarden. Binnen de EU geldt
natuurlijk al dat fiscaliteit met name een nationale bevoegdheid is. Dat is echter
anders dan de afspraken over het gelijke speelveld op het gebied van kwaliteit of
arbeidsomstandigheden waarover we het net hadden. De OESO-minimumcriteria zijn overigens
wel heel wezenlijke criteria, waarbij we informatie wat betreft antimisbruik delen.
Daarover is ook afgesproken dat als het VK niet aan die eisen voldoet en echt voor
wildwest op belastinggebied zou kiezen, het door de Europese Unie op de fiscale zwarte
lijst kan worden geplaatst, wat nogal wat zou zijn. En ook dat weer zonder inspraak
van het Verenigd Koninkrijk. Bovendien is belasting ook expliciet genoemd in het hoofdstuk
over staatssteun, omdat belasting vaak een impliciete manier kan zijn om staatssteun
te verlenen. Er zijn dus twee ankers waarmee het wat mij betreft goed verankerd is.
Dan de afspraken over diensten. De heer Bouali en de heer Van Otterloo hebben gewoon
gelijk: diensten zijn voor Nederland heel belangrijk – overigens zijn ze dat ook voor
het Verenigd Koninkrijk – maar het is gewoon jammer. Financiële diensten gaan via
equivalentiebesluiten die de EU eenzijdig kan nemen. Dat is ook heel spannend voor
het Verenigd Koninkrijk. Voor ons zouden betere afspraken hierover wenselijk geweest
zijn. Ik gaf al aan dat dit akkoord veel beter is dan geen akkoord, maar er zijn ook
onderdelen waar we niet helemaal gelukkig mee zijn.
Mevrouw Ploumen had een specifieke vraag over pootaardappelen uit Schotland.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Nee, zeker niet. Dat was mevrouw Van der Graaf, die is specialist.
Minister Blok:
Ik meende te weten dat Nederland een gigant is op het gebied van pootaardappelen,
wat overigens ook zo is. Het VK valt niet meer onder de handelsvrijstelling daarvoor.
Dat heeft te maken met bescherming tegen plantenziekten. Meer weet ik daar ook niet
van.
De voorzitter:
Voordat u naar visserij gaat, heeft mevrouw Van der Graaf specifiek een vraag over
dit laatste punt.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik had de Schotse pootaardappelen slechts als illustratie bedoeld voor de vraag: kunnen
wij een lijst krijgen met producten die wederzijds zijn uitgesloten? De EU heeft gezegd
de Schotse pootaardappelen niet meer over te nemen. Maar zijn er ook Europese producten
– of, interessanter voor ons: Nederlandse producten – die het VK niet meer zal importeren?
Kunnen wij een lijst krijgen van dit soort producten?
Minister Blok:
Ik heb ze niet meteen voor de geest. Mijn ambtenaren luisteren mee, dus die gaan ongetwijfeld
kijken of ik iets over het hoofd zie. Ik kan daar in de tweede termijn op terugkomen.
De voorzitter:
Voordat u naar visserij gaat, heeft de heer Bouali nog een vraag.
De heer Bouali (D66):
Nog even over de diensten: het antwoord is duidelijk. We hebben dat ook met Japan
en met CETA gezien. Voor Nederland is dit een belangrijk onderwerp, want een groot
deel van onze export gaat naar het VK. Hoe ziet de Minister dit in de toekomst? Kunnen
we hier nog stappen maken? Kunnen we in de toekomst met de Britten kijken of we in
EU-verband, of wellicht anders, nog wat verder met elkaar kunnen komen? Of was dit
zo'n gecompliceerd dossier omdat de Britten dit niet wilden? Hoe moeten we dit zien?
Minister Blok:
Eigenlijk had ik aan eind die vraag willen beantwoorden, maar ik zal dat nu doen.
Hoe gaan we om met dossiers waarover geen afspraken zijn gemaakt of die we niet goed
genoeg vinden? Wat mij betreft blijven die op de agenda. Wanneer ze weer op de agenda
komen, is een kwestie van timing. Iedereen moet zich nu logischerwijs concentreren
op ervoor zorgen dat wat we nu hebben afgesproken werkt: aan onze kant, maar ook aan
de kant van de Britten zal dat de eerste inzet zijn. Ik heb natuurlijk ergens diep
in mij de hoop dat ook aan Britse zijde zo nu en dan weer met weemoed wordt teruggedacht
aan de tijd dat een heel aantal afspraken toch makkelijker waren. Ik kan het niet
garanderen, maar ik hoop dat. We hebben vóór deze overeenkomst als Nederland steeds
helder aan de Britten gecommuniceerd: jullie blijven onze grote buren, en wij hebben
een traditie van nauwe samenwerking met elkaar. Wij blijven altijd openstaan voor
die samenwerking. Op alle dossiers waarvoor we óf geen afspraken hebben, óf afspraken
die we optimaler zouden willen zien, geef ik de hoop dus niet op. Ik ga zoeken naar
momenten om daarvoor vervolgafspraken te maken, liefst zelfs weer in EU-verband. Bij
alle ongemak bij de onderhandelingen verdient het toch echt een compliment hoe de
EU hierin als eenheid heeft geopereerd. Ik noemde al het voorbeeld van de onderhandelingen
over vis aan het eind. Daarin zijn al die niet-Noordzeelanden toch achter ons blijven
staan. Kortom, dit boek is wat mij betreft nog niet gesloten.
De voorzitter:
In het blokje speelveld had de heer Van Otterloo nog een vraag.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Ja, ook op het punt van de diensten. Als ik het goed zie, is het Verenigd Koninkrijk
de vragende partij wat betreft de equivalentie bij de financiële markten. De vraag
is hoe de EU daarmee omgaat teneinde de voor ons belangrijke diensten ook goed toegang
te laten krijgen tot het Verenigd Koninkrijk.
Minister Blok:
Die onderhandelingen hebben zich natuurlijk de afgelopen tijd afgespeeld. Dat heeft
geleid tot dit resultaat. Ik kan de koppeling die de heer Van Otterloo legt, dus niet
opeens als helemaal nieuw op tafel leggen. Die is logisch, maar dit is eigenlijk ook
de achtergrond waarom ik zonet al aangaf dat ik diep in mijn hart natuurlijk hoop
dat er, als we een tijdje op grond van dit akkoord hebben gewerkt, het inzicht komt
dat een aantal afspraken, bijvoorbeeld op het gebied van diensten of van financiële
diensten zo gek nog niet waren, en men denkt: zullen we daarvoor toch nog eens om
tafel gaan zitten? De realiteit is nu natuurlijk: nu eerst dit maar even implementeren,
en zorgen dat dat zo soepel mogelijk gaat.
De voorzitter:
Oké. U komt bij het blokje visserij, als ik het goed heb. Gaat uw gang.
Minister Blok:
Dit is het onderwerp waarover letterlijk tot diep in de nacht en tot op het laatste
moment stevig is onderhandeld, met als uitkomst dat de achteruitgang van de mogelijkheden
voor Nederlandse EU-vissers om in Britse wateren te kunnen vissen, veel minder erg
is dan die had kunnen zijn. U heeft ongetwijfeld ook de percentages gezien die aan
het begin van de onderhandelingen circuleerden. Maar ik kan het niet mooier maken
dan dat er in vijfenhalf jaar een afname is van 25% in de waarde van de te vangen
vis. Dit betekent ook veel voor Nederlandse bedrijven, onder meer vooruitkijkend voor
investeringsbeslissingen en wat betreft hun toekomstperspectief. Dat kan ik niet mooier
maken.
Een onderdeel van het opvangen van die effecten is inderdaad de inzet, waar u allemaal
om vroeg, van de Brexit Adjustment Reserve, waarin op voorhand 600 miljoen gereserveerd
is voor de visserij in de getroffen landen. Het is dus ook de Nederlandse inzet om
daar een heel stevig deel uit te krijgen, in lijn met de stevige schade die Nederlandse
vissers oplopen. Mevrouw Van der Graaf vroeg daarnaar. Dat is inderdaad onze inzet.
Mevrouw Bosman vroeg: is dit een nieuw argument om de pulsvisserij weer... Ik merk
enige hilariteit. Het ging over lange haren. Dat kan niet over mij gaan. Ik denk dat
ik overga naar de pulsvisserij.
Het kabinet blijft van mening dat de pulsvisserij een goede innovatie is en dat die
energievriendelijker en milieuvriendelijker is. Het is dus jammer dat die strijd verloren
is. We zullen naar wegen blijven zoeken om het weer mogelijk te maken binnen de EU,
dus niet alleen voor Nederlandse vissers, maar ook voor andere vissers die dat zouden
willen. Ik zie niet onmiddellijk een mogelijkheid om te zeggen «omdat de Nederlandse
vissers nu nadeel hebben, moeten we dat krijgen», omdat andere landen die tegen pulsvisserij
waren, dan zullen zeggen: ja, maar onze vissers zijn ook getroffen. U kunt er wel
van uitgaan dat wij ons zullen blijven inzetten om het nee op de pulsvisserij ooit
weer omgezet te krijgen in een ja, en liever vroeger dan later.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij de heer Bosman. Gaat uw gang.
De heer Bosman (VVD):
Nou, meer een opmerking. De koppeling is niet zozeer het nadeel dat de Nederlandse
vissers treft door het opheffen van de pulsvisserij, maar dat er een nieuw rapport
is gekomen, een wetenschappelijk onderzoek van Isis, waarin staat dat pulsvisserij
beter is dan boomkorvisserij. Dat ligt er. Dat is de basis. Dat zou weer een aanleiding
kunnen zijn voor het gesprek om juist op basis van wetenschappelijk bewijs de stap
te kunnen zetten. Dat zou je onderdeel kunnen maken van het verzachten van de pijn
voor de Nederlandse visserij.
Minister Blok:
Zo begrijp ik het ook goed. Ik zei niet voor niets dat ik ervan overtuigd ben dat
het echt een milieuvriendelijkere visserijmethode is. Dat onderstreept ook dat rapport.
Maar dat is dus niet de directe koppeling nu aan de gevolgen van de brexit, maar puur
de wetenschappelijke onderbouwing dat het eigenlijk voor iedereen beter zou zijn om
het nee in een ja om te gaan zetten. Dat blijft de inzet.
De heer Bisschop vroeg of de toegezegde kottervisie versneld zal worden. Ik begrijp
dat er op 26 januari overleg is met de Minister van LNV, specifiek ook over die kottervisie.
Om de ruimte bij haar te laten om die discussie met u te voeren, wil ik u eigenlijk
naar dat overleg verwijzen. Dat is al op korte termijn.
De heer Bisschop vroeg ook welke risico's ik zie, omdat het akkoord de mogelijkheid
aan het VK laat om ook delen van de zee tot natuurgebied te verklaren en daardoor
geheel af te sluiten voor visserij. Dat kan. Ik ga er wel van uit dat als het VK maatregelen
neemt, die niet eenzijdig de niet-Britse vissers zullen raken. Want dan krijg je een
ongelijke maatregel waardoor Nederland, ik neem aan met andere Noordzeestaten, het
VK aan de onderhandelingstafel zal vragen. Als zij mochten beslissen een deel van
hun zee tot natuurgebied te verklaren, en daarmee ontoegankelijk ook voor hun vissers,
dan kan ik dat wel of niet leuk vinden, maar dan kan ik niet zeggen dat dat een discriminerende
maatregel is.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij de heer Bisschop. Gaat uw gang.
De heer Bisschop (SGP):
Ik twijfel geen moment aan de intentie van de Minister. Alleen, welke instrumenten
heeft de Minister dan om dit daadwerkelijk te blokkeren, te voorkomen of tegen te
gaan? De EU heeft natuurlijk wel een bepaald arsenaal aan mogelijkheden. Ziet de Minister
opties om daar gebruik van te maken of gebruik van te laten maken?
Minister Blok:
Dat kan natuurlijk, maar ik wil niet al te veel speculeren. Het soort beslissing dat
u noemt, kan ook legitiem zijn. Een land mag beslissen een deel van het water tot
natuurgebied te verklaren. Daar kan ik niet per definitie tegen zijn. Als het maar
niet discriminerend is. Als er echt maatregelen worden genomen die puur discriminerend
zijn voor Nederlandse of Europese vissers, dan is dat een reden om het VK naar tafel
te vragen en zo nodig ook andere maatregelen te nemen.
Ik dacht dat mevrouw Van der Graaf vroeg wat er nou over vijfenhalf jaar gebeurt.
Dan kan het Verenigd Koninkrijk jaarlijks beslissen over de toegang tot zijn wateren,
maar als die toegang geblokkeerd zou worden, dan kan de EU wel compenserende maatregelen
nemen in het gehele verdere akkoord. De quotumverdeling blijft zoals ze is. Het gaat
echt over de toegang. Maar het zou wel een zeer extreme maatregel zijn om dan te zeggen
«u mag het hele Britse viswater niet meer in», want dan noodzaak je de EU ook tot
stevigere tegenmaatregelen. Ik geloof dat u het over de kabeljauwoorlog had, maar
dat zie ik niet zo snel gebeuren.
De heer Bisschop en de heer Omtzigt vroegen naar de reden van de negen maanden overgangstermijn
van de visserij. Als het Verenigd Koninkrijk het visserijdeel helemaal op zou zeggen,
dan vervallen ook de hoofdstukken handel, luchtvaart en wegtransport. Dus ook hiervoor
geldt dat het maatregel zou zijn met enorme consequenties. Vandaar dat er een overgangstermijn
van negen maanden in zit. Maar het is eigenlijk een nucleaire optie, die niet helemaal
is uitgesloten, maar dan wel een lange overgangstermijn heeft. Het lijkt mij zeer
irreëel dat dit zou gebeuren.
De voorzitter:
Voor u verdergaat: er is nog een vraag van mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Een vervolgvraag over de kabeljauwoorlog, die de Minister niet ziet gebeuren. Er wordt
nu zekerheid voor vijfenhalf jaar gecreëerd. Maar daarna weten we het gewoon niet.
Dat is denk ik het eerlijke verhaal. Dan weten we dat de Britten er baat bij hebben
dat ze toegang blijven houden tot de Europese markt en dat onze vissers er belang
bij hebben om in de Britse wateren te vissen. Dat is ongeveer dezelfde situatie als
de situatie waarin we nu zitten. We weten wel dat het zal veranderen ten opzichte
van nu. Valt er meer zekerheid te geven aan de vissers als het hierom gaat? Met hun
investeringen kijken ze verder dan vijfenhalf jaar. Is er voor hen nog toekomst na
die vijfenhalf jaar?
Minister Blok:
Ik kan niet meer zekerheden geven dan er in het akkoord staan. Het akkoord zegt dat
na vijfenhalfjaar de quota met 25% zijn afgenomen en dat het Verenigd Koninkrijk beslist
over de toegang tot de wateren. Ik kan hierbij aangeven dat dit zo'n ingrijpende maatregel
is dat ik mij redelijkerwijs niet kan voorstellen dat het Verenigd Koninkrijk gaat
zeggen: wateren dicht voor de Europese Unie. Want dan kan de Europese Unie zeggen:
markt dicht voor Britse auto's. Ik denk niet dat dit scenario zich voor zal doen,
maar ik kan ook niet meer toezeggen dan er in het akkoord staat.
De voorzitter:
Dat leidt nog tot een vraag bij de heer Bosman. Gaat uw gang.
De heer Bosman (VVD):
Vooral over de compensatie en de discussie over de waarde van het quotum. Bij die
waarde gaat het niet allen om vis, maar om nog veel meer. De signalen die ik uit de
sector krijg, geven aan dat het misschien wel het tienvoudige is door wat er aan kosten
achter zit. Het gaat niet alleen om investeringen, maar ook om hoe je met je toekomst
omgaat. Worden daarnaast de doorvertaling naar de visafslag en naar de transporteur
en al die andere zaken die in Nederland van belang zijn, meegenomen in de discussie
over de compensatie?
Minister Blok:
Dat er flinke schade is, direct financieel en in de vorm van onzekerheid, daar ben
ik het mee eens. Dat is ook de reden waarom ik u aangaf dat onze volle inzet is om
uit die Brexit Adjustment Reserve het evenredige deel voor Nederland te krijgen. Dat
kan dan worden ingezet om de schade te compenseren of maatregelen te nemen waardoor
vangsten verlegd kunnen worden. Er zit uiteindelijk een zeer aanzienlijk bedrag in
die Adjustment Reserve, dus daar moeten aanzienlijke maatregelen mee genomen kunnen
worden.
De voorzitter:
Vervolgvraag, meneer Bosman.
De heer Bosman (VVD):
Maar dat gaat dan over de hele keten, inclusief aan land?
Minister Blok:
Ja, ik zou niet weten waarom de rest van de keten daar niet in meegenomen kan worden.
We hebben ook eerlijk in de brief aangegeven dat we dat nog niet tot in detail hebben
kunnen bestuderen, omdat ook mijn met kerst doorwerkende ambtenaren een grens aan
hun tijd hebben. U krijgt dus nog een precieze appreciatie, maar de toezegging is
dat onze inzet is: een grote, evenredige Nederlandse bijdrage en een zodanige inzet
dat die visserijketen die in kan zetten.
Dan kom ik op de vragen die gesteld zijn over de partnerschapsraad. Zowel de heer
Bosman als de heer Bisschop vroeg naar de deelnemers. De EU wordt vertegenwoordigd
door de Europese Commissie. Bij de concrete casussen die daar voorliggen, zal vooraf
intern een besluit worden genomen in de Unie. Het hangt dus af van het type besluit
of dat een unanimiteitsbesluit is of een meerderheidsbesluit, maar langs die route
krijgen de lidstaten inderdaad ook zeggenschap. Mevrouw Leijten vroeg dat ook. Dat
kunnen inderdaad beslissingen zijn die ook echt invloed hebben.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik lees overigens net bij het Coreper, de vergadering van ambassadeurs, dat besloten
is dat elk land ook bij die raad één persoon mag meesturen. Dat betekent dat Nederland
elke keer iemand meestuurt naar die raad, als dat van belang is. Dat hoeft niet altijd
te zijn, maar ik hoop dat u daarvan gebruikmaakt. Ik zou graag willen weten of Nederland
al heeft ingestemd met die conclusies of nog niet. Ik zou ook graag een toezegging
willen hebben over zaken die niet de exclusieve competentie zijn van de Unie, te weten
handel, maar die sociale zekerheid, verkeer en vervoer en visserij aangaan. Is de
Nederlandse regering bereid om die voor te leggen aan het Nederlandse parlement en
met een voorstel te komen op welke wijze wij controle kunnen uitoefenen op wat er
in die partnerschapsraad wordt afgesproken, zodat dat zich niet aan democratische
controle onttrekt?
Minister Blok:
Dat lidstaten kunnen deelnemen was ook met u gedeeld. Dat verandert niet de besluitvorming
die u net noemde. Het hangt van het onderwerp af of het unanimiteit is of QMV. Lidstaten
kunnen daaraan deelnemen. Ik wil eigenlijk schriftelijk bij u terugkomen op de procedure
rond die individuele beslissingen, want ik heb die nog niet helder genoeg, omdat het
beslissingen van zeer uiteenlopende orde kunnen zijn. We hadden het net over individuele
bedrijven of bedrijfstakken. Ik wil ook echt even kunnen overleggen hoe je de balans
kunt vinden tussen democratische controle en voorkomen dat individuele gevallen in
parlementen besproken worden. Ik hoop dat de Kamer mij toestaat dat ik op die precieze
betrokkenheid van het parlement bij die participatieraad schriftelijk terugkom, omdat
ik dat onderscheid echt goed wil kunnen maken.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Omtzigt en dan de heer Bosman.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik herhaal mijn vraag of Nederland ingestemd heeft met die conclusies. Ik zou heel
graag willen horen of de regering het principe deelt over belangrijke beleidsbesluiten.
Ik snap dat over individuele besluiten over individuele bedrijven heel goed; alsjeblieft,
ik denk dat we hier gillend weg zouden lopen. Daar waar beleid gemaakt wordt, zou
er een voorstel kunnen komen dat het op een praktische manier aan de Kamer wordt voorgelegd,
op dezelfde manier als waarop AMvB's voorgelegd worden wanneer we dat willen. Bestaat
die bereidheid bij de regering? En dan ook alleen op die gebieden waar wij de competentie
hebben, want voor de rest moet het Europees Parlement het maar uitzoeken. Die hebben
natuurlijk ook hun taak bij de handelszaken.
Minister Blok:
Ja. Ik hoor ook nu in de bijdrage van de heer Omtzigt de balans van geen individuele
gevallen in het parlement bespreken, maar wel betrokkenheid bij wezenlijke vragen.
Dit deel ik, vandaar dat ik echt even schriftelijk na overleg met de Commissie daarop
terug wil komen. Uit het hoofd: de beslissingen worden morgen vastgesteld in dat hele
pakket. Ja, we hebben er dus nog niet mee ingestemd.
De voorzitter:
Dan was er een vraag bij de heer Bosman. Ga uw gang.
De heer Bosman (VVD):
Nou, eigenlijk aanvullend op het schriftelijk terugkomen op het verhaal over die Partnership
Council. Ik ben wel heel benieuwd naar welke ruimte de vertegenwoordiger van de Europese
Unie heeft als die al een opdracht heeft meegekregen die van tevoren is vastgelegd.
Hoe gaat dat overleg dan?
Minister Blok:
Ik ga de vraag nu maar even in mijn eigen bewoordingen vertalen om te kijken of dat
is wat de heer Bosman bedoelt: er ligt een specifiek geval voor, «is dit bedrijf netjes
behandeld», of «is deze bedrijfstak of zijn deze arbeiders netjes behandeld»; welk
mandaat krijgt de Europese Unie dan mee? Nou, die zal dan een mandaat meekrijgen,
net zoals dat nu ook bij onderhandelingsmandaten is. Het hele akkoord dat voor ons
ligt, is gebaseerd op een onderhandelingsmandaat, dat ook van tevoren is afgestemd
met de lidstaten. Dus dat zal gebeuren. Nogmaals, ik zal schriftelijk terugkomen op
hoe dan precies de onderverdeling wordt om te voorkomen dat al te gedetailleerde beslissingen
in alle parlementen besproken moeten worden, maar er wel parlementaire invloed blijft.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
Dan kom ik bij een heel aantal overige onderwerpen waar vragen over gesteld zijn.
Allereerst het beëindigen van de deelname van het Verenigd Koninkrijk aan het Erasmusprogramma.
Dat is een van de dingen waarvan ik met, geloof ik, alle Kamerleden deel dat dit een
gemis is voor Nederlandse studenten, maar ook voor Britse studenten, waarvan ik weet
dat er vele graag naar Nederland kwamen. En dat leidt bijna altijd tot een levenslange
band tussen landen. Er is zelfs de theorie dat dit leidt tot kleine Europeaantjes,
maar dat is maar een gerucht natuurlijk. De heer Omtzigt kan dat kennelijk bevestigen.
De vraag van de heer Bouali was: gaan we dat compenseren door bijvoorbeeld de kosten
over te nemen? De heer Omtzigt vroeg daar ook naar, wijzend op het Schotse voorbeeld.
Ik kan niet zo op voorhand zeggen dat wij de kosten gaan overnemen. We gaan met het
Verenigd Koninkrijk in overleg, ook omdat dat heeft aangekondigd zelf een vervangend
programma te willen gaan maken, met de inzet die ik net schetste, namelijk dat ik
het een heel waardevol programma vond. Maar ik kan niet op voorhand zeggen dat wij
dan zomaar nationaal de rekening gaan oppikken.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag van de heer Bouali. Ga uw gang.
De heer Bouali (D66):
Nou, niet zozeer een vraag. Maar het ging mij inderdaad niet zozeer om de kosten.
Het ging mij erom dat u gaat kijken welke mogelijkheden er zijn om dan via andere
kanalen te intensiveren dat er toch studenten deze kant op komen of die kant op gaan.
En als u zegt «de Britten hebben al een eigen programma», en als u inderdaad kunt
toezeggen dat u wilt gaan bestuderen of kijken welke mogelijkheden er zijn, dan is
dat heel welkom.
Minister Blok:
Zeker. Ik zie het belang daarvan en ik spreek ongetwijfeld namens de collega van Onderwijs
als ik zeg dat we met de Britten gaan kijken hoe we dit zo goed mogelijk kunnen vervangen.
Zowel mevrouw Ploumen als de heer Van Ojik wees op het gemis van Britse deelname aan
het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid. Dat is voor mij ook gewoon
een gemis. Het is inderdaad geen geheim – de heer Van Ojik vroeg daarnaar – dat de
Britten dat niet wilden. Ik zeg er altijd maar bij dat ze dat in ieder geval op dit
moment niet wilden, want ik kan me nog goed herinneren dat het bijvoorbeeld bij de
gifgasaanslag op de heer Skripal en zijn dochter ook voor de Britten belangrijk was
dat we als Europese Unie toen allemaal dezelfde sancties instelden. De Britten hebben
toch een groot land, met een grote diplomatieke traditie en een stevig leger. Natuurlijk
blijven we NAVO-partners. Ook dit valt voor mij dus in de categorie «er zijn nu geen
afspraken». Daar moeten we het mee doen, maar wat mij betreft is er een uitgestoken
hand naar de Britten om op dit gebied samen te blijven werken en het liefst ook ooit
weer formele afspraken te maken.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij mevrouw Ploumen.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
We delen de teleurstelling, maar daar wordt die natuurlijk niet kleiner van. Ik probeer
me steeds voor te stellen wat het in de praktijk betekent. Wat betekent dit nu bijvoorbeeld
voor de Magnitskywet? Het parlement is er toch trots op dat dat hier in gang is gezet
en dat het kabinet daarvoor geijverd heeft, maar heeft die Magnitskywet nu geen betrekking
meer op het VK? Is zij daar op geen enkele manier meer aan verbonden? Dat is een voorbeeld,
omdat je in een zoektocht naar gerechtigheid met zo veel mogelijk landen aan tafel
wilt zitten.
Minister Blok:
Inderdaad, een Europese sanctie geldt niet automatisch voor het Verenigd Koninkrijk.
Mijn inzet zal dan wel zijn om aan onze Britse vrienden te vragen: wij delen toch
dezelfde idealen, dus willen jullie die sancties ook instellen? Volgens mij hebben
zij daar ook wel de wettelijke grondslag voor. Maar de besluitvorming is lastiger.
Mevrouw Ploumen weet dat het feit dat je elkaar iedere maand in Brussel spreekt en
een aantal dingen af kunt stemmen, echt van extra waarde is. Het is dus een gemis,
maar wat mij betreft gaat er bij dit soort maatregelen altijd een telefoontje naar
Londen met het verzoek: doe mee, want dit is een gedeeld ideaal.
Mevrouw Van der Graaf vroeg specifiek naar luchtvaart en het ETS. Voor beide partijen
geldt de afspraak dat we luchtvaart binnen twee jaar onder het ETS brengen. Om die
reden gaf ik richting de heer Bouali ook aan dat ik niet per se heel somber was over
de Britse rol bij klimaatafspraken.
Over personenverkeer moet ik wat somberder zijn. De heer Omtzigt vroeg daarnaar. Migratie,
het kunnen bepalen wie het Verenigd Koninkrijk toelaat, was een heel belangrijke drijfveer
bij het brexitreferendum. Helaas is het inderdaad zo dat voor langdurig verblijf een
visum nodig zal zijn, met de kosten die daarbij horen. Het is natuurlijk een Britse
beslissing en dat geldt ook voor de kosten van de gezondheidszorg.
De voorzitter:
Dat leidt tot een vraag bij de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik vroeg: wat zijn de kosten, hoe hoog zijn die? Op dit moment is het voor Britse
studenten dik 320 pond per jaar en voor arbeiders tussen de 400 en 1.600 pond per
jaar om daar te mogen wonen. Doen we dat dan ook omgekeerd? Gaan wij dus hetzelfde
vragen van Britten die hier een jaartje komen wonen, of die in Spanje wonen? Dat zouden
we dan allemaal hetzelfde doen. Zit daar enige mate van reciprociteit in? Hetzelfde
geldt voor de gezondheidszorg. Als Nederlanders, Belgen of Italianen zorgpremies moeten
betalen als ze in Groot-Brittannië wonen, moeten Britten die hier komen dan ook zorgpremies
betalen? Dat lijkt me dan wel relevant om te weten.
Minister Blok:
Ik weet niet uit het hoofd wat de visumtarieven zijn, maar je wordt niet-EU-visumaanvrager.
Wat de tarieven betreft vergeeft u me hopelijk even. Tenzij we daar weer aparte afspraken
over maken, maar op dit moment zijn die er niet. Bij langdurig verblijf zal een Brits
onderdaan zich moeten verzekeren voor zorg in Nederland of een ander EU-land. Ja,
dat is een consequentie hiervan.
De voorzitter:
Gaat u verder, tenzij de heer Omtzigt nog een vervolgvraag heeft. Dat is het geval;
gaat uw gang.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik wil wel graag weten of het ongeveer in de wederkerigheid past. Dit zijn hoge bedragen.
Gaan wij die dan ook heffen voor Britten, of moeten wij de hoofdprijs hier betalen
als wij naar Groot-Brittannië gaan en mogen zij hier gratis zitten en van de zorg
gebruikmaken? Een van de voordelen van de Europese Unie is heel simpel: wij hebben
hier een zorgstelsel, maar als wij naar Italië reizen, neem je je zorgpasje mee en
kun je van de zorg gebruikmaken. We doen precies het omgekeerde als Italianen hier
komen; die kunnen gewoon rustig van het ziekenhuis hier gebruikmaken voor alle urgente
zorg die op dat moment noodzakelijk is. Dat is een van de grote voordelen van de Unie:
dat je gewoon kunt reizen. Als je wilt weten hoe groot het voordeel is, moet je eens
een tijdje in de VS gaan wonen, waar je soms niet van de ene naar de andere staat
kunt reizen met je eigen zorgverzekering. Nou valt dat weg en nou wil ik precies weten
onder welke voorwaarden daar wel gebruik van gemaakt kan worden. Dus als ik kortdurend
naar het VK ga, moet ik dan voor mijn eigen zorgkosten opdraaien? Dit kan allemaal
een beetje flauw klinken, maar straks krijg ik hier de eerste beste die me weet te
vinden en die een ambulance nodig heeft omdat hij is aangereden in Groot-Brittannië
omdat hij naar de verkeerde kant keek bij het oversteken van de weg. Dan vallen we
voor een paar duizend pond of euro in de prijzen. Is goed wederkerig afgesproken dat
dat de ene kant en de andere kant op hetzelfde is, dat dat vergelijkbare prijzen zijn,
ook bij de visa? Dat lijken me heel relevante vragen, die we, als het verdrag hier
een paar weken eerder was geweest, gewoon rustig waren nagelopen met de vraag: hebben
we dit nou goed afgesproken?
Minister Blok:
Ja, maar het antwoord blijft: voor kortdurend verblijf is er over en weer een verzekering.
Bij langdurig verblijf moet je je verzekeren tegen de tarieven die dan gelden. Die
worden niet door mij vastgesteld. Dat zijn de tarieven van de zorgverzekering voor
een buitenlander. En Nederland hanteert visumtarieven voor niet-EU-onderdanen. Nogmaals,
ik weet niet uit het hoofd wat die zijn, maar die zijn niet verschillend tussen verschillende
landen. De Britten gaan over hun eigen tarieven. Allemaal tegen de achtergrond van
het feit dat ik liever had gehad dat het niet zo was, maar er zijn geen aparte afspraken
over, anders dan voor kortdurend verblijf.
De voorzitter:
Een hele korte vervolgvraag, een slotvraag van de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
In Nederland hebben we gewoon studententarieven en dat betekent dat je € 30 vast betaalt
plus € 1 per scholier die binnenkomt, als die op het scholierentarief komt. Als we
dat in Groot-Brittannië niet hebben, gaat de scholenuitwisseling de ene kant op honderden
ponden per kind kosten en als ze hier komen, brengen we € 1 in rekening. Is dat wat
er gaat gebeuren? Krijg ik straks twintig van dat soort voorbeelden? Dat is volgens
mij wat er concreet aan de hand is hier. Het hoeft niet op de laatste euro of pond
gelijk te zijn, maar is het een beetje gelijk geregeld?
Minister Blok:
Ik hoop dat de heer Omtzigt begrijpt dat ik niet uit mijn hoofd weet wat de scholierentarieven
zijn. Ik weet wel dat er geen afspraken zijn gemaakt over de tarieven die over en
weer gehanteerd worden. Er is een afspraak gemaakt: kortdurend verblijf is visumvrij,
en dan is dus ook geen aparte zorgverzekering nodig, en voor langdurig verblijf is
een visum nodig en een zorgverzekering, tegen de tarieven die dat land hanteert.
De voorzitter:
De heer Van Ojik nog op dit punt.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Op het punt van het personenverkeer. Kennelijk was het zo – dat heb ik begrepen –
dat de Britten wel afspraken wilden maken over asiel en migratie, maar dat dat er
uiteindelijk niet van gekomen is of dat de EU dat niet wilde. Ik vraag me af of de
Minister daar iets meer achtergrond over kan geven. Wat is de reden dat daar geen
afspraken over tot stand zijn gekomen?
Minister Blok:
Nou, dit heeft zich altijd in het heel gevoelige terrein bevonden. Ik gaf net al aan
– de heer Van Ojik weet dat zelf ook – dat migratie, dus ook asiel, een van de springende
onderwerpen bij het brexitreferendum was. Tegen die achtergrond ben ik helemaal niet
verbaasd. Ik ben net zo teleurgesteld als over de andere onderdelen waar we geen akkoord
over hebben, maar ik ben niet verbaasd dat hier geen akkoord over is. Dit was nooit
een makkelijk onderwerp.
De voorzitter:
Een vervolgvraag van de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik weet niet precies in hoeverre de Minister daar iets over kan zeggen. Kennelijk
is het zo dat het VK wel geprobeerd heeft om daar een aantal afspraken over te maken.
Of niet? Ik zie de Minister nu verbaasd kijken. Ik dacht dat dit in het vakje stond
van onderwerpen waar het VK wel iets mee wilde in het kader van dit akkoord, maar
de EU niet. Maar kennelijk klopt dat niet.
Minister Blok:
Nou ja, bij mij doet het geen belletje rinkelen. Maar het valt allemaal onder de categorie...
Ik ben er nog steeds van overtuigd dat het beter is om ook over dit soort terreinen
afspraken te maken met je grote buur dan om dat niet te doen. Ik heb dus bij alles
de insteek: nog niet. Maar we zullen echt een periode door moeten waarin we werken
met het akkoord dat we hebben. Maar het boek is voor mij dus niet gesloten.
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Blok:
Daarmee heb ik meteen de vraag die nu voor me ligt, beantwoord. De volgende vraag
is net ook bij interruptie beantwoord, maar dat geldt niet voor deze vraag van de
heer Omtzigt. Hij vroeg naar de samenwerking op basis van Europol en Eurojust. Hoe
kan de samenwerking van de gezamenlijke onderzoeksteams worden voortgezet en wat is
de diplomatieke status van de betrokkenen? Dit onderdeel van het akkoord moet nog
uitgewerkt worden, althans de details daarvan. Een onderdeel daarvan is de diplomatieke
status van de liaisons. Het feit dat er afspraken gemaakt zijn rond Europol en Eurojust
geeft natuurlijk aan dat beide partijen zich het belang van die samenwerking realiseren.
Dus ik zie die verdere uitwerking met vertrouwen tegemoet. Maar het is nog niet gebeurd.
De heer Omtzigt (CDA):
We hebben het over een situatie die zich na 1 januari zal voordoen. Dan hebben we
Britse liaisons in Joint Investigation Teams die hier dan even geen status hebben.
Wordt dat voor 1 januari opgelost of houden die JIT's tijdelijk op te functioneren?
Wat gebeurt er precies op 1 januari?
Minister Blok:
Daar wil ik nog wel even op terugkomen, maar het lijkt me dat er ook nog wel een tussenvorm
te bedenken is tussen iets oplossen voor 1 januari en een heel JIT opblazen. Maar
daar wil ik even op terugkomen.
De voorzitter:
Minister, gaat u verder.
Minister Blok:
Asiel en integratie is net in een interruptie aan de orde gekomen.
Daarmee kom ik op de vragen met betrekking tot de voorbereidingen. Eigenlijk iedereen
van u vroeg: hoe gaan we bedrijven nu verder meenemen? Ook hieraan wordt met man en
macht gewerkt en dat brengt ons in de ongemakkelijke situatie dat we websites moeten
aanpassen en informatie moeten aanpassen en delen met de brancheorganisaties. Als
u nu kijkt op de website naar de Brexit Impact Scan, dan ziet u dat die nog niet helemaal
up-to-date is. En daar vraag ik u verschoning voor, omdat het vaak eigenlijk dezelfde
ambtenaren zijn als die ons hebben geholpen met de voorbereiding van de brief en de
stukken die we nu met elkaar bespreken. Het heeft onze volle aandacht en wij zullen
verder ook nog voor het eind van dit jaar een webinar organiseren. Bedrijven kunnen
daar vragen stellen. Ik kan ten slotte de heer Omtzigt toezeggen dat de helpdesk,
die overigens nu al bestaat, na 1 januari volledig operationeel zal zijn, zodat er
kan worden gereageerd op vragen van mkb'ers en anderen die onduidelijkheden tegenkomen
of zorgen hebben over de implicaties van de brexit.
De heer Bouali stelde de heel praktische vraag: is het uw inschatting, nu het akkoord
er is, dat er problemen bij de havens aan het licht zullen komen? De eerlijkheid gebiedt
mij te zeggen dat ik dat niet helemaal kan uitsluiten. Ik heb eerder ook al met u
gedeeld dat wij niet tot in detail de Britse grensprocedures kennen, omdat die gewoon
nog niet zijn uitgewerkt. Er kunnen dus files op de Nederlandse kades ontstaan, doordat
een vrachtwagen nog niet het schip op mag omdat men nog niet voldoet aan alle formaliteiten.
Tegelijkertijd zijn er wel signalen van de Britten dat zij de eerste maanden souplesse
zullen betrachten. Dat geeft mij de hoop dat files voorkomen kunnen worden, maar ik
kan het niet helemaal uitsluiten. Dus hier blijft gelden dat we voorbereidingen hebben
getroffen voor noodparkeerruimte en extra communicatie, communicatie die we de komende
tijd ook zullen voortzetten. Maar hier geldt ook dat het zo'n grote en volstrekt nieuwe
situatie is dat ik niet kan uitsluiten dat er toch opstoppingen of praktische problemen
ontstaan. Daarvoor is de wijziging gewoon te groot en te onbekend.
Voorzitter, ik hoop hiermee de vragen in eerste termijn beantwoord te hebben.
De voorzitter:
Dat gaan wij bekijken.
Het is gebruikelijk om aan het eind van een debat de toezeggingen te delen, maar ik
ga dat dit keer nu al doen. Ik heb drie toezeggingen genoteerd en die zal ik u voorlezen,
zodat u die kunt betrekken bij uw afweging of een tweede termijn nodig is. Ik denk
dat die er wel zal komen, maar dan kunt u in ieder geval rekening houden met wat er
al is toegezegd. Daarover hoeft u dan geen motie meer in te dienen.
Er liggen drie toezeggingen:
– De Kamer zal een nadere appreciatie ontvangen van de regelingen voor nadeelcompensatie
aan de visserijsector. Daarbij zal de Minister ingaan op de gevolgen voor de gehele
visserijketen. Dat was een vraag van de heer Bosman.
– De Minister zal schriftelijk terugkomen op de wijze van betrokkenheid van nationale
parlementen bij besluitvorming in de partnerschapsraad, met name als het gaat om beleidsmatige
kwesties. Dat was een vraag van de heer Omtzigt.
– Het kabinet zal zich inspannen voor een alternatief Erasmusprogramma met het Verenigd
Koninkrijk om studentenuitwisselingen wederzijds mogelijk te blijven maken. Dat naar
aanleiding van een vraag van de heer Bouali.
Dat zijn de drie toezeggingen. Ik kijk even rond of ik daarbij iets gemist heb en
zo te zien is dat niet het geval.
Heeft een van de leden behoefte aan een schorsing? Ik zie dat dat bij een aantal leden
het geval is. Hoelang zullen we daarvoor nemen? Tien minuten of een kwartiertje? Ik
hoor zeggen dat er behoefte is aan een schorsing van een kwartier.
De vergadering wordt van 18.16 uur tot 18.34 uur geschorst.
De voorzitter:
Dames en heren, ik heropen dit notaoverleg van de vaste Kamercommissie voor Europese
Zaken. Zoals bekend bij de leden, kunt u in de tweede termijn een motie indienen,
als u dat zou willen. Ik zou willen voorstellen om het qua spreektijd te beperken
tot een minuut of twee, gezien ook de inbreng in de eerste termijn. We gaan van start
met de heer Emiel van Dijk namens de PVV. Ga uw gang.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb de beantwoording van de regering tot me genomen. Er
is eigenlijk nog één vraag die mij rest, en dat is wat de gevolgen voor de Nederlandse
economie zijn van het nieuwe verdrag tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk. Krijgt
Nederland een klap te verduren of profiteren we van het vertrek van de Britten? En
kan de Minister dat ook kwantificeren? Want we hebben wel spookverhalen gehoord over
wat de economische gevolgen zouden zijn als het geen EU-only-akkoord zou zijn, dus
als de lidstaten ook nog eens hun zegje zouden mogen doen, maar de onderbouwing ontbreekt
nog.
Dan de manier waarop dit handelsverdrag nu buiten de nationale parlementen en buiten
het Nederlandse parlement om erdoorheen wordt gedrukt. Dat is in onze optiek niet
meer dan een ordinaire machtsgreep van de Europese Unie. Reden te meer om als de wiedeweerga
de EU te verlaten. Daarom heb ik ook namens de PVV de volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat met de brexit bewezen is dat het mogelijk is om uit de Europese Unie
te stappen en toch de voordelen te hebben van vrije handel met landen die lid zijn
van de Europese Unie;
overwegende dat het in het Nederlandse belang is om Nederland weer vrij, onafhankelijk
en soeverein te verklaren;
verzoekt de regering om de artikel 50 (VEU) in te roepen en een nexit af te kondigen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Emiel van Dijk en Wilders. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 17 (35 393).
Daarmee is de heer Van Dijk aangekomen bij het eind van zijn tweede termijn. Wij komen
bij de heer Bosman namens de VVD. Ga uw gang.
De heer Bosman (VVD):
Dank, voorzitter. Dank voor de beantwoording en dank aan al die ambtenaren, waar dan
ook in welk ministerie, die heel druk bezig zijn geweest in deze kerstperiode om dit
maar weer klaar te zetten voor ons, om ons ook weer ons werk goed te kunnen laten
doen. En laat ik nogmaals benadrukken: een deal is beter dan no deal. Hoe dit tot
stand is gekomen, daar hebben we een stevige discussie over gehad. Ik ben blij met
de toezegging van de Minister dat dit eenmalig is, dat er geen precedentwerking van
uitgaat en dat we dat nog op schrift gaan krijgen. Goed dat we de bedrijven ondersteunen,
dat daar ruimte voor is, en dat ook zij de mogelijkheid krijgen dat, daar waar geen
directe duidelijkheid is, die ruimte gebruikt kan worden. Ik kijk uit naar de uitleg
ten aanzien van de partnership council. Dat vind ik van belang, want dat is echt een
stuk waarbij we moeten kijken hoe we precies omgaan met dat toezicht en wie waar en
wanneer zeggenschap heeft, en ten aanzien van de vergoeding voor de visserij. Dank
u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank. Ik kom bij de heer Bisschop namens de SGP. Ga uw gang.
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Dank voor de beantwoording en dank ook voor het vele werk
dat er op de achtergrond is verricht. Mijn ouders leerden me vroeger al «'s zondags
werk is niet sterk», dus ik moet nog afwachten hoe de kwaliteit van de werkzaamheden
standhoudt; dat gaan we bezien. Maar voor de inspanningen wil ik zeker mijn waardering
uiten.
Ik heb een viertal moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de EU en het VK nog een akkoord moeten bereiken over de vormgeving
van het arbitragemechanisme;
verzoekt de regering zich in te spannen voor een optimale betrokkenheid van nationale
parlementen bij de vormgeving van het arbitragemechanisme, zodat er sprake is van
democratische legitimatie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Leijten. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 18 (35 393).
De heer Bisschop (SGP):
De volgende motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de EU en het VK akkoord gaan over de totstandkoming van een partnerschapsraad,
waarin de Europese Commissie de EU vertegenwoordigt, met daaronder thematische gezamenlijke
werkgroepen;
verzoekt de regering:
– op EU-niveau waarborgen op te stellen dat de lidstaten via de Raad zeggenschap hebben
en houden over de inzet van de EU binnen de partnerschapsraad, zowel inzake het algemene
mandaat van de EU-delegatie als betreffende specifieke besluiten met rechtsgevolgen;
– voorstellen te doen voor het creëren van een systeem waarbij de lidstaten niet alleen
aanwezig zijn binnen de partnerschapsraad en comités, maar ook de mogelijkheid krijgen
vooraf inspraak te hebben op de besluitvorming,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Leijten. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 19 (35 393).
De heer Bisschop (SGP):
Voorzitter. Ik realiseer me dat deze motie in ieder geval gedekt wordt door een toezegging
van de Minister, waarvoor dank, maar het is op onderdelen nog iets toegespitst, dus
vandaar dat ik haar toch indien.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de komende vijf jaar 25% van de door de EU geviste waarde in Britse
wateren aan het VK overgedragen wordt;
overwegende dat Nederland ongeveer een vijfde van de EU-waarde in Britse wateren vangt
en daarmee voor zo'n 25% bijdraagt aan het akkoord;
overwegende dat het akkoord daarom grote impact heeft op het voortbestaan van de Nederlandse
visserijsector;
verzoekt de regering:
– de totstandkoming van de toekomstvisie op de kottervisserij te versnellen;
– in te zetten op financiële compensatie voor de Nederlandse vissers vanuit de 600 miljoen
euro die uit de BAR wordt vrijgemaakt en die overeenkomt met de bijdrage die Nederland
levert aan het visserijakkoord;
– in kaart te brengen welke verdere steunmaatregelen nodig zijn,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening
ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 20 (35 393).
De heer Bisschop (SGP):
De laatste.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en
het Verenigd Koninkrijk zaken bevat die vallen onder zowel de exclusieve als de gedeelde
en ondersteunende bevoegdheden van de EU;
verzoekt de regering bij de ondertekening van de overeenkomst het voorbehoud te maken
dat voor de delen waar de EU een gedeelde dan wel ondersteunende bevoegdheid heeft,
sprake dient te zijn van voorlopige inwerkingtreding, zodat de Kamer hier voor 28 februari
2021 op kan terugkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bisschop en Leijten. Naar mij blijkt, wordt
de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 21 (35 393).
De heer Bisschop (SGP):
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dan komen we bij mevrouw Ploumen. Gaat uw gang.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Net als andere collega's is ook de fractie van de Partij van
de Arbeid blij dat er een akkoord is, want een ander scenario zou dramatische gevolgen
hebben; daarmee is niet gezegd dat we niet nog een aantal vragen hadden over dit akkoord.
Dank aan de Minister voor het beantwoorden van die vragen.
Voorzitter. Ik zou even willen memoreren dat het een compliment is aan de 27 EU-landen,
de onderhandelaars en iedereen die erbij betrokken is, dat dit akkoord er nu is, maar
ook dat zij zich niet uiteen hebben laten spelen door de Britten. Ik zou iedereen
willen aanmoedigen om die eendracht vooral vast te houden, want die is ook nodig op
punten waar we met de Britten helaas geen overeenkomst over hebben gesloten, zoals
buitenlands beleid.
Voorzitter. Wat betreft het gelijke speelveld: geen oneerlijke concurrentie, geen
race naar de bodem voor werknemersrechten. Dank aan de Minister voor wat hij daarover
heeft gezegd. Dank ook dat we met elkaar een reallife voorbeeld, een echt voorbeeld,
enigszins hebben kunnen doorlopen. Ik hoop van harte dat het zal gaan zoals de Minister
heeft geschetst, want dat zou betekenen dat vakbonden maximaal toegang hebben en dat
het minimaal gepolitiseerd zal worden, wat in het geval van werknemersrechten, denk
ik, niet meer dan terecht is, dus dank daarvoor.
Ik dien samen met de heer Van Ojik een motie in en samen met de heer Bouali een andere
motie, en ik mocht een motie van mevrouw Van der Graaf medeondertekenen.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Van der Graaf; zij spreekt namens de ChristenUnie.
Gaat uw gang.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn antwoorden. Via hem zou ik ook
de medewerkers van zijn ministerie en van de andere ministeries willen bedanken voor
al hun werk, want hier heeft veel werk in gezeten, ook om de Kamer op het juiste moment
te informeren, en dat alles tijdens de kerstdagen. Dat hadden we, denk ik, allemaal
graag anders gezien, maar hierbij spreek ik namens de ChristenUnie mijn dank uit.
Voorzitter. We hebben veel aandacht gevraagd voor de democratische legitimatie van
dit soort belangrijke handelsakkoorden. Voor Nederland is het misschien wel het belangrijkste
handelsakkoord dat wij, via de EU, sluiten. We zien dat de nationale parlementen nu
geen instemmingsrecht hebben. Daarom dien ik de volgende motie in.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en
het Verenigd Koninkrijk als EU-only-akkoord is gesloten, waardoor nationale parlementen
geen instemmingsrecht hebben;
spreekt uit dat hier geen juridische en politieke precedentwerking van uit mag gaan
voor het sluiten van toekomstige akkoorden tussen de Europese Unie en derde landen,
bijvoorbeeld door verlies aan bevoegdheden op terreinen waar de lidstaten nu een (gedeelde)
bevoegdheid hebben;
verzoekt de regering dit expliciet te borgen in de besluitvorming,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf en Omtzigt. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 22 (35 393).
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
We hebben in het debat veel aandacht gehad voor de gevolgen voor de visserij. Daarover
heb ik twee moties.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse vissers en visserijgemeenschappen hard worden geraakt
door het brexitakkoord en de overdracht van vangstquota, hetgeen verder reikt dan
de vangstwaarde waarover nu wordt gesproken;
constaterende dat de Europese Commissie 600 miljoen uit de Brexit Adjustment Reserve
(BAR) specifiek voor de visserij wil inzetten;
verzoekt de regering zich ervoor in te zetten dat de Nederlandse vissers en visserijgemeenschappen
worden gecompenseerd met Europese middelen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Dik-Faber, Omtzigt, Bosman,
Van Otterloo en Ploumen.
Zij krijgt nr. 23 (35 393).
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Dan de derde motie.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederlandse vissers die sinds jaar en dag in Britse wateren vissen,
dit ook met ingang van het nieuwe jaar willen gaan doen;
overwegende dat er weliswaar een akkoord is dat toegang geeft tot Britse wateren,
maar dat formele toestemming in de vorm van machtigingen van het Verenigd Koninkrijk
om per 1 januari 2021 hier te vissen ontbreekt;
spreekt uit dat toegang tot Britse wateren per 1 januari 2021 of anders zo spoedig
mogelijk daarna geregeld moet zijn;
verzoekt de regering bij de Europese Commissie aan te blijven dringen op formeel bewijs
dat Nederlandse vissers zo snel mogelijk, bij voorkeur per 1 januari, in Britse wateren
terechtkunnen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Graaf, Dik-Faber, Omtzigt en Bosman.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 24 (35 393).
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter. Dan nog een enkele slotopmerking. Natuurlijk is de ChristenUnie blij dat
er een akkoord is. Dat is altijd te verkiezen boven het scenario dat er geen akkoord
was. We hebben veel aandacht gehad voor het belang dat ook nationale parlementen zich
hierover zouden moeten uitspreken. Ik heb in dit kader nog twee vragen aan de Minister.
Is dit, op basis van onze Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, een verdrag
dat nog aan onze Kamer moet worden voorgelegd op basis van onze eigen nationale wetgeving,
los van de Europese besluitvorming? Zijn er nog meer EU-VK-akkoorden te verwachten,
zoals bijvoorbeeld ook bij het CETA-verdrag aan de orde was, het Strategic Partnership
Agreement? Zullen die akkoorden dan wel gemengde verdragen zijn?
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen we bij mevrouw Leijten namens de SP.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Hoewel het goed nieuws was dat er een handelsakkoord was gesloten, hebben
wij gezegd dat een goed ratificatieproces daarbij van belang is, voor de democratie,
maar ook voor iedereen die te maken krijgt met de nieuwe regels. Hoe worden ze geduid,
hoe worden ze uitgelegd, hoe moet je ze toepassen? Dit alles wordt ons nu door dit
hele late, te late, akkoord onthouden. De Minister heeft zijn best gedaan om uit te
leggen dat dit het beste was voor Nederland, maar hij heeft de SP daarbij niet overtuigd.
Daarom heb ik moties ondertekend van de heer Bisschop. Ik vind dat we moeten blijven
benadrukken dat dit niet de wijze is waarop we dit moeten doen, principieel niet,
maar het is ook niet uit te leggen aan de mensen die nu moeten gaan werken met die
akkoorden of die ze moeten duiden.
De Minister is teruggekomen op het punt van het mkb en de herkomst van goederen, de
herkomstverklaringen. Hij komt daar nog schriftelijk op terug. Dat is goed. Dat staat
op het netvlies. Ik ga ervan uit dat er coulant mee omgegaan zal worden.
Ik heb nog één vraag die openstaat en die ik in eerste termijn heb gesteld. Wat nou
als de komende tijd blijkt dat er zaken niet goed zijn gegaan, dat er toch haken of
ogen aan het snel gesloten akkoord zitten, waardoor er aan beide zijden van het Kanaal
nadeel wordt ondervonden? Moet het akkoord dan helemaal opengebroken worden? Wat is
dan precies het proces? Kan het makkelijk aangepast worden? Daar zou ik graag een
antwoord op krijgen van de Minister.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan gaan we naar de heer Van Ojik namens GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Ook van mijn kant dank aan de Minister en aan al die mensen
die hem ondersteund hebben – niet alleen de afgelopen dagen maar eigenlijk de afgelopen
jaren – op dit toch wel ingewikkelde dossier. Ik heb groot respect – mevrouw Ploumen
sprak er ook al over – voor het werk van de heer Barnier en zijn team. We hebben als
parlement meerdere keren met hem kunnen spreken. Je moet je voorstellen dat hij dat
met 27 lidstaten heeft gedaan en ondertussen met die toch soms wat grillige Britten
heeft moeten proberen om tot een akkoord te komen. Dat is echt een huzarenstukje,
ongeacht het feit dat wij natuurlijk altijd nog meer wensen hebben dan in dit akkoord
konden worden vervuld.
De Minister heeft gezegd dat hij erkent dat er veel dingen zijn waarover hij graag
afspraken had willen maken, maar dat die in de toekomst hun beslag moeten krijgen.
Wij moeten nu eerst – zo vertaal ik een beetje wat hij zegt – maar eens kijken dat
wij deze afspraken goed kunnen uitvoeren. Ik snap dat, maar ik zou op één punt graag
een uitzondering willen maken. Daarover dien ik de al door mevrouw Ploumen aangekondigde
motie in. Dat betreft het punt van het buitenlands beleid. Ik denk dat de verzwakking
die daar optreedt door het uittreden van de Britten, zo snel mogelijk ongedaan moet
worden gemaakt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het vertrek van het VK uit de Europese Unie negatieve gevolgen heeft
voor de kracht en effectiviteit van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid;
overwegende dat er tot op heden in het kader van de brexitonderhandelingen niets geregeld
is om de samenwerking op het brede terrein van buitenlands beleid voort te zetten;
verzoekt het kabinet in overleg met andere EU-lidstaten en het Verenigd Koninkrijk
te bezien hoe en wanneer besprekingen kunnen worden gestart om de samenwerking op
het terrein van buitenlands beleid en veiligheid te bestendigen en, waar mogelijk,
te versterken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Ploumen en Bouali. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 25 (35 393).
Dan kom ik bij de heer Bouali, namens D66.
De heer Bouali (D66):
Voorzitter. Ook van mijn kant veel dank aan de Minister voor de beantwoording. Ook
bijzondere dank aan de ambtenaren die niet-aflatende inspanningen hebben geleverd
op dit lastige dossier, in het bijzonder in de afgelopen dagen. Terwijl veel mensen
thuis kerst vierden, waren zij aan het typen om de Kamer op de hoogte te houden. Zeer
veel dank daarvoor.
Het is inderdaad een goede zaak dat wij nu wel een akkoord hebben, want dat is uiteindelijk
beter dan een no-dealscenario, dat heel veel pijn gedaan zou hebben aan beide zijden
van het Kanaal. Ook bijzondere dank aan de heer Barnier. Collega Van Ojik memoreerde
al dat wij een tijdje geleden met de heer Barnier een onlinevideoconferentie gehad
hebben, waarbij hij ons helemaal heeft bijgepraat over waar wij staan.
Ik wil nog twee zaken accentueren. Daarover heb ik twee moties opgesteld. De eerste
motie handelt over de verdere inzet op de diensten en de samenwerking met het Verenigd
Koningrijk op dat punt. Die motie luidt als volgt.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat 40% van de export van Nederland naar het VK bestaat uit diensten,
zoals financiële en juridische diensten en bezorg- en telecommunicatiediensten;
overwegende dat de handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en het Verenigd
Koninkrijk te weinig ambitieuze afspraken bevat over diensten;
verzoekt de regering zich er in de toekomst in EU-verband voor in te zetten om nadere
wederkerige afspraken te maken met het Verenigd Koninkrijk over diensten, bijvoorbeeld
op het terrein van beroepskwalificaties,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bouali, Van der Graaf, Omtzigt en Van Otterloo.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 26 (35 393).
De heer Bouali (D66):
Vervolgens een motie waarin wij bijzondere aandacht vragen voor de uitwisseling op
internationaal niveau.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat als gevolg van de brexit en de overeenkomst tussen het Verenigd
Koninkrijk en de Europese Unie Britse jongeren niet meer kunnen meedoen aan het Erasmusprogramma
om in Europa te studeren;
constaterende dat Europese studenten niet meer een korte periode in het VK kunnen
studeren onder de Erasmusvlag;
van mening dat dit teleurstellend is;
verzoekt de regering zich in te zetten om in bilateraal of EU-verband met het VK te
bekijken op welke wijze, in navolging van het Erasmusprogramma, de uitwisseling van
studenten aan beide zijden van het Kanaal kan worden bestendigd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bouali, Ploumen en Van Ojik. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 27 (35 393).
De heer Bouali (D66):
Ik wil afsluiten met een opmerking over het democratisch proces. Wij hebben allemaal
teleurgestelde opmerkingen gemaakt over hoe het op dat punt gelopen is. Maar dat neemt
natuurlijk niet weg dat onze collega's in het Europees Parlement, die ook democratisch
gekozen zijn, nu aan de slag kunnen, ook namens Nederland, in het bijzonder mijn collega
Samira Rafaela van mijn partij, om dit verdrag goed tegen het licht te houden en te
kijken hoe daar in het Europees Parlement over gestemd kan worden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van Otterloo, namens 50PLUS. Ga uw gang.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Voorzitter. Ik sluit me aan bij alle dankzeggingen aan al diegenen die hard hebben
gewerkt, maar zeker ook aan Barnier. Ik heb echter nog een toezegging tegoed die vanochtend
al bij de technische briefing is gedaan, namelijk dat overzicht hoe dit nu moet worden
gezien ten opzichte van de overeenkomsten en verdragen die er zijn met Noorwegen en
Zwitserland. Dat vraag ik niet omdat ik dan nu ineens een andere stem zou uitbrengen
over het verdrag, maar wel om bij het volgen van dit verdrag te toetsen in hoeverre
dat verder gaat afwijken van onze andere verhoudingen met het geheel. Vanochtend werd
er gesproken over «binnen afzienbare tijd». Dat was niet meer voor dit debat. Ik hoor
nog graag dat het er wel komt.
Voorzitter. Ik kan niet anders concluderen dan dat er van twee kwaden het minst kwade
is gekozen. Dat is het afsluiten van deze overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk.
Alle uitvoeringen en alle verdere onderhandelingen zullen ons nog lang bezighouden,
misschien net zo lang als het zal duren tot de betalingen van het Verenigd Koninkrijk
ons zullen bereiken in het kader de verlating.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Omtzigt namens het CDA.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter. Het is een trieste dag. Hoewel we dit debat gewoon gevoerd hebben en we
hier ook voor terugkomen, is het heel pijnlijk om te moeten constateren dat we aan
het einde van de dag een verdrag accepteren en moeten accepteren dat op twee punten
pijnlijk is. Het is pijnlijk omdat het Verenigd Koninkrijk de Unie verlaat en daarmee
de Unie verzwakt wordt. Laten we dat gewoon maar heel eerlijk zeggen. Natuurlijk gaan
ze buitenlands beleid zelf doen. Als je zelf een zetel in de Veiligheidsraad hebt,
dan sluit je je niet blind aan bij de EU-27. We hebben hier die wens wel, maar we
weten waarom ze dit doen.
Het is ook triest omdat dit geen voorbeeldje is van democratische besluitvorming waar
ik trots op ben. Laat ik het maar gewoon zo zeggen: ik heb hier vaker gezeten, ook
met belastingwetten die er in no time doorgejaagd worden. Dat gebeurt hier. Daarom
sluit ik me inderdaad wel met klem aan bij de vraag van mevrouw Leijten: wat gebeurt
er als wij hier morgen of overmorgen iets ontdekken waar we absoluut heel veel last
van hebben? Ik ben ervan overtuigd dat al die ambtenaren vier jaar lang keihard gewerkt
hebben om ervoor te zorgen dat dat er niet in komt en de afgelopen 48 uur alles doorgelezen
hebben zodat dat niet gebeurt. Begrijpt u me niet verkeerd door te denken dat hier
enige intentie zit. Maar het is nog altijd wel mijn taak als medewetgever om wetgeving
die hier wordt vastgesteld op een fatsoenlijke manier te kunnen controleren. Ik stel
vast dat ik vandaag niet trots ben op mezelf om de wijze waarop ik dit stuk wetgeving
heb kunnen doorlopen. Ik hecht er toch aan om dat hier vast te leggen in de Handelingen.
Als wij namelijk zo doorgaan, komen wij een keer met een stuk wetgeving te zitten
dat niet goed is. Ik wilde vandaag niet beginnen over toeslagenwetten, maar er zijn
dingen die niet intentioneel gebeuren, maar waar je achteraf spijt van hebt. Dat gebeurt
als je het te snel doet. Die vraag is dus een heel relevante.
Ik hoor ook graag nog binnen vrij korte termijn antwoord op de vragen over hoe die
zorgverzekering nu precies gaat. Wanneer moet ik een zorgverzekering afsluiten als
ik op 2 januari naar het Verenigd Koninkrijk ga? Zijn die kosten van het visum een
beetje in evenwicht? Als wij het ene wel faciliteren en zij niet, dan hoeft dat niet.
Ik ben blij met de toezegging dat er voor het JIT iets geregeld gaat worden. Daar
zullen we naar kijken. Ik weet dat een aantal mensen in de veiligheidssector daar
met grote belangstelling naar kijken. Ik dank de regering voor de toezegging over
het voorzorgsprincipe en dat dat betekent dat genetisch gemodificeerd voedsel en chloorkippen
niet via de achterdeur binnenkomen, maar ik zal er goed op letten. Ik wacht nog steeds
op antwoorden op de btw-vragen en ik heb twee specifieke moties. De eerste gaat over
de democratische controle op de partnerschapsraad.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er een partnerschapsraad en werkgroepen zijn ingesteld als platform
voor wederzijdse handelsbetrekkingen en het beslechten van conflicten;
constaterende dat deze partnerschapsraad en deze werkgroepen ook bevoegdheden hebben
omtrent bijvoorbeeld luchtvaart en sociale zekerheid;
constaterende dat de partnerschapsraad daarmee op het terrein van nationale competenties
bevoegdheden heeft;
constaterende dat de partnerschapsraad tot nu toe buiten elk parlementair toezicht
is gehouden, zowel het Europees Parlement als nationale parlementen;
constaterende dat hiermee een fors democratisch deficit in de governancestructuur
van de brexitdeal is ontstaan;
verzoekt de Minister dit democratisch deficit te herstellen door helder te laten formuleren
wat nationale en EU-competenties zijn waarover de partnerschapsraad en de werkgroepen
bevoegdheden hebben en de governancestructuur zo in te richten dat het Nederlandse
parlement tijdig betrokken wordt bij de relevante besluitvormingsprocessen en daar
de regering dwingend een opdracht kan geven voor een standpunt, en dit voorstel voor
1 februari aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt en Van der Graaf. Naar mij blijkt,
wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 28 (35 393).
De heer Omtzigt (CDA):
En voor het bedrijfsleven: ik kan niet snel lezen, misschien kunnen ze het in het
bedrijfsleven wel allemaal, maar voor het geval ze het niet kunnen, heb ik de volgende
motie. Met «bedrijfsleven» bedoel ik overigens niet alleen het bedrijfsleven, maar
ook semioverheden, overheden en maatschappelijk middenveld.
Motie
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Nederlandse bedrijfsleven, maatschappelijke instellingen, overheden
en semioverheden na maanden van onzekerheid nu slechts enkele dagen hebben om het
verdrag te doorgronden en te implementeren in hun bedrijfsvoering;
constaterende dat het verdrag bovendien nog niet in het Nederlands beschikbaar is;
constaterende dat het VK op een aantal punten van het verdrag het Britse bedrijfsleven
zes maanden gewenning heeft verstrekt;
verzoekt de regering een helpdesk op te zetten voor uitleg over bepalingen uit het
verdrag en op een aantal met spoed nader te definiëren punten het Nederlandse bedrijfsleven
een passende periode van gewenning te geven, en daarover de Kamer binnen drie weken
te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Omtzigt, Bouali en Van der Graaf. Naar mij
blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 29 (35 393).
Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer.
Ik vraag even aan de Minister hoeveel tijd hij nodig heeft. De moties worden nu vermenigvuldigd.
Ze zijn er over vijf minuten. Ik stel voor dat we een kwartiertje schorsen.
De vergadering wordt van 19.00 uur tot 19.14 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken voor het beantwoorden van
de gestelde vragen, alsmede voor het appreciëren van de dertien ingediende moties.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin met twee vragen waarvan ik in de eerste termijn heb
gezegd dat ik daar in tweede termijn op zou terugkomen. De eerste vraag was van mevrouw
Van der Graaf, namelijk of er een lijst beschikbaar is van landbouwproducten die vrijgesteld
zijn van het importverbod. Die lijst is er en die staat op de website van EUR-Lex.
De heer Omtzigt vroeg of de Joint Investigation Teams, de gezamenlijke onderzoeksteams,
konden blijven functioneren. Mijn inschatting was al dat dat wel zou kunnen en dat
kan inderdaad. Dit is niet per se afhankelijk van een diplomatieke status. We hebben
ook Joint Investigation Teams met niet-EU-landen. Specifiek de liaisons van het Verenigd
Koninkrijk waren al door de Britten geaccrediteerd bij de Britse ambassade. Daar voorzien
we dus geen problemen.
Dan kom ik op de vragen in tweede termijn en de moties. De heer Van Dijk diende, niet
voor het eerst, een motie in om een nexit af te kondigen. Het zal de Kamer niet verrassen
dat ik die motie ontraad.
De voorzitter:
Daarmee is de motie op stuk nr. 17 ontraden.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik had een vraag over de kosten. De Minister weet waar ik op doel.
Minister Blok:
Wat ik zo over de duim kan beoordelen is dat, omdat de handel met het VK complexer
zal worden, het per saldo negatief zal zijn voor de Nederlandse economie, en overigens
nog meer voor de Britse economie. Er zijn in het verleden berekeningen gemaakt door
economische bureaus van banken en het Centraal Planbureau waarin ze een deal vergeleken
met een no-deal. Daarbij was altijd de strekking dat een deal minder schade zou aanrichten
dan een no-deal. Maar omdat deze deal nog zo vers is dat niemand deze kan doorrekenen,
kan ik u niet meer zeggen dan dat het beter is dan no-deal, maar slechter, ook voor
Nederland, dan een VK dat gewoon lid zou zijn gebleven.
De voorzitter:
Een korte vervolgvraag van de heer Van Dijk.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ja, eigenlijk een constatering. Ik vind het dan wel heel vreemd dat de Minister allerlei
spookverhalen te berde brengt dat lidstaten zich niet over het af te sluiten verdrag
zouden kunnen buigen. Er zou dan een enorme economische schade zijn omdat er op bepaalde
punten geen overeenkomst zou kunnen worden gesloten. Het is dus geen vraag, maar een
constatering dat de Minister dat gewoon niet moet doen als dat niet onderbouwd kan
worden met cijfers.
Minister Blok:
Ook zonder cijfers kunnen wij het ons toch voorstellen wat het betekent voor een visser
als hij vanaf 1 januari niet meer in Britse wateren mag vissen? We kunnen toch ook
bedenken wat het betekent voor een exporteur van bloemen of fruit dat hij onder het
WTO-regime naar het VK moet exporteren? En of dat 1,2% is of 1,9%: voor die ondernemer
is het een ramp.
De voorzitter:
Gaat u verder. We gaan niet de beraadslaging opnieuw doen. We hebben ook over dit
standpunt uitvoerig gewisseld. Heel kort, maar dan wel een vraag graag.
De heer Emiel van Dijk (PVV):
Ik vind het toch raar dat de Minister zegt dat handel een exclusieve competentie is
van de Europese Unie. De Minister geeft aan dat als we niet zouden kunnen handelen,
dat schade gaat opleveren. Waarom doet de Minister dat als hij weet dat de lidstaten
daar niet over gaan? Dat de lidstaten zouden kijken naar die niet-exclusieve bevoegdheden,
daar kan prima over gepraat worden. Waarom doet de Minister hier voorkomen alsof er
schade op handelsgebied zou zijn, terwijl dat niet de exclusieve competentie van de
lidstaten is?
De voorzitter:
De Minister. Het woord is aan de Minister, mevrouw Ploumen.
Minister Blok:
Dit is weer een heel andere vraag dan de vraag wat de omvang van de economische schade
is. Vanaf het begin heeft de Nederlandse regering duidelijk gemaakt dat wij belang
hebben bij een breed akkoord, omdat we grote handelsbelangen hebben, maar ook heel
andere belangen. Dat merk ik ook aan de vragen hier in de Kamer, variërend van buitenlands
beleid tot veiligheid, tot samenwerking en tot gegevensuitwisseling. Het is dus altijd
in het Nederlandse belang geweest. Het was daarom ook altijd een Nederlandse wens
om breed te onderhandelen. Het is ook steeds in het Nederlandse belang geweest om
die onderwerpen aan elkaar te koppelen, want op deelonderwerpen, bijvoorbeeld visserij,
zijn wij kwetsbaar. En bij de visserij hebben wij wel een heel groot belang. Dat is
de reden waarom het een akkoord is met verschillende onderdelen, onderdelen die ook
weer onder verschillende EU-bevoegdheden vallen. Maar dit kan echt voor niemand een
verrassing zijn, want dit speelde vanaf het begin.
De voorzitter:
Gaat u verder, zou ik willen zeggen.
Minister Blok:
De heer Bosman vraagt naar de verdere uitwerking van de partnerschapsraad. Daarover
is ook nog een motie ingediend. Verder is er ook een motie ingediend over een vergoeding
aan de visserij.
Dan kom ik bij de heer Bisschop, die begon met: zondagswerk is niet sterk. Dat zegt
mijn vrouw ook regelmatig tegen me, maar ik denk dat ook voor veel Kamerleden geldt
dat de zondagmiddag gezellig met een tas op de bank wordt doorgebracht.
Dan de moties van de heer Bisschop. Hij heeft zijn eerste motie op stuk nr. 18 samen
met mevrouw Leijten ingediend. Daarin verzoekt hij de regering zich in te spannen
voor een optimale betrokkenheid van nationale parlementen bij de vormgeving van het
arbitragemechanisme, zodat er sprake is van democratische legitimatie. Het arbitragemechanisme
is echt een bevoegdheid van de Commissie. Daar hebben nationale regeringen geen rol
bij en daarom moet ik deze motie ontraden. Het is echt iets anders dan de partnerschapsraad,
waar ik zo meteen nog iets over zal zeggen.
De voorzitter:
Ik noteer dat de motie van de leden Bisschop en Leijten op stuk nr. 18 wordt ontraden.
Minister Blok:
De motie op stuk nr. 19 is van dezelfde indieners en gaat over die partnerschapsraad.
De motie vraagt om waarborgen daarvoor. Deze motie laat ik wel graag aan het oordeel
van de Kamer. Ik zal daar dus ook nog schriftelijk op terugkomen.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 19 heeft oordeel Kamer.
Minister Blok:
De motie op stuk nr. 20 van de heer Bisschop betreft de visserij. Hij verzoekt daarin
onder meer de totstandkoming van de toekomstvisie op de kottervisserij te versnellen.
Ik heb inmiddels ruggenspraak kunnen houden met LNV en dat leidt ertoe dat ik dit
toch kan toezeggen. Verder verzoekt de motie in te zetten op financiële compensatie
uit de 600 miljoen. Dat had ik al toegezegd, maar dat blijft dus gelden. Ten derde
wordt er verzocht in kaart te brengen welke verdere steunmaatregelen er nodig zijn.
Ik wil daar met enige welwillendheid naar kijken, maar dat is geen blanco cheque.
Het is namelijk primair de 600 miljoen. Met die kanttekening kan ik het oordeel aan
de Kamer laten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 20 heeft oordeel Kamer.
Minister Blok:
Bij de motie op stuk nr. 21 luistert de woordkeuze nauw. In het dictum staat namelijk
dat er sprake dient te zijn van voorlopige inwerkingtreding, zodat de Kamer hierop
voor 28 februari 2021 kan terugkomen. Als de indieners van «inwerkingtreding» «toepassing»
kunnen maken – dat is namelijk de overeenkomst die nu geldt – dan kan ik het oordeel
aan de Kamer laten.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de indieners of zij het dictum in die zin willen aanpassen.
De heer Bisschop (SGP):
Ik denk dat dat geen probleem is.
De voorzitter:
Juist.
Minister Blok:
Als het «voorlopige toepassing» wordt, laat ik de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
Met die aanpassing van het dictum krijgt de motie op stuk nr. 21 oordeel Kamer.
Minister Blok:
De motie op stuk nr. 22 over de precedentwerking laat ik graag aan het oordeel van
de Kamer.
De voorzitter:
Ook bij de motie op stuk nr. 22 noteren wij oordeel Kamer.
Minister Blok:
De motie op stuk nr. 23 van mevrouw Van der Graaf en een groot aantal medeondertekenaars
verzoekt de regering zich in te zetten voor compensatie voor vissers. De motie is
in lijn met wat ik al in de richting van de heer Bisschop aangaf.
De motie op stuk nr. 24 van mevrouw Van der Graaf en andere ondertekenaars verzoekt
de regering de Europese Commissie aan te blijven dringen op formeel bewijs dat Nederlandse
vissers zo snel mogelijk, bij voorkeur per 1 januari, in Britse wateren terechtkunnen.
Deze motie laat ik graag aan het oordeel van de Kamer.
Mevrouw Van der Graaf had nog de vraag of de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking
verdragen verplicht tot voorleggen. Dat is in dit geval niet zo, omdat het een EU-only-akkoord
is en daarvoor geldt het hele afwegingskader waarover we in eerste termijn hebben
gesproken. Mevrouw Van der Graaf vroeg ook of er nog nieuwe verdragen te verwachten
zijn. Nou, buiten datgene wat hierin is afgesproken, niet onmiddellijk. Maar ik heb
ook al uitgesproken dat het wel mijn inzet en wens is om ook tot vervolgakkoorden
te komen. Maar ik heb het nu niet concreet.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Voorzitter, mag ik een vraag daarover stellen?
De voorzitter:
Zeker. Mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
In de eerste termijn is het natuurlijk heel veel gegaan over het feit dat het gepresenteerd
is als een EU-only-akkoord en dat dat een politieke keuze was, maar dat het op inhoudelijke
gronden ook heel goed een gemengd akkoord had kunnen zijn. Is het dan ook niet nodig
om dit verdrag in een goedkeuringswet aan de Kamer voor te leggen?
Minister Blok:
Dit doet mij denken aan alle artikelen die wij nu lezen over kwantumcomputers, waarbij
een deeltje zowel een nul als een één kan zijn. Dit is geen kwantumverdrag. Het is
EU-only, punt. Dat is uiteindelijk het gevolg van een politieke keuze, maar de uitkomst
van de politieke keuze is: EU-only.
De voorzitter:
Een hele korte vervolgvraag. We gaan niet opnieuw in discussie. Mevrouw Van der Graaf.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Nou, ik vraag me af of onze Grondwet en onze rijkswet zo bedoeld zijn dat het ervan
afhankelijk is of het een politieke keuze is, het politieke oordeel of iets EU-only
is, of dat het wel degelijk raakt aan gemengde bevoegdheden. Ik hecht dus... Ik vraag
me af of het zo absoluut is als de Minister het nu stelt. Ik wil hem het voordeel
van de twijfel geven op dat vlak; begrijp me niet verkeerd. Mocht het nou toch anders
blijken te zijn, dan zou ik daar graag over geïnformeerd willen worden.
Minister Blok:
In alle eerlijkheid: van mij krijgt u geen andere informatie. Ik heb aangegeven dat
juridisch deze keuze onderbouwd is, en dat het vervolgens een politieke keuze was
om die te maken. Maar dat eindigt niet in een uitkomst die twee dingen tegelijk is.
Nee, de uitkomst is: EU-only.
Dan kom ik bij de motie van de heer Van Ojik op stuk nr. 25 over samenwerking op het
gebied van buitenlands beleid. Die laat ik graag aan het oordeel van de Kamer.
De motie op stuk nr. 26 van de heer Bouali samen met anderen gaat over de inzet voor
diensten specifiek op het gebied van beroepskwalificaties. Dat is inderdaad een van
de belangrijkste onderdelen. Deze laat ik dus graag aan het oordeel van de Kamer.
De motie op stuk nr. 27 van de heer Bouali samen met anderen gaat over inzet voor
de opvolging van het Erasmusprogramma. Die motie laat ik graag aan het oordeel van
de Kamer.
De heer Van Otterloo vroeg naar een vergelijkingstabel met Noorwegen en Zwitserland.
Die zullen wij opstellen, maar dat wordt dan begin volgend jaar, want ik ga mijn kostbare
mensen nu inzetten op de websites en de communicatie met het publiek, en ga hun hopelijk
ook nog een beetje rust gunnen.
De heer Van Otterloo (50PLUS):
Ik had niet anders verwacht. Vanochtend constateerde ik ook al dat «binnen afzienbare
tijd» niet vóór dit debat zou kunnen zijn. Maar ik zie dit graag gebeuren, ook in
het kader van het volgen van het verdere verloop.
Minister Blok:
Dank voor het begrip.
De motie van de heer Omtzigt en mevrouw Van der Graaf op stuk nr. 28 verzoekt om de
bevoegdheidsverdeling in de partnerschapsraad helder te maken. Ik heb aangegeven dat
ik dat nog in een brief zal doen. Deze motie laat ik dus graag aan het oordeel van
de Kamer.
De motie op stuk nr. 29 van de heer Omtzigt samen met anderen verzoekt de regering
om een helpdesk op te zetten voor uitleg van de bepalingen uit het verdrag. De helpdesk
bestaat al, maar we zullen die voortzetten. Aan het tweede deel van het dictum kan
ik, met alle respect, geen gevolg geven. Daarin wordt gevraagd om Nederlandse bedrijven
een gewenningsperiode te geven, parallel, naar ik aanneem, met wat het Verenigd Koninkrijk
doet. Maar het Verenigd Koninkrijk kan er zelf over beslissen, terwijl in dit geval
Nederland, in afwijking van de Europese Unie, zou afkondigen dat er een gewenningsperiode
komt, die ook consequenties heeft voor de hele Europese Unie. Wat wij toelaten, laten
we immers ook de Europese Unie in. Het zou overigens ook zeer misbruikgevoelig zijn.
Je kondigt dan in feite aan dat je langere tijd niet of minder gaat controleren. Dus
het tweede deel van het dictum moet ik echt ontraden.
De voorzitter:
Dat maakt het wat ingewikkeld. Ik kijk even richting de heer Omtzigt als eerste indiener.
De heer Omtzigt (CDA):
Nou, voorzitter, dat vind ik totaal niet ingewikkeld, hoor, als iets ontraden wordt.
Daar heb ik ervaring mee. Maar er staat niet in dat elke ontheffing die het VK geeft,
gekopieerd moet worden. Er staat ook niet in dat elke ontheffing zes maanden moet
duren. Er staat wel in dat er enige flexibiliteit betracht moet worden. Formeel gezien
hebben we de teksten niet eens in het Nederlands. Dat is de enige taal waarin wij
wetten hebben. Het geldt nu vanaf 1 januari. Of de Minister het nu in Europees verband
of Nederlands verband regelt, maakt me niet zoveel uit, maar ik wil niet dat er allerlei
transporteurs en weet ik niet wat in de problemen komen omdat ze op 1 januari bepaalde
formulieren niet hebben, omdat die niet bestaan of omdat bepaalde regels waarvan we
nog even moeten kijken hoe ze op papier komen, er nog niet zijn. Daar hebben we een
Brexitwet voor. Dan kunnen we zelfs over wetten heen schrijven. Ik vraag de Nederlandse
regering die bevoegdheid ook te gebruiken en niet te wachten totdat wij Kamervragen
per casus gaan indienen. Daar ben ik overigens toe bereid, hoor, maar... Dat is een
dreigement. Ja, ik weet het.
De voorzitter:
De Minister.
Minister Blok:
De heer Omtzigt zal me vergeven dat ik even het moment koester dat ik de oproep van
de heer Omtzigt krijg om de Brexitwet toe te passen. Zo hebben we toch nog een mooie
avond! Maar toch, even serieus. Ik begrijp heel goed dat de heer Omtzigt zegt dat
er onzekerheden kunnen bestaan. Over dat specifieke punt van de oorsprongverklaringen
is daar dus ook ruimte voor. Maar om in zijn algemeenheid te zeggen dat regels soepel
toegepast gaan worden? Dan stuit ik op verschillende onderdelen. Dat is een EU-bevoegdheid
die ik niet heb. Het is rechtsstatelijk ook echt heel ingewikkeld. Want dan kan straks
iemand een beroep gaan doen, wanneer hij terecht geïnspecteerd wordt, op het feit
dat de Minister had gezegd dat soepel gecontroleerd zou worden. Daarvoor is de motie
te onbepaald. Ik heb u inderdaad bij de Brexitwet aangegeven dat er zich noodsituaties
kunnen voordoen die ik niet tot in detail kan voorzien, waarvoor ik die wet nodig
heb. Daar heb ik u gelukkig in meegekregen. Dus als het nodig is, zal ik die toepassen.
Die toezegging heeft u van me. Maar ik kan niet zo'n onbepaalde oproep tot soepelheid
oordeel Kamer geven.
De voorzitter:
Een laatste reactie van de heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Er staat niet in «op alle punten». Als ik zeg «op alle punten het brexitakkoord niet
toe te passen», dan snap ik precies wat u hier zegt. Waarom zouden we dan überhaupt
een akkoord hebben? Het gaat dus met name om nader te bepalen punten waar zich knelpunten
voordoen. Dat is de bedoeling. Het is niet de bedoeling van «doe maar wat de komende
maanden». Het gaat erom dat als blijkt dat op een bepaald punt er gewoon een of twee
maanden een inwerkperiode moet zijn of dat bedrijven moeten kunnen wennen, dat de
formulieren er niet zijn of noemt u het maar op, dan die soepelheid bij de regering
aanwezig is om tijdelijke maatregelen te nemen, zodat de disruptie, die sowieso gaat
plaatsvinden, enigszins binnen de perken blijft.
De voorzitter:
Een laatste reactie van de Minister.
Minister Blok:
Dit luistert juridisch heel nauw. Als ik de motie zo moet interpreteren dat daar waar
ik of een collega – het zal vaak een collega zijn – op grond van de Brexitwet geautoriseerd
ben om te handelen, dan kan ik haar uitvoeren, want dan heb ik een wettelijke grondslag
voor de afwijking. Maar ik kan niet een breed schemergebied – in zekere zin zou u
dat ook weer niet moeten willen in uw controlerende functie – gaan creëren om zonder
wettelijke grondslag, op gebieden waar ik geen bevoegdheid heb, af te gaan wijken.
De voorzitter:
Het gaat even om de appreciatie van deze motie en de uitleg ervan. Ik kijk voor een
laatste keer richting de heer Omtzigt. Houdt hij de motie zoals die is? Want dan lees
ik de appreciatie van de Minister als dat hij haar ontraadt. Daar moet u het dan als
Kamer mee doen.
De heer Omtzigt (CDA):
Volgens mij stemmen we nog niet over twee minuten, dus daar kan ik ook nog wat mee
doen. Ik vraag heel precies de volgende inzet. Om daar waar het nationaal is, nationaal
te kijken. En daar waar het Europees is, en de Minister merkt met andere landen dat
er wat gedaan moet worden – volgens mij is de Europese Commissie daar ook wel toe
bereid; dat heeft ze ook wel eerder aangegeven – dat de Minister actief erop gaat
inzetten dat we geen ongelukken krijgen daar waar ongelukken niet noodzakelijk zijn.
Dat je in de Commissie niet altijd je zin krijgt en dat je als Nederland niet als
enige de baas bent in Europa, dat weet ik, maar dat die inzet wel gepleegd wordt.
De voorzitter:
Laatste keer, de Minister.
Minister Blok:
Ik begrijp dat de heer Omtzigt zoekt naar een formulering die het probleem kan oplossen
zonder juridisch bochten af te snijden. Dan kom ik schriftelijk toch iets preciezer
terug op wat wel en niet kan, want ik begrijp ook dat u het morgen niet in stemming
brengt. U krijgt van mij dus nog een aanvullende brief hierover.
Dan hoop ik hiermee de vragen en de moties in tweede termijn beantwoord te hebben.
De voorzitter:
Dan noteren we voor de motie op stuk nr. 29 dat er nog een nadere schriftelijke appreciatie
komt. Wellicht vindt u elkaar dan nog. Daarmee zijn volgens mij alle vragen beantwoord
en zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn. Ik kan u melden dat in deze
termijn de heer Van Otterloo nog een toezegging heeft binnengesleept:
De Minister zegt toe de Kamer een vergelijkingstabel met de EU-overeenkomsten met
Noorwegen en Zwitserland toe te zenden. Dat gebeurt ergens in januari, dus niet morgen,
zeg ik tegen de heer Van Otterloo.
Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beraadslagingen. Ik kan u, net zoals
ik aan het begin van dit notaoverleg deed, melden dat het stemmen over de moties in
principe gebeurt op de eerste dag na het reces. Ik zie dat u daar gemiddeld genomen
allemaal ja tegen zegt. Dan zouden wij gaan stemmen op dinsdag 12 januari.
Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):
Ik heb er natuurlijk geen bezwaar tegen dat we na het reces stemmen over moties; dat
begrijp ik heel goed. Maar in mijn motie op stuk nr. 24 zit een deadline die van belang
is: vóór 1 januari. Ik vind het ook prima als het kabinet zegt «dat gaan we gewoon
doen». Ongetwijfeld ga ik daar ook van uit. Ik vind het ook prima als het kabinet
de motie kan overnemen. Ik heb begrepen dat dit best dienstbaar is in het gesprek
dat Nederland nu met de Europese Commissie voert opdat de vissers zo snel mogelijk
een formeel bewijs ontvangen dat ze toegang krijgen tot de Britse wateren vanaf 1 januari.
Minister Blok:
Ik had het oordeel aan de Kamer gelaten, maar ik begrijp heel goed dat u zegt dat
dit echt spoed heeft. Wij zullen dit dan ook meteen oppikken.
De voorzitter:
Goed. De motie zal door het kabinet worden uitgevoerd.
De motie-Van der Graaf c.s. (35 393, nr. 24) is overgenomen.
Daarmee ronden wij deze beraadslagingen af. De heer Omtzigt nog voor een laatste opmerking.
De heer Omtzigt (CDA):
U had het over stemmingen. Als er eerder een stemmingsmoment is, heeft mijn fractie
er geen bezwaar tegen dat ze bij een eerder stemmingsmoment betrokken worden. Dus
mocht er op 5 januari gestemd worden, dan zou ik zeggen: laat ze in stemming brengen.
Een aantal moties vraagt iets van de regering en er staat geen meerderheid onder.
De voorzitter:
Dat is een optie. Het eerste vaste moment is dinsdag 12 januari na het reces, maar
als u als voltallige commissie zegt dat u op een eerder moment wilt stemmen: een eerder
moment dient zich aan op 5 januari, in die zin dat er dan een regeling van werkzaamheden
is. Als u dat als commissie vraagt, kan ik namens de commissie bij de regeling vragen
of er op die dag gestemd kan worden, aangezien de Kamer op die dag sowieso voor de
regeling plenair bijeen is. Dan zou er dus op 5 januari gestemd kunnen worden. Daar
stemt u mee in? Dan zal ik er namens de commissie voor zorgen dat die vraag bij de
regeling gesteld wordt. Als dat door een meerderheid gesteund wordt, wordt er mogelijk
op 5 januari gestemd over de dertien moties die bij dit notaoverleg zijn ingediend.
Daarmee zeg ik dank aan de Minister en alle ambtelijke ondersteuners die bij dit notaoverleg
aanwezig waren. Nogmaals een woord van dank aan de ambtenaren die bij de technische
briefing hier vanochtend in de Kamer aanwezig waren. Ik dank alle leden en alle overige
mensen hier in huis, zoals de bodes. Allen dank voor de inzet vandaag. Ik wens u nog
een goed reces.
Sluiting 19.37 uur.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.S. Veldman, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken -
Mede ondertekenaar
A.H. Kuiken, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
W.J.T. Renkema, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
J.T.A. van Haaster, griffier -
Mede ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.