Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 29 maart 2023, over Verduurzaming Industrie
29 826 Industriebeleid
Nr. 178 VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 21 april 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft op 29 maart 2023 overleg
                  gevoerd met mevrouw Adriaansens, Minister van Economische Zaken en Klimaat, en de
                  heer Jetten, Minister voor Klimaat en Energie, over:
               
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 9 november 2022 inzake toepassen
                           van de rijkscoördinatieregeling ten behoeve van de Delta Corridor (Kamerstuk 29 826, nr. 152);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 9 november 2022 inzake antwoorden
                           op vragen commissie over het toepassen van de rijkscoördinatieregeling op het project
                           de Delta Corridor (Kamerstuk 29 826, nr. 149) (Kamerstuk 29 826, nr. 153);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 14 november 2022 inzake resultaat
                           Addendum MEE (9 PJ) energiebesparing (Kamerstuk 30 196, nr. 803);
– de brief van de Minister voor Klimaat en Energie d.d. 29 november 2022 inzake stand
                           van zaken energiebesparingsbeleid bedrijven en instellingen (Kamerstuk 30 196, nr. 805);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 2 december 2022 inzake
                           voortgang Meerjarenprogramma Infrastructuur, Energie en Klimaat (MIEK) (Kamerstukken
                           29 826, 31 239 en 30 196, nr. 155);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 16 december 2022 inzake
                           actuele situatie energie-intensieve industrie ten gevolge van sterke prijsstijgingen
                           energie (Kamerstuk 29 826, nr. 170);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 27 februari 2023 inzake
                           voortgang maatwerkafspraken (Kamerstukken 29 826 en 32 813, nr. 173);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 24 maart 2023 inzake
                           een nationaal programma voor versnelde verduurzaming van de industrie (Kamerstukken
                           29 826 en 32 813, nr. 176);
– de brief van de Minister van Economische Zaken en Klimaat d.d. 27 maart 2023 inzake
                           beantwoording vragen commissie over voortgang maatwerkafspraken (Kamerstukken 29 826 en 32 813, nr. 177).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De griffier van de commissie, Nava
Voorzitter: Valstar
Griffier: Van Dijke
Aanwezig zijn twaalf leden der Kamer, te weten: Bontenbal, Boucke, Boutkan, Erkens,
                  Grinwis, Gündoğan, Kröger, Leijten, Stoffer, Teunissen, Thijssen en Valstar,
               
en mevrouw Adriaansens, Minister van Economische Zaken en Klimaat, en de heer Jetten,
                  Minister voor Klimaat en Energie.
               
Aanvang 10.03 uur.
De voorzitter:
Ik open deze vergadering en heet u van harte welkom bij de vaste commissie voor Economische
                     Zaken en Klimaat. Aan de orde is het commissiedebat Verduurzaming industrie. Ik heet
                     de Minister voor Klimaat en Energie en de Minister van Economische Zaken en Klimaat
                     van harte welkom. Dat geldt ook voor de toehoorders thuis, de mensen op de publieke
                     tribune en natuurlijk de Tweede Kamerleden in het eigen huis.
                  
Voordat wij beginnen, moet ik nog even aantekenen dat mevrouw Gündoğan formeel geen
                     lid is van deze commissie. Ik neem aan dat het op geen enkel bezwaar van de collega's
                     kan rekenen dat zij gewoon deelneemt aan dit debat. Oké. Buiten de microfoon om hoor
                     ik wat dingen, maar dat gaan we hier verder niet van commentaar voorzien.
                  
Eenieder heeft vijf minuten spreektijd. Ik geef als eerste het woord aan de heer Stoffer
                     namens de SGP.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Dank, voorzitter. Mooi om eens de eerste spreker te zijn! Ik kwam hier vanochtend
                     en dacht dat ik de laatste zou zijn, maar ja: de laatsten zullen de eersten zijn.
                     Ik zat hier als de een-na-eerste spreker. Ik zat hier dus als tweede spreker.
                  
Voorzitter. Als we het hierover hebben, is het, denk ik, onze taak om Gods schepping
                     door te geven en te bewaren voor onze kinderen. Tot op de jongste dag, zeg ik daar
                     altijd bij. Dan is alles opgelost. Maar het is ook nodig dat iedereen daaraan zijn
                     steentje bijdraagt. Het is terecht en ook goed dat de industrie een aanzienlijke bijdrage
                     gaat leveren aan deze opgave. De SGP steunt dan ook de aanpak van het kabinet om industriebedrijven
                     hier groen te laten produceren. We hebben er niets aan als ze in plaats daarvan vervuilend
                     staan te zijn in het buitenland. Daarom heb ik gelijk de volgende vraag. Wordt de
                     benadering «liever groen hier dan grijs elders» ook leidend bij het kiezen van extra
                     klimaatmaatregelen? Wat wil het kabinet met de maatregelopties die op tafel zijn gelegd
                     door het ibo klimaat? Houdt het kabinet er rekening mee dat de grenzen van het haalbare
                     in de uitvoering maar ook in wat mensen en bedrijven aankunnen, zijn bereikt? Ik snap
                     dat dit lastige vragen zijn, maar het is wel goed om het daar hier met elkaar over
                     te hebben en te kijken hoever we kunnen komen.
                  
Voorzitter. De Minister komt nu met een Nationaal Programma Verduurzaming Industrie.
                     Dat moet op korte termijn onduidelijkheden over de benodigde randvoorwaarden voor
                     verduurzaming wegnemen. Hoe gaat de Minister daarvoor zorgen? Er komt ook een stuurgroep.
                     Ik zit daar nog even naar te kijken en vraag me dan af: zit daar niet ook het risico
                     in dat dat een praatclub wordt zonder dat er broodnodige keuzes worden gemaakt? Dat
                     willen we natuurlijk niet. Welke waarborgen zouden daarvoor op tafel kunnen komen?
                     Ik stel daarbij meteen de vraag hoe het kabinet betrokken wordt bij het maken van
                     die keuzes en het sturen op de verduurzaming van de industrie. Heeft de Minister voldoende
                     budget en instrumenten, zoals garantstellingen en regelingen, voor het afdekken van
                     de onrendabele top? Heeft ze die echt op zak, zeg maar, om ook serieus zaken te kunnen
                     doen?
                  
Voorzitter. Dan een heel lastig punt. Netbeheerders en bedrijven wijzen naar elkaar
                     als het gaat over de energievraag, terwijl iedereen weet dat de beschikbaarheid van
                     groene energie cruciaal is voor de verduurzaming. Eigenlijk is mijn vraag aan beide
                     Ministers: hoe doorbreken we deze kip-eidiscussie? Welke rol kunnen zij daarin spelen?
                     Ik zou zeggen: vergeet daarbij ook de bedrijven die buiten de grote industrieclusters
                     gevestigd zijn niet, want ook dat zesde cluster, naast die vijf grote clusters die
                     we vaak langs zien komen, is essentieel en kan een forse bijdrage leveren.
                  
Kan de Minister daarnaast toezeggen dat er zo snel mogelijk een bouwvrijstelling komt
                     voor de stikstofuitstoot bij de aanleg van energie-infrastructuur? De rechter laat
                     ruimte voor een begrensde bouwvrijstelling en de bijbehorende elektrificatie van de
                     industrie levert netto juist emissiereductie op. Om alles in te passen, zijn ook een
                     slim gebruik van het elektriciteitsnet en flexibilisering van de industriële stroomvraag
                     nodig. Maar bedrijven doen daar tot nu toe nog weinig mee. Mijn vraag is: hoe wordt
                     er gewerkt aan betere stimulansen en prikkels? Onlangs had ik een gesprek met TenneT,
                     dat de oproep doet om overal richting de bedrijven te promoten: kom naar ons toe,
                     dan kunnen we dat samen doen. Dus bij dezen ook de oproep richting ieder bedrijf dat
                     dat hoort: als je denkt dat er kansen in zitten, ga dan ook zelf gewoon richting TenneT
                     en kijk wat je met elkaar kunt. Daar heb je de overheid niet eens voor nodig.
                  
Voorzitter. De overheid vormt vaak ook zelf de belemmering voor het halen van de door
                     haar gestelde doelen. Er is namelijk nog een ander punt dat knelt: de vergunningverlening.
                     Er wordt gekeken naar de mogelijkheid om de doorlooptijd van vergunningen te versnellen.
                     Dat is heel goed. Mijn vraag is wanneer daar duidelijkheid over komt. Ik heb daarbij
                     ook de vraag of wordt gekeken naar het beschikbaar stellen van middelen uit het Klimaatfonds,
                     zodat ook onze medeoverheden voldoende capaciteit hebben om vergunningen te verlenen.
                     Want daar zit, denk ik, toch een heel grote bottleneck: kan men voldoende personeel
                     aannemen?
                  
Ik lees dat in de maatwerkafspraken met de industriebedrijven ook de stikstofreductie
                     wordt meegenomen. De SGP heeft van meet af aan gezegd: laat niet alleen de boeren
                     opdraaien voor stikstofdoelen, maar kijk ook naar de industrie en andere sectoren.
                     Mijn vraag hierbij richting de industrie luidt: hoe gaat er gereduceerd worden, met
                     name bij de piekbelasters die hierbij aan de orde zijn? Hoe wordt de vooruitgang inzichtelijk
                     gemaakt, zodat we ook de vinger aan de pols kunnen houden?
                  
Voorzitter. Dan de waterstof. Een deel van de industrie heeft waterstof nodig, en
                     dat zal niet allemaal uit het eigen land kunnen komen. Maar ook in de landen om ons
                     heen en elders in de wereld is het dringen om aan waterstof te komen. Ik ben dus eigenlijk
                     wel benieuwd hoe we volgens het kabinet voldoende import van waterstof kunnen realiseren.
                  
Tot slot, voorzitter. Ik denk dat het wel helder is: er is gewoon veel werk aan de
                     winkel. Laten we als overheid en bedrijven zo veel mogelijk samen zorgen, samen aan
                     de bak gaan, voor die schonere industrie. Daar worden we allemaal beter van. Dank
                     u wel.
                  
De voorzitter:
Dank, meneer Stoffer. Dan geef ik het woord aan de heer Boucke namens D66.
De heer Boucke (D66):
Dank u wel, voorzitter. De afgelopen maanden heb ik veel gesproken met mensen uit
                     de Nederlandse industrie. Ik ben op veel werkbezoeken geweest, onder andere in Limburg
                     bij het chemiecluster Chemelot. Ik vind het heel knap wat daar gebeurt. Ik ben zelf
                     chemisch technoloog, dus mijn hart gaat daar wel sneller van kloppen. Ik ben met collega
                     Erkens in Duisburg op werkbezoek geweest en ik zie mensen met passie voor hun werk
                     en een wens om het beste van deze transitie naar een schone en circulaire industrie
                     te maken. D66 wil deze bedrijven en deze vakmensen ook helpen verduurzamen.
                  
Het is dan ook goed dat de Minister eindelijk haar Nationaal Programma Verduurzaming
                     Industrie heeft gepresenteerd, na vele, vele oproepen vanuit de Kamer. Er moet mij
                     nog wel iets van het hart. Tegen die achtergrond vond ik de uitspraken van de Minister
                     dat we nog niet zover zijn dat er extra klimaatmaatregelen nodig zijn, echt heel vreemd.
                     Want dat is niet wat er in haar eigen programma staat. Bovendien staat in het nieuwe
                     ibo dat aanvullend beleid nodig is om de industrie versneld te verduurzamen. Ik wil
                     de Minister vragen om hier toch op te reflecteren.
                  
Dan ga ik snel verder met de maatwerkafspraken. D66 is blij dat vier bedrijven hun
                     verantwoordelijkheid hebben genomen en de eerste stap in dit proces zetten, maar wat
                     mij betreft gaat het niet snel genoeg. Ik ontvang bovendien signalen dat bedrijven
                     die graag sneller willen, vastlopen op het ministerie.
                  
Ik zie dat er een interruptie is, maar ik wil eerst nog graag een paar vragen stellen.
                     Ik ben benieuwd of de Minister de kritiek herkent. Ik zou ook heel graag willen weten
                     wat zij eraan doet en wat de redenen zijn dat er pas vier getekende expressions of
                     principles zijn. Wanneer verwacht de Minister dat er meer komen? En concreet misschien:
                     met hoeveel expressions of principles en letters of intent in haar ambtsperiode is
                     de Minister tevreden?
                  
Voorzitter. Ik heb nog twee vragen. Is er een moment waarop het loket sluit voor bedrijven
                     om in aanmerking te komen voor maatwerksteun en, zo ja, wanneer?
                  
De voorzitter:
Dank, meneer Boucke. Ik hoor de bel die klinkt bij aanvang van de plenaire vergadering.
                     We wachten even af tot die stopt. Oké, we gaan weer verder. Heeft mevrouw Kröger nog
                     steeds een interruptie? Dat is het geval.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Na een minuut van reflectie is daar geen verandering in getreden. Ik hoor de heel
                     kritische vraag van D66 aan de Minister over de uitspraak dat het maar de vraag is
                     of extra klimaatmaatregelen nodig zijn. Ik zou het toch wel iets scherper willen hebben.
                     Ik zou willen zeggen dat de noodzaak voor extra klimaatmaatregelen een gegeven is
                     en dat dit dus ook ononderhandelbaar is. Klopt dit voor D66?
                  
De heer Boucke (D66):
Daar kan ik heel helder over zijn. Dat eerste klopt. Dat zien we uit de cijfers van
                     de KEV. Afspraak is afspraak, wat mij en mijn partij betreft. We hebben keiharde ambitieuze
                     doelen gesteld om de planeet leefbaar te houden. Daar zijn we met z'n allen aan gehouden.
                     Er is een gat te dichten en dat gaan we ook dichten.
                  
De voorzitter:
De heer Boucke vervolgt zijn betoog.
De heer Boucke (D66):
Dan heb ik nog een paar vragen aan de Minister van Economische Zaken over de CO2-reductie en de uitvoering van de maatwerkafspraken. Ik heb drie vragen. Hoe verhoudt
                     de 1 tot 1,9 megaton extra CO2-reductie uit de programmabrief zich tot de volledige CO2-reducties die moeten komen uit de maatwerkafspraken? Hoe wordt deze reductie meegenomen
                     in de KEV? Volgens mij willen we allemaal dat we zo veel mogelijk kunnen meenemen
                     in de KEV. Kan de Minister toezeggen netbeheerders beter te betrekken bij de maatwerkafspraken?
                     Dat is mijn laatste vraag in dit blokje.
                  
Dan efficiëntie van onze industrie. Uit de cijfers van de Nederlandse Emissieautoriteit
                     die vrijdag naar buiten kwamen, blijkt dat de Nederlandse industrie gemiddeld 13,8%,
                     of 6,1 megaton, minder efficiënt is dan de benchmark. Dat is dan het Europese gemiddelde.
                     Kan de Minister toezeggen dat de NEa deze cijfers voortaan jaarlijks publiceert en
                     de Kamer hierover informeert? Dit maakt namelijk heel inzichtelijk waar onze industrie
                     staat.
                  
Tegelijkertijd lees ik over de nieuwe subsidie Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten
                     Industrie. Dat is een mondvol. Ik kan het niet uitleggen aan mensen dat we subsidies
                     opstellen maar geen harde eisen daartegenover stellen. Daarom heb ik een paar vragen
                     aan de Minister. Wat bedoelt de Minister met het subdoel «bijdragen aan het verdienvermogen
                     van Nederland»? Hoe gaat ze dat concreet toetsen? In hoeverre vallen procesefficiencymaatregelen
                     onder de energiebesparingsplicht? Zo niet, is dat wenselijk in combinatie met de eerdergenoemde
                     subsidie?
                  
Voorzitter. Dan de netbeheerders en de energiebedrijven.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een interruptie van mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
We hebben verschillende feitelijke vragen gesteld over de maatwerkafspraken. Die antwoorden
                     zijn gisteren gekomen. Daaruit wordt duidelijk dat er aan bedrijfsconstructies en
                     fiscale constructies eigenlijk geen eisen worden gesteld. Die zijn aan de bedrijven,
                     zegt de Minister in haar antwoorden. We weten natuurlijk dat er bedrijven zijn – dat
                     zijn ze niet allemaal – met buitenlandse aandeelhouders die een fiscale constructie
                     hebben gemaakt van hun Nederlandse bedrijfsonderdeel, waardoor ze een onrendabele
                     top kunnen creëren op papier als het gaat over verduurzaming, die er in werkelijkheid
                     wellicht helemaal niet is. Ergo, er wordt misschien wel winst gemaakt, maar op papier
                     is het geen winst, waardoor we geen winstbelasting vangen maar ook extra moeten subsidiëren.
                     Wat vindt D66 daar nou van? Als we mee gaan betalen aan de verduurzaming dan wel een
                     onrendabele top van die verduurzaming, zouden we dan niet op z'n minst inzage en kennis
                     moeten hebben van de daadwerkelijke financiële positie van het Nederlandse bedrijfsonderdeel
                     van een groot internationaal concern?
                  
De heer Boucke (D66):
Het is een lange en ook een complexe vraag, maar ik begrijp waar mevrouw Leijten op
                     doelt. Laat ik vooropstellen dat ik het ook heel moeilijk uit te leggen vind dat we
                     bedrijven subsidiëren die het inderdaad zo organiseren dat ze fictief een onrendabele
                     top creëren. Ik heb daar ook echt moeite mee. Mijn inzet is – dat merkt u ook in mijn
                     hele betoog – om te zoeken naar manieren om ervoor te zorgen dat we zo weinig mogelijk
                     publiek geld hoeven te steken in de verduurzaming van de industrie. Dus eerst normeren,
                     beprijzen en uiteindelijk subsidiëren. Ik zeg er tegelijkertijd bij dat wij wel willen
                     dat de bedrijven tot de top van Europa gaan behoren, dus niet tot het gemiddelde maar
                     tot de top. Mijn partij is wel bereid om bedrijven daarbij te helpen, al dan niet
                     in de vorm van subsidie.
                  
Dan ga ik naar uw vraag. Ik heb het antwoord niet meteen, maar ik probeer wel de richting
                     waarop ik denk te schetsen. Als het juridisch mogelijk is, zou ik dat zeker willen
                     doen. Dat is het best mogelijke antwoord dat ik u hier in dit debat kan geven.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Voor de SP rust er ook geen enkel taboe op het helpen van bedrijven om te verduurzamen,
                     of dat gaat met garantstellingen, eventueel subsidies, achtergestelde leningen of
                     via Invest-NL. De hele rimram kan, maar wel eerlijk. Als je tegen mensen zegt «neem
                     maar een renteloze lening voor je warmtepomp» en tegelijkertijd staat de sluis open
                     naar een bedrijf dat zijn winst afboekt naar het moederbedrijf en zelf niet netto
                     investeert, dan kunnen we dat niet uitleggen. Ik ben blij dat D66 deze opening geeft.
                     Laten we daar dan wel naar zoeken, want op dit moment heeft de Minister in al haar
                     antwoorden gezegd «het interesseert me niet», «het is aan de bedrijven», «we gaan
                     met de stuurgroep, de adviescommissies en de clusters lekker theedrinken, koffiedrinken
                     en broodjes eten» en «vertrouwt u ons maar». Wat de SP betreft gaan we in ieder geval
                     wel zeker weten dat die onrendabele top niet een gecreëerde onrendabele top is.
                  
De heer Boucke (D66):
Ja, ik ben zeker bereid om mee te doen aan die zoektocht, omdat we het inderdaad niet
                     kunnen uitleggen. Als subsidie niet nodig is voor grote bedrijven, moeten we die vooral
                     niet verstrekken, want er zijn te veel mensen, te veel inwoners in Nederland die dat
                     geld veel harder nodig hebben. Dus ik doe graag mee aan die zoektocht.
                  
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie. Voordat ik de heer Boutkan van Volt de gelegenheid
                     geef voor die interruptie, wil ik aantekenen dat er sinds het begin van het debat
                     drie Kamerleden bij zijn gekomen. Ik heb geen hoeveelheid interrupties afgesproken,
                     maar ik schrijf ze wel op. Als het iets te gortig wordt, ga ik u dus wel waarschuwen.
                     De heer Boutkan, Volt.
                  
De heer Boutkan (Volt):
Dan zal ik het kort houden, voorzitter. In de maatwerkafsprakenbrief wordt gezegd
                     dat er een prominente rol komt voor gezondheidseffecten, even los van het financiële
                     aspect, waar wij zo ook op in zullen gaan. Hoe kijkt D66 aan tegen het meer verankeren
                     van maatregelen tegen gezondheidseffecten op de omgeving, ten opzichte van maatwerkafspraken?
                  
De heer Boucke (D66):
Ook dat is niet uit te leggen. Het is niet uit te leggen dat we de industrie gaan
                     verduurzamen, dat we de industrie daarbij helpen, maar dat we daarbij geen oog zouden
                     hebben voor wat eigenlijk het allerbelangrijkste, het meest acuut, is, namelijk de
                     gezondheid van mensen. Om het maar even heel concreet te maken, daarom hebben we over
                     Tata Steel ook moties gesteund die dat voorstellen. Over Tata Steel zullen we vandaag
                     vast wel weer komen te spreken, want ik denk dat de gezondheidseffecten daar echt
                     een probleem zijn, waar we nog steeds geen oplossing voor hebben. Dus het antwoord
                     op de vraag van de heer Boutkan is: ja, dat nemen we zeker serieus. Wat ons betreft
                     nemen we dat ook mee in de maatwerkafspraken.
                  
De voorzitter:
De heer Boucke vervolgt zijn betoog. Daar heeft hij nog 48 seconden voor.
De heer Boucke (D66):
Echt waar, voorzitter? Dan moet ik wel heel snel gaan lezen. Dat ga ik doen.
Voorzitter. Ik heb een paar vragen over de elektrificatie van de industrie. Zijn de
                     bewindspersonen inmiddels ook zover dat ze kunnen toezeggen dat de industrie een doel
                     moet krijgen voor elektrificatie? Als dat niet het geval is, kunnen ze dit dan betrekken
                     bij het programma Verbindingen Aanlanding Wind Op Zee? Kunnen ze daarnaast toezeggen
                     in beeld te brengen wat de verwachte waterstofbehoefte per cluster is? In een eerder
                     debat vroeg ik om een energiebesparingsdoel per cluster. Ik heb inmiddels een aangehouden
                     motie in mijn broekzak. Hoe zien de bewindspersonen dat nu?
                  
Tot slot, voorzitter. De Minister heeft nog geen duidelijk verhaal voor de bedrijven
                     in cluster 6, de baksteenfabrieken, papierfabrieken en andere bedrijven. Wanneer krijgen
                     deze bedrijven een aansluiting op het net? Wat is de visie van de Minister hierop?
                     Vindt de Minister het wenselijk dat dit soort bedrijven verplaatst worden naar andere
                     clusters met een aansluiting? En zo ja, heeft ze een beeld van de effecten op de regionale
                     economie en de samenleving? Kan zij toezeggen hier onderzoek naar te doen en hier
                     ook een routekaart voor op te stellen? Dank u wel.
                  
De voorzitter:
Dank, meneer Boucke. Voordat ik het woord aan mevrouw Kröger geef, is er nog een interruptie
                     van de heer Stoffer.
                  
De heer Stoffer (SGP):
Ja, naar aanleiding van een van de laatste vragen over cluster 6. Op zich is het een
                     vrij logische gedachte om een en ander te verplaatsen. Dan hang je wellicht ook aan
                     alle kabels en leidingen die je nodig hebt. Maar het levert natuurlijk ook weer een
                     aantal andere problemen op. Mensen die er werken, moeten meer gaan reizen. Dan krijgen
                     we vollere treinen, drukkere wegen, enzovoorts. Wat zou D66, de heer Boucke, wenselijk
                     vinden hierin? Vindt hij die verplaatsing wenselijk, of lijkt het hem verstandig om
                     ook te kijken of we in de rest van het land werkgelegenheid kunnen houden en of we
                     daar een aansluiting kunnen creëren? Daarmee zouden we wellicht een heel aantal andere
                     problemen die daardoor ontstaan, kunnen voorkomen. Graag daar een klein stukje visie
                     op.
                  
De heer Boucke (D66):
De heer Stoffer zoomt meteen in op één onderwerp. Ik wil wat meer afstand nemen. Daarom
                     heb ik ook zo veel vragen aan de Minister gesteld. Ik heb namelijk nog geen scherp
                     beeld. Het zesde cluster is eigenlijk geen cluster. Het zijn een paar honderd bedrijven
                     die over ongeveer 150 sites verspreid zitten. Zijn dat bedrijven die een toekomst
                     hebben in onze duurzame economie, of niet? Hoe ziet die toekomst eruit voor de bedrijven
                     die een toekomst hebben? Hoe kunnen we die bedrijven helpen? Ik zie wel dat een aantal
                     bedrijven een heel belangrijke rol hebben in de omgeving waar ze zitten. Hoe kun je
                     die bedrijven helpen? Ik heb daar geen beeld van. Daarom vraag ik de Minister om met
                     een routekaart te komen en hier duidelijkheid over te geven. Dan kunnen we het debat,
                     ook over wat we het zesde cluster noemen, goed geïnformeerd voeren.
                  
De voorzitter:
Dank, meneer Boucke. Dan geef ik het woord aan mevrouw Kröger, namens GroenLinks.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. De klimaatwetenschap is glashelder. De CO2-uitstoot moet drastisch, drastisch, naar beneden. Maar ook de andere planetaire grenzen
                     knellen. Denk aan water, stikstof, biodiversiteit en grondstoffen. Luchtvervuiling
                     zorgt ondertussen voor grote gezondheidsschade in Nederland. Het verduurzamen van
                     de industrie is dus een cruciale opgave, aan de ene kant om de negatieve impact van
                     de industrie terug te dringen en aan de andere kant om onze economie, met alle technologie
                     en producten die we nodig hebben, klaar te stomen voor de toekomst. We hebben eerder
                     debatten gehad over wat mij betreft de kernvraag: welke industrieën hebben we nodig
                     in een klimaatneutrale, circulaire economie en welke sectoren moeten echt fundamenteel
                     worden omgebouwd of anders verdwijnen?
                  
Vorig jaar april is mij een visie toegezegd op scenario's voor groene industriepolitiek
                     voor mens, dier en natuur. Dat was een prachtige toezegging van deze Minister, maar
                     waar blijft die? Of is de visie het rapport dat afgelopen vrijdag naar de Kamer is
                     gestuurd? Dat geeft een interessante beschrijving van hoe verschillende sectoren kunnen
                     verduurzamen, maar wat totaal ontbreekt, is een macro-economische analyse. Welke sectoren
                     zijn cruciaal, ook in een Europees speelveld? En hoe zit het met het grondstof- en
                     ruimtegebruik en de effecten op omwonenden?
                  
Nu zitten we dus in de zorgelijke situatie dat er miljarden aan publiek geld zijn
                     gereserveerd om bedrijven te helpen om hun toekomstige verdienmodel te ontwikkelen
                     of om achterstallige investeringen te doen. Het gaat hier veelal om multinationals
                     die miljarden winst maken en zeker al een goede vijftien, twintig, dertig jaar weten
                     dat ze zich klaar moeten maken voor een klimaatneutrale toekomst maar daar gewoon
                     simpelweg nog weinig voor gedaan hebben. Kijk naar de cijfers waaruit blijkt dat de
                     Nederlandse raffinaderijen bijvoorbeeld slecht scoren ten opzichte van de Europese
                     benchmark. De Minister heeft als strategie om zich te richten op de twintig meest
                     vervuilende bedrijven in plaats van op de bedrijven die we strategisch gezien het
                     meest nodig hebben, die het meest potentie hebben of die het meest kosteneffectief
                     verduurzaamd kunnen worden. Ik mis in de plannen de concrete afbouw van fossiele activiteiten.
                     Is de Minister werkelijk van mening dat we de vier raffinaderijen die nu op de lijst
                     voor maatwerk staan, allemaal moeten houden? Waarom staat de NAM er eigenlijk op?
                  
Dan de kunstmest. We gaan naar een kringlooplandbouw. Waarom zouden we in Nederland
                     voor de rest van de wereld kunstmest produceren, en tegen welke kosten voor de omgeving?
                     Waarom kiezen we er niet voor om leidend te zijn in de circulaire economie?
                  
De plannen van het kabinet gaan wat mij betreft te weinig uit van de systeemverandering
                     die we keihard nodig hebben. Minder autorijden en vliegen, en meer openbaar vervoer
                     en fiets betekent ook minder brandstoffen. Minder vlees eten en meer intensieve landbouw
                     betekent ook minder kunstmest. Minder wegwerpproducten en meer producten die gerepareerd
                     en gerecycled kunnen worden, betekent minder staal- en plasticproductie. Et cetera.
                  
Voorzitter. Dan Tata. Uit onderzoek van het RIVM van gister bleek dat het aantal kankerverwekkende
                     stoffen niet daalt. Ondertussen is duidelijk dat Tata slechts voor een deel van de
                     operatie nu afspraken wil maken, Heracless 1. Betekent dit nou dat we met publiek
                     geld de helft van een duurzame fabriek hebben maar geen enkele garantie op een geheel?
                     Wat betekent dit voor de gezondheidsschade voor omwonenden? Wanneer gaan de meest
                     vervuilende fabrieken echt dicht? Dat is voor al die mensen die hun kinderen naar
                     het speeltuintje onder de zwarte neerslag sturen de hamvraag. Hoe hangt het doel van
                     volledig circulair in 2050 samen met een fabriek die nog draait op het verwerken van
                     ruw ijzererts?
                  
Voorzitter. Dan een paar concrete vragen. Op welke manier moeten bedrijven die vragen
                     om overheidssteun in de breedte, aantonen dat ze passen binnen een klimaatneutrale
                     en circulaire economie: 50% minder grondstofgebruik in 2030 en 100% circulair in 2050?
                     Waarom wordt cluster 6 buiten beschouwing gelaten? Die is juist van belang, ook in
                     het licht van het Rli-onderzoek naar regionale spreiding en ongelijkheid in Nederland.
                     Op welke manier betalen de aandeelhouders zelf mee aan hun toekomstige verdienmodel?
                     Waarom zouden we een bedrijf als Shell, dat 38 miljard winst maakt, met publiek geld
                     helpen met wat het de afgelopen 30 jaar verzuimd heeft te doen? Naar welke financieringsmogelijkheden
                     kijkt de Minister? Is ze het met me eens dat er een soort ladder nodig is, waarbij
                     eerst gekeken wordt naar garantstellingen en leningen? Wordt er gekeken naar aanbestedingen
                     en afnameverplichtingen? Is de Minister bereid om in het geval van financiële steun
                     ook afspraken te maken over dividenduitkeringen en bonussen, net als we gedaan hebben
                     met coronahulp? Hoe zit het met de afbouw van de fossiele subsidies in het licht van
                     het industriebeleid? Welke normerende maatregelen gaat de Minister nemen in het kader
                     van het ibo? Denk aan een verhoging van de energiebesparingsverplichting naar tien
                     jaar, een afnameverplichting duurzame energie, en een verplicht aandeel gerecycled
                     beton, ijzer en plastic. Kunnen we bedrijven laten rapporteren op het feitelijk aandeel
                     duurzame energie dat ze inkopen, en dus niet met GvO's?
                  
De voorzitter:
Op de kop af vijf minuten, dus ik hoop dat u klaar bent.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik heb een slotzin, voorzitter.
De voorzitter:
De slotzin dan, tot slot.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter, tot slot. Ik zie deze Ministers worstelen met de actieve rol die een overheid
                     moet innemen bij het invullen van groene industriepolitiek. Ik snap dat dat lastig
                     is. Maar op deze manier vanuit de bestaande belangen ons industriebeleid vormgeven
                     staat wat GroenLinks betreft in schril contrast met de transitie die we nodig hebben
                     om onze economie binnen de planetaire grenzen te krijgen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kröger. En we zijn nog niet van u af, want meneer Boucke heeft ook nog
                     een interruptie.
                  
De heer Boucke (D66):
Mevrouw Kröger vroeg aan de Ministers welke industrieën je wel stimuleert en welke
                     niet. Mijn partij heeft eerder een motie ingediend over een visie op de industrie
                     van de toekomst. Ik zie ook dat het kabinet nu met de Guidehouseanalyse komt, waarin
                     je al iets van contouren ziet. Ik zou aan mevrouw Kröger willen vragen wat voor haar
                     of voor GroenLinks de criteria zouden zijn om bedrijven wel of niet te steunen.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dank voor de vraag. Ik denk dat de planetaire grenzen die we hebben de contouren zijn.
                     Dan gaat het dus om zowel ruimtegebruik als CO2 als stikstof als materiaalgebruik, dus de transitie naar circulair. En daar komt
                     dan nog de gezondheidsschade voor omwonenden bij. Ik vind het heel lastig dat die
                     in de analyses helemaal buiten beschouwing wordt gelaten. Kijk naar de Kankeratlas
                     van Nederland. Daarin overlappen hoge kankerincidenties vrij goed met de verschillende
                     industriële clusters. Dat geldt in ieder geval voor de Rotterdamse haven en Tata,
                     en trouwens ook voor de Eemshaven. Ik denk dus dat dat een soort schets geeft: wat
                     past er in ons land? Ik vind het lastig dat die macro-economische analyse ontbreekt.
                     Ik vind het ook heel lastig, al snap ik dat het ingewikkeld is omdat Europa op dit
                     moment niet zo werkt ... Je zou alleen hopen dat je veel meer samenwerkt, net zoals
                     we nu op energiegebied veel meer gaan samenwerken. We zien ook dat de oplossingen
                     in Europese samenwerking zitten. Dat is met industriebeleid natuurlijk ook zo. We
                     moeten dus niet allemaal alles in ons eigen land willen hebben.
                  
De voorzitter:
Tot slot, de heer Boucke.
De heer Boucke (D66):
Helder. We hebben inderdaad de planetaire grenzen en de leefomgeving van omwonenden,
                     maar is mevrouw Kröger het ook met mij eens dat er ook dingen zijn waar we in Nederland
                     goed in zijn? Onze ligging bijvoorbeeld maakt ons interessant, waardoor we het hier
                     misschien wel schoner kunnen produceren. Zijn dat ook zaken waar GroenLinks naar kijkt?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Zeker. Dat probeerde ik ook aan te geven toen ik het had over die macro-economische
                     analyse over de strategische positie van Nederland met z'n zeehavens ten opzichte
                     van andere landen. D66 heeft daar een motie over ingediend. Wij hebben volgens mij
                     al driekwart jaar daarvoor een toezegging van de Minister gekregen dat ze zou komen
                     met die visie. Ik vind het gewoon heel verwonderlijk en eigenlijk ook zorgelijk dat
                     die trein van dat industriebeleid, waarvoor het gros van die 35 miljard wordt gereserveerd,
                     doordendert, terwijl het verhaal daarbij ontbreekt. Ik denk dat de Guidehouseanalyse
                     een prima analyse was over welke industrieën technologisch wat kunnen, maar dat is
                     natuurlijk iets anders dan wat er past en waarvoor je kiest. Ik vind die raffinaderijen
                     daarbij een goed voorbeeld. Ik vind de NAM ook een goed voorbeeld. Ik zie de NAM staan
                     op de lijst van bedrijven die mogelijk in aanmerking komen voor maatwerkafspraken.
                     Dan gaat het dus om oliewinning in Drenthe, om zeer laagwaardige olie die wij daar
                     gaan winnen met een ongelofelijke energie-intensiteit. De NAM wil daar een elektroboiler
                     voor aanschaffen. Prima, maar ik zie werkelijk niet waarom we dat met publiek geld
                     zouden moeten doen. Dus dit soort keuzes en dit soort scherpte mis ik echt bij de
                     Minister.
                  
De voorzitter:
Dank, mevrouw Kröger. Dan geef ik het woord aan de heer Boutkan namens Volt.
De heer Boutkan (Volt):
Dank, voorzitter. Urgentie: dat is de boodschap die het nieuwste IPCC-rapport ons
                     meegeeft. Alsof dat niet genoeg is, hebben we dit jaar de droogste winter ooit gemeten
                     in Europa meegemaakt. Klimaatverandering is niet meer iets van de toekomst. We moeten
                     nu versnellen.
                  
Voorzitter. Dat vraagt om een systeemverandering, en om een nieuwe kijk op onze economie
                     van nu en van de toekomst. Onderdeel van die systeemverandering is een industrie die
                     handelt binnen de grenzen van onze natuur en ons klimaat, en die daarbij haar maatschappelijke
                     verantwoordelijkheid neemt. Dat gebeurt niet zomaar. Het lijkt een open deur, maar
                     de overheid moet keuzes gaan maken, knopen gaan doorhakken en grenzen gaan stellen.
                     Dat gebeurt nu nog niet genoeg.
                  
Voorzitter. Daarbij wil ik allereerst een moreel dilemma schetsen. De afgelopen tijd
                     zijn er meerdere protesten gevoerd om bijvoorbeeld de fossiele subsidies aan de industrie
                     stop te zetten. Dat zijn subsidies uit een verouderd systeem. Daar komt bovenop dat
                     uit recent gepubliceerde cijfers van de Nederlandse Emissieautoriteit blijkt dat de
                     raffinaderijen meer uitstoten dan ze hadden aangegeven. Diezelfde raffinaderijen gaan
                     mogelijk opnieuw gesubsidieerd worden. Ik vind dat dus geen maatschappelijke verantwoordelijkheid
                     die we mogen verwachten tegenover mogelijke overheidssteun. Mijn vraag is: wat staat
                     er tegenover de bedragen die bijvoorbeeld Tata Steel krijgt?
                  
Volt steunt groen staal. Volt denkt echt mee hoe we nieuwe markten kunnen helpen ontwikkelen.
                     Dat kan bijvoorbeeld via een bijmengverplichting. Meedenken wordt echter wel heel
                     pijnlijk als de beloofde veranderingen niet werken en het RIVM nog steeds geen verbeteringen
                     meet. Ik wil de Ministers dan ook vragen hoe zij de grote opdracht waar onze industrie
                     voor staat, gaan afdwingen binnen de juiste kaders. Wat zijn deze morele kaders, los
                     van emissiereductie? Als burgers financiële steun ontvangen van de overheid, dan wordt
                     er altijd iets van hen verwacht. Voor de grote industrie lijkt dat nu niet op te gaan.
                     Waarom? Wat vindt de Minister er bijvoorbeeld van dat bedrijven die straks grote hoeveelheden
                     gemeenschapsgeld ontvangen gewoon bonussen mogen uitkeren? Moeten we dit niet op een
                     bepaalde manier aan banden leggen? We hadden daar net ook al een interruptiedebat
                     over. Ik denk dat dat naast gezondheid echt eisen zijn die we moeten gaan stellen.
                  
Laat ik nog een voorzetje geven. Volt is verheugd dat de gezondheid van omwonenden
                     een prominente rol heeft gekregen in de maatwerkafspraken, maar we willen wel zien
                     dat de gezondheidswaarden echt gewaarborgd worden in de maatwerkafspraken. We willen
                     dat hier bindende afspraken over worden gemaakt in het stelsel van vergunningen, toezicht
                     en handhaving. Het vraagt van bedrijven dat ze meer gaan doen dan wettelijk verplicht
                     is, vaak ook vanuit Europese wetgeving. Wat zet de Minister hiertegenover? Hoe interpreteert
                     zij een prominente rol?
                  
Voorzitter. Naast minder consumeren en produceren moeten we vooral ook anders gaan
                     consumeren en produceren. Daarvoor moeten we die nieuwe markten creëren voor de industrie
                     en de toekomst. We hebben in dat kader ook eerder een motie ingediend over de bijmengverplichting
                     voor groene producten die onder het CBAM vallen en over de basischemie. Ik las dat
                     het kabinet nu in Europees verband aan de slag is om ervoor te zorgen dat daar echt
                     een Europese norm voor komt. Welk tijdpad ziet de Minister daarin voor zich? Hoe hard
                     spant zij zich in? Als de CO2-heffing aan de Europese grens in 2025 actief wordt, dan zou het mooi zijn als dit
                     een aanvulling daarop zou zijn.
                  
Aanvullend daarop. We hoorden in het rondetafelgesprek ook dat het certificeren van
                     echt groene producten hierin een grote rol kan spelen. Er komt nu een voorstel vanuit
                     de Europese Commissie om groene certificering te gaan organiseren, met name tegen
                     greenwashing. We weten alleen niet of dat genoeg gaat zijn voor een dergelijk instrument.
                     Kan de Minister aangeven hoe de besprekingen over dit label verlopen? Kan de Minister
                     aangeven waar deze discussie naartoe gaat? Die is volgens mij nog erg jong. We weten
                     echter dat we in Europa altijd te laat zijn tot we op tijd zijn. Wanneer weten we
                     dan welke producten duurzaam zijn? Dan kunnen we namelijk ook groene producten via
                     belasting aantrekkelijk gaan maken ten opzichte van niet-duurzame producten. Ik kijk
                     dan ook enorm uit hoe dit debat zich gaat aansluiten bij de debatten over de circulaire
                     economie.
                  
Tot slot. Het is duidelijk dat we begonnen zijn met het uitfaseren van fossiele activiteiten
                     en dat er een einde komt aan de wegwerpmaatschappij. Ik zou de Minister willen vragen
                     welke harde deadline zij ziet voor het uitfaseren van fossiel.
                  
Dank.
De voorzitter:
U krijgt nog wat extra spreektijd van de heer Thijssen, want hij heeft een interruptie.
De heer Thijssen (PvdA):
Mijn vraag aan Volt is de volgende. Als ik het goed hoor, zeggen jullie: «Er moet
                     gekozen worden. Er moet een visie zijn op de industrie. Er moet beter gekozen worden.»
                     Welke keuzes zou Volt dan maken voor de verduurzaming van de industrie? Kan alles
                     een-op-een over? Wat zijn die keuzes?
                  
De heer Boutkan (Volt):
Ik zal een voorbeeld geven. We gaan nu synthetische brandstoffen produceren, zodat
                     de verbrandingsmotor blijft. Duitsland heeft zich daar enorm hard voor gemaakt. Wat
                     gebeurt er dan? We gaan koolstof uit een bron halen. Daar koppelen we bijvoorbeeld
                     waterstof aan. Dan kunnen we opnieuw verbrandingsmotoren laten bewegen die koolstof
                     uitstoten. Ik vind dat heel moeilijk. Voor sommige processen, zoals langeafstandsvluchten
                     over de 1.400 kilometer, zal je moeten zeggen: je hebt dit nodig; het kan niet op
                     waterstof. De vraag is echter of je dat voor alle processen zo wil inrichten. We moeten
                     de compensatie ook echt zo neerzetten dat de CO2 die weer vrijkomt niet zomaar de lucht in verdwijnt en dat we dat dan maar moeten
                     accepteren. We staan voor dat soort keuzes. Dat vind ik lastig.
                  
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Ik hoor bij meerdere sprekers dat we keuzes moeten maken, dat we moeten kiezen. Als
                     we vragen welke industrie dan weg moet, welke industrie we dan niet meer nodig hebben,
                     dan komt er echter geen antwoord. Ik zou de vraag van de heer Thijssen dus nog willen
                     aanscherpen. Mevrouw Kröger zegt: ik heb wel een antwoord. Ik wil aan mijn collega
                     van Volt vragen welke industrie er weg zou moeten.
                  
De heer Boutkan (Volt):
Zoals ik net al probeerde aan te geven, gaat het om keuzes over wat je wel of niet
                     toestaat. Als het gaat over de uitstoot van koolstof, van CO2 in de lucht, dan denk ik dat daar per proces naar gekeken moet worden en niet per
                     se per industrie. Kijk naar korteafstandvluchten; ik weet niet of het nu nog zo is,
                     maar toen ik een halfjaar geleden keek, vloog er nog steeds vier keer per dag een
                     vliegtuig naar Brussel vanaf Schiphol, terwijl er een trein is die sneller gaat. Ik
                     vind dat niet te verantwoorden. Ik snap niet waarom we de hubfunctie van Schiphol
                     daarin toestaan, terwijl we ook de trein kunnen pakken. Dat soort keuzes bedoel ik.
                     Het is dan te makkelijk om te zeggen: welke industrie wel en welke industrie niet?
                     Het gaat erom binnen welke kaders je afwegingen maakt.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ja, maar dan denk ik dat Volt het toch met ons eens is dat alle industrie de kans
                     moet krijgen om te verduurzamen binnen bepaalde duurzame kaders. Er zijn bij die twintig
                     maatwerkafspraken, dus geen bedrijven waarvan u op voorhand zegt: die moeten we niet
                     doen. Maar ze moeten dus wel allemaal een versneld pad richting verduurzaming inzetten
                     binnen bepaalde technologische keuzes.
                  
De heer Boutkan (Volt):
Los van een aantal dilemma's die ik net schetste, denk ik dat dat inderdaad het geval
                     is. Wij hebben als Volt dan ook nooit heel zwaar afgegeven op de industrie en dat
                     heeft deze reden.
                  
De voorzitter:
Dan geef ik het woord aan de heer Erkens voor het afdraaien van zijn eigen betoog.
De heer Erkens (VVD):
Nou, voor het afdraaien, voorzitter?
Nederland heeft een sterke industriële basis nodig, nu en in de toekomst. Dat is belangrijker
                     dan ooit in deze onzekere wereld. Strategische autonomie is voor Nederland en Europa
                     van groot belang. Daarnaast is de industrie ook van groot belang voor een sterke economie.
                     De toekomst van de industrie is helaas onzeker: de industrie wordt hard geraakt door
                     de energiecrisis en energie-intensieve bedrijven zich afvragen of ze vanuit Nederland
                     en Europa nog wel kunnen blijven concurreren met bedrijven in de VS of het Midden-Oosten.
                     Het vertrek van de industrie zou verregaande gevolgen hebben en moet dus worden voorkomen.
                     Daarmee valt het ook samen met de verduurzamingsambities die we hebben. Het eerlijke
                     verhaal is echter dat die energiekosten de komende jaren in Europa hoger zullen blijven
                     dan in andere werelddelen.
                  
De industrie een toekomst geven kan door te zorgen voor een radicaal versnelde overstap
                     op duurzame productieprocessen. Ik ben blij dat de Minister heeft uitgesproken dat
                     zij de industrie in Nederland wil behouden. We zien vanuit het kabinet een aantal
                     concrete, veelbelovende stappen. Het tempo moet echter wel omhoog om 2023 het jaar
                     van de waarheid te laten worden, want 2030 is heel snel voor een groot deel van deze
                     ambities?
                  
De voorzitter:
Meneer Erkens, voordat u verdergaat, is er eerst een interruptie van de heer Thijssen
                     en daarna een van mevrouw Kröger. Meneer Thijssen.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ja, het is natuurlijk superbelangrijk dat we industrie in Nederland houden, voor de
                     banen, voor de bedrijvigheid, om een heleboel redenen. Maar ik word toch wel een beetje
                     moe van het argument dat we steeds horen: als we dit niet doen of als we dat niet
                     doen, dan vertrekken ze naar het buitenland. Ik wil eigenlijk weleens van de VVD weten
                     tot hoever zij wil gaan om de industrie in Nederland te houden. Nederland is een prachtig
                     land met goede infrastructuur, fantastische mensen en een hele interessante ligging
                     in Noordwest-Europa. Moeten we het niet omdraaien en zeggen dat de industrie blij
                     mag zijn dat zij in Nederland mag zijn, dat zij hier mag verduurzamen en dat zij een
                     bijdrage mag leveren aan dit prachtige land? Moeten we dat niet zeggen in plaats van:
                     dadelijk gaan ze weg, dus we moeten wel genoeg subsidie door de brievenbus stoppen,
                     want anders gaan ze misschien naar een ander land.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ja, het klinkt heel mooi wat de heer Thijssen zegt. Natuurlijk moeten bedrijven blij
                     zijn om in ons mooie land te kunnen produceren en te kunnen werken. Het is volgens
                     mij ook fijn om hier te wonen wanneer je hier werkt. Tegelijkertijd heeft Amerika
                     een subsidiepot van ruim 400 miljard klaargezet om industrie aan te trekken. De energiekosten
                     liggen in het Midden-Oosten structureel lager op dit moment. Er zijn internationale
                     bedrijven die beslissingen nemen over waar investeringen plaatsvinden. We moeten een
                     heel palet aanbieden. Volgens mij ziet dat meer op de randvoorwaarden, dus infrastructuur
                     en betaalbare schone energie, dan op subsidie, maar dat hele palet moet bedrijven
                     ervan overtuigen dat zij hier de eerste duurzame fabrieken moeten neerzetten. Dat
                     betekent ook dat de overheid soms subsidie zal moeten gebruiken. Maar ik denk wel
                     – ik zal daar in de rest van mijn betoog op ingaan – dat het veel meer ligt bij zekerheid
                     op het gebied van infrastructuur en zekerheid over voldoende groene waterstof en schone
                     stroom, dan dat het ’m nou per se zit in de subsidiebedragen.
                  
De voorzitter:
De heer Thijssen, tot slot.
De heer Thijssen (PvdA):
Dat vind ik interessant, want zou dat kunnen betekenen dat we met elkaar zeggen dat
                     we inderdaad voor die randvoorwaarden moeten zorgen en dat we die pot met subsidiegeld
                     voor andere doeleinden kunnen inzetten? Dit is namelijk de moeilijkheid die ik ervaar.
                     Ik snap wat de heer Erkens zegt over een subsidiepot in Amerika en lagere energieprijzen
                     elders, maar de vraag blijft natuurlijk: hoever wil je dan als Nederland gaan om die
                     bedrijven coûte que coûte hier te houden? Of kun je op een gegeven moment ook zeggen:
                     dit zijn de cruciale industrieën en daar rollen we de groene loper voor uit, maar
                     er is een einde aan wat we daarvoor willen doen? Is de heer Erkens bereid te kiezen?
                  
De heer Erkens (VVD):
Er is geen ongelimiteerd budget om maar gewoon aan de industrie over te maken om hier
                     te verduurzamen. Tegelijkertijd vind ik het wel logisch om, als je via maatwerkafspraken
                     vraagt om meer te doen dan wat er wettelijk verplicht is en meer te doen dan wat er
                     in andere landen verplicht is, als overheid te kijken naar de onrendabele top. Als
                     je een fabriek een paar jaar eerder sluit dan gepland, dan zal je toch met een bedrijf
                     een afspraak moeten maken over hoeveel zij investeren en wat de overheid bereid is
                     neer te leggen om die industrie versneld verduurzaamd te krijgen. Maar dat moet je
                     inderdaad per bedrijf bekijken. Daarom is de maatwerkafspraak volgens mij heel geschikt.
                     Ik ben ook wel benieuwd of de Minister kan vertellen of elke maatwerkafspraak echt
                     draait om subsidie of dat het veel meer gaat om die randvoorwaarden, waar ik dadelijk
                     op zal ingaan. Maar dat moet je per bedrijf bekijken. Ik denk inderdaad dat de bestaande
                     industrie de kans moet krijgen om te verduurzamen; er zou hier voor elk bedrijf een
                     plek kunnen zijn. Je moet inderdaad ook kijken naar welke duurzame industrieën je
                     in de toekomst nog wilt aantrekken. Dan gaat het volgens mij ook nog om de internationale
                     concurrentie: wat is Europa bereid te bieden als antwoord op wat de VS nu aan het
                     doen is?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ook op dit punt: we hebben een hele grote energie-intensieve industrie vanwege een
                     overdaad aan goedkoop gas, die lange tijd aanhield. Dat is niet meer zo. Dan is toch
                     de vraag wat nou het comparatieve voordeel is voor bedrijven om hier te zitten. Zegt
                     de VVD nou eigenlijk: je moet er altijd voor zorgen dat het vertrek van elk bedrijf
                     dat zich hier ooit gevestigd heeft vanwege goedkoop gas, voorkomen wordt? Wat betekent
                     dat dan? Gaan we tot het einde der tijden de extra kosten van de inzet van waterstof
                     wegsubsidiëren? Is het niet heel logisch dat bepaalde bedrijven ervoor zullen kiezen
                     om op een andere plek, waar op dat moment goedkopere duurzame energie voorradig is,
                     te gaan zitten? Wil de VVD dan al het beleid inzetten op het behoud van de bestaande
                     industrie en wil zij daar dus geen keuzes in maken?
                  
De heer Erkens (VVD):
We willen een zware industrie in Nederland behouden, want we hebben bepaalde producten
                     ook nodig in het kader van de strategische autonomie. We willen nieuwe industrieën
                     aantrekken. Dat betekent niet dat elk bedrijf koste wat het kost hier gehouden moeten
                     worden, maar ze moeten allemaal de kans krijgen om via randvoorwaarden en maatwerkafspraken
                     die stap te zetten. Dat betekent echter niet dat alle twintig maatwerkafspraken uiteindelijk
                     leiden tot een concreet resultaat: een of twee bedrijven zeggen misschien dat zij
                     niet bereid zijn om onder deze voorwaarden hier te blijven. Maar dat is dan wel de
                     uitkomst van dat proces. Ik vind niet dat de politiek aan de voorkant moet beslissen
                     welke industrieën hier niet meer welkom zijn. Het is ook een politieke keuze om als
                     Nederland, dat een goede uitgangspositie heeft voor een grote duurzame energievoorziening,
                     nog verder in te zetten op energie-intensieve industrie, met de Noordzee en de haven
                     van Rotterdam om vanuit te importeren, en ga zo maar door. Ik denk dus dat er juist
                     nog heel veel plek is voor de industrie in de toekomst, maar dat geldt niet voor elk
                     bedrijf at all costs. Dat is volgens mij ook logisch. Je moet daar als overheid gewoon
                     zakelijk naar kijken, maar dat is iets anders dan als politiek aan de voorkant industrieën
                     wegstrepen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, tot slot. Daarna is de heer Boutkan.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Volgens mij gaat het niet om aan de voorkant industrieën wegstrepen. Het gaat om de
                     vraag: waar zet je het schaarse publieke geld voor in? Dat is de keuze die je maakt.
                     Volgens mij zegt niemand hier dat we industrieën gaan wegstrepen. We gaan kaders stellen
                     en dan blijven bepaalde bedrijven hier wel of niet. We kunnen publiek geld inzetten
                     om sectoren die cruciaal zijn te helpen. Ik proef hier eigenlijk dat de VVD zegt:
                     alle sectoren, iedereen, moeten de kans krijgen. Daarmee zeg je dus eigenlijk dat
                     we in principe alle bedrijven die hier ooit gevestigd zijn vanwege goedkoop aardgas,
                     met publiek geld gaan ondersteunen om hun een toekomstig verdienmodel te geven, waar
                     ze zelf nooit of niet genoeg in geïnvesteerd hebben.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik val in herhaling: ik heb niet gezegd dat we koste wat het kost een grote bak publiek
                     geld bij bedrijven gaan afstorten. Volgens mij moet de overheid in gesprek met alle
                     bedrijven om te kijken onder welke voorwaarden zij bereid zijn om hier te blijven
                     en onder welke voorwaarden zij bereid zijn zelf te investeren, en dan ook veel van
                     hun kant, in Nederland. Laten we de industrieclusters als voorbeeld pakken. We hebben
                     vijf grote industrieclusters. Volgens mij gaat de discussie over hoe snel we de infrastructuur
                     voor een energie-intensieve industrie kunnen aanleggen. Dat de komende decennia dan
                     soms één bedrijf weggaat uit zo'n cluster en vervangen wordt door een nieuw bedrijf,
                     is volgens mij ook gewoon onderdeel van een gezonde economie.
                  
De heer Boutkan (Volt):
Hierop doorgaand: ik vraag me af hoe de heer Erkens kijkt naar de maatschappelijke
                     verantwoordelijkheid van deze bedrijven, bijvoorbeeld met betrekking tot gezondheid.
                     Hoelang wil hij bedrijven dan de tijd geven om te verduurzamen? Want hij zegt dat
                     alle bedrijven tijd verdienen om te verduurzamen, maar welk tijdpad heeft hij dan
                     in gedachten? En moeten we in sommige situaties niet meer doen dan de normen?
                  
De heer Erkens (VVD):
Via de maatwerkafspraken vragen we bedrijven al om meer te doen dan wettelijk verplicht
                     is. Dat is volgens mij logisch. Ik denk dat het van belang is dat je bij de prioritering
                     van wanneer je infrastructuur uitrolt en waar groene waterstof op de korte termijn,
                     zolang het schaars is, beschikbaar komt, rekening houdt met een aantal criteria. Ik
                     denk dat de energie-intensieve industrie, die op dit moment kampt met het grootste
                     risico op weglek door de hoge energieprijzen, misschien versneld overgezet moet worden
                     en dat je die duidelijkheid moet verschaffen. Ik denk dat, als we het hebben over
                     gezondheid, Tata ook een bedrijf is dat binnen de twintig maatwerkafspraken – stel
                     dat er twintig worden gemaakt – nogal veel prioriteit heeft om als eerste over te
                     worden gezet op een duurzame productie, juist omdat vanuit de maatschappelijke functie
                     en vanuit de gezondheidseffecten op de omgeving die een bedrijf heeft, daar wel de
                     grootste stappen gezet moeten worden. Het is voor mij dus meer een vraagstuk van hoe
                     je nou twintig grote projecten, die we nooit allemaal tegelijk uit kunnen voeren,
                     prioriteert. Volgens mij moet je dan dus dit soort criteria meewegen.
                  
De voorzitter:
Dan heeft de heer Boucke nog een interruptie.
De heer Boucke (D66):
Ik wil hier nog even op doorgaan. Onze huidige industrie heeft ons economisch veel
                     gebracht, maar we hebben ook heel veel fouten gemaakt. Kijk maar naar de vervuiling
                     die Tata Steel maar ook andere bedrijven in hun omgeving veroorzaken. Vindt de heer
                     Erkens ook dat we die fouten in ieder geval niet meer moeten maken en dat inderdaad
                     de effecten op de leefomgeving en op de gezondheid altijd onderdeel moeten zijn van
                     de plannen die we nu maken voor de toekomst?
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij is de overstap op een duurzame productie sowieso al goed voor de luchtkwaliteit,
                     voor de gezondheid en voor de omgeving daaromheen. Ik weet niet of je de maatwerkafspraken
                     nog moet uitbreiden met een heleboel andere randvoorwaarden. Dat heeft met name te
                     maken met het volgende. Naarmate je meer criteria opneemt in deze afspraak, zal het
                     misschien ook langer duren om zo'n afspraak voor elkaar te krijgen. Ik vind dat wel
                     een afweging die we aan de voorkant bewust moeten maken. Als inderdaad via het voorgenomen
                     verduurzamingspad, dus via de route van groene waterstof voor Tata, ook die gezondheidswinst
                     behaald kan worden, weet ik niet of je daarbovenop, los van wat je inderdaad op het
                     gebied van IenW en in afspraken met de omgevingsdienst nog doet, dat in die maatwerkafspraken
                     nog moet versmelten als dat leidt tot vertraging. Daar zit mijn grote zorg.
                  
De voorzitter:
De heer Boucke tot slot. Ik merk op dat we bijna een uur onderweg zijn en dat we nog
                     niet eens op de helft van het aantal sprekers zijn. Dus ik doe ook een beroep op u.
                     Ik kan het aantal interrupties volledig vrijlaten, maar dan is er minder tijd voor
                     interrupties in de volgende termijn.
                  
De heer Boucke (D66):
De heer Erkens zegt: het is complex, daarmee maken we het nog complexer en daarom
                     moeten we het misschien niet doen. Ik zeg: die complexiteit is een gegeven. Volgens
                     mij kun je het ook niet uitleggen aan mensen in Nederland dat we nu heel veel gaan
                     investeren, dat we de economie van de toekomst helpen bouwen – die gaat heel lang
                     door, die gaat decennialang door – maar dat we gezondheid en milieu daar nu niet in
                     meenemen. Ik kan dat niet uitleggen. Kan de heer Erkens dat wel?
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij was ik daar vrij duidelijk over. Als je een bedrijf verduurzaamt en over
                     laat gaan op elektrische productie of groene waterstof, dan gaat het ook al beter
                     met de impact op het milieu en de gezondheid in deze trajecten. Mijn zorg zit bij
                     het feit dat het instrument van maatwerkafspraken om bovenwettelijke afspraken vraagt.
                     Naarmate we er meer criteria aan gaan toevoegen, kan het langer duren om die afspraken
                     te sluiten. En dan bereik je ook niet het resultaat dat je wilt hebben. Dat zijn volgens
                     mij de verbetering van inderdaad de leefomgeving en de gezondheidseffecten op de directe
                     leefomgeving. Dus daar zit meer mijn worsteling. Die zit meer bij dit instrument.
                  
De voorzitter:
De heer Erkens zet zijn betoog voort.
De heer Erkens (VVD):
Voorzitter. Het tempo moet echt omhoog om 2023 het jaar van de waarheid te laten zijn.
                     Dat gezegd hebbende: de Kamerbrief over het nationaal programma bevestigt ook dat
                     we in de afgelopen tijd nog niet voldoende zijn opgeschoten. We wisten dat besluitvorming
                     en uitvoering in sterke mate versneld moeten worden. We hebben al het PIDI, het MIEK,
                     de CES'en en nog een hele alfabetsoep aan vergaderfora. Lost dit NPVI alle knelpunten
                     in de huidige besturing op die de onderzoeken ook benoemen? Kan de Minister daarop
                     reflecteren en betekent dit dat andere programma's die nu lopen, misschien dan ook
                     gewoon opgezegd kunnen worden, omdat het allemaal samenkomt in een groter nationaal
                     programma?
                  
Het is tijd om echt de schop in de grond te zetten. De industrieclusters zullen niet
                     vertrekken. Dat zei ik net ook al in een interruptiedebat. Dus kabels en leidingen
                     aanleggen zal voor het overgrote deel no regret gaan zijn. Mocht er een kabel of leiding
                     te veel zijn aangelegd, dan gaan wij het liefst gewoon een industrieel bedrijf aantrekken
                     dat wel gebruik kan maken van die infrastructuur. Maar het risico dat het van overheidskant
                     te lang gaat duren voordat alle infrastructuur er is, is te groot. Zijn de Ministers
                     het daarmee eens? Hoe gaan de Ministers ervoor zorgen dat de TenneTs, de Gasunies
                     en de regionale netbeheerders van deze wereld nu echt aan de slag gaan met het aanleggen
                     van deze infrastructuur? Het zijn staatsdeelnemingen. Zijn er extra garanties nodig
                     vanuit de overheid om die voorinvesteringen los te krijgen? Kunt u aangeven wat u
                     allemaal nodig heeft?
                  
In de brief over de versnellingsaanpak energietransitie worden concrete voorstellen
                     gedaan. Wat de VVD betreft, gaan we meteen aan de slag met het toepassen van die voorstellen
                     en gaan we niet weer een nieuwe onderzoeksrichting in richting de zomer. We weten
                     wat er moet gebeuren. Kan de Minister dan ook voor het zomerreces aangeven op welke
                     concrete projecten in deze energietransitie deze versnellingsopties toegepast gaan
                     worden? En zegt hij dit toe, zodat we van de zomer ook echt wel kunnen gaan beginnen
                     met het versnellen en we het er niet alleen over hebben met elkaar?
                  
Voorzitter. Ik heb nog een aantal vragen over de maatwerkafspraken. Wanneer zijn al
                     deze bindende afspraken gemaakt? Heeft de Minister nu voldoende capaciteit om zo veel
                     mogelijk van deze afspraken in 2023 afgerond te krijgen? Het proces gaat naar onze
                     mening nog steeds te langzaam. Het moet echt worden versneld om ervoor te zorgen dat
                     deze afspraken op tijd zijn afgerond om de doelen van 2030 te halen.
                  
Voorzitter. Ik heb afrondend nog een aantal opmerkingen en vragen met betrekking tot
                     Tata Steel. Ik dank de Minister voor de beantwoording van mijn Kamervragen deze week.
                     Die gingen vrij specifiek over vergunningen die nodig zijn en ga zo maar door. De
                     Minister geeft in de beantwoording aan dat Tata nu aan zet is, maar ik vind dat wel
                     te afwachtend. Er wordt bijvoorbeeld nog niet gesproken met Brussel over dit traject,
                     terwijl wij weten dat wanneer we een maatwerkafspraak sluiten met Tata, we met Brussel
                     in gesprek moeten gaan over de vraag of die uitgevoerd kan worden. Het risico op vertraging
                     is dan wel te groot. We moeten het juist hebben over versnelling. We willen immers
                     een staalindustrie behouden in Nederland. Maar zoals we ook net in interruptiedebatjes
                     concludeerden: die moet ontzettend snel verduurzaamd worden, want op deze manier kan
                     het niet langer doorgaan. Een afwachtende overheid is niet gepast bij dit dossier.
                  
Een aantal afrondende vragen, voorzitter. Is de Minister het ermee eens dat we de
                     staalindustrie nodig hebben, maar dat die wel zo snel mogelijk volledig duurzaam moet
                     worden? Is de Minister het ermee eens dat het Rijk meer regie moet pakken bij dit
                     traject? Hoe kan het versneld worden en wat is ervoor nodig om deze versnelling te
                     bewerkstelligen? Ik hoop dat de Minister hier zonder taboes antwoord op kan geven.
                  
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank, meneer Erkens. Er is allereerst een interruptie van mevrouw Leijten, daarna
                     van Grinwis en daarna van Boucke. Zijn interrupties zijn echt bijna op. Allereerst
                     mevrouw Leijten.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ik wil graag een vraag aan de VVD stellen, omdat zij eerder een van de partijen was
                     die tegen de motie stemde over het niet aangaan van verdere investeringen of subsidierelaties
                     zonder harde gezondheidswinst. Die motie is overigens wel aangenomen, maar is geen
                     onderdeel van de plannen, iets wat ik zeer tragisch en eigenlijk heel kwalijk vind.
                     Als het nou gaat over Tata Steel, weten we dat de niet-investering van de afgelopen
                     jaren, het doorwerken met fabrieken die zeer giftig zijn omdat ze lekken, noem het
                     allemaal maar op, nu leidt tot grote boetes. Nu zijn dat voor Tata geen grote boetes.
                     Voor ons als individuen zijn dat grote boetes maar voor Tata, zeker in het licht van
                     de winst die op IJmuiden wordt gemaakt, valt het wel mee. Maar vindt de VVD het doelmatig
                     en rechtmatig gebruik van belastinggeld als de Nederlandse Staat straks in de maatwerkafspraken
                     de investering gaat doen die Tata altijd heeft nagelaten?
                  
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij moeten we zo'n subsidiebedrag inderdaad zo precies mogelijk berekenen
                     en er daarbij op letten of het om de onrendabele top van een project gaat en niet
                     over verplichtingen die Tata misschien al moet zijn nagekomen. Een voorbeeld dat ik
                     pas genoemd heb, is de energiebesparingsplicht; die geldt voor alle bedrijven. Ik
                     zou het gek vinden als wij in de maatwerkafspraken een subsidie geven voor iets wat
                     al een verplichting is voor een bedrijf. De maatwerkafspraken gaan over de bovenwettelijke
                     verplichting om op een kortere termijn meer CO2 te reduceren dan afgesproken of verwacht. Die knip zou je dus moeten maken. Natuurlijk
                     moet Tata waarschijnlijk zelf het grootste deel van die investering ophoesten. Het
                     zou inderdaad gek zijn als de overheid hier de volledige rekening moet pakken.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Hier lopen wel echt veel dingen door elkaar, zeker als het om Tata gaat. Tata vraagt
                     namelijk de subsidie aan voor de omslag naar groen staal. Dat betekent echt wel iets
                     anders dan wat de heer Erkens hier zegt. Zoals ik eerder al zei, is de SP niet tegen
                     het helpen van bedrijven, maar dan moet dat wel onder duidelijke voorwaarden gebeuren.
                     Dat betekent dus niet dat je de eigenaren in het buitenland spekt door investeringen
                     die ze zelf hadden moeten doen, over te nemen als staat; het gaat dan over de fiscale
                     constructies. Het gaat nu heel specifiek over die investeringen die ze niet hebben
                     gedaan, waardoor ze nu hoge boetes krijgen van de provincie, bijvoorbeeld voor het
                     lekken van de Kooks 2. Daar hebben ze al twee boetes voor gekregen en daar wordt al
                     flink op gehandhaafd, noem het allemaal maar op. Tata schuift dat nu onder de onrendabele
                     top die zij hebben bij het vergroenen of het maken van groen staal. Dat betekent dus
                     dat ze de rekening van het niet zelf hebben onderhouden van hun eigen fabrieksonderdeel
                     doorschuiven naar de belastingbetaler. Vindt de VVD dat nu een rechtmatige besteding
                     van maatwerkafspraken? Dit is heel concreet, maar misschien is een antwoord op zo'n
                     heel concrete vraag wel duidelijk richtinggevend, ook voor de Minister. Vindt de VVD
                     dat goed? Als de VVD ja zegt, weet de Minister waar ze staat. Maar als de VVD nee
                     zegt, dan heeft dat ook wel consequenties voor andere maatwerkafspraken.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik weet ten eerste niet of het klopt wat mevrouw Leijten zegt, want volgens mij doet
                     het bedrijf de investeringen in de gezondheidsimpact rondom de installaties op dit
                     moment zelf. Dat gebeurt inderdaad te laat, maar dat zijn wel investeringen waarvoor
                     het bedrijf zelf aan de lat staat. Volgens mij betaalt de overheid dat niet. Het lijkt
                     me ook heel vreemd als het een onderdeel van de maatwerkafspraken is dat wij onderhoud
                     op bestaande installaties gaan betalen. Dus dat is een concreet antwoord. Het lijkt
                     me heel vreemd, maar volgens mij valt het ook niet onder de afspraken.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Leijten, heel kort, tot slot.
Mevrouw Leijten (SP):
Sorry, voorzitter, heel kort. Het gaat hier niet om onderhoud, maar om het sluiten.
                     Het gaat om het uit het proces halen van het bedrijfsonderdeel en het afvangen van
                     de risico's daarvan. Daarvan zegt Tata Steel tot op de dag van vandaag: dat kan niet.
                     Maar we weten nu allemaal dat dat noodzakelijk is in de omslag naar groen staal. Ze
                     schuiven dus de investering die zij moeten doen, of in ieder geval het bedrag dat
                     zij minder aan winst maken voor het moederbedrijf, door naar de belastingbetaler.
                     Dat betekent dus dat de omwonenden van Tata Steel mee gaan betalen aan hun eigen schone
                     lucht, terwijl de grootaandeelhouder in India nog altijd de winsten vangt. Dat zouden
                     we toch principieel niet juist moeten vinden.
                  
De heer Erkens (VVD):
Nee, dat vinden we principieel ook niet juist. Volgens mij gaat het bij zo'n subsidie
                     in een maatwerkafspraak om het verschil tussen wat de kosten zouden zijn van doorgaan
                     met de fossiele productie op dit moment en wat de kosten zouden zijn van eerder overstappen
                     naar een duurzame installatie. Volgens mij is dat die «onrendabele top»-discussie.
                     Anderhalf jaar terug hebben we hier een debat gehad over de toekomst van Tata Steel.
                     Mevrouw Leijten en ik hebben volgens mij samen een motie ingediend – of ik heb die
                     in ieder geval gesteund – die stelde dat er geen winst behaald moet worden op subsidiebedragen
                     van de overheid in deze transitie en dat dat subsidiegeld niet naar de aandeelhouders
                     zou moeten vloeien. Daar heb ik toen ook een motie voor ingediend. Die is aangenomen,
                     maar wel met de kanttekening erbij dat dit in de uitvoering erg complex is. Maar dat
                     we dit inderdaad moreel met elkaar constateren, is volgens mij geen geheim. Daar hebben
                     we hier anderhalf jaar geleden ook een debat over gehad.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Groen staal, wie wil dat nou niet? Maar de vragen van de heer Erkens vragen naar de
                     bekende weg of ze vragen de Minister om een vierkante cirkel te tekenen. Even concreet:
                     wat wil de heer Erkens nu echt? We weten allemaal dat die DRI-route van Tata Steel
                     naast groen ook verschrikkelijk duur is. We weten allemaal dat Tata Steel waarschijnlijk
                     pas ongeveer in 2049, vlak voordat de ETS ongeveer naar nul gaat, over zou gaan naar
                     groen staal en de DRI-route als de overheid niet over de brug komt en je het ETS-systeem
                     z'n werk laat doen. Wat stelt de heer Erkens dus voor om de versnelling voor elkaar
                     te boksen? Is dat bijvoorbeeld gewoon een maximumbedrag per megaton besparing, die
                     wij in het vooruitzicht stellen, en dat ze dan hom of kuit moeten geven? Of moet er
                     vooral een Europese policy komen om die CBAM enorm op te voeren, om daarmee groen
                     staal als het ware veilig te stellen? Dan regelen we het namelijk via de buitengrens
                     van de Europese Unie. Ik wil meer horen hoe die versnelling moet worden ingezet.
                  
De heer Erkens (VVD):
Het voordeel is dat ETS afloopt naar nul in 2040 tegenwoordig, dus niet in 2049. Er
                     is dus al tien jaar versnelling gehaald ten opzichte van het voorbeeld van de heer
                     Grinwis. «Vooruit», zegt hij. Laat ik het anders zeggen. We hebben twintig maatwerkafspraken
                     die wel of niet gesloten worden. Ik zou zelf zeggen dat de maatwerkafspraak met Tata
                     van die twintig maatwerkafspraken een van de hoogste prioriteiten zou moeten zijn,
                     zowel ambtelijk als maatschappelijk. Dat betekent dat die maatwerkafspraak zo snel
                     mogelijk afgerond moet worden en dat er dus niet nog twee jaar vertraging op gaat
                     zitten. Dat betekent dat je qua vergunningsverlening voor de ombouw naar die installaties
                     gaat kijken hoe die verder versneld kan worden. Dat betekent dat je waarschijnlijk
                     gaat kijken hoe Duitsland, Zweden, Spanje en België die verduurzaming van de staalindustrie
                     nu oppakken, om te kijken of we daar ook van kunnen leren.
                  
Maar het betekent wat mij betreft dus echt concreet kijken aan welke knoppen we kunnen
                     draaien om dit sneller te laten plaatsvinden. Als er schaarste is op netcapaciteit
                     vanuit TenneT ... Het is trouwens waterstof, dus geen elektrificatie. Maar als schaarste
                     is in de waterstofbackbone, terwijl dit bij Tata versneld aangelegd kan worden waardoor
                     we ook eerder kunnen overstappen en eerder de vervuilende bedrijfsonderdelen kunnen
                     sluiten, dan zou ik tegen de Minister zeggen: pak daar regie op en zorg dat dat gebeurt.
                  
De voorzitter:
De heer Boucke, heel kort.
De heer Boucke (D66):
Ik heb een korte vraag. Houdt de heer Erkens Tata aan het groenstaalplan? Is dat het
                     plan, of ziet de VVD nog andere mogelijkheden naast het groenstaalplan om in 2030
                     5 megaton minder CO2-uitstoot te hebben?
                  
De heer Erkens (VVD):
Wij volgen ook het groenstaalplan. Volgens mij is dat namelijk de meest duurzame toekomst
                     van het bedrijf in Nederland en is doorgaan op de bestaande voet niet toekomstbestendig;
                     laat ik het zo zeggen. Als dat groenstaalplan inderdaad nog versneld kan worden, dat
                     al heel ambitieus is, dan moet dat kunnen. Dat ligt er volgens mij aan de ene kant
                     een verantwoordelijkheid bij Tata om de boel sneller te concretiseren en sneller zelf
                     over de brug te komen, maar aan de andere kant ligt er een verantwoordelijkheid bij
                     de overheid om snel duidelijkheid te verschaffen. Vandaar dat ik ook zeg: ga nu al
                     in gesprek met Brussel en wacht daar niet een jaar mee, want dit zijn allemaal stappen
                     waarmee je kan versnellen.
                  
De voorzitter:
De heer Boucke voor zijn laatste interruptie in deze termijn.
De heer Boucke (D66):
Groenstaalplan of anders helemaal niets dus voor de VVD.
De heer Erkens (VVD):
Volgens mij ligt er ook geen ander plan voor, dus het groenstaalplan heeft onze voorkeur.
                     Anderhalf jaar terug hebben we ons daar ook voor uitgesproken ten opzichte van de
                     CCS-route. Groen staal heeft dus echt de voorkeur. Met name als je kijkt naar de effecten
                     op de leefomgeving is overstappen op groen staal volgens mij een heel stuk beter dan
                     de andere route die eerst voorlag.
                  
De voorzitter:
Dank, meneer Erkens. Als ik me niet vergis, was u ook aan het einde gekomen van uw
                     betoog; dat is het geval. Dan geef ik het woord aan mevrouw Gündoğan.
                  
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Dank u wel, voorzitter. Zoals ook op andere dossiers, wil ik de verduurzaming van
                     de industrie agnostisch benaderen. Problemen zijn namelijk niet links of rechts. Daarom
                     mogen oplossingen ook niet links of rechts zijn. Je analyseert een probleem. Vervolgens
                     bedenk je een set aan oplossingen en dan is het gewoon wijsheid dat je de best passende
                     oplossing of de beste combinatie van oplossingen toepast, zodat je het probleem ook
                     kunt oplossen. A priori een aantal oplossingen uitsluiten, zal er bijna altijd toe
                     leiden dat je een suboptimale oplossing hebt voor het probleem. Dat wil ik gewoon
                     vooraf in ieder geval gezegd hebben.
                  
De uitstoot moet naar nul of negatief worden. Dat is op papier gewoon haalbaar. Maar
                     dan vraag ik me wel af of we, agnostisch, alle oplossingen even eerlijk op tafel leggen,
                     of dat we toch stiekem het een en ander uitsluiten. Dat gaat om zowel de bestaande
                     als nieuwste vormen van technologie. De beleidsmix waarmee we aan de slag gaan en
                     de energiemix waar we naartoe streven, moet een emissieneutrale Nederlandse industrie
                     opleveren, maar ook een concurrerend Nederland. Dat zijn soms lastige, haast onverenigbare
                     wensen. Toch moeten we gewoon zeggen: Tom Poes verzin een list. Hoe gaan we dit doen?
                  
Mijn overtuiging is dat als we dit niet agnostisch benaderen, de volgende generatie
                     ons dat zal verwijten. Dan zitten we namelijk met een te dure, niet-concurrerende
                     energievoorziening, of hebben we de emissiedoelen niet gehaald. Beide zijn niet wenselijk.
                     Ik wil ook niet per se pleitbezorger zijn van kernenergie, maar dit is wel de reden
                     waarom ik wil dat kernenergie explicieter ter tafel komt. Ik ga echt niet zeggen,
                     zoals sommige politieke partijen hier: zet er maar zes neer en dan zijn we er. Dat
                     vind ik namelijk ook te plat. Dat doet de werkelijkheid en de innovatiekracht tekort.
                     Maar door het a priori uit te sluiten, zoals in alle stukken – ik ben het woord amper
                     tegengekomen, als ik ze goed heb gelezen – lijkt het wel een beetje het stiefkindje
                     dat niet mee mag doen in de energiemix.
                  
We hebben lange tijd het tegenovergestelde gezien. Dat heeft ontzettend veel tijd
                     gekost, om nog maar niet te spreken over de hoeveelheid CO2 die daardoor onnodig in de atmosfeer terecht is gekomen, zoals nu in Duitsland. Doordat
                     daar een duidelijke sterke antipathie is tegen kernenergie, wordt de vieze, vervuilende
                     bruinkool maar weer gewoon uit de grond gehaald. Hoe hallucinant kan je het krijgen
                     in een tijd van CO2?
                  
Ik heb een ander idee. Ik ben even benieuwd hoe de beide Ministers daarover denken.
                     Een van de dingen waaraan ik structureel denk, is dat we schade veel meer moeten beprijzen,
                     zoals de econoom Jean Tirole dat heel vaak heeft gezegd. We kunnen echt werkelijk
                     alles beprijzen: dierenleed, waterverbruik, antibioticagebruik, noem het allemaal
                     maar op. Je kunt werkelijk alles beprijzen. We maken daar, op CO2 na, geen werk van, terwijl dat model hét model is waar de Amerikanen ook nog wat
                     van kunnen leren; daar ben ik van overtuigd. Wij kunnen ook wat van hen leren, in
                     hun zucht naar een groene economie, maar zij kunnen van dit model wat gaan leren.
                     Je zou de stikstofuitstoot daarin mee kunnen nemen en ook de hoeveelheid water die
                     wordt verbruikt. Klimaatverandering gaat namelijk in de toekomst mogelijkerwijs leiden
                     tot tekorten van twee van de drie dingen die de mens nodig heeft: zuurstof, water
                     en voedsel. Dat is niet zuurstof, maar wel schoon drinkwater en genoeg voedsel. We
                     moeten water dus serieus meenemen, want we gaan anders echt naar een situatie toe
                     waarin er gewoon heel weinig drinkwater zal zijn. We moeten dat bekijken voorbij de
                     preferenties en de waarden die we persoonlijk hebben. Dan kom je volgens mij echt
                     uit op een andere discussie.
                  
In plaats van subsidiëren zou je, zoals het ETS-systeem eruitziet, ook tegen bedrijven
                     kunnen zeggen: nu betaalt u nog dit, en ieder jaar dat u achter blijft lopen, gaat
                     u meer betalen. Volgens mij moet je die prikkel gewoon veel meer in gaan bouwen. Als
                     de opstart moeilijk is – dat snap ik soms ook wel – dan kan je als overheid een steun
                     in de rug verlenen. Ik denk dat we dit Europees moeten doen. Ik denk dat dit model
                     echt een heel goed model is dat gewoon verder verkend moet worden. Nogmaals, we hoeven
                     het wiel niet opnieuw uit te vinden, want de briljante econoom Jean Tirole – ik noemde
                     hem net al – heeft hier de Nobelprijs voor gekregen. Ik zou dus zeggen: het ligt er
                     al; zet een aantal knappe koppen aan het werk en bekijk hoe ETS verder uitgebreid
                     kan worden. Dat is mijn vraag aan de beide Ministers. Volgens mij moeten we dit in
                     Europa gewoon ter harte gaan nemen.
                  
Het kabinet tapt uit alle vaatjes. Er zijn geen taboes meer. Dat vind ik echt winst;
                     dat meen ik echt oprecht. Maar toch, naar mijn smaak gebeurt dat niet genoeg agnostisch.
                     Er mag echt veel meer onbevangen worden gekeken en er mag echt veel meer ter tafel
                     worden gebracht. Ik herken dus inderdaad niet dezelfde mate van enthousiasme voor
                     de verschillende beleidsopties die worden ingezet.
                  
Gezien de bijdrage over de twee kerncentrales en de CO2-emissiedoelen wordt er maar relatief weinig tekst gewijd aan de stukken bij het debat
                     van vandaag. Het gaat bij kernenergie niet om de centrales die we nú kunnen bouwen,
                     maar vooral om de kennisinfrastructuur die op termijn kan leiden tot veel goedkopere
                     en afvalvrije kernenergie. Minachting voor wat nu de meest effectieve oplossing is,
                     mag er niet toe leiden dat we straks zitten met het glazen muiltje dat niemand past
                     of niemand wil. Nogmaals, ik noemde het daarom ook het «stiefkindje». Anders geformuleerd:
                     ik zie dat Nederland met deze beleidsmix een leidende speler kan worden op onder andere
                     de combinatie van zon, wind en waterstof. We trekken niet alleen aan de uitrol van
                     de productie, maar er wordt ook gewerkt aan een leidende kennisinfrastructuur.
                  
De voorzitter:
Punt. U bent ruim door de tijd heen, vrees ik. Maar er komt nog een tweede termijn.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
O! Ik heb nog veel meer, maar goed.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Gündoğan. Dan geef ik het woord aan mevrouw Leijten namens de SP.
Mevrouw Leijten (SP):
Voorzitter. Dit debat over de verduurzaming van de industrie kan op veel interesse
                     rekenen, van vele partijen die belang hebben bij de keuzes die hier in het parlement
                     worden gemaakt. Je kan dat belang van een debat altijd afmeten aan lobbybrieven, maatschappelijke
                     brieven; hoe je ze ook wilt noemen. Maar wat mij dan opvalt, is dat je bepaalde belangrijke
                     stakeholders, belangen, eigenlijk niet in die lobbybrief krijgt. Voorbeeld: besteden
                     we ons belastinggeld wel goed? En dan denk ik terug aan wat de Algemene Rekenkamer
                     ons meegeeft als het gaat over de fondsen, maar bijvoorbeeld ook over wat Invest-NL
                     zegt: is het nou altijd nodig dat je subsidie verstrekt aan bedrijven, als er zo ontzettend
                     veel manieren zijn om geld eerst uit de markt te halen, dan uit een groeifonds, of
                     misschien bij Invest-NL op te halen? Die zijn ook bereid om juist te kijken naar die
                     verduurzaming van de energie, en om te kijken naar onrendabele toppen. Die maken allerlei
                     mixen van financieringsconstructies. De vraag is of een subsidiezak met geld, 3 miljard,
                     neerzetten en zeggen «we gaan met de twintig grootste vervuilende bedrijven afspraken
                     maken», nou de meest effectieve manier is. Die vraag zou ik wel willen voorhouden
                     aan de Ministers.
                  
Tegelijkertijd snap ik ook wel dat we op een rijdende trein zitten en dat de Ministers
                     bezig zijn met beleid maken. We hebben nu een brief liggen en die gaat over het Nationaal
                     Programma Verduurzaming Industrie. Er komt een stuurgroep, er komen adviescommissies.
                     Er zijn vijf clusters. Het zesde cluster, dat eigenlijk de rest van Nederland is,
                     staat ook te jengelen. De netbeheerders zeggen: «Waarom zijn wij nou niet betrokken?».
                     De provincies zeggen: «Hallo, hallo, doen wij ook nog mee?». En tegelijkertijd hebben
                     we een verkiezingsuitslag, waar het kabinet nu ook over praat, waarin je toch ook
                     ziet dat het beleid zich erg gericht heeft op regio's die misschien logisch zijn op
                     grond van de historische inrichting van ons land, maar dat wellicht niet die aandacht
                     geeft aan het hele land. En ik vraag wel aan de Ministers om dáárop te reflecteren.
                     Want als ik kijk naar dat we gaan investeren, of ons richten, op Groningen, IJmuiden,
                     Limburg, Moerdijk en Zeeland ... Tja, dat zijn natuurlijk de oude fossiele clusters.
                     En dat is logisch, want we willen verduurzamen. Maar wat zegt dat nou over die andere
                     delen van het land? Daar zit ook energie-intensieve industrie, of energie-intensieve
                     dienstverlening, energie-intensieve verdiencapaciteit van onze economie. Hoe gaan
                     we daar nou precies mee om?
                  
Ik, de SP, zou daarbij mee willen geven: hou altijd de vraag van het rechtmatig besteden
                     van belastinggeld voor ogen. Er rust geen taboe op publiek geld naar de economie.
                     Dat heeft nooit in de Nederlandse politiek gerust. Ook niet bij de SP. Maar het moet
                     wel rechtmatig en doelmatig zijn. En u heeft mijn interrupties gehoord als het gaat
                     over bijvoorbeeld de investeringen in bedrijven waarvan we de fiscale constructie
                     wel kennen, maar die we niet willen doorgronden. Dat vindt de SP onverstandig. U kent
                     de mening van de SP over subsidie verlenen aan bedrijven die nog aanzienlijk bijdragen
                     aan gezondheidsschade van de omgeving. Hoe gaan we daarmee om? Er is een Kamermotie
                     op aangenomen. Er waren maar drie partijen tegen die motie: de VVD, het CDA en Forum
                     voor Democratie. De rest van de Kamer zei: maak die subsidieregelingen zo dat het
                     altijd gezondheidswinst bevordert. De SP vindt dat te weinig terug in deze plannen.
                  
Voorzitter. Als het gaat over de onrendabele top afdekken, zou ik dit zeggen. Er zijn
                     vijftien man op de ministeries bezig met deze maatwerkafspraken. Er zijn ontzettend
                     veel knappe koppen die veel weten over bedrijfsfinanciering, en die mee kunnen kijken
                     of de investering die je doet via een subsidie rechtmatig, doelmatig en de beste manier
                     is. Zou daar niet veel meer een mix mogelijk kunnen zijn, waarbij je bijvoorbeeld
                     af kunt spreken dat het afdekken van de onrendabele top altijd terugkomt als er winst
                     wordt gemaakt, als het ook wel rendabel wordt? Dit lijkt de SP een goede manier om
                     om te gaan met belastinggeld. We zeggen immers tegen individuen en huishoudens: neem
                     maar een renteloze lening voor je warmtepomp, want je verdient hem terug. Waarom zeggen
                     we dat dan niet tegen de industrie? En daarom zouden wij dus graag willen dat de fiscale
                     elementen van bedrijven en hun constructies worden meegewogen, en de doelmatigheid:
                     krijgen we geïnvesteerd geld terug? Dat zou een particuliere investeerder ook altijd
                     doen. Laten wij ons dan, als Nederlandse Staat, opstellen als een investeerder in
                     de industrie, maar wel op zo'n manier dat het ook terugkomt naar de samenleving.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Leijten. Dan geef ik het woord aan de heer Thijssen namens de PvdA.
De heer Thijssen (PvdA):
Dank, voorzitter. Gisteren kwam er weer een uitslag van zo'n depositieonderzoek van
                     het RIVM over de omgeving van Tata. Weer werd er geconcludeerd, net als anderhalf
                     jaar geleden, dat er met name voor kinderen onacceptabele gezondheidsrisico's zijn
                     in de omgeving van die fabriek. Gisteren kregen we, toevallig of niet, ook het groenstaalplan
                     van Tata te zien. Daarin zien we een flinke reductie in de lokale vervuiling voor
                     2029 en een nog grotere reductie voor 2035. Hoe kijken de Ministers hiernaar? Vinden
                     ze dit een voldoende bod vanuit Tata? Kunnen we tegen de omwonenden zeggen: nou, het
                     gaat nog zes jaar duren voordat er wat reductie is en daarna gaat het nog eens een
                     keer zes jaar duren voordat er flink veel meer reductie is?
                  
Voor de Partij van de Arbeid gaat dit in tegen de wens van de Kamer. Die wil namelijk
                     dat een echte vermindering van de lokale gezondheidsschade en een verbetering van
                     die omgeving onderdeel van de maatwerkafspraken moeten zijn. Er is ook een motie van
                     mijn hand die vroeg om een plan van aanpak om die onacceptabele gezondheidsrisico's
                     te voorkomen. Ik wil het kabinet vragen wanneer dat plan van aanpak er komt. Voor
                     de Partij van de Arbeid is het namelijk echt onacceptabel dat we met Tata maatwerkafspraken
                     gaan maken en dat die pas in 2029 leiden tot een verbetering van de gezondheidssituatie.
                     Dat moet toch echt sneller.
                  
Dat groenstaalplan laat ook wel heel veel dilemma's zien die eerder zijn benoemd in
                     dit debat en ook eerder in deze debatten. De Partij van de Arbeid vraagt zich af wat
                     voor afspraken we nou gaan maken met Tata en met die andere clusters. Wat voor afspraken
                     kunnen we nou bijvoorbeeld maken over de Kooksfabriek 2? Die is helemaal afgeschreven
                     en die zorgt voor heel veel lokale milieuvervuiling. Moeten wij nou belastinggeld
                     gaan betalen om de Kooksfabriek 2 dicht te krijgen? Of moeten we gewoon tegen Tata
                     zeggen: die had allang moeten sluiten, dus die moet sowieso dicht en daarna gaan we
                     praten over wat er meer nodig is? Dan komen ook de volgende vragen erachter weg, die
                     collega Leijten maar ook collega Kröger noemde. Waarom moeten we dan eigenlijk subsidie
                     uitkeren? Moeten we niet gewoon tegen ze zeggen: kun je dat zelf niet doen en terugverdienen?
                     Kan Tata geen lening krijgen en het op die manier terugverdienen als het winstgevender
                     wordt?
                  
Het is voor mij en de Tweede Kamer wel heel erg moeilijk om echt inzicht te krijgen
                     in wat nou een reële bijdrage is vanuit de Nederlandse belastingbetaler om die bedrijven
                     te verduurzamen. De PvdA zegt niet dat we die industrie maar weg moeten doen, want
                     daar hebben we als Nederland niks aan en ook het klimaat heeft daar niks aan. Mijn
                     partij kan zich dus heel erg vinden in de stelling van liever hier groen doen dan
                     grijs elders, maar hoe krijgen we nou de vinger erachter waarom de bedrijven het niet
                     zelf kunnen doen? Waarom kunnen ze het niet met een lening doen, zodat we dat geld
                     op een gegeven moment terug kunnen krijgen? En als we dan al subsidiegeld moeten betalen,
                     hoe krijgen we dan inzicht dat dat goed besteed subsidiegeld is? Hoe doen we dat?
                     Met de SDE krijgen we groene kilowatturen op het net als we die subsidie geven, maar
                     hoe houden we er voeling op dat zaken echt gaan gebeuren als we een investeringssubsidie
                     vooraf geven? Hoe zorgen we dat die maatwerkafspraken echt wederkerig zijn?
                  
Voorzitter. Eerder is al gezegd dat we eigenlijk wel een visie nodig hebben op de
                     industrie. Eerlijk gezegd zegt het advies van BCG dat ook, maar als ik de brief van
                     de Minister lees, lees ik niet dat die keuze wordt gemaakt. Waarom niet? Collega Kröger
                     heeft een aantal voorbeelden aangegeven. Is het nou echt nodig dat alles een-op-een
                     wordt verduurzaamd of moet daarin gekozen worden? Het advies dat de Minister heeft
                     gekregen zegt: kies. Er is ook al aandacht gevraagd voor cluster 6; is dat niet juist
                     het cluster dat wat meer aandacht zou moeten krijgen? Dan kunnen we namelijk de bedrijvigheid
                     op allerlei plaatsen waar we die heel erg hard nodig hebben, laten groeien en verduurzamen.
                  
Ik had het al gezegd over leningen en over subsidie, maar er is natuurlijk ook het
                     ibo-advies dat zegt: ga gewoon normeren, ga gewoon beprijzen, schroef die CO2-heffing omhoog, stel een bijmengverplichting in voor groen staal, gerecycled beton
                     en gerecycled plastic en zorg op die manier dat je de reducties krijgt die je nodig
                     hebt, zonder dat je daar ingewikkelde maatwerkafspraken of subsidiestromen aan hoeft
                     te koppelen. Heeft de Minister hier serieus naar gekeken en is ze bereid om dit serieus
                     te overwegen? Waarom doet ze het niet op die manier?
                  
Het volgende is ook al eerder gezegd. Mijn partij vindt dat circulariteit een veel
                     grotere rol moet krijgen in die maatwerkafspraken, want ook daarvoor heeft het kabinet
                     terechte en hele ambitieuze doelen gesteld. Maar ik kom nog op één ander ding; dat
                     gaat ook over die keuzes. De Minister zegt eigenlijk dat alles over zou kunnen naar
                     een duurzame manier, maar we weten dat er een tekort is aan groene stroom, aan groene
                     waterstof, aan netwerkcapaciteit, aan mensen om het uit te voeren, aan vergunningscapaciteit
                     en aan stikstofruimte. Zijn dit niet alleen al redenen genoeg waarom de Minister veel
                     duidelijker moet zeggen: deze industrie gaat in dit jaar over, die industrie gaat
                     in dit jaar over en die industrie gaat dan over? Het kan namelijk niet allemaal tegelijk.
                     Is deze duidelijkheid niet nodig voor de netwerkbedrijven, de provincies en de bedrijven
                     zelf, om te zorgen dat die verduurzaming ook echt gebeurt? Het kan niet allemaal tegelijk,
                     dus het moet volgtijdelijk. Ik daag de Minister uit om echt een keuze te maken.
                  
De voorzitter:
Dank, meneer Thijssen. U bent u door uw spreektijd heen, maar niet getreurd; er is
                     een interruptie van de heer Erkens en daarna is er een van de heer Grinwis.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik heb een vraag over Tata aan de heer Thijssen. Ik worstel er ook mee, want 2029
                     en 2035 is best ver weg. Tegelijkertijd is het een hele grote transformatie. Waar
                     ziet de heer Thijssen de grote kansen om dit proces verder te versnellen?
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Nou, ik zie eerlijk gezegd een grote kans in de motie die we met z'n allen hebben
                     aangenomen, namelijk de motie die vraagt om een plan van aanpak te maken om die onacceptabele
                     gezondheidsrisico's rondom Tata te voorkomen. Dat betekent dat je kijkt naar de meest
                     vervuilende installaties van Tata en dat je die dus ver voor 2029 gaat sluiten. Dan
                     laat je namelijk ook zien aan de bewoners dat je actie onderneemt om op korte termijn
                     gezondheidswinst te boeken en dat je de metingen dus tot je hebt genomen en serieus
                     neemt. De rest komt dan inderdaad later, als de fabriek helemaal overgaat op groen
                     staal. Maar voor mij is de koppeling van gezondheidswinst aan die maatwerkafspraken
                     niet bedoeld om de gezondheidswinst pas te krijgen als er groen staal is, in 2029.
                     Nee, die koppeling is juist bedoeld om tegen Tata te zeggen dat we na decennia van
                     vervuiling een gebaar van het bedrijf nodig hebben waaruit blijkt dat het kwartje
                     is gevallen, dat de vervuiling serieus wordt genomen en dat er dus eerder actie wordt
                     ondernomen op die lokale milieuvervuiling.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik wil die lijn van redenering even doortrekken. De heer Thijssen vroeg eerder ook
                     al of subsidies hierbij wel nodig zijn, of die rechtmatig zijn en of er niet gewoon
                     genormeerd en beprijst kan worden, maar daarmee lopen we vervolgens wel het risico
                     dat het bedrijf besluit om niet te investeren in nieuwe installaties in Nederland,
                     waardoor het langer in dezelfde situatie blijft. Wat vindt de heer Thijssen hierbij
                     belangrijker: de route die we afleggen met elkaar of de snelheid om het voor elkaar
                     te krijgen? Niet alles kan namelijk tegelijkertijd. Ik hoor ook de discussie rondom
                     het sluiten van de meest vervuilende fabriek. En ...
                  
Mevrouw Kröger, u kunt van de zijkant dingen roepen buiten de microfoon, maar ik vind
                     dat gewoon onrespectvol. U doet dat vaker en ik ben dat echt helemaal zat, maar goed.
                  
Het is natuurlijk de vraag of het sluiten van Kooks 2 wel helemaal juridisch houdbaar
                     is. Misschien gaat daar een jarenlange juridische strijd over komen. Voor ons staat
                     centraal dat de vervuilende onderdelen inderdaad zo snel mogelijk omgebouwd moeten
                     worden. Dat is de worsteling waar ik mee zit en ik ben benieuwd naar de reflecties
                     van de heer Thijssen daarop.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Nou, ik denk dat het goed zou zijn als de VVD, net als de PvdA, gewoon klip-en-klaar
                     zou zeggen: we hebben nu na anderhalf jaar actie weer de uitslag van het depositieonderzoek
                     en we zien weer dat het RIVM, het gezondheidsinstituut van Nederland, zegt dat het
                     onacceptabel is wat daar gebeurt, met name voor kinderen, dus daar willen we wat aan
                     gaan doen op de kortst mogelijke termijn. Het zou goed zijn als de VVD dat gewoon
                     onomwonden zegt. We weten best wel welke installaties heel erg vervuilend zijn. De
                     Staatssecretaris laat dat nog onderzoeken, dus in mei hebben we daar een rapport voor
                     en dan moet daarop gehandeld worden.
                  
Het is de vraag of de juridische route gaat helpen. Er is nu een gedeputeerde bezig
                     met de handhaving. Als er niet aan de vergunning wordt voldaan, gaat hij handelend
                     optreden. Hij is nu aan het onderzoeken of die fabriek dicht kan. Hij zegt namelijk
                     ook: Tata zal groen zijn of zal niet zijn. Dat is dus een route die je kan bewandelen,
                     maar je kunt natuurlijk ook het volgende zeggen in het kader van de maatwerkafspraken:
                     «Tata wil hier graag blijven en wij willen Tata hier graag houden maar dan moet er
                     wel groen staal komen. We zijn bereid om daarvoor het netwerk uit te breiden, groene
                     waterstof te produceren en misschien zelfs leningen te verschaffen, maar dat betekent
                     wel dat die meest vervuilende fabrieksinstallaties eerder dicht moeten, Tata. Dat
                     is onderdeel van de maatwerkafspraken, want wij willen goed zorgen voor de omwonenden.»
                  
Volgens mij zijn er dus meerdere routes mogelijk, maar het begint met een heel duidelijke
                     uitspraak, juist ook van de VVD, waarin je zegt dat je het onderzoek dat gisteren
                     is gekomen, waaruit blijkt dat de leefomgeving met name voor kinderen niet schoon
                     genoeg is, serieus neemt en dat je daar dus op korte termijn, ver voor 2029, iets
                     aan gaat doen.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik pleeg deze interruptie niet omdat ik het oneens ben met wat de heer Thijssen zei,
                     maar wel om te kijken of we wat meer harmonie in zijn betoog kunnen aanbrengen. Hij
                     zei namelijk dat we te weinig met cluster 6 doen en dat we daar we daar dus meer mee
                     moeten gaan doen, maar vervolgens zegt hij daarna dat we op basis van het ibo-advies
                     meer moeten gaan normeren en dat de CO2-prijs zo snel mogelijk naar € 250 moet. Daarbij dacht ik: hoe gaat dat cluster 6
                     helpen?
                  
De heer Thijssen (PvdA):
We hebben maar vijf minuten, dus dank voor deze vraag, want dan kan ik er inderdaad
                     wat meer harmonie in brengen. Ik denk dat cluster 6 meer aandacht verdient van de
                     Minister. Ik denk namelijk dat cluster 6 heel veel bedrijvigheid naar Nederland brengt
                     en dat het ook heel veel banen op de plekken brengt waar we die willen. Ook denk ik
                     dat Nederland van toegevoegde waarde is voor cluster 6 en dat er in dit cluster heel
                     veel kansen zijn om te verduurzamen. Ik denk dat het verstandig is dat cluster 6 veel
                     meer aandacht krijgt. Ik zou het bijvoorbeeld goedvinden dat cluster 6 ook een plaats
                     krijg aan de tafel die nu wordt neergezet voor de verduurzaming van de industrie.
                     Dan kan het namelijk meedoen in die gesprekken en dan kan het ook proberen om de actiekracht
                     van het ministerie voor zich te winnen, met daarbij eventueel subsidies als die nodig
                     zijn. Ik denk dus dat daar veel meer aandacht voor moet zijn.
                  
Die opmerking over het ibo-advies ging niet zozeer over cluster 6. Althans, die ging
                     ook wel over cluster 6 maar dan over de hele industrie. Het kabinet heeft aan het
                     ibo gevraagd hoe we nou kunnen zorgen dat we onze klimaatdoelen halen en het ibo komt
                     met allerlei maatregelen over beprijzen en normeren en niet zozeer met het advies
                     om er maar geld heen te scheppen. Dus ik zou toch zeggen dat we als we beleid gaan
                     maken om de industrie te verduurzamen, beginnen bij dat ibo en zeggen: we gaan vervuiling
                     de juiste prijs geven en we gaan de juiste normen stellen. Op die manier weten we
                     zeker dat we onze doelen halen. Er zijn natuurlijk heel veel goeie dingen die we met
                     dat spaarzame belastinggeld kunnen doen, dus is het wel nodig om dat dan aan deze
                     industrie te geven?
                  
De voorzitter:
De heer Grinwis, tot slot.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, heel kort. Ik heb met graagte die kans aan collega Thijssen gegeven, maar nog
                     even het volgende om het wat scherper te maken. In cluster 6 zitten namelijk inderdaad
                     prachtige bedrijven. Ik begreep dat ze in totaal zelfs 125 miljard aan omzet hebben.
                     Er zijn veel mensen die daarvoor werken, vaak in gebieden waarin je qua werkgelegenheid
                     blij bent dat de fabrieken er zitten. Maar ik heb al vaker het voorbeeld genoemd van
                     Cosun, een suikerfabriek in Stampersgat. Die belt naar TenneT en zegt: wij zouden
                     in 2025 met warmtepompen ons aardgas eruit kunnen pompen met elektriciteit, om het
                     zo te zeggen, dus wanneer komt het kabeltje? Dan is het antwoord: belt u na 2030 maar
                     eens terug. Hoe gaan we dus bij normering en steeds strengere beprijzing om met dit
                     soort bedrijven, die echt willen en kunnen, maar afhankelijk zijn van een randvoorwaarde
                     die niet wordt geleverd?
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dit is de oproep die we volgens mij al anderhalf jaar doen aan deze Minister: kom
                     met een visie en kies. Want er ligt een advies dat zegt: eigenlijk kunnen alle industrieën
                     wel verduurzamen. De vraag is of je dat moet willen. Mevrouw Kröger noemt de voorbeelden
                     van de raffinaderijen, de kunstmest en de AVI's. Moet dat allemaal blijven en moet
                     dat dan allemaal verduurzaamd worden? Daar kun je over praten. Maar er ligt ook een
                     advies dat heel duidelijk zegt: jongens, we zitten gewoon in de knel met hoe snel
                     we dingen kunnen verduurzamen, en alleen daarom is er volgtijdelijk al een keuze nodig.
                     Ik denk dus dat dit een van de essentiële punten is van dit debat. Wanneer gaat welke
                     industrie over, gegeven het feit dat er een tekort is op het elektriciteitsnetwerk,
                     een tekort aan groene stroom, een tekort aan groene waterstof en een tekort aan stikstofruimte?
                     Ik vind deze Minister onzichtbaar als het gaat over de stikstofdiscussie, terwijl
                     dat dus echt een probleem is voor de verduurzaming van de industrie en het houden
                     van de banen die we willen houden in Nederland. Daarvoor hebben we echt een oplossing
                     nodig voor het stikstofprobleem. Maar ik denk dus dat hier de afweging gaat blijken.
                     Dan krijg je de afweging tussen die vijf clusters en het zesde cluster. Dan moet je
                     dus komen met: ik vind het zesde cluster met de fabrieken op die plaatsen in Nederland
                     belangrijker, en dus gaat dat voor, want ik wil zeker weten dat ik dat hou in Nederland.
                     Dit is precies de discussie die we moeten hebben en de duidelijkheid en de visie die
                     we nodig hebben van deze Minister.
                  
De voorzitter:
Dank. Dan gaan we over naar het Christen Democratisch Appèl. Ik geef het woord aan
                     de heer Bontenbal voor zijn inbreng.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Dank, voorzitter. Ik was in een discussie met mevrouw Leijten beland over idealisme
                     versus materialisme, maar daar ging dit debat niet over.
                  
Voorzitter. Hoe harder we verduurzamen en hoe harder we de industrie verduurzamen,
                     hoe meer elektriciteit we nodig hebben, hoe belangrijker leveringszekerheid wordt
                     en hoe belangrijker het wordt dat we CO2-vrij regelbaar vermogen hebben. Daarom heb ik een actieplan gemaakt om iets te gaan
                     doen met de vier locaties van de kolencentrales. Die locaties moeten we volgens mij
                     namelijk gaan benutten. Met dit plan geef ik eigenlijk ook invulling aan wat al in
                     het Programma Energiehoofdstructuur staat, namelijk: benut die vier locaties. Daar
                     liggen aansluitingen en daarvoor zijn vergunningen afgegeven. Het zijn eigenlijk heel
                     goede locaties om snel regelbaar vermogen te kunnen neerzetten. Dat moeten we gaan
                     benutten. Nu zitten de partijen in een juridische loopgraaf. Ik wil dat die partijen
                     daaruit gaan, dus ik wil de Minister vragen om op mijn plan te reageren, maar ook
                     om te overwegen om snel met de CEO's van die bedrijven aan tafel te gaan zitten om
                     te kijken wat daar mogelijk is. Het zijn namelijk geschikte locaties om snel mee aan
                     de slag te gaan. Er zijn een paar opties, zoals gascentrales op waterstof. We kunnen
                     daar aan de slag met SMR's – de locaties op de Maasvlakte lijken me daarvoor geschikt –
                     maar we moeten ook aan de slag met BECCS. Dat is misschien voor sommigen een taboe,
                     maar in verschillende studies die ik lees, zie ik dat dat nodig is. Het IPCC en het
                     PBL zeggen dat we aan negatieve emissies moeten beginnen. Laat ik dat dus maar gewoon
                     op tafel leggen. Volgens mij moeten we daar ook mee aan de slag, zeker als we ook
                     aan een groene chemie willen gaan werken. We zullen namelijk een infrastructuur moeten
                     bouwen om groene koolstofatomen uit biogrondstoffen te halen en die te gaan benutten
                     voor een groene chemie. Dus graag een reactie op dat verhaal.
                  
Voorzitter. Mijn tweede punt betreft het zesde en het zevende cluster. Over het zesde
                     cluster is al veel gezegd. Wij hebben in de afgelopen weken als CDA-fractie erg gehamerd
                     op de regionale economie, op de regio's. In ons plan voor heel Nederland hebben we
                     steeds benadrukt hoe belangrijk het is dat de regio's vitaal blijven, ook economisch
                     vitaal. Maken we niet opnieuw die fout door zo sterk de focus op de vijf clusters
                     te leggen? Ik snap dat vanuit kosteneffectiviteit en vanuit het idee dat daar alles
                     al bij elkaar zit. De potentie daar is dus enorm. Dat snap ik, maar ik zou in het
                     programma toch meer aandacht willen hebben voor die regionale bedrijven, want daar
                     zitten op zoveel plekken echt pareltjes van bedrijven tussen, die echt een enorme
                     bijdrage leveren aan de Nederlandse economie en aan de lokale werkgelegenheid. Die
                     zijn soms superinnovatief. Daar moeten we dus wat mee.
                  
Dan over die MKBA's. Daarover las ik ook ergens in die stukken. Dan gaan we dus een
                     MKBA doen voor grote infrastructurele projecten. Neem bijvoorbeeld zo'n Delta Corridor.
                     Misschien kan dat met een MKBA niet helemaal uit, maar is het, als je wat verder kijkt,
                     voor de regionale ontwikkeling van bijvoorbeeld de provincie Limburg niet juist heel
                     verstandig om dat wél te doen? Getuigt het niet van visie om dat wél te doen?
                  
Natuur & Milieu heeft de term «het zevende cluster» gemunt. Daarmee bedoelt ze inderdaad
                     alle bedrijven – mevrouw Kröger zei dat ook al – die in de cleantech zitten en waar
                     we nu niet veel aandacht voor hebben. Ik vind dat we daar ook iets mee moeten. De
                     Eemshaven is daar een goed voorbeeld van. Die is heel bewust bezig met het aantrekken
                     van bedrijven op het gebied van circulaire economie, recycling enzovoorts. Dat is
                     volgens mij een heel mooi voorbeeld. Dat been moeten we dus bijtrekken. Wij moeten
                     dat soort mooie bedrijven naar Nederland willen gaan halen. Daarin wil ik ook meer
                     ambitie.
                  
Dan iets over de voorwaarden voor groene industriepolitiek. De econoom Dani Rodrik
                     schetst drie uitgangspunten om groene industriepolitiek succesvol te doen. Die noemt
                     hij embeddedness, discipline en accountability. Overheden moeten dus niet in bed liggen met bedrijven, maar wel ingebed zijn
                     in het bedrijfsleven. Distantie tussen overheden en het bedrijven is gepast, maar
                     er is wel degelijk strategische samenwerking met het bedrijfsleven nodig. Het stelt
                     de overheid namelijk in staat te leren wat nodig is en waar de bottlenecks zitten.
                     Dit lerende element van samen leren wat de meest effectieve route is, is belangrijker
                     dan de vraag welke beleidsinstrumenten precies moeten worden toegepast. Maar er is
                     ook discipline nodig. Bedrijven moeten weten dat de hulp die zij krijgen van de overheid,
                     niet gratis is. Niet alleen de wortel is nodig, maar ook de stok. De doelen moeten
                     vooraf helder zijn, zodat helder is of het gevoerde beleid effectief is. Tijdens de
                     rit is evaluatie van de resultaten cruciaal. De derde randvoorwaarde die hij schetst,
                     is accountability. Dat betekent dat de overheid transparant moet zijn over de maatregelen
                     die genomen worden, maar ook over successen en mislukkingen. Alleen door transparant
                     te zijn en verantwoording af te leggen kan de overheid haar industriebeleid legitimeren.
                     Ik ben benieuwd hoe de Ministers deze drie uitgangspunten in het programma verankeren
                     of verankerd zien.
                  
De voorzitter:
Dank u.
De heer Bontenbal (CDA):
Mag ik nog één puntje maken?
De voorzitter:
Ja, als dat een heel kort puntje is, zonder komma's.
De heer Bontenbal (CDA):
Dat kan ik heel kort. Dat gaat over de CCS-markt. Ik krijg signalen dat we in Nederland
                     toch net iets te veel op de nationale postzegel focussen. Bedrijven in Antwerpen,
                     maar ook in Duitsland, willen gewoon hun CO2 transporteren naar Nederland, onder de Noordzee. Het Aramisproject is heel ruim gedimensioneerd.
                     Dan kijk ik vooral even naar de D66-Minister. Het moet hem toch aanspreken dat we
                     vooral moeten gaan kiezen voor een Europese aanpak? Het klimaatprobleem is een wereldwijd
                     probleem. Laten we alsjeblieft niet focussen op de postzegel Nederland. Ook qua CCS
                     zou ik dus graag een uitspraak willen van de Minister, namelijk dat we – ik hoor hier
                     links van me «niet discrimineren» – er gewoon voor zorgen dat we dit internationaal
                     aanpakken, en dat er dus ook CO2 uit België en Duitsland onder de Noordzee opgeslagen mag worden.
                  
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Zo werd een kort puntje toch een lang puntje.
De heer Boutkan (Volt):
Ik zal het kort houden, voorzitter. Ik vroeg me het volgende af. Vindt de heer Bontenbal
                     groene koolstof groen op het moment dat de bron waaruit het gewonnen wordt, uit een
                     systeem komt dat niet duurzaam is? Ik vind zelf bijvoorbeeld slachtafval een lastige.
                     Groen gas wordt nu vaak «groen» genoemd op het moment dat het uit mest komt uit een
                     landbouwsysteem dat niet duurzaam is. Dus als we restproducten omzetten naar een nieuw
                     product, noemen we het ineens «groen». Hoe kijkt de heer Bontenbal daarnaar?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
U noemt een paar dingen. Groen gas uit mestvergisting is volgens mij gewoon een oplossing
                     van de circulaire landbouw. Volgens mij moeten we daarmee aan de slag. Ook al zou
                     je de veestapel een stuk inkrimpen, dan nog hou je voldoende mest over om iets mee
                     te doen. Daar kun je ook nutriënten uithalen en kunstmest mee vervangen. Dan kan Yara
                     iets minder hard draaien om kunstmest te produceren. Groen gas uit mestvergisting
                     is dus gewoon een oplossing die we nodig hebben. Slachtafval is een lastige. Tegelijkertijd
                     ben ik ook wel weer zo pragmatisch dat ik denk: zolang je dat nog een tijdje hebt,
                     ga je daar iets mee doen. Hetzelfde geldt voor diermeel enzovoorts; dat moet soms
                     ook gewoon verbrand worden omdat daar allerlei giftige stoffen in zitten.
                  
Daarnaast denk ik ook dat we niet in één keer bij het perfecte systeem uit gaan komen.
                     Soms heb je dus ook een transitie nodig, waarin je een infrastructuur bouwt om gewoon
                     aan de slag te gaan. Dat zien we ook bij waterstof. Je kunt misschien niet in één
                     keer naar groene waterstof. Dan heb je de tussenstap van blauwe waterstof nodig. Maar
                     één ding weet ik wel: als we alleen maar naar perfectionisme blijven streven, wordt
                     er helemaal nooit aan die groene chemie gebouwd. En ik wil heel graag dat we niet
                     op de korte termijn blijven kijken, maar nu al de stappen zetten die nodig zijn voor
                     na 2030. Als wij echt aan de groene chemie willen werken, moeten we nu al nadenken
                     over die infrastructuur. En wat betreft negatieve emissies zegt het PBL: begin er
                     nu aan; er ligt potentie. Ook daarvoor zeg ik dus: start ermee, want het biedt enorme
                     kansen voor Nederland.
                  
De voorzitter:
De heer Boutkan, tot slot. Kort.
De heer Boutkan (Volt):
Ik wil die gedachtelijn even doortrekken naar bijvoorbeeld CCS. Ik zie dat als een
                     transitiemiddel. Trekt de heer Bontenbal dan ook die lijn, namelijk dat als we een
                     imperfect systeem hebben en we zulke middelen inzetten, daar dan wel een tijdpad of
                     een einde aan moet zitten, zodat we niet allerlei lock-ins krijgen in deze duurzame
                     systemen?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ben het daar grotendeels mee eens, maar CCS is ook onderdeel van de eindoplossing,
                     omdat we gewoon negatieve emissies nodig hebben. Ik denk dat dit een perfect voorbeeld
                     is. Bedrijven gaan niet in één keer de transitie kunnen maken, maar ik denk dat het
                     voor bedrijven geen eindoplossing is. Maar daarbij heb ik twee punten. Ik denk dat
                     we al in 2030 negatieve emissies nodig hebben, maar dat we die ook daarna nodig hebben.
                     Die infrastructuur moet je dus nu al gaan bouwen. Ook in 2050 zal er CO2 onder de Noordzee worden opgeslagen, maar dan zal dat CO2zijn uit onder andere biogrondstoffen. Dat is ook wat het IPCC zegt: we hebben een
                     overshoot. Willen we die 1,5 graad halen of daarbij in de buurt komen, dan moeten
                     we aan negatieve emissies werken.
                  
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van mevrouw Kröger. Het hoeft niet.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoorde een pleidooi voor groene industriepolitiek. Dat hebben wij natuurlijk als
                     GroenLinks ook. Ik hoor een drieslag. Dan wil ik eigenlijk een vraag stellen over
                     een andere drieslag, namelijk die van opbouw, ombouw en afbouw. Zo kun je kijken naar
                     verschillende sectoren en bedrijven in onze economie. Dan heb ik een vraag over Tata.
                     Waar op die drieslag zet het CDA Tata, ook in het licht van de eisen die we aan dit
                     bedrijf zullen moeten stellen op het gebied van gezondheid, grondstofgebruik en circulariteit?
                     Gaan we dan vooral een heel ander Tata, een heel ander, groen staalbedrijf, zien?
                     Wat wordt het?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ga daar antwoord op geven, maar vind het ook wel weer lastig dat we nu een heel
                     debat over Tata voeren. Ik heb niet alle informatie over Tata. Ik weet grofweg hoe
                     hun productieproces eruitziet en welke onderdelen er zijn. Maar ik weet ook dat als
                     je echt gaat praten met dat soort bedrijven, het veel ingewikkelder is dan wij als
                     Kamerleden steeds bedenken. Dus ik kan wel zeggen: die kooksfabriek kan je er sneller
                     uit halen en we gaan bepaalde tussenproducten importeren. Ik denk dat dat bijvoorbeeld
                     een optie zou kunnen zijn. Maar ja, ik weet niet of als ik met Tata en alle experts
                     praat, ze dan zeggen: leuk bedacht, Kamerlid vanaf de zijlijn, maar u heeft te weinig
                     informatie. En ik vind het ook lastig om op individuele bedrijven in te gaan. Ik vind
                     dat we staalproductie in Nederland moeten proberen te houden. Dat moet uiteindelijk
                     naar groen staal toe. Ik zie de route die ze nu kiezen. Daar ben ik het grotendeels
                     mee eens. Maar ik laat ook ruimte open voor een nog innovatievere of snellere route.
                     Dus als Tata Steel nog harder kan verduurzamen en we misschien zelfs een heel nieuwe
                     staalfabriek ergens anders bouwen, vind ik zelfs dat een optie die we zouden moeten
                     kunnen overwegen. Daarbij is het lastig dat we nu een oordeel moeten vellen over een
                     kostenplaatje dat we nog niet hebben. Ik weet niet wat het kost. Ik weet niet wat
                     de kosteneffectiviteit is. Dus ik kan daar nu niet op het punt van Tata Steel een
                     heel duidelijk antwoord op geven. Ik hoop wel dat we in de toekomst die cijfers krijgen,
                     zodat we met elkaar dit gesprek kunnen voeren.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger met haar laatste interruptie in deze termijn.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Oké. Nou, ik raad de heer Bontenbal aan om met Tata, maar ook met de verschillende
                     experts te gaan praten. Ik denk namelijk dat dit wel een toetssteen wordt van ons
                     industriebeleid. Maar als je dan kijkt naar opbouw, ombouw en afbouw, ben ik eigenlijk
                     benieuwd hoe het CDA dan kijkt naar de focus die nu gelegd is op het maatwerk bij
                     de twintig grootste vervuilers. Welke sectoren zien we dan nog in 2040, 2050? Een
                     klimaatneutraal, circulair Nederland, wat is daarin reëel?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Nou ja, ik denk dat de brief die is geschreven best wel goed aangeeft wat er allemaal
                     kan en mogelijk is. Dus ik denk dat een heel groot deel van onze basisindustrie best
                     essentieel is en dat we wel degelijk de kans hebben om dat om te bouwen. Ik zou niet
                     nu al bedrijven aanwijzen die je dicht zou kunnen gooien. Daar zou ik echt niet voor
                     willen kiezen. Als ik ze individueel allemaal afga, denk ik: voor de meeste kun je
                     een plan maken waardoor ze ook in de economie van de toekomst een rol gaan hebben.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Leijten met haar laatste interruptie in deze termijn.
Mevrouw Leijten (SP):
Oordelen over individuele bedrijven vindt het CDA ingewikkeld. Akkoord. Maar is het
                     CDA het dan wel over het generieke punt eens dat je bij bijvoorbeeld het maken van
                     maatwerkafspraken ten minste inzicht moet hebben in de fiscale positie? Ik bedoel
                     dat je dus niet het winst wegsluizen naar een moederbedrijf of iets anders faciliteert
                     met belastinggeld van Nederlanders. En dat betekent ten tweede dat je bijvoorbeeld
                     altijd regelt dat je bij de investering die de Nederlandse gemeenschap doet via dat
                     belastinggeld, kijkt naar manieren om dat ook terug te krijgen, als die onrendabele
                     top een winstgevende top blijkt te zijn. Nog los van individuele bedrijven zou dat
                     toch het doelmatig en rechtmatig besteden van geld zijn?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Wat hier, denk ik, door elkaar heen loopt is de financiering van bedrijven en de financiering
                     van projecten. Dit gaat vaak gewoon om een project. Daar zit dan een onrendabele top
                     op. Het werkt natuurlijk als volgt. Zo is het ook bij de SDE+. Dan zeg je: u mag een
                     bepaald rendement maken dat we maatschappelijk verantwoord vinden. Daar kan het project
                     dan niet van uit en dan komt er een onrendabele top die we subsidiëren. Dat doen we
                     met wind op zee en ook met heel veel andere dingen. Dus dat gaat hier ook gebeuren.
                     Het nadeel van het zo aan een bedrijf vastmaken is het volgende. Zo'n project kan
                     bijvoorbeeld verkocht worden. Tata Steel kan hun plant verkopen aan een ander bedrijf.
                     Dat bedrijf zou een heel ander fiscaal systeem of wat dan ook kunnen hebben. Dus als
                     je het zuiver wil houden, moet je gewoon op projectbasis kijken naar projecten en
                     dan naar een onrendabele top.
                  
Waar dan vervolgens de discussie in de Kamer over moet gaan, is: wat vinden we dan
                     een maatschappelijk rendement dat bij zo'n type investering past? Volgens mij gaat
                     de SDE++ uit van 10% tot 12% rendement op een project, omdat dat rendementen zijn
                     die in de energiesector ongeveer gehaald worden. Bedrijven zullen de keuzes maken
                     als zij een miljard willen investeren in een land waar ze dat soort projecten kunnen
                     doen. Dus als je te laag gaat zitten met dat rendement, investeren ze niet meer, en
                     als je te hoog gaat zitten, maken zij overwinsten. Dat zou je, denk ik, bij dit soort
                     projecten ook moeten doen. Wat is nou een maatschappelijk rendement? Neem bijvoorbeeld
                     zo'n waterstoffabriek van Shell op de Maasvlakte. Volgens mij maken ze daar niet een
                     heel hoog maatschappelijk rendement op, maar ze willen ’m gewoon graag bouwen. Ze
                     maken maar een paar procent rendement, omdat ze ook juist voorop willen lopen. Ze
                     investeren daar dus tegen een rendement dat ze op andere projecten niet zouden accepteren.
                     Dus ik denk ook dat het een misvatting is om te zeggen dat die bedrijven daar op basis
                     van dat soort subsidies overwinsten maken.
                  
De voorzitter:
Meneer Grinwis, u kunt aan uw betoog beginnen. Maar het ziet ernaar uit dat u nog
                     een interruptie heeft.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ja, het is leuker om dit in een interruptie te doen, voorzitter. Ik heb namelijk deze
                     vraag. Kijk, we kunnen heel erg – en dat doet de heer Bontenbal niet, hoor – als 0–1
                     spreken over een bedrijf: sluiten of het bedrijf gaat door. Maar je kunt ook denken
                     van: Nederland heeft maar een klein continentaal plat, weinig landoppervlak; dus al
                     die groene waterstof, die zal niet hier worden gemaakt. Sommige bedrijfsprocessen
                     kun je misschien wel beter outsourcen, bijvoorbeeld Yara, dat al langskwam in het
                     debat. Je kunt je ook voorstellen dat ze veel groene ammoniak gaan importeren, en
                     dat vervolgens zelf verwerken op hun plant in Sluiskil. Hoe kijkt collega Bontenbal
                     tegen dat soort ideeën aan? En in hoeverre moet dat onderdeel uitmaken van zo'n maatwerktraject?
                     Want het is wel handig om daarover vroegtijdig met elkaar in gesprek te gaan, omdat
                     we weten dat we op een muur af lopen qua schaarste, althans een schaarste van groenewaterstofproductie
                     in Nederland.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Ik ben het daarmee eens. Dus inderdaad ook kijken of je alle basisproducten die in
                     zo'n fabriek verder opgewerkt worden, misschien ook van elders kan betrekken. Dat
                     geldt inderdaad ook voor Tata Steel, want daar zitten verschillende stappen in dat
                     proces. Zij hoeven niet per se dat eerste stuk te doen. Er zitten ook allerlei nadelen
                     aan als je dat niet doet, maar het hoeft niet per se. Dat geldt, denk ik, ook voor
                     brandstoffen voor de scheep- en luchtvaart. Daarover gaat ook discussie plaatsvinden:
                     welke druk gaat dat leggen op ons eigen energiesysteem? Of gaan we daar dan toch in
                     de toekomst meer van importeren? Daarbij wil ik dan ook wel weer de kanttekening plaatsen
                     dat we niet naar een soort energiekolonialisme moeten. Ik dacht dat Joris Wijnhoven
                     dat zo mooi op Energiepodium schreef. In Nederland doen we maar 0,3% van de uitstoot
                     wereldwijd. Dan zou je kunnen zeggen «dat is verwaarloosbaar», maar ik denk dat de
                     gedachte achter de industriepolitiek is dat wij hier voor meer, veel meer, dan die
                     0,3% onderdeel kunnen zijn van de oplossing van het klimaatprobleem. Die ambitie moet
                     daar toch wel in zitten, en in blijven.
                  
De voorzitter:
De heer Grinwis knikt tevreden. Dan kan hij aan zijn betoog gaan beginnen namens de
                     ChristenUnie.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Ja, dat is eigenlijk een naadloos bruggetje naar mijn betoog,
                     want de kortste weg naar het halen van onze klimaatdoelen is de-industrialisatie.
                     Dat zou het gevolg zijn bij eenzijdige normering en beprijzing zonder serieus transitiepad
                     waarlangs onze industrie kan vergroenen. Daar noem ik ’m al: Joris Wijnhoven sprak
                     over deze weg van industrie de grens over duwen en tegelijk gebruik blijven maken
                     van de producten van de industrie als «emissie-imperialisme». Ik zou hem na willen
                     zeggen: wees geen emissie-imperialist. Dus is het verplaatsen van zware industrie
                     naar elders, terwijl de wereld ongebreideld dezelfde spullen blijft gebruiken, niet
                     de weg die wij willen lopen. Het huidige Europese alternatief van louter het ETS-pad
                     aflopen in combinatie met CBAM is echter ook geen recept voor een vlotte transitie.
                     Groene industrie komt er niet vanzelf als er maar de juiste marktprikkels worden uitgedeeld.
                     Dus hebben kabinet, coalitie en een veel groter deel van de Kamer de eerste stapjes
                     gezet op een moeizame derde weg, waarbij je altijd kunt twisten over: subsidiëren
                     we niet te veel, beprijzen we wel genoeg, normeren we wel streng genoeg? Goed industriebeleid
                     vergt keuzes en stuurmanskunst. En ja, dit lijkt een iets ander accent dan het ibo
                     «Scherpe doelen, scherpe keuzes» waar we later over komen te spreken. Hoe ziet de
                     Minister van EZK dit eigenlijk?
                  
Dit is dus geen vrijbrief om maar te vervuilen. Wat is in dat licht de reactie van
                     de Minister op het onderzoek van NU.nl naar de uitstoot van de grote uitstoters in
                     Nederland, waaruit bleek dat bedrijven als BP, Shell en Dow veel meer uitstoten dan
                     de Europese benchmark, terwijl OCI in Delfzijl liet zien dat het zelfs beter kan dan
                     die benchmark?
                  
Voorzitter. Dan kom ik op de maatwerkafspraken. Ik heb daar een aantal vragen bij.
                     Welke visie op de samenstelling van de Nederlandse industrie gaat nou vooraf aan die
                     maatwerkafspraken? Ik had het er net ook al over met zowel collega Thijssen als collega
                     Bontenbal. Wil het kabinet alle clusters en bedrijven een-op-een in stand houden,
                     of kan het zo zijn dat een bedrijf deels verdwijnt of ergens anders een deel van z'n
                     productie organiseert? En wat betekent strategische autonomie, terug geredeneerd vanaf
                     2050 naar nu en vanuit de keuzes die we nu moeten maken? Welke randvoorwaarden verzorgt
                     of garandeert de overheid als het gaat om de aanleg van buisleidingen, netverzwaring
                     en uitbreiding van de productie van elektriciteit en waterstof et cetera? Immers,
                     een maatwerkafspraak is tweezijdig. Maar dat vereist wel uitvoeringskracht. En juist
                     over die uitvoeringskracht hebben we breed in deze Kamer zorgen, en ik denk dat ook
                     het kabinet die heeft. Hoe transparant komen de maatwerkafspraken nou tot stand en
                     worden ze voor Kamer en belastingbetalers, en hoe bindend zijn ze? Ik lees iets over
                     1 tot 1,9 megaton in 2030. Tegelijkertijd bieden de vier letters of intent die zijn
                     afgesloten al veel meer besparing. Waar willen deze Ministers zich op vastleggen?
                     Het is namelijk wel aardig om ook met bindende afspraken te werken.
                  
Dezelfde vraag heb ik eigenlijk over stikstof. Stikstof hebben we toegevoegd aan de
                     maatwerkafspraken, zowel NOx als NH3, ammoniak. Dat vind ik echt heel terecht. Tegelijkertijd lijken tot nu toe het piekbelasterpad
                     en het stikstofpad richting de agrarische sector wat strenger te worden dan richting
                     de industrie. Hoe kunnen we er nou voor zorgen dat we hier zo veel mogelijk uit halen?
                     Als dat niet zo is – ik zie de Minister schudden – is dat des te beter, maar dan hoor
                     ik wel graag hoe we dat bindend gaan regelen.
                  
Dezelfde vraag heb ik over de manier waarop de veiligheid van omwonenden een rol speelt
                     in die maatwerkafspraken. Ik zou daar dus wel aandacht aan besteden, want je kunt
                     het risico zien van topzware afspraken, maar tegelijkertijd gaat het wel om belastinggeld
                     dat we gaan gireren.
                  
Ik kom op mijn laatste punt en misschien wel het belangrijkste punt, omdat het nog
                     niet genoemd is. Nederland is een Rijnlands land, met een Rijnlands kapitalistisch
                     model, waarbij we bijvoorbeeld goed met ons personeel, met onze mensen, omgaan en
                     ze in vaste dienst nemen waar mogelijk. In dat kader heb ik best wel zorgen. We hoorden
                     bijvoorbeeld van een werknemer bij een Amerikaanse corporate, die al dertig jaar in
                     dienst was en hetzelfde werk deed, maar nog altijd een tijdelijk contract had omdat
                     hij van de ene bv naar de andere bv werd geschoven. Dus als we in dit mooie land belastinggeld
                     gaan gireren, dan willen we geen of zo min mogelijk payrolling en draaideurdetachering.
                     Wil de Minister hier aandacht aan besteden en dit bij voorkeur regelen in die maatwerkafspraken?
                     Dit is namelijk wel een zorg.
                  
Cluster 6 ... Zit ik aan m'n tijd?
De voorzitter:
Nog niet. U heeft nog 38 seconden.
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Oké. Dan cluster 6. Ik sluit me aan bij wat al gezegd is. Dat mag niet het kind van
                     de rekening worden. Welke strategie past de Minister hier toe? Het is natuurlijk moeilijk
                     om daar eenduidig over te spreken, omdat het een mêlee aan bedrijven is en aan soorten
                     sectoren. Dus waar is verduurzaming aan de orde en waar is verplaatsing aan de orde
                     en hoe is de verhouding met normering en beprijzing? Niet alles kan tegelijk.
                  
Tot slot een vraag over de Delta Corridor, een belangwekkend project. Ik ben benieuwd
                     hoe breed de Minister daarbij kijkt, ook naar andere domeinen. We moeten echt slim
                     meekoppelen. Als we dan toch een brede strook gaan inrichten met tal van buisleidingen,
                     dan moet dat niet alleen voor CO2, waterstof en allerlei chemische goedjes zijn, maar misschien ook wel voor zoet water.
                     Zo'n buis zou er dan ook bij moeten worden gelegd. Ik zeg niet dat het moet, maar
                     ik geef mee dat er strategisch naar moet worden gekeken als we dan toch iets van oost
                     naar west gaan aanleggen.
                  
De voorzitter:
Dank, heer Grinwis. U krijgt nog wat extra spreektijd van de heer Erkens. Eerst zijn
                     interruptie en daarna die van de heer Bontenbal.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik zal het kort houden, voorzitter. De heer Grinwis had het onder andere over het
                     zesde cluster. Hij zei dat de overheid aan de lat staat voor een aantal randvoorwaarden,
                     onder andere op het gebied van infrastructuur. Als de aanpak van de Minister betekent
                     dat juist de grote bedrijven eerst aangesloten worden, wat betekent dat dan voor het
                     zesde cluster? Als je als bedrijf pas over tien jaar infrastructuur krijgt op het
                     gebied van waterstof, dan kun je niet echt verduurzamen en komen bedrijven mogelijk
                     klem te zitten. Welke oplossing ziet de heer Grinwis daar?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb hier vandaag geen panklare oplossing voor, maar ik besef ook dat niet alles
                     tegelijk kan. Tegelijkertijd denk ik dat met maatwerk nog best wel wat is op te lossen.
                     Ik noemde al het voorbeeld van een fabriek waar je volgens mij met gerichte netverzwaring
                     wel versnelling tot stand zou kunnen brengen. Dat betekent wel dat je moet gaan herprioriteren
                     in zo'n netverzwaringscasus. Dit wordt dus een enorme puzzel. In de tussentijd moeten
                     wij normering en beprijzing niet zomaar opzijschuiven, maar wij moeten wel heel goed
                     kijken wat normering en beprijzing betekenen voor zo'n fabriek die zelf wel wil en
                     kan, maar afhankelijk is van een randvoorwaarde. Daar moet rekening mee worden gehouden.
                     Ik ben dus ook wel benieuwd hoe de Minister dit wil gaan doen. Met haar ambtelijk
                     apparaat heeft zij hier veel beter zicht op dan ik. Ik maak mij best zorgen over wat
                     ik hoor van bedrijven. Daarom is het belangrijk om een duidelijk transitiepad te maken.
                     Misschien zitten sommige bedrijven op een locatie waar het gewoon eenvoudigweg niet
                     kan. Dan kan verplaatsing aan de orde zijn. Ik denk dat je dat breed moet bekijken.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Wat vindt collega Grinwis van een bedrijf als Nyrstar, dat volledig geëlektrificeerd
                     is en dat zich nu ook in de kou voelt staan? Daar gaat geen maatwerkafspraak mee gemaakt
                     worden. Het is volledig geëlektrificeerd, maar heeft het op dit moment heel lastig.
                     Hoe moeten we met zo'n bedrijf omgaan volgens de ChristenUnie?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb daar het een en ander over opgeschreven. De heer Bontenbal zei net: we moeten
                     het niet over individuele bedrijven gaan hebben. Dat vind ik dus lastig, maar ik zie
                     het punt. Deze zinksmelter in Budel is volgens mij behoorlijk efficiënt en bereid
                     om flink te investeren in vergroening, bijvoorbeeld in batterijcapaciteit. Daarmee
                     zouden ze 0,2 megaton extra op hun nu al efficiënte proces willen verduurzamen. Zowel
                     ons fiscale beleid als de stiefmoederlijke behandeling van nu al geëlektrificeerde
                     bedrijven baart mij zorgen. In die zin zou ik de vraag willen doorpassen naar de Minister.
                     Ik kan hiervandaan niet precies zeggen wat daar nodig is en wat wij daar moeten doen.
                     Ik wil de Minister wel meegeven dat dit bedrijf qua elektrificatie goed voorgesorteerd
                     is voor de toekomst en dat wij dat niet moeten veronachtzamen.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Mijn tweede vraag gaat over CCS. Ik heb net een statement gemaakt over CO2-transport, ook vanuit andere landen, en over het gebruiken van projecten als Aramis.
                     Hoe kijkt de ChristenUnie daarnaar?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Volgens mij is CCS geen nationalistische oplossing. Ik deel daar de benadering van
                     de heer Bontenbal, maar ik zie dat wel tweezijdig. Onze bedrijven moeten dus geen
                     verplichte winkelnering bij Aramis hebben. Als CCS in Noorwegen eerder opengaat, dan
                     moeten bedrijven ook daar terechtkunnen. Daar ziet het op dit moment ook naar uit.
                     Ik ben het dus eens met de heer Bontenbal, maar dan wel met een tweezijdig antwoord.
                  
De voorzitter:
Tot slot, heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Ik verschiet al mijn interrupties aan collega Grinwis. Is hij het ook met mij eens
                     dat wij snel moeten gaan werken aan negatieve emissies, ook al richting 2030?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik heb, al zeg ik het zelf, een best leuk biobased actieplan gelanceerd. Dat is volgens
                     mij een prototype van hoe het kan. Hugo de Jonge vertaalde het met: hier groeien huizen.
                     Dat lijkt mij de perfecte vorm van negatieve emissies. Ik ga deze vraag niet beantwoorden
                     met de BEX-oplossing van de heer Bontenbal. Daar mag hij zelf de loftrompet over steken.
                     Ik zou vooral de loftrompet willen steken over de grote kansen op het gebied van vezelgewassen,
                     zowel eenjarig als meerjarig. Met olifantsgras kunnen we huizen isoleren en bouwen.
                     Daarmee kunnen we voorkomen dat we het CO2-budget bij woningbouw binnen de kortste keren overschrijden. En daar moet de Minister
                     mee aan de slag, want er liggen prachtige aangenomen moties over. Die moeten gewoon
                     worden uitgevoerd.
                  
De voorzitter:
De heer Erkens heeft een allerlaatste interruptie in deze termijn.
De heer Erkens (VVD):
Ik heb een vraag over Nyrstar Budel. We vragen aan de industrie om te elektrificeren.
                     Een bedrijf doet dat en produceert volledig elektrisch, maar door de werking van het
                     ETS-systeem betaalt het ook nog eens voor CO2-rechten omdat de stroomvoorziening natuurlijk nog niet volledig duurzaam is. We hebben
                     een tijdlang de regeling Indirecte kostencompensatie ETS gehad als maatregel. Die
                     wordt niet altijd volledig begrepen, merk ik, ook in dit parlement niet. Het is geen
                     subsidie op vervuiling. De regeling is er juist om te voorkomen dat bedrijven twee
                     keer die heffing betalen, vooral bedrijven die geëlektrificeerd zijn. Hoe kijkt de
                     heer Grinwis naar die regeling IKC-ETS en het feit dat Nederland daar eigenlijk geen
                     invulling aan geeft, in tegenstelling tot veel buurlanden?
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik vind het lastig om daar nu ... Ik ben wel benieuwd hoe de Ministers hier zo meteen
                     op reageren, want volgens mij is dit een leuke discussie. Nee, de ChristenUniefractie
                     heeft tegen moties gestemd om de IKC af te schaffen. Laat dat duidelijk zijn. Maar
                     ik zit ook wel een beetje in dubio, want ik snap dat het Nyrstar raakt. Tegelijkertijd
                     ben ik ook wel genegen ... Kijk, wij bewandelen de derde weg, van subsidiëren, normeren
                     en beprijzen. Ik vind het daarbij wel echt een risico dat wij te veel subsidiëren.
                     Ik wil dit vraagstuk dus wel beschouwen in die driehoek. Over die driehoek van subsidiëren,
                     normeren en beprijzen ben ik nog niet uitgedacht. Dat is dus voorlopig het antwoord.
                     Maar ik ga hier even op kauwen.
                  
De voorzitter:
Dan geef ik tot slot het woord aan mevrouw Teunissen namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. We hebben vorige week allemaal de grafiekjes van het IPCC-rapport
                     gezien, met die steile lijn die naar beneden gaat. Dat is nodig om de beperking van
                     de opwarming tot 1,5 graad nog binnen bereik te houden. De beslissingen die we nu
                     nemen, hebben gevolgen die nog duizenden jaren voelbaar zullen zijn.
                  
En dan kijken we naar de grafiekjes voor Nederland. De klimaatdoelen zijn ver uit
                     zicht. Zonder aanvullend beleid is het een kansloze missie. Dat zeggen wij niet; dat
                     zegt het Planbureau voor de Leefomgeving. Er ligt op verzoek van het kabinet een lijst
                     met bijna 300 suggesties om de doelen wel te gaan halen. Ik durf overigens te betwijfelen
                     of Minister Jetten erop had gerekend dat zijn collega-bewindspersoon de grond onder
                     het kabinetsbeleid vandaan zou schoffelen, want Minister Adriaansens is er immers
                     niet van overtuigd dat extra klimaatmaatregelen nodig zijn, zo zei zij vlak voor de
                     verkiezingen. Dat komt dus neer op het loslaten van de klimaatdoelen. Ik wil van deze
                     Ministers klip-en-klaar weten: is het kabinetsstandpunt dat er extra maatregelen nodig
                     zijn? Zo nee, dan kan er volgens mij nog wel een crisisoverleg binnen het kabinet
                     bij, want we lijken hier te maken te hebben met een patroon in de coalitie. Stikstofdoelen
                     zijn niet heilig. Klimaatdoelen zijn niet heilig. Eerst wordt de belofte verbroken
                     om de exportsteun aan fossiele projecten te stoppen, en nu dit. Ik krijg hierop graag
                     een helder antwoord.
                  
Dan de verduurzaming van de industrie. Uit het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie
                     blijkt dat weer fundamentele keuzes vooruit worden geschoven. Wanneer daalt het besef
                     in dat we ons niet uit deze crisis kunnen innoveren, dat er grenzen zijn aan wat de
                     natuur kan verdragen en dat die grenzen allang zijn overschreden? De grootste klimaattaboes
                     zijn krimp, besparing en circulaire economie. Meer en anders produceren zou een integraal
                     onderdeel moeten zijn van een programma om de industrie te verduurzamen. En ik heb
                     het nergens gelezen. Er gaan miljarden naar de grote vervuilers om hun broeikasgasuitstoot
                     te verminderen, maar wat ervoor in de plaats komt, is net zo erg. Raffinaderijen ombouwen
                     voor onder andere biobrandstoffen, zal alleen leiden tot meer natuurvernietiging en
                     ontbossing. Het maken van zogenaamd groen staal doet niets aan de milieuschade die
                     gepaard gaat met de winning van ijzererts en betekent volle bak vervuiling voor de
                     omwonenden tot minstens 2030.
                  
Het antwoord is niet dat alle vervuilende bedrijven dan maar weg moeten, zoals de
                     Minister ons standpunt graag framet. Het antwoord is: minder en anders. De vraag is
                     of het kabinet de ogen hiervoor blijft sluiten. Mijn collega heeft tijdens het vorige
                     debat over de verduurzaming van de industrie voorgesteld om de plannen niet te toetsen
                     aan de bijdrage aan het bbp van Nederland – dat staat wel weer in de brief van vrijdag –
                     maar aan de impact op de brede welvaart hier en elders. De Minister vond dat toen
                     te veel werk. Het lijkt mij juist dat deze toets de overheid in de toekomst veel opruimwerkzaamheden
                     zal besparen. Daarom wil ik de aangehouden motie op dit punt in stemming gaan brengen.
                     Ik hoop op een positief oordeel van de Minister.
                  
Voorzitter. Dan de maatwerkafspraken en Tata Steel. De WRR heeft geadviseerd om op
                     al het klimaatbeleid een rechtvaardigheidstoets te doen, omdat de lusten en de lasten
                     nu zo oneerlijk zijn verdeeld. Ik ben wel benieuwd wat er uit zo'n rechtvaardigheidstoets
                     op de maatwerkafspraken zou komen. Mijn vraag aan het kabinet is: wordt die rechtvaardigheidstoets
                     betrokken bij de maatwerkafspraken, naar aanleiding van het rapport? Tata Steel wil
                     naar verluidt 1 miljard subsidie. Het gaat om hetzelfde bedrijf dat recent strafrechtelijk
                     is veroordeeld, jarenlang geen winstbelasting betaalde en een enorme vrijstelling
                     heeft op CO2-uitstoot. Kan de Minister aangeven of Tata Steel dit bedrag echt vraagt en wat zij
                     daarop heeft geantwoord? Ik heb begrepen dat de provincie al een versnelde vergunningsprocedure
                     is gestart. Dat verbaast mij, aangezien er een motie ligt – daar begon mevrouw Leijten
                     net ook over – dat gezondheidswinst een harde voorwaarde moet zijn, voordat er nieuwe
                     subsidierelaties worden aangegaan. En het nieuwe onderzoek van het RIVM van gisteren
                     laat zien dat er nauwelijks verbetering is opgetreden in de hoeveelheid giftige stoffen
                     die neerdalen in de omgeving. Graag dus een reactie.
                  
Voorzitter, tot slot. Nog steeds worden vergunningen verstrekt voor megastallen, met
                     nog meer broeikasgas en stikstof als gevolg. Het is onbegrijpelijk dat in deze tijd
                     van crisis er nog steeds bedrijven vergunningen krijgen voor nieuwe vervuilende activiteiten.
                     Ik wil de coördinerende Minister voor Klimaat vragen wat hij daaraan gaat doen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank, mevrouw Teunissen. Daarmee is er een eind gekomen aan de inbreng in de eerste
                     termijn van de zijde van de Kamer. De beide bewindspersonen hebben aangegeven behoefte
                     te hebben aan een schorsing van twintig minuten. Ik ga dus schorsen tot 12.25 uur.
                     Ik zeg er wel alvast bij dat wij dan nog maar 1,5 uur over hebben voor de repliek
                     van het kabinet, dus ik ga de interrupties bij dezen alvast maximeren tot drie. Iedere
                     keer dat de microfoon wordt aangezet, telt dus als een interruptie. Wij keren terug
                     om 12.25 uur.
                  
De vergadering wordt van 12.04 uur tot 12.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Voordat wij overgaan naar de beantwoording van de zijde van het kabinet, moet ik aantekenen
                     dat de heer Stoffer ons heeft verlaten en dat mevrouw Leijten ons mogelijk ook ergens
                     tijdens het debat zal verlaten wegens verplichtingen in de plenaire zaal.
                  
Toen wij deze zaal verlieten, zei ik dat wij het bij drie interrupties gaan houden.
                     Ik ben bereid om dat op te hogen tot vier interrupties, maar dan wil ik nu wel alvast
                     de afspraak maken dat we geen tweede termijn doen. Ik zie jaknikkers en dat is hartstikke
                     goed.
                  
Ik geef het woord aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat.
Minister Adriaansens:
Voorzitter, alles in onderhandeling!
Dank. Het is mooi om in debat te zijn met zo veel Kamerleden. Dat geeft ook aan dat
                     dit een ontzettend belangrijk onderwerp is. Het goede is dat wij volgens mij hetzelfde
                     belang dienen, namelijk dat wij een groene, schone en gezonde industrie willen in
                     Nederland. Wij willen een groene en schone en gezonde industrie in Nederland en daar
                     werken we met elkaar heel erg hard aan. Maar we zijn nog wel een beetje op zoek naar
                     het hoe en naar waar de accenten gelegd moeten worden. In die zin is dit debat dus
                     zeer behulpzaam.
                  
De industrie is belangrijk. Ik heb dat ook in de brief aangegeven die ik samen met
                     collega Jetten vrijdag aan u heb gestuurd. We hebben ook aangegeven dat er perspectief
                     is voor de industrie in Nederland en dat is een hele fijne conclusie, want dat betekent
                     dat we perspectief hebben met elkaar. Maar het is niet zomaar bereikt; het is een
                     heel ingewikkeld proces. We hebben de industrie nodig voor alles wat we eigenlijk
                     de hele dag aan producten tegenkomen en we hebben in de tijd van corona ook ervaren
                     dat we ook niet afhankelijk willen zijn van derde landen. Dus het zomaar loslaten
                     van de capaciteit die we hebben, is niet een optie. U weet verder ook dat de industrie
                     in belangrijke mate voor een heleboel banen zorgt en dat de industrie verbonden is
                     met ons mkb. We hebben hele grote ecosystemen in Nederland en als je daar zomaar iets
                     uit haalt, verstoor je ook een heleboel voor hardwerkende ondernemers, het mkb en
                     de mensen in Nederland.
                  
Máár die industrie moet wel schoner produceren. Daar zijn we het over eens en we willen
                     dat ook graag in Nederland doen, want wij zeggen: liever groen hier, dan grijs elders.
                     Dat heeft eigenlijk twee belangrijke redenen. Eén. We geloven dat we dat hier met
                     elkaar kunnen doen. We hebben de ambitie. We hebben de wens, maar we hebben ook de
                     mogelijkheden om dat te doen. Als wij dat te makkelijk loslaten, dan doen we uiteindelijk
                     de planeet, waar een aantal van u ook over heeft gesproken, geen goed. Dus laten wij
                     nou de verantwoordelijkheid nemen om dat te doen en om daarin te investeren. En dat
                     doen we. Dat doen we met een instrumentarium dat inderdaad bestaat uit verschillende
                     middelen die we kunnen inzetten: normeren, beprijzen en ook subsidiëren.
                  
Belangrijk is dat dit geen blauwdruk is. We doen namelijk iets nieuws. We doen iets
                     heel nieuws. We doen dat ook niet in één keer helemaal goed. Daarom is het ook goed
                     dat we met elkaar blijven debatteren en elkaar scherp blijven houden. Ik ben er wel
                     heel blij mee dat we een grote stap hebben gezet bij de uitvoeringscapaciteit. We
                     hebben daar best lang over gedaan en ik kan me voorstellen dat dat voor de Kamer – hoelang
                     doe je over zo'n proces? – soms lastig is, maar dat is nou eenmaal wat het is. U kunt
                     dat ook in het bedrijfsleven zien. Soms denk je «ik heb een idee», maar dan heb je
                     het ook nog niet meteen de volgende dag ingevoerd. En dat geldt overigens ook voor
                     een aantal voorbeelden die vanochtend voorbij zijn gekomen.
                  
Maar feit is wel dat wij afgelopen vrijdag de eerste stuurgroep hebben gehad en dat
                     het door alle partijen wordt omarmd. Wat ik daar heel fijn aan vind, is dat we met
                     alle partijen aan tafel zitten. Direct, en dan bedoel ik «aan tafel in de stuurgroep».
                     Daar laten we overigens ook de netbeheerders en de Cluster Energiestrategie, de CES,
                     bij aansluiten. Misschien komen we er dadelijk nog over te spreken, maar we moeten
                     ook een werkbare stuurgroep houden, want als je met alles en iedereen aan tafel gaat
                     zitten, kan je weer geen goede afspraken met elkaar maken.
                  
Dat gaat daadwerkelijk over de regie op de uitvoering. Het gaat erover dat wij mooie
                     plannen hebben, maar dat het wel moet gebeuren. Een aantal van u heeft dan ook terecht
                     gezegd: we leven in een klein land en we hebben te maken met heel veel schaarste.
                     De personele problemen zijn daarbij vanochtend nog niet eens expliciet naar voren
                     gekomen, maar die kent u allen ook en die noemt u ook in andere debatten regelmatig.
                     Maar dat is ook iets waar we keihard tegen aanlopen en dat staat nog los van het tempo
                     op de vergunningen en los van de druk op de infrastructuren om daar snel stappen te
                     zetten. Dus dat heeft allemaal met elkaar te maken. Die obstakels, die knelpunten
                     en de keuzes die we moeten maken, komen op die tafel naar voren. Ik denk dat de onderdelen
                     van dit debat er ook aan gaan bijdragen om de scherpte in het gesprek daar te vinden.
                  
Voorzitter. Ik heb een aantal blokjes voor de beantwoording van de vragen. Ik ga allereerst
                     in op het programma. Dan ga ik in op de maatwerkafspraken. Er zijn verder een aantal
                     specifieke vragen over Tata Steel gesteld. Tot slot heb ik nog een blokje overige.
                  
Allereerst het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie. Ik heb daar net al een
                     kleine introductie op gegeven, maar dat is natuurlijk vooral bedoeld om regie te voeren
                     met de overheid, het bedrijfsleven en de netwerkbedrijven aan tafel. Het is een samenhangend
                     programma en de bedoeling is dat we alle trajecten die nu lopen, met elkaar in verband
                     kunnen brengen. We gaan ook een roadmap maken van welke beslissingen en keuzes we
                     in de tijd moeten maken. Dat is ook beschreven in de brief die u heeft gekregen.
                  
De heer Erkens vroeg in hoeverre de andere programma's daarin opgaan. Zouden die wellicht
                     opgeheven kunnen worden? We moeten kritisch blijven kijken. In beginsel hebben we
                     een aantal hele goede programma's, bijvoorbeeld het Nationaal Plan Energiesysteem
                     en het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat. Die programma's lopen
                     in beginsel door, maar wij gaan ook kritisch kijken, want je moet niet te veel overlap
                     tussen programma's hebben. Dat te voorkomen is ook juist de bedoeling van dit programma.
                     We kijken dus naar wat de samenhang is en wat de overlap is. Als het aan de orde is,
                     dan kunnen we het ook vereenvoudigen. Dat is bijvoorbeeld aan de orde bij het programma
                     PIDI, want dat zal voor een deel opgaan in het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, is er een korte verhelderende vraag van mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik hoop eerlijk gezegd dat die niet als interruptie telt. Ik hoorde «blokjes», maar
                     er zijn heel veel vragen gesteld over de visie van het kabinet. Vallen die in het
                     blokje overig?
                  
Minister Adriaansens:
Ja.
De voorzitter:
Helder. De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Adriaansens:
Die visie zal ook deels aan de orde komen bij de beantwoording van de andere vragen,
                     maar ik zal ’m sowieso nog even terugpakken bij overig.
                  
De heer Erkens stelde de vraag of ik het ermee eens ben dat we een staalindustrie
                     nodig hebben die volledig duurzaam is. Ben ik het er verder mee eens dat het Rijk
                     meer regie moet pakken bij dit proces? En ja, daar ben ik het volmondig mee eens.
                     We pakken ook regie, maar wel ieder vanuit zijn eigen rol. Het bedrijf moet echt zelf
                     zijn plannen maken en de overheid kijkt dan naar vergunningen, de energie-infrastructuur,
                     maatwerk, lopende trajecten en de beoordeling van de milieueffecten op die plannen.
                     Maar Tata heeft wel een eigen rol in het versnellen van die verduurzaming. Tata moet
                     zijn verantwoordelijkheid nemen en goed onderbouwen hoe het met de verbouwing, de
                     aanpassing, milieu en klimaat verbetert. Tata moet ook goed onderbouwen waar dan eventueel
                     steun nodig is.
                  
Dat is echt een heel ingewikkeld proces, zoals door een aantal van uw leden ook al
                     is gezegd. Aan de ene kant denk je: kan je niet snel een bepaalde beslissing nemen?
                     Maar hoe meer informatie je krijgt over wat het proces is, hoe duidelijker het wordt
                     dat het ingewikkeld is. Van ons mag u verwachten dat wij die voorstellen heel goed
                     toetsen en ook dat kost tijd.
                  
In het geval we over zouden gaan tot bijvoorbeeld een tegemoetkoming ... En die kan
                     inderdaad op verschillende manieren plaatsvinden. Dat kan ook een lening of een garantie
                     zijn, want het is niet per definitie een subsidie. We kijken dus – ik heb het al eerder
                     aangegeven – naar die hele mix en naar wat er echt nodig is. Wij moeten namelijk verantwoordelijk
                     kunnen handelen en dat kost tijd. Maar we gaan zo snel als we kunnen.
                  
Voorzitter. Onder andere de ChristenUnie en Volt vroegen hoe ik de grote opdracht
                     ga afdwingen binnen de juiste morele kaders. En wat zijn dan die kaders? Hierbij komt
                     ook een stukje antwoord naar voren op de vraag welke industrie wel en welke industrie
                     niet. Dit kabinet creëert randvoorwaarden en we hebben zoals gezegd een handelingsrepertoire
                     dat bestaat uit normeren, beprijzen en subsidiëren. Wij gaan niet alleen maar met
                     verplichtingen komen. Als we alleen maar zouden normeren en beprijzen, dan weten wij
                     gewoon dat we een aantal bedrijven echt naar buiten drukken. Daarom ook dat we kijken
                     naar subsidies, want daarmee willen we bedrijven in staat stellen om die transitie,
                     die wij snel willen, te maken. Daarom hebben we ook dat programma opgezet. Maar het
                     is dus niet vrijblijvend. In ons regelgevend kader wordt duidelijk waaraan bedrijven
                     moeten voldoen. We zien bijvoorbeeld dat we daardoor bij de CO2-heffing een heel duidelijk stap hebben gezet.
                  
De voorzitter:
Voordat u verdergaat met het beantwoorden van die vraag, is er nog een vraag van de
                     heer Thijssen.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Dit is volgens mij een heel belangrijk stukje in dit debat en in deze problematiek.
                     We horen af en toe grote bedrijven dreigen met naar het buitenland gaan en dan schieten
                     we allemaal in de stress. «O jee, dat moeten we toch zien te voorkomen.» Nu zegt de
                     Minister: «We moeten normeren en beprijzen maar ook een stukje subsidiëren omdat er
                     anders bedrijven zijn die dit niet mee gaan maken in Nederland en dat willen we niet.
                     Wat hebben we er namelijk aan als die vervolgens in het buitenland alsnog het klimaat
                     gaan veranderen? Dan kunnen we ze dus beter hier vergroenen.» Mijn partij is het op
                     dat punt op zich eens met de Minister, maar hoe gaan we nou inzicht krijgen in dat
                     het inderdaad zo is? Soms klinkt het eerlijk gezegd bij sommige bedrijven gewoon als
                     chantage, waarbij ze maar dingen roepen zodat er naar hen wordt geluisterd. Als Tweede
                     Kamer zou ik willen weten hoever we kunnen gaan met het maximaal uitdagen van die
                     bedrijven om zelf hun eigen broek op te houden en zelf te verduurzamen. Zij hebben
                     namelijk ook te maken met die onvermijdelijke toekomst, die klimaatneutraal en circulair
                     is. Waarom zouden wij als belastingbetaler daarvoor op moeten draaien? Waarbij is
                     het dan wel gerechtvaardigd dat de Nederlandse belastingbetaler bijspringt? Hoe gaat
                     de Minister ons als Tweede Kamer dat inzicht verschaffen, zodat we hier goed geïnformeerd
                     over kunnen meebeslissen?
                  
Minister Adriaansens:
Met de CO2-heffing gaan we al 4 megaton besparen; dat is de bedoeling. We hebben het bij de
                     maatwerkafspraken echt over wat additioneel is. De eerste stap is dus dat wij heel
                     kritisch kijken of de plannen die worden voorgelegd door de bedrijven waarmee wij
                     maatwerkafspraken willen maken daadwerkelijk leiden tot extra CO2-reductie. Vervolgens is het de vraag of wij die plannen kunnen volgen, of we begrijpen
                     wat erin wordt gezegd en of wij die plannen door alle toetsen heen krijgen. Daar zetten
                     we ook externe expertise voor in. Daar hebben we ook een adviescommissie voor ingericht,
                     die ook in staat is en de mogelijkheden heeft om daar externe kennis bij in te huren.
                     Het is namelijk ontzettend belangrijk dat wij het goed kunnen uitleggen aan elkaar
                     als wij vinden dat we iets moeten doen. Het is immers belastinggeld, zoals u ook een
                     aantal keren terecht heeft gememoreerd.
                  
Ik moet ook eerlijk zeggen dat ik me daar ontzettend verantwoordelijk voor voel. Het
                     gaat namelijk over veel geld. We hebben 3 miljard in het perceel voor de maatwerkafspraken.
                     Ook omdat we dit nog nooit hebben gedaan, is het de kunst om al die toetsen te doen,
                     zodat je weet dat je het zinvol inzet. Vervolgens moet je ook kijken op welke wijze
                     je dat doet. Indien wij overgaan tot een subsidie van een onrendabele top, wat subsidiëren
                     we dan? Of kan het misschien op een andere manier? Wij zien in de gesprekken die we
                     tot nu toe voeren met die bedrijven waarmee we maatwerkafspraken willen maken eigenlijk
                     dat die niet altijd automatisch om geld vragen. Die gesprekken gaan namelijk ook over
                     inzicht in de benodigde infrastructuur en de netcapaciteit. Dat zet ons weer aan om
                     daarin de goede stappen te zetten.
                  
De voorzitter:
Er is nog een interruptie van de heer Boutkan. O, excuses; er is eerst nog een interruptie
                     van de heer Thijssen.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Volgens mij is dit de grote uitdaging. De Minister zegt namelijk nu wel dat die bedrijven
                     iets extra's doen, maar volgens mij is de doelstelling van dit kabinet 60% CO2-reductie in 2030. Dan moet gewoon de hele Nederlandse samenleving inpassen en de
                     industrie dus ook. Dat is volgens mij de doelstelling waar de industrie ook aan moet
                     voldoen. We hebben eerder een debat gehad over waarom de Minister niet gewoon met
                     normeren en beprijzen zorgt dat de industrie bijdraagt aan die 60%, zoals het ibo
                     nu ook adviseert. Ik kan het niet helemaal volgen, maar ik denk dat al die toetsen
                     hard nodig zijn en dat je ook heel erg duidelijk moet zijn over waarom die echt nodig
                     zijn. Daar kijk ik naar uit.
                  
Ik heb dan wel nog een vraag over de regiegroep. Ik zie namelijk dat de oude industrie
                     daarbij aan tafel zit, maar ik zie de nieuwe economie niet aan tafel zitten, zoals
                     de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie, de NVDE. Cluster 6 zit er af en toe
                     wel, maar cluster 7, dat misschien wel de industrie van de toekomst is, zie ik daar
                     ook niet aan tafel zitten. Ook zie ik bijvoorbeeld de mensen die de aarde een stem
                     geven, de ngo's, die wel een rol hadden in het Klimaatakkoord, niet aan tafel zitten,
                     terwijl Follow the Money recent een onderzoek heeft gedaan waaruit blijkt dat de bedrijven
                     toch wel heel erg de pen hebben vastgehad bij het Klimaatakkoord. Heeft dat geleid
                     tot maatschappelijk optimale uitkomsten? Nou, eigenlijk niet. Waarom heeft de Minister
                     die regiegroep zo vormgegeven? We moeten toch waken voor het maatschappelijk belang
                     in plaats van het belang van de twintig grootste vervuilers?
                  
Minister Adriaansens:
Twee dingen. Allereerst ga ik in op de eerste vraag. Volgens de KEV ligt de industrie
                     op koers en gaan we de 60% reductie halen; ik vind het wel belangrijk om dat aan te
                     geven. Met de maatwerkafspraken kunnen we daar dus overheen gaan. De bedoeling is
                     dat we dat doen en daarop inzetten.
                  
Twee. U vraagt naar de samenstelling van de stuurgroep, de regiegroep of hoe je die
                     ook wil noemen; wij noemen dit de stuurgroep, maar we bedoelen hetzelfde. Wat willen
                     we met die groep? De bedoeling is dat we focus hebben op 2030. Voor de nieuwe economieën
                     en de nieuwe bedrijven geldt een perspectief voor de langere termijn. Dat komt wel
                     degelijk aan bod, onder andere bij de klankbordgroep en op andere plekken. Maar daarom
                     zetten we de relevante partijen die nodig zijn om ons doel te behalen in 2030 in die
                     stuurgroep, juist ook omdat we niet afgeleid willen worden door alle andere zaken
                     die we ook moeten doen. Anders gaan we het namelijk gewoon niet voor elkaar krijgen.
                     De tijd is gewoon echt kort en de enige manier waarop je dit kan doen is met focus.
                  
De heer Boutkan (Volt):
Ik zit het een beetje aan te luisteren. Ik heb het idee dat de blokjes wel een beetje
                     door elkaar heen gaan lopen. Ik zal het stukje over de gezondheidswaarden bewaren
                     tot het blokje over Tata. Wat betreft de kaders heb ik specifiek gevraagd naar kaders
                     los van emissiereductie. Ik hoor de Minister heel duidelijk ingaan op de stelling
                     dat maatwerk moet leiden tot extra CO2-reductie, maar ik wil het nog even hebben over het specifieke punt van bijvoorbeeld
                     die bonussen. We hebben het nu dus niet over de gezondheidswaarden. Wat vindt de Minister
                     een goed moreel kader als we gemeenschapsgeld naar bedrijven dragen en ze nog steeds
                     bijvoorbeeld bonussen kunnen uitkeren? Ik wil daar graag een concreet antwoord op.
                  
Minister Adriaansens:
Het antwoord op deze vraag zit in het blokje maatwerk. Dat komt nog aan de orde. Ik
                     kan het antwoord wel naar voren trekken, maar ik kan het ook nog even vasthouden,
                     zodat ik het bij elkaar houd. Dan kom ik er zo op terug.
                  
De voorzitter:
Nou, dan tellen we deze interruptie niet mee. Ik wil voorstellen om even de blokken
                     af te wachten, want anders is het ook een beetje zonde van uw interrupties. Mevrouw
                     Kröger, wenst u desondanks toch een poging te wagen?
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja. Ik hoor de Minister hier beweren dat uit de KEV blijkt dat de industrie op koers
                     ligt voor -60%. Als dat zo zou zijn, waarom zou je dan 3 miljard in maatwerk moeten
                     stoppen? Je hebt allerlei generieke instrumenten. Je hebt een ibo dat daarvoor nog
                     meer dingen voorstelt. Dat zal impact hebben op bedrijven. En dan is je maatwerk eigenlijk
                     je manier om te zeggen: cruciale bedrijven die we echt willen houden, kun je helpen.
                     Maar waarom wordt er dan gezegd: we gaan uit van álle twintig grootste vervuilers
                     als selectiecriterium? Ik neem maar even het voorbeeld van de NAM. Is de Minister
                     werkelijk van plan om de NAM te gaan financieren? Wat is het plan?
                  
Minister Adriaansens:
Wij streven ten aanzien van de maatwerkafspraken naar ingrepen en support waarmee
                     we het meeste effect kunnen behalen, die het grootste nut hebben. Dat doen we ook
                     in navolging van de rapporten die we hebben ontvangen. Onder andere de WRR adviseert
                     ons daarin. Als je rechtvaardig wil investeren, is dat een hele goede indicator om
                     naar te kijken. De maatwerkbedrijven zijn heel grote uitstoters. Dat is eigenlijk
                     het enige criterium geweest om dat lijstje bij het regeerakkoord te hanteren. Maar
                     daarmee is het ook zeer effectief. Want wij willen CO2-reductie bereiken. Hiermee maak je de grootste klap. Volgens mij is dat wat we nastreven,
                     namelijk een schoon, groen Nederland. En daarmee bereiken we hopelijk ook exposure
                     naar Europa en met de technologie die we ontwikkelen, hopelijk ook verder dan Europa.
                     Dat is dus de inzet geweest bij de maatwerkafspraken.
                  
Mevrouw Kröger stelde een vraag over de NAM. Ik geef dan even het simpele antwoord
                     dat de NAM in de lijst van de top twintig grootste industriële uitstoters staat en
                     daarmee in aanmerking komt voor gesprekken over de maatwerkaanpak. De NAM gebruikt
                     veel gas voor compressoren om druk in de leidingen te houden. We moeten nog wel echt
                     goed invulling geven aan die gesprekken, maar elektrificatie lijkt daar dan een voor
                     de hand liggende aanpak. Maar goed, zoals ik zeg: we komen daar later nog over te
                     spreken. En dan is de volgende vraag wat je daar als overheid in wil doen. Het is
                     niet automatisch zo dat je daar wat in wil doen.
                  
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van mevrouw Leijten.
Mevrouw Leijten (SP):
Ik stel de vraag nu, omdat ik zo meteen naar de plenaire zaal moet voor een tweeminutendebat.
                     We hebben in de schriftelijke vragen over de maatwerkafspraken gevraagd naar de financiële
                     positie, de winstcijfers en de fiscale positie van bedrijven. De Minister antwoordt
                     daarop: dat is aan de bedrijven zelf. En het heeft eigenlijk geen relatie met de maatwerkafspraken,
                     want het gaat niet over een bedrijf maar over een project. Ik wil de regering en deze
                     Minister er toch toe verleiden om daar wel naar te kijken. Een project an sich zou
                     nog weleens een onrendabel top kunnen hebben, maar in een heel winstgevend bedrijf
                     kan dat natuurlijk prima gefinancierd worden uit die winsten. Ik noem voorts een bedrijf
                     dat zijn fiscale positie verlieslijdend laat lijken terwijl dat in de realiteit niet
                     zo is en dat dus die onrendabele top zelf zou kunnen financieren. Ik vraag dus of
                     de Minister daar toch wel naar wil kijken, omdat het relevant is voor het besteden
                     van belastinggeld.
                  
Minister Adriaansens:
Het antwoord in de schriftelijke vragen is volgens mij het juridisch correcte antwoord.
                     Mevrouw Leijten heeft dat ook kunnen lezen. Natuurlijk is er ook een morele verplichting,
                     en zeker ook een maatschappelijke verplichting om te kijken of het reëel is om te
                     doen. Met Shell voeren wij bijvoorbeeld het gesprek over in welke mate je moreel gezien
                     een aanspraak kunt maken op die steun uit de maatwerkafspraak. Daar zullen we zeker
                     ook rekening mee houden. Dit is nog echt een ingewikkeld proces. Ik kan nu wel doen
                     alsof er een draaiboek ligt waarin staat hoe ik dat ga doen, maar dat is er natuurlijk
                     nog niet. Die gesprekken zijn bij ieder bedrijf weer anders. Wij merken dat in die
                     gesprekken dit soort zaken natuurlijk op tafel komt. Het goede in de samenleving is
                     dat niemand meer accepteert dat je dat op zo'n makkelijke manier doet, zoals misschien
                     gesuggereerd wordt. U deed dat overigens niet hoor. Ik moet dat kunnen uitleggen.
                     Zij moeten dat kunnen uitleggen. Natuurlijk is een bedrijf met een hoge winst en een
                     sterk vermogen beter in staat om die stap te maken, maar overigens kijken wij ook
                     naar het vermogen. Dus het zijn allemaal zaken die op tafel liggen. De vraag is: is
                     het reëel om van dit bedrijf te verwachten dat zij die transitie zelf gaan financieren?
                     Zouden ze door die beslissing te nemen heel snel uit Nederland vertrekken? Als we
                     dat onwenselijk vinden en het gat is te overbruggen, kunnen we daar dan iets in doen?
                     Volgens mij moeten we het op een hele zorgvuldige manier gaan afwegen.
                  
Mevrouw Leijten (SP):
Ik ben het met de Minister eens dat het zorgvuldig en toetsbaar moet zijn en dat er
                     duidelijke criteria moeten liggen, waardoor het ook voorspelbaar is en dat het niet
                     in de ene situatie anders is dan in de andere situatie. Maar als een zeer winstgevend
                     bedrijf ervoor kiest om Nederland zijn hielen te laten zien omdat we geen belastinggeld
                     in een zeer winstgevend bedrijf stoppen, is dat uiteindelijk de keuze van het winstgevende
                     bedrijf. We hebben geen garantie dat als we dat dit jaar subsidiëren, ze niet volgend
                     jaar alsnog weggaan als we dan niet nog een keer gaan subsidiëren. Waar ligt dan precies
                     de grens? Hoe wordt dat dan precies meegewogen? Dat kan ik onvoldoende terugvinden.
                     De Minister zegt hier: we kijken ernaar en we wegen het allemaal mee. Hoe ziet dat
                     er dan uit? In het verleden zijn fiscale constructies en allerlei vragen die ik daarover
                     heb gesteld de hele tijd weggeschoven, omdat het niet van belang zou zijn of een bedrijf
                     zelf zou mogen beslissen hoe het zich structureert. Dat is natuurlijk uiteindelijk
                     ook waar. Maar dat betekent ook dat het gevolgen kan hebben in hoe we daar, als het
                     gaat om de subsidierelatie, maatschappelijk en met belastinggeld tegen aankijken.
                     Is een bedrijf bijvoorbeeld verplicht om belasting in Nederland te gaan betalen als
                     het subsidie krijgt? De SP zou denken: nou, ga die brug maar eens over om dat te doen.
                     Waarom zou je anders subsidie geven aan een bedrijf dat die maatschappelijke plicht
                     niet voelt? Ik vraag dus aan de Minister: welk maatwerk heeft zij of welke eisen stelt
                     zij zodat wij dat ook kunnen toetsen? Dat vind ik wel erg belangrijk.
                  
Minister Adriaansens:
Met dat laatste ben ik het volledig eens. De Kamer moet in staat zijn om de controlerende
                     rol te vervullen. Dus ja, wij moeten met elkaar kijken of ik u daar de goede informatie
                     verschaf. Dat is overigens ook nog een zoekproces. Ik heb dat al voor een deel in
                     eerdere brieven beschreven en we hebben een afweegkader gedeeld. Als concreet antwoord
                     op uw vraag hoe ik dat ga beoordelen, kan ik zeggen dat er een aantal zaken zijn die
                     daar richting aan geven. Ik vind het mooi dat de heer Bontenbal en de heer Grinwis
                     daar al een mooie voorzet voor gaven, namelijk dat bijvoorbeeld bij andere beslissingen
                     wordt gekeken naar wat een redelijk rendement is voor een bepaald project. Dat is
                     denk ik een hele goede maatstaf. Het idee om te kijken naar wat een reëel rendement
                     is voor een project en dat vervolgens ook enigszins in de context plaatsen, lijkt
                     mij een heel goed afweegkader om mee te nemen. We moeten gewoon bekijken of dat rendement
                     dan 10%, 12% of 8% is en of in een bepaalde situatie meer bijdrage van de rest van
                     het bedrijf gevraagd wordt. Het is belangrijk dat we daar een hele bewuste keuze in
                     maken en dat we dat transparant maken.
                  
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van mevrouw Teunissen en daarna van mevrouw Kröger.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik heb twee vragen over dat afwegingskader. Mijns inziens is het belangrijkste criterium
                     dat al die maatwerkafspraken wel optellen tot voldoende CO2-reductie, zodat in ieder geval de kabinetsdoelen gehaald kunnen worden. De Minister
                     zegt net dat er wordt getoetst of het leidt tot extra CO2-reductie, maar de vraag zou moeten zijn: leidt het ook cumulatief tot voldoende extra
                     CO2-reductie? Mijn vraag is: wordt dat getoetst en op welke manier wordt dat getoetst?
                  
Minister Adriaansens:
Zeker. Dat wordt zeker getoetst. Dat het tot een bepaalde extra CO2-reductie leidt, was de afspraak en het vertrekpunt voor bijvoorbeeld het beschikbaar
                     stellen van het perceel van 3 miljard. In het coalitieakkoord is gesproken over 1
                     tot 1,9 extra megaton. Ik zie overigens in de verkennende gesprekken dat we daar zo
                     mogelijk bovenuit gaan komen. Bij verkennende gesprekken moet je nog toetsen of het
                     daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden. Mijn puzzel zit niet zozeer in de vraag of
                     we dat gaan halen, want op papier gaan we dat doen. De vraag is of we het gaan realiseren.
                     Wat komt er dan op ons pad? Wat moeten wij als overheid, op alle niveaus, met elkaar
                     doen om te zorgen dat het ook gaat lukken?
                  
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Het gaat inderdaad uiteindelijk om toetsen op het resultaat. Is het dan niet heel
                     omslachtig dat we dat samen met bedrijven gaan bekijken? Waarom voeren we geen klimaatplicht
                     in voor grote bedrijven, waardoor ze gewoonweg verplicht zijn om dat resultaat te
                     bereiken? We hebben dan ook iets in handen om bedrijven daaraan te houden, want dat
                     hebben we nu niet.
                  
Minister Adriaansens:
Dat hebben we wel, want we hebben een CO2-heffing, een ETS-systeem en allerlei vergunningsplichten als het gaat over industriële
                     emissies. Ik druk het zachtjes uit: we hebben best veel verplichtingen waar bedrijven
                     aan moeten voldoen. Wat ik heel belangrijk vind en wat ik ook onvoorstelbare winst
                     vind van dit model, is dat we op gelijkwaardige basis een afspraak maken door naast
                     bedrijven te gaan staan. Doordat de teams nu heel intensief bij die bedrijven over
                     de vloer komen, leren we als overheid heel veel om ervoor te zorgen dat we dit voor
                     elkaar gaan krijgen. Deze aanpak is volgens mij in de wereld echt uniek. Een aantal
                     maanden geleden heb ik met de Belgische industrie aan tafel gezeten. Toch een beetje
                     gek dat we dan ook een keer een compliment krijgen, maar zij zitten dan met jaloezie
                     te kijken naar dit model. Dat wil nog niet zeggen dat we het gerealiseerd hebben hoor,
                     maar de aanpak wordt omarmd. In andere landen voelt de industrie zich best alleen.
                     De vraag is hoe je dan die doelen gaat halen. Het risico daarvan is dat een bedrijf
                     dan sneller zal zeggen dat de situatie in Amerika veel beter is dan in Nederland.
                     Voor Nederland speelt dat des te meer, omdat we een klein land zijn. Er verdwijnt
                     dan een heleboel wat we misschien wel hadden kunnen behouden. Ik ben dus echt enthousiast
                     over de aanpak, maar het is wel een hele opgave om het goed voor elkaar te krijgen.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ik probeer de Minister een beetje vast te pinnen op een uitspraak. Dat is nogal moeilijk.
                     Ik hoor haar zeggen dat al die grote vervuilers in aanmerking kunnen komen. Ze moeten
                     dan met een plan komen en dan kijken we of er een kans is dat ze anders vertrekken.
                     Als we dat onwenselijk vinden, dan komen ze in aanmerking voor maatwerk. Dat werd
                     net letterlijk gezegd door de Minister. De woorden «onwenselijk vinden» suggereren
                     een bepaalde weging of visie op welke bedrijven of sectoren we willen houden en welke
                     niet. Mijn vraag is: hoe krijgt die toetsing vorm? Of zegt de Minister dat we sowieso
                     al die bedrijven willen houden en dat zij dus allemaal geld kunnen krijgen? Het suggereert
                     dat er een toetsing zit als we dat onwenselijk vinden.
                  
Minister Adriaansens:
Ik probeer even te begrijpen wat de vraag precies is, want ik ben bang dat ik mijzelf
                     nu ga herhalen. De wijze waarop wij reguleren is in beginsel met CO2-heffing. Daarmee beogen we dat het daadwerkelijk een effect heeft. Het is een hele
                     effectieve maatregel; dat wordt ook aangetoond door de KEV en de rapporten die we
                     daarover maken. Het is alleen best een hele harde maatregel. Als we die dus alleen
                     maar zouden inzetten, kan een aannemelijk gevolg zijn dat een heleboel industriële
                     bedrijven vertrekken. Dus dat is de reden dat we maatwerkafspraken hebben. Maar dan
                     probeer ik even de scherpte in de vraag van mevrouw Kröger te vinden.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Kröger, een hele korte verheldering alstublieft.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Wat mij betreft was deze Minister begonnen met haar visie op welke bedrijven we per
                     se willen houden of niet. De Minister schetst dat we normerende dingen en beprijzende
                     dingen doen. Er kunnen dan bedrijven vertrekken. Dan is er kennelijk een afweging,
                     als we dat onwenselijk vinden, welke bedrijven je dan gaat helpen met maatwerk. Dat
                     is letterlijk wat de Minister net zei. Dan is mijn vraag: op basis waarvan maakt zij
                     de afweging van welke bedrijven het onwenselijk is dat zij vertrekken en van welke
                     niet? Dat riekt namelijk naar een visie en daar ben ik naarstig naar op zoek in dit
                     debat. Ik vind het jammer dat dit in het blokje overig komt.
                  
Minister Adriaansens:
Nu begrijp ik de vraag van mevrouw Kröger een stuk beter. Ik ga niet selecteren op
                     basis van een visie op wenselijkheid. Het gaat in dit gesprek met de maatwerkbedrijven
                     over «de mate waarin». In de brief die ik gestuurd heb aan uw Kamer, staat een visie
                     op de toekomst van die vier bedrijfstakken: raffinage, chemie, staal en kunstmest.
                     Op basis van de rapporten die wij hebben ontvangen en bestudeerd, waar wij ook op
                     voortborduren, zien wij dat deze sectoren een kans hebben in Nederland. Een heel ander
                     vraagstuk is de visie op de totale economische ontwikkeling in Nederland. Dat is een
                     separaat onderwerp, dat uiteraard ook eerder aan de orde is geweest – dat klopt –
                     en waarover ik ook met een stuk kom, maar dat is nu geen onderdeel van dit debat.
                     Wij kiezen dus niet expliciet voor die sectoren. Ik kies ook niet voor het wel of
                     niet onderhandelen met die twintig maatwerkbedrijven. Dat is een gegeven. Dat hebben
                     we ook afgesproken in het regeerakkoord: we gaan met die grote uitstoters kijken wat
                     ze kunnen doen. Mijn woord «wenselijkheid» zag op de mate waarin wij daaraan reëel
                     kunnen en mogen voldoen. Even feitelijk: als een bedrijf met een claim van 10 miljard
                     komt, gaat dat ’m niet worden, want ik heb maar 3 miljard in het perceel. Heel praktisch
                     gezien zijn dat dus de afwegingen die we dan moeten maken: is het reëel, gaat het
                     tot succes leiden, hoe verdeel je dat tussen die bedrijven et cetera, et cetera. Dat
                     bedoelde ik in dit verband met «wenselijkheid».
                  
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Adriaansens:
Dank u. Volgens mij heb ik daarmee ook antwoord gegeven op de vraag van de heer Thijssen
                     waarbij hij verwees naar het BCG-rapport. Hij zei dat hij in mijn brief niet ziet
                     dat er een keuze wordt gemaakt. Jawel, ik maak wél een keuze, namelijk voor die vier
                     bedrijfstakken waarvan wij in beginsel zien dat daar een basis voor kan zijn, mits
                     zij verduurzamen. Wij geven dan dus wel aan wat de randvoorwaarden zijn waaraan die
                     sectoren moeten voldoen.
                  
Voorzitter. De heer Thijssen wees ook op het tekort aan veel randvoorwaarden voor
                     de verduurzaming van de industrie; althans, volgens mij wees hij op de samenloop van
                     een aantal dingen, zoals problemen in die zin, de vergunningscapaciteit, de netwerkcapaciteit,
                     de stikstofruimte, personele tekorten et cetera, et cetera. Hoe gaan wij daarmee om?
                     Dat is niet iets wat ik met één druk op de knop kan oplossen; dat weet de heer Thijssen
                     ook. Dat zijn echt hele complexe problemen, die wij hier bespreken, maar daarom hebben
                     we ook gezegd dat we een bepaalde focus moeten hebben. Daarom hebben we die focus
                     op die zes clusters gezet. We hebben gezegd dat we op basis van de routekaart gaan
                     aangeven welke beslissingen daar genomen moeten worden. Dat wordt ook allemaal transparant.
                     Daar kunt u dan vervolgens met mij het debat over aangaan. Dan zullen we zien op welk
                     moment die beslissingen over de verdeling van die schaarste genomen moeten worden,
                     want uiteindelijk is het een verdelingsvraagstuk. Dat moeten we zo transparant en
                     eerlijk mogelijk met elkaar zien te doen. Ik ga dus niet kiezen tussen bedrijven en
                     sectoren, maar ik ga wel besluiten welke plannen, investeringen en maatregelen we
                     op welk moment moeten uitvoeren.
                  
Voorzitter. De heer Thijssen en mevrouw Kröger vroegen ook of het niet veel beter
                     zou zijn om een mix mogelijk te maken en als de onrendabele top terugkomt als er winst
                     wordt gemaakt. Volgens mij heb ik daar al antwoord op gegeven. Is een lening dan een
                     alternatief? Ja, dat is zo. Ik kijk naar het hele brede instrumentarium. Het is niet
                     zo dat ik denk: laat ik maar snel een subsidie gaan geven, want dat is de makkelijkste
                     oplossing. Sterker nog, ik denk juist dat met een lening of een garantie in sommige
                     situaties een beter resultaat behaald kan worden. We kijken overigens ook naar het
                     bredere instrumentarium dat beschikbaar is. Het hoeft niet automatisch het perceel
                     binnen het Klimaatfonds te zijn. We gaan bijvoorbeeld ook kijken of een clawbackclausule
                     in de afspraak die we eventueel gaan maken, dan op zijn plaats is.
                  
Voorzitter. Een vraag van de heer Thijssen die ik volgens mij in mijn vorige antwoorden
                     al enigszins heb meegenomen, was of het niet beter is om de heffing te verhogen dan
                     om de subsidie te verlenen. Als je de heffing verhoogt, behaal je resultaat; dat klopt.
                     De vraag is alleen wat je nog overhebt. Volgens mij moeten we daar de balans in vinden.
                     Ik denk dat het goed is om te vertellen dat wij in Nederland op het punt van een extra
                     CO2-heffing al veel verder gaan dan de andere landen in Europa, maar dat weet de heer
                     Thijssen ook. Wij zijn daar dus wel degelijk ambitieus.
                  
Voorzitter. Mevrouw Gündoğan vroeg wat ik van bedrijven vind die zich niet genoeg
                     inspannen voor de klimaattransitie en of ik die extra moet beprijzen voor die achterstand;
                     tenminste, zo begreep ik die vraag. Zoals ik al aangaf, worden ze beprijsd. Maar ik
                     zie nu dat ze de vraag niet zo bedoelde. Misschien is het dan een verduidelijkingsvraag.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Gündoğan, een korte opheldering.
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Een korte verheldering hiervan. We beprijzen op dit moment alleen CO2, maar we zouden naar een model kunnen gaan waarmee we alle externaliteit en alle
                     schade beprijzen. Daar zijn ook economische modellen voor. Is het niet interessant
                     om dat een keer Europees te verkennen, zodat dat een goed model wordt?
                  
Minister Adriaansens:
Inderdaad, dat heeft u gezegd. Ik moet zeggen dat ik op mijn schermpje net al naar
                     de Nobelprijswinnaar zat te kijken, want ik werd wel getriggerd door wat u zei. Dat
                     is nu niet het instrumentarium, maar ik denk dat het goed is om in brede zin eens
                     te kijken welke ideeën er verder leven om naar de bredere welvaart te kijken, want
                     daar hebben we het dan over.
                  
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Als ik daar nog één ding aan mag toevoegen: nu komt de schade van produceren en consumeren
                     in het klimaat terecht. Het zou eerlijk zijn als daar een prijskaartje aan hangt,
                     zodat duidelijk is wie verantwoordelijk is voor die schade. Dat is ook economische
                     rechtvaardigheid. Ik denk dat dat ook tot de juiste incentives leidt en dat je daardoor,
                     zoals deze Nobelprijswinnaar ook zegt, het gedrag bij consumeren en produceren ook
                     gaat aanpassen omdat je je bewust wordt van de gevolgen van de schade.
                  
Minister Adriaansens:
Dat is een zeer interessante suggestie van mevrouw Gündoğan. Ik ga dit zeker meenemen,
                     want ik denk dat dit ook voortschrijdend inzicht is, zoals ik aan het begin al aangaf.
                     We moeten met elkaar groeien naar een andere manier van beprijzen en waarderen. Daar
                     horen dit soort wijze suggesties zeker bij. Daar zullen wij dus kennis van nemen.
                  
Voorzitter. De heer Thijssen vroeg wat ik doe met cluster 6. Dat is een terechte vraag;
                     cluster 6 is erg belangrijk en maakt ook onderdeel uit van het nationaal programma.
                     De uitdagingen zijn wel anders dan bij de vijf andere clusters. Ook de organisatiegraad
                     is bij cluster 6 anders. Het is een heel breed scala aan bedrijven, met variatie,
                     en het heeft ook nog eens een grote regionale spreiding. Het gaat over suiker, over
                     baksteen, over glas en papier, over producten die heel relevant zijn, nu en in de
                     toekomst. Het is dus heel belangrijk dat we met hen ook kijken wat er mogelijk is.
                     Wij zijn met hen in gesprek. Wij gaan ook kijken welke rol zij in het programma kunnen
                     krijgen. Dat ze een rol krijgen, is absoluut noodzakelijk. We zullen daarin ook nauw
                     samenwerken met de provincies en de regionale netbeheerders, want het gaat ook over
                     regionale infrastructuur. Daarbij zijn de P-MIEK's, de Provinciale MIEK's, relevant.
                     Ik geloof dat de heer Jetten straks terugkomt op de P-MIEK's. Als het lukt, komt er
                     dus ook een vertegenwoordiger van cluster 6 in de stuurgroep. Dat is een uitdaging,
                     omdat het zo'n gevarieerde groep is, maar daar ga ik mij voor inspannen.
                  
Voorzitter. De heer Boucke vroeg of we de waterstofbehoefte kunnen aangeven per cluster.
                     Via de zes clusterenergiestrategieën hebben we een beeld van het waterstofaanbod en
                     de waterstofvraag voor de zes clusters. In het nationaal programma willen we die vraagarticulatie
                     scherper krijgen, zodat we gerichter kunnen sturen op voldoende vraag en aanbod van
                     waterstof. In 2024 zullen de zes clusters een bijgewerkte versie van hun zes clusterenergiestrategieën
                     presenteren, met inbegrip van een actualisatie van die vraag naar aanbod van waterstof.
                  
Voorzitter. De heer Bontenbal vroeg naar het zevende cluster, dat door Natuur & Milieu
                     is genoemd. Dat gaat over duurzame innovatiebedrijven die er nog niet zijn. Hij vroeg
                     of ik daar aandacht aan kan besteden. Ja, daar ben ik het volledig mee eens. De opbouw
                     van de nieuwe industrie heeft ook echt zeer mijn aandacht. Dat gaat over kansen voor
                     meer biobased bedrijvigheid, batterijen, electrolyzers et cetera. Ik heb al aangegeven
                     dat we die vijf gebiedsclusters nu prioriteit willen geven in dit programma, maar
                     daarnaast lopen heel veel activiteiten voor het stimuleren van de nieuwe industrie
                     en hoe we daarbij kunnen ondersteunen. Dat is dus zeker een prioriteit in mijn agenda.
                  
Voorzitter. De heer Boucke vroeg naar de nieuwe appreciatie van de aangehouden motie-Boucke/Grinwis
                     over een energiebesparingsdoel per cluster. Die motie gaat dus over het opnemen van
                     die energiebesparingsdoelen voor de industrieclusters in de routekaart. Wij komen
                     dus voor de zomer met een routekaart. Efficiency en energiebesparing zijn belangrijke
                     opties. Daar ben ik het mee eens. Die zullen we daar dus in meenemen. Dan moeten we
                     wel ook invulling geven aan de doelstellingen die vanuit Europa en de Klimaatwet worden
                     gesteld, want uit de doelen van de EED, de Energie-Efficiency Richtlijn, volgt al
                     een indicatief nationaal doel. Die moeten we dus wel even bij elkaar brengen. Dan
                     zullen we u daar nader over informeren; dat zal volgens mij de Minister voor Klimaat
                     en Energie op zich nemen. Ik wil hem niet iets in de schoenen schuiven, maar volgens
                     mij was dat de verdeling.
                  
Voorzitter. Ik maak het blokje maatwerk af.
De voorzitter:
Voordat u daarmee verdergaat is er een interruptie van de heer Boucke.
De heer Boucke (D66):
Over een doel per cluster. Er ligt een TNO-rapport dat zegt dat het nodig is, dat
                     je dat moet doen. Hoe apprecieert de Minister dat rapport?
                  
Minister Adriaansens:
Als ik echt een inhoudelijke appreciatie wil geven, moet ik daarop terugkomen.
De voorzitter:
Dan wil ik voorstellen dat we straks overgaan naar de beantwoording door de Minister
                     voor Klimaat en Energie en dat de Minister van Economische Zaken daar later nog op
                     terugkomt. We hebben vandaag geen tweede termijn, vandaar. De Minister vervolgt haar
                     betoog.
                  
Minister Adriaansens:
De heer Grinwis vroeg hoe transparant de maatwerkafspraken tot stand komen. We doen
                     dat stapsgewijs, ook omdat het een ontwikkeltraject is. Een goed neveneffect daarvan
                     is dat we ook transparant kunnen zijn over de stappen die we daarin zetten met uw
                     Kamer. We gaan van een expression of principles naar een joint letter of intent. De
                     derde stap is dan bindende maatwerkafspraken. Ik vraag ook advies aan de adviescommissie.
                     Daar heb ik uw Kamer ook over geïnformeerd. Zij zullen expliciet kijken naar haalbaarheid,
                     ambitieniveau en doelmatigheid. Dat advies wordt ook openbaar gemaakt.
                  
De heer Erkens en de heer Boucke vroegen waarom er nog maar vier expressions of principles
                     zijn, bij hoeveel in mijn ambtsperiode ik tevreden zou zijn – de vraag is altijd hoelang
                     die periode duurt, maar dat is een grapje – en wanneer het loket sluit. Ik ben het
                     heel erg eens dat we tempo moeten maken – dat doen we ook; we hebben echt heel veel
                     mensen erop zitten – maar de kwaliteit gaat voor mij wel boven alles. Het moeten echt
                     goede afspraken zijn. Dan kom ik weer met het verhaal waar ik mee begon: we moeten
                     daadwerkelijk weten dat als we die afspraken maken, ze ergens toe leiden. We hebben
                     voldoende capaciteit en we hebben ook een flexibele schil om dat voor elkaar te krijgen.
                     Wanneer ben ik tevreden? Het liefst als ik dat met alle twintig bedrijven in de kabinetsperiode,
                     die formeel nog twee jaar is, voor elkaar krijg. Ik weet niet of dat gaat lukken,
                     want de situatie bij de bedrijven is echt verschillend, maar we gaan ons er wel uitermate
                     voor inspannen om in ieder geval te begrijpen of we de goede afwegingen hebben gemaakt
                     en de goede stappen hebben gezet. Ik ben in ieder geval tevreden als we, en dat is
                     eigenlijk heel simpel, de CO2-reductie die we beogen behalen in 2030. Dat is immers waar we mee bezig zijn. Dat
                     is belangrijker voor mij dan het maken van die afspraken, want het gaat uiteindelijk
                     over het doel dat we bereiken. Maar het zou mooi zijn als zo veel mogelijk bedrijven
                     meedoen en daaraan een bijdrage leveren.
                  
Voorzitter. De heer Boucke vraagt hoe die 1 tot 1,9 megaton zich verhoudt tot de volledige ...
De voorzitter:
Voordat u deze zin helemaal afmaakt: er is een interruptie van de heer Erkens.
De heer Erkens (VVD):
Nog een vraag over die maatwerkafspraken en het tempo. Ik snap dat kwaliteit ook van
                     belang is, maar is er nu wel voldoende capaciteit binnen het ministerie om die kwaliteit
                     te borgen en mogelijk te versnellen? Vanuit mijn rol als Kamerlid zou ik zeggen: als
                     er tien mensen extra nodig zijn voor dit soort afspraken waar miljarden bij komen
                     kijken, de kwaliteit daarmee wordt geborgd en er snelheid wordt bereikt, dan moeten
                     we bereid zijn om daarvoor te staan.
                  
Minister Adriaansens:
Fijn dat daarover wordt meegedacht. Op dit moment is de bottleneck bij de maatwerkafspraken
                     niet een capaciteitsprobleem bij het ministerie. Dat zit veel meer in de voortgang
                     van allerlei andere zaken die wij moeten realiseren: snelheid van vergunningen, infrastructuur,
                     maar ook het tempo bij de bedrijven, die informatie moeten aanleveren die zij voor
                     een deel moeten genereren. En er moet getoetst worden. Het zit ’m dus in de veelheid
                     van punten die daarbij een rol spelen.
                  
De voorzitter:
De Minister zet haar betoog voort. Toch niet, want er is nog een vraag van de heer
                     Boucke.
                  
De heer Boucke (D66):
Ja, met enige schroom, maar ik stel mijn vraag toch, want zo veel industriedebatten
                     hebben wij niet. We zijn nu een jaar bezig en het zijn er nu vier. Als alles gaat
                     zoals we willen dat het gaat, heeft dit kabinet nog twee jaar. We weten tegelijkertijd
                     ook dat heel veel doelen die we hebben gesteld, door de industrie gehaald moeten worden.
                     De Minister heeft met haar beantwoording mijn zorg niet weggenomen en ik denk die
                     van de heer Erkens ook niet. Kan de Minister toch iets scherper neerzetten hoe we
                     gaan versnellen? Als we in dit tempo doorgaan, redden we het niet. Even heel concreet:
                     hoe ziet de Minister de komende maanden de versnelling voor zich?
                  
Minister Adriaansens:
Ik heb het lijstje erbij gepakt. We hebben nu met vier bedrijven een EoP getekend.
                     Met vier bedrijven is er zicht op afronding. Daar zit het dus in de laatste fase.
                     Ik hoop dat voor de zomer te kunnen realiseren. Vervolgens zijn we met nog zeven in
                     gesprek. Daar moeten we nog iets meer stappen zetten. Er zijn vier AVI's die, en dat
                     staat ook in de brief, een iets andere aanpak vragen. Vier lijkt weinig, maar met
                     die vier in perspectief wordt het een grote stap.
                  
De voorzitter:
De heer Thijssen met zijn derde interruptie van vier.
De heer Thijssen (PvdA):
Ik ga hier toch nog even verder op hoe snel dit gaat. Eerlijk gezegd bekruipt mij
                     het gevoel dat die bedrijven in de stuurgroep of de regiegroep aan de knoppen zitten,
                     dat wij kijken wat zij nodig hebben en dat willen faciliteren en dat wij bang zijn
                     dat ze naar het buitenland gaan. Ik zou dat toch willen omdraaien. Gooi de CO2-heffing nog wat verder omhoog. Die is heel effectief; dat zegt de Minister ook. Normeer
                     hoeveel gerecycled plastic, staal en beton er gebruikt moet worden en zeg tegen die
                     bedrijven: «We willen jullie hier houden. We willen de groene loper voor jullie uitrollen,
                     want we vinden die bedrijvigheid en die banen hartstikke belangrijk. Als dit te ver
                     gaat, zeg dan wat jullie nodig hebben om hier te kunnen blijven.» Draai de rollen
                     om, in plaats van dat wij moeten tekenen bij het kruisje.
                  
Wij zijn het walhalla van de groene industrie. Wij willen er alles aan doen om die
                     bedrijven hier te laten verduurzamen, maar we draaien de onderhandelingspositie wel
                     om. Ik heb nu het idee dat er gedacht wordt: o jee, dadelijk gaan ze naar het buitenland, dus we moeten ze nu 3 miljard geven.
                     Maar het is nog maar de vraag of dat nodig is. We kunnen ook gewoon vaart maken, want
                     dit is de normering en de CO2-prijs per 2030. Die bedrijven moeten dus wel over de brug komen met transparante
                     plannen, want anders kan deze regering er niet voor zorgen dat ze hier blijven. Ik
                     zou dus zeggen: draai het om. Het moet ook gewoon sneller. Ik doe dus toch nog een
                     oproep aan deze Minister. Het is een gratis idee, dus neem het over.
                  
De voorzitter:
Een oproep aan de Minister.
Minister Adriaansens:
Ik begrijp de reactie van de heer Thijssen eerlijk gezegd niet helemaal. Volgens mij
                     lever ik heel wat inspanningen om uit te leggen hoe ik ertegen aankijk. We doen zeker
                     niet wat de heer Thijssen schetst. Sterker nog, ik ben geen Sinterklaas, om het maar
                     even te simplificeren. Dat is niet wat we aan het doen zijn. We hebben al een relatief
                     hoge CO2-heffing. Die is inderdaad effectief, maar daarmee zetten we wel onvoorstelbaar veel
                     druk op het bedrijfsleven. Ze moeten het nog wel kunnen doen.
                  
Ik heb net aangegeven dat er meerdere partijen aan zet zijn. De overheid zal ook moeten
                     leveren. Hoe harder we drukken, hoe meer we die bedrijven het land uit drijven. Dat
                     is niet alleen slecht voor het klimaat – de heer Thijssen streeft ook heel erg na
                     dat we daarin stappen zetten – maar dat is ook heel slecht voor Nederland op de langere
                     termijn. Nederland kan op de langere termijn een prachtig land zijn, waarin we juist
                     brede welvaart hebben en een schone industrie. We willen mensen in staat stellen om
                     geld te verdienen, we willen wegen aanleggen en we willen voor goed onderwijs en goede
                     zorg zorgen. U weet hoe belangrijk dat is. Dat kun je niet doen zonder de industrie.
                     We kunnen het niet simplificeren door te zeggen «we gooien de CO2-heffing omhoog», want uiteindelijk zitten we dan met lege handen. Maar we tekenen
                     ook niet zomaar bij het kruisje. Volgens mij heb ik dat net heel duidelijk aangegeven.
                     Sterker nog, dat doen we helemaal niet. We moeten zuinig zijn op ons overheidsgeld.
                     Dat geld is van alle mensen in Nederland, dus we moeten zorgen dat dat goed besteed
                     wordt. Het proces dat we hier hebben uitgelijnd, is naar mijn idee een verantwoord
                     traject. Maar we moeten daarin wel stappen zetten; dat ben ik met u eens.
                  
De voorzitter:
Dit wordt uw een-na-laatste interruptie, mevrouw Kröger.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
De Minister probeert dit proces als doelmatig en doeltreffend aan ons te verkopen,
                     want we zitten hier onder andere om die toets te hebben. Ik hoor haar zeggen dat het
                     doel aan de ene kant 1 tot 1,5 megaton CO2-reductie is. Mind you, 3 miljard voor 1,5 megaton CO2-reductie. Aan de andere kant is het subdoel volgens haar om bedrijven niet weg te
                     jagen. Ondertussen hebben we een doelstelling voor circulariteit en voor de gezondheid
                     van omwonenden, maar het is volstrekt onduidelijk hoe deze bedrijven daaraan gehouden
                     worden. De doeltreffendheid en de doelmatigheid van deze uitgave zijn oncontroleerbaar.
                     Ik sluit me heel erg aan bij de vraag van de heer Thijssen. Als het de bedoeling is
                     om CO2-winst te boeken, dan kun je ook het doel van de CO2-heffing verhogen. Er zijn bedrijven die zeggen: we willen en we hebben de plannen
                     ervoor, maar we hebben extra steun nodig. Je kunt zelf kiezen voor welke bedrijven
                     je je inzet en welke bedrijven je steunt, in plaats van nu random in gesprek te gaan
                     met de top twintig grootste vervuilers en hun te vragen: «Hoeveel geld heb je nodig
                     om extra CO2-winst te boeken? 3 miljard?»
                  
Minister Adriaansens:
De rest-emissieopgave van de industrie in 2030 is 34,4 megaton. Dat bereiken we met
                     het hele palet aan maatregelen, waaronder maatwerk. Ik beoog 1,9 megaton extra boven
                     op de generieke verduurzamingsdoelstellingen. Dat is wat we doen. Het is dus een aanvullend
                     middel. Dat is overigens nog niet meegenomen in de KEV. De aanvullende reductie die
                     we gaan bereiken, zit nog niet in de KEV. Ik denk dat we daar zo nog wel over komen
                     te spreken. Dat is wat we aan het doen zijn en dat is zeer effectief. Daar gaan ook
                     andere bedrijven van profiteren, want bij de infrastructuur die we aanleggen en de
                     kennis die we opdoen, nemen we het hele ecosysteem van mkb-bedrijven dat daaraan verbonden
                     is, mee. Dit gaat een ontzettend vliegwiel zijn voor de rest van de economie van Nederland.
                  
Mevrouw Gündoğan (Lid Gündoğan):
Ik bedacht opeens dat wij geen systeem hebben om te belonen om CO2 op te nemen. Daar betalen we niet voor. Costa Rica doet dat wel. Costa Rica doet
                     dat zelfs al heel lang. Daardoor is Costa Rica nu mogelijk het meest groene land.
                     Het is hen in ieder geval gelukt om in 40 jaar tijd hun landoppervlakte qua groen
                     meer dan te verdubbelen. Het zou ook weleens een idee kunnen zijn om ietsje meer te
                     betalen dan de prijs per ton die nu voor CO2 wordt betaald, zodat die wordt opgenomen. Dat kan bijvoorbeeld door middel van het
                     aanleggen van een bos. De industrie zou dat zelf ook kunnen doen. Ik begrijp dat Nestlé
                     er bijvoorbeeld heel veel werk van maakt om CO2-neutrale fabrieken te bouwen. Daar valt ook nog wel van alles op af te dingen. Dan
                     kan je echter een prikkel aan de innovatie toevoegen. Dan kan je dus niet alleen de
                     stok, maar ook de wortel proberen aan te jagen. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?
                     Ik bedenk dit ter plekke, maar ik ben daar wel even benieuwd naar.
                  
Minister Adriaansens:
Ik vind dit een mooie suggestie. Er is alleen nog geen Europees beleid voor deze gedachte.
                     Ik weet wel dat mijn collega, de Minister voor KenE, daar advies over vraagt aan de
                     wetenschappelijke raad voor klimaat. Heet die raad zo? Klopt dat?
                  
Minister Jetten:
Bijna goed.
Minister Adriaansens:
Bijna goed. Hij zal het zo helemaal correct zeggen. Er ligt in ieder geval een adviesvraag
                     in voorbereiding om hiernaar te kijken.
                  
De voorzitter:
De Minister vervolgt haar betoog.
Minister Adriaansens:
Voorzitter. De heren Boucke en Bontenbal vragen hoe TenneT en de regionale netbeheerders
                     worden meegenomen in de maatwerkafspraken. Zij zijn betrokken bij de CES'sen, bij
                     de Cluster Energie Strategieën. Daarin zit ook de infrabehoefte van de maatwerkbedrijven.
                     Ook bij de uitwerking van de joint letters of intent wordt naar alle partijen, waaronder
                     TenneT, de omgevingsdiensten en de regionale netbeheerders, gekeken of zij betrokken
                     kunnen worden. We zullen de regionale netbeheerders ook betrekken in de stuurgroep.
                     Zij zullen vertegenwoordigd worden.
                  
Voorzitter. Ik probeer het tempo even op te voeren. De heer Boutkan vraagt of ik de
                     gezondheidseffecten en de winsten niet alleen een prominente rol geef, maar ook volledig
                     veranker in het beleid van het stelsel van vergunning, toezicht en handhaving. Onderdeel
                     van de maatwerkafspraak is ook om te komen tot afspraken over verbetering van de leefomgeving.
                     We hebben in de eerdere brieven ook aangegeven dat we dat meenemen in de afspraken
                     die we maken. Voor het ene bedrijf is dat relevanter dan voor het andere. We kijken
                     dus ook of we de effecten op de gezondheid kunnen meenemen. Het is wel belangrijk
                     dat we dat afdwingbaar maken. In beginsel zullen we dan ook kijken naar de vergunningen
                     die daarvoor verleend zijn. Daar gaat in belangrijke mate de Staatssecretaris van
                     IenW over. Hij maakt ook deel uit van de stuurgroep. Hij is hier dus ook bij betrokken.
                  
Voorzitter. De heer Grinwis vroeg naar personeelsbeleid. Dat is volgens mij al eens
                     eerder ter sprake gekomen. Er zijn heel veel zaken waarvan we zouden willen dat het
                     bedrijfsleven nog meer zou willen doen. Dat is niet alleen het personeelsbeleid op
                     een goede manier uitvoeren, zoals de heer Grinwis noemt. Dat is misschien een incidenteel
                     geval, maar misschien ook niet. Ik ken de situatie, maar ik kan niet alles betrekken
                     bij de maatwerkafspraken. Als ik dat ga doen, dan ... Hier is overigens ook een regelgevend
                     kader voor. Hier zijn ook controles voor. Hier heb je een eigen instrumentarium voor.
                     Als er echt dissonanten zijn, dan zullen we die zeker meenemen. Het is, denk ik, goed
                     om dingen aan de orde te stellen. Dat doen we ook. Maar de maatwerkafspraak is voor
                     deze problematiek geen instrument. Ik ben ook echt bang dat als we te veel op het
                     karretje laden, we afgeleid raken van het doel dat we beogen na te streven. Ik probeer
                     juist de focus te houden.
                  
Voorzitter. Het een-na-laatste blokje.
De voorzitter:
Oké. Voordat u aan dat blokje gaat beginnen, is er een interruptie van de heer Boutkan.
                     Daarna heeft u ook nog een interruptie van de heer Grinwis.
                  
De heer Boutkan (Volt):
Zal ik dit, om het wat te versnellen, even omzetten in een informatieverzoek? De reden
                     dat ik naar die gezondheidswaarde vroeg, is omdat Europese wetgeving hier botst met
                     wat we graag zouden verlangen in de verduurzaming van bepaalde bedrijven. Je moet
                     dan iets extra's doen boven op wat je wettelijk mag; laat ik het maar even zo simpel
                     zeggen. De reden dat ik de vraag over de bonussen stelde – ik hoorde net ook de term
                     «maximale rendementen» voorbijkomen – is natuurlijk verankerd in de vraag: wat vinden
                     wij dat er tegenover een zak overheidsgeld moet staan? Ik zou graag heel duidelijk
                     willen krijgen wat de kaders zijn, los van alleen CO2-emissiereductie. Dat zou eventueel ook via een brief kunnen. Het blijft nu namelijk
                     een beetje vaag. Ik ben op zoek naar een stukje informatie om dat te controleren.
                  
Minister Adriaansens:
Ik denk dat het goed is als ik hier expliciet wat woorden aan wijd in een brief. Bij
                     de volgende voortgangsrapportage zal ik nader ingaan op de vraag hoe we dat beoordelen
                     en wat precies de beoordeling is van het eventueel ter beschikking stellen van extra
                     middelen. Daarbij wil ik niet de suggestie wekken – dat wordt namelijk een beetje
                     gedaan – dat wij een grote zak neerleggen op de bureaus van de bestuurders aldaar.
                     Dat doen wij niet. Ik wil echter best implicieter maken hoe we kijken naar dilemma's
                     rondom bonussen, winst en hoe we omgaan met rendementbepalingen.
                  
De heer Boutkan (Volt):
Mag ik daar nog even kort op ingaan? Ik ben op zoek naar eventueel verder controlerende
                     taken voor het parlement voor het tweeminutendebat, dat ongetwijfeld aangevraagd gaat
                     worden. Het tijdpad is daarbij voor mij belangrijk. Daarom vraag ik daar nu ook naar.
                  
De voorzitter:
De vraag is dus: wanneer is de volgende voortgangsrapportage hierover?
Minister Adriaansens:
Daar moet nog wel even wat over worden afgestemd. Ik heb daar, denk ik, minimaal drie
                     weken voor nodig. Ik weet alleen niet of het dan nog aansluit op de planning van de
                     heer Boutkan. Het kan ook een toezegging in het tweeminutendebat zijn, hoor.
                  
De voorzitter:
U kunt die toezegging ook hier doen. De Tweede Kamer zal besluiten wanneer het tweeminutendebat
                     ingepland wordt. U geeft aan dat u daar binnen drie weken op kunt terugkomen, dus
                     uiterlijk in april. Kunnen we dat dan zo afspreken?
                  
De heer Boutkan (Volt):
Ik denk dat ik dat ook mee moet geven aan mijn collega's. Dat kan ik nu niet zelf
                     bepalen. Ik geloof dat Suzanne Kröger hier ook nog wat over wil zeggen.
                  
Minister Adriaansens:
Dit is een toezegging.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Dat is dan een toezegging voor de kaders, de afwegingskaders voor de maatwerkafspraken.
                     Die toezegging is dus breder dan alleen CO2. Die gaat over het meebetalen van bedrijven. Die gaat over de hele riedel die gevraagd
                     is door alle Kamerleden.
                  
De voorzitter:
De Minister, tot slot.
Minister Adriaansens:
Ik heb eerder een brief gestuurd over het afweegkader. Naar mijn idee wordt er nu
                     gevraagd om expliciet in te gaan op ethische of morele dilemma's rondom bonussen en
                     winsten. Daarnaast wordt er gevraagd hoe je om kunt gaan met het bepalen van bijvoorbeeld
                     een maximumrendement op het project waarover je het hebt.
                  
De voorzitter:
Is de heer Boutkan het daarmee eens? Was dat ook hetgeen hij zocht?
De heer Boutkan (Volt):
Ik zocht ook naar het stukje gezondheid.
Minister Adriaansens:
En het stukje gezondheid.
De voorzitter:
Dan zijn we bij dezen rond. Dank. Ik verzoek de Minister ... O nee, er zijn nog interrupties
                     van de heren Grinwis en Bontenbal.
                  
De heer Grinwis (ChristenUnie):
Ik weet niet goed wat ik met het antwoord van de Minister over het personeel aan moet.
                     Enerzijds zegt zij: nee. Anderzijds zegt zij: ja, als er iets aan de hand is, dan
                     wel. Wat is het nou? Ik wil wél dat dit onderdeel wordt van de maatwerkafspraak. Ik
                     wil dat dit onderdeel wordt van het proces. Ik wil dat dit de aandacht heeft. We weten
                     allemaal dat de hoofdkantoren bij veel van deze industrieën elders zijn. Er is een
                     andere bedrijfscultuur. Men gaat anders om met personeel. Er gaat echter wél Nederlands
                     belastinggeld naar deze bedrijven. Natuurlijk moet je dit een beetje zakelijk benaderen.
                     Natuurlijk moet je de businesscase in de gaten houden. Maar alsjeblieft, het is toch
                     niet te veel gevraagd om dit onderdeel te laten zijn van de gesprekken? Zaken als
                     payrolling en het schuiven met personeel van de ene bv naar de andere kunnen toch
                     wel onderdeel daarvan gemaakt worden? Ik vind dat we een beetje sociaal moeten omgaan
                     met de medewerkers. Het is toch niet te veel gevraagd om dat onderdeel te maken van
                     zo'n gesprek? Dit is geen klein bier.
                  
Minister Adriaansens:
Ik kan dit geen onderdeel maken van de maatwerkafspraken, want dit is echt een SZW-onderwerp.
                     De Inspectie SZW gaat daarover. Ik kan dit hier niet in meenemen. Als ik echt weet
                     dat er een misstand is – dat was wat ik wilde zeggen – dan zullen we die uiteraard
                     meenemen. De vraag is of dit een misstand is. Ik ken de casus niet exact. Het kan
                     ook zijn dat er gebruikgemaakt wordt van regelgeving. Dat gebeurt misschien niet op
                     een correcte wijze. De Inspectie SZW gaat hierover. Ik kan niet alles wat eventueel
                     aan de orde komt, in de maatwerkafspraken opnemen. Dan moet ik namelijk de volledige
                     beoordeling van de bedrijven gaan doen. Dat kan ik niet doen. Wat ik weet, zal ik
                     meenemen aan tafel. Ik zie wat ongemak bij de heer Grinwis. Dat wil ik doen. Ik kan
                     echter niet garanderen dat ik dit onderdeel maak van de maatwerkafspraken. Ik ga daar
                     namelijk gewoon niet over.
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Er is in het coalitieakkoord en in het Klimaatfonds geld gereserveerd voor de maatwerkafspraken.
                     Kan de Minister, nu of in een brief, aangeven waar dat geld dan naartoe gaat? Naar
                     welke beleidsinstrumenten gaat dat toe? Ik zie in alle stukken dat er vooral gekeken
                     wordt naar generieke instrumenten. Daar zijn ook allerlei potjes voor. Die worden
                     uit allerlei delen van de begroting gefinancierd. Het is mij echter nog steeds niet
                     duidelijk waar het geld voor de maatwerkafspraken heen gaat. Gaat dat naar die andere
                     potjes? Gaat dat naar infrastructuur? Komt er een nieuwe regeling, die specifiek een
                     «maatwerkregeling» heet? Dat kan misschien voor een deel de helderheid geven waar
                     de andere collega's ook om vragen.
                  
Minister Adriaansens:
Ik wil hier zeker transparant over zijn, want ik denk dat het belangrijk is om te
                     weten waar het geld heen gaat. Daar gaat overigens de fondsbeheerder over en dat is
                     de Minister voor Klimaat en Energie. Er zal dus verantwoording over afgelegd worden.
                     Ik kan dat nu nog niet zeggen, maar we zullen wel naar alle instrumenten kijken en
                     niet automatisch overgaan tot het vergoeden van een onrendabele top. Dat was wat ik
                     wilde zeggen. Het kan namelijk best zijn dat met een generieke subsidie de vraag van
                     het bedrijf beantwoord wordt en dan hoeft het niet uit een maatwerkperceel te komen.
                  
De voorzitter:
Dan is er nog een interruptie van de heer Boucke, begreep ik.
De heer Boucke (D66):
Ja, voorzitter. Het is eigenlijk geen interruptie, maar onder dit blokje zijn niet
                     al mijn vragen beantwoord. Als ik die aan het eind weer moet stellen, ben ik bang
                     dat de tijd om is.
                  
De voorzitter:
Welke vragen zijn dat? Heel kort, alstublieft.
De heer Boucke (D66):
Het gaat om hoe de reductie van 1 tot 1,9 megaton meegenomen wordt in de KEV en of
                     de Minister netwerkbeheerders betrekt bij de maatwerkafspraken. Helemaal aan het begin
                     – misschien dat het onder het blokje overig komt – vroeg ik de Minister om een reflectie
                     op haar uitspraak dat voor klimaat extra maatregelen niet nodig zouden zijn.
                  
Minister Adriaansens:
Ik dacht dat ik de eerste twee had beantwoord, maar ik doe het nogmaals. De netwerkbeheerders
                     worden betrokken bij de maatwerkafspraken, bij de joint letter of intent. Ik zal ook
                     de netbeheerder naast TenneT een plek geven in de stuurgroep, om breder te kijken
                     naar de problematiek die we tegenkomen bij de uitvoering van de verduurzaming. Ten
                     aanzien van de KEV: die 1,9 zit daar nu niet in.
                  
Dan kom ik gelijk op het antwoord op het derde onderdeel van de vraag van de heer
                     Boucke, de vraag naar mijn uitspraken, of ik daarop wil reflecteren. Wat ik gezegd
                     heb en wat enigszins uit de context is gehaald – dan moet ik het correct zeggen –
                     is dat het in eerste instantie gaat over wat nu de inschatting is van de CO2-reductie die we gaan halen. Daar had ik nog wat vragen bij, onder andere – dat is
                     wat de heer Boucke aansnijdt – dat een deel van de reductie die al in de pijplijn
                     zit, niet is meegenomen bij de inschatting van de reductie die behaald wordt, zoals
                     bijvoorbeeld ook NPLG of groen gas. Ook de maatwerkafspraak zit daar niet in. Dus
                     als je wil kijken naar wat je nog extra moet doen, moet je in eerste instantie weten
                     wat je eigenlijk tekortkomt. Dat was mijn eerste opmerking. De volgende is dat je,
                     als je dan een opgave te doen hebt, goed moet kijken wie aan zet is. Ook daar heb
                     ik een kanttekening bij gemaakt. Soms wordt in de vertaling daarvan de nuance gemist.
                     Welke sector is dan aan zet? Daarbij heb ik de nuance geplaatst dat de industrie levert
                     binnen de doelstellingen die we hebben afgesproken. Vervolgens kom je in de volgende
                     stap. Op het moment dat je vervolgens zegt «we moeten met elkaar nog een opgave schaffen,
                     een opgave doen» kun je gaan kijken wat reëel is, wat redelijk is en wat haalbaar
                     is. Ik heb die nuance geplaatst bij die uitspraken. Ik heb gezegd: laten we nou de
                     goede volgorde hanteren en niet automatisch alle maatregelen die worden voorgesteld
                     in het ibo, dat gewoon een advies is, meteen zien als beleid. Want dat is het niet.
                     Het is een inventarisatie van wat er mogelijk is en daar moeten we zorgvuldig naar
                     kijken.
                  
De heer Boucke (D66):
Daarmee is een van mijn vragen nog steeds niet beantwoord – ik zou het jammer vinden
                     als dit als interruptie zou meetellen – namelijk hoe we ervoor zorgen dat je dit wel
                     meeneemt in de KEV. Dat is precies waar ik op doel. Het zijn die tien vogels in de
                     lucht. Je moet ze allemaal in de hand hebben. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat
                     die meegenomen worden in de KEV?
                  
Minister Adriaansens:
Daarover gaan we in gesprek met het PBL. We gaan kijken wat zij nodig hebben, bijvoorbeeld
                     of die joint letter of intent voldoende is voor hen om een inschatting te maken en
                     dat mee te nemen in hun ramingen. Daarover loopt het gesprek.
                  
De voorzitter:
Er is nog een interruptie, van mevrouw Teunissen.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik vind dit eigenlijk een heel teleurstellend antwoord van de Minister. Wat zij doet,
                     is nu heroverwegen of er toch extra maatregelen nodig zijn. Dat is een volledig omgedraaide
                     manier van werken. We hebben gewoon een ibo en dat is door het kabinet gevraagd. Dat
                     ibo is wat mij betreft een bevestiging, ook van het kabinetsstandpunt dat er extra
                     maatregelen nodig zijn. Welke dat dan worden, daar moeten we nog naar kijken. Is het
                     kabinetsstandpunt dat er extra maatregelen nodig zijn?
                  
Minister Adriaansens:
Wij bekijken dat bij de voorjaarsbesluitvorming. De route die ik net geschetst heb,
                     wordt daarin afgelopen. Ik heb niet gezegd «wel», zoals mevrouw Teunissen zei. Het
                     ging mij over «welke». Op basis van wat er nu is gezegd, is er een inschatting dat
                     we een tekort hebben. Daar zijn een aantal zaken niet in meegenomen. Dat wil ik eerst
                     scherp hebben. Wat is dan de exacte opgave? Het is wellicht aannemelijk dat we daar
                     wat tekortkomen, maar dat moet wel vastgesteld worden. Dat is één. Twee: dan moet
                     er gekeken worden wat die opgave is, welke sector op welke wijze aan zet is. Drie:
                     en dan kijken naar het ibo, waarin een aantal heel goede suggesties is gedaan voor
                     welke stappen je daarin kan zetten. Volgens mij is dat de volgorde. Ik heb dus niet
                     ontkend. Ik heb alleen gezegd dat we daar een goed proces in moeten lopen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Teunissen met haar laatste interruptie.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Ik ben blij dat de Minister zegt dat ze niet heeft ontkend dat er extra maatregelen
                     nodig zijn. Zij heeft echt duidelijk gezegd, zo hebben we in de media kunnen vernemen:
                     ik ben niet overtuigd dat er extra maatregelen nodig zijn. Het antwoord van de Minister
                     geeft aan dat ze daarop terugkomt, als ik het goed begrijp. Daar ben ik blij mee.
                     Ik wil dan nog wel benadrukken dat we de KEV niet voor niks hebben. Dat is gewoon
                     de systematiek die we hebben vastgesteld. Nu gaat de Minister toch weer zeggen: bepaalde
                     dingen zijn niet in de KEV opgenomen, dus misschien lopen we toch wel op schema. Nee!
                     We hebben met elkaar een bepaalde systematiek afgesproken; daar houden we ons nu aan
                     en op basis van die resultaten zeggen we dat er extra maatregelen nodig zijn. Ik wil
                     graag een bevestiging van de Minister dat dat echt zo is, want anders gaan we weer
                     uitstellen, weer vertragen, weer onderzoeken doen. We weten allang dat we op een doodlopende
                     weg zitten en dat er echt nu versnelling moet komen.
                  
Minister Adriaansens:
Met het risico dat ik mezelf herhaal, wat gezien de tijd misschien een beetje zonde
                     is: we moeten een aantal zaken beter uitwerken, zodat ze door het PBL meegenomen kunnen
                     worden in de KEV. Dat geeft een reëel beeld van de opgave die we hebben. Dat geeft
                     vervolgens ook een reëel beeld van de investeringen of de uitgaven die we moeten doen.
                     Ik denk dus dat het in alle gevallen verstandig is om dat te doen. Dat is wat ik gezegd
                     heb.
                  
De voorzitter:
Dan is er nog een laatste interruptie van mevrouw Kröger. Kort, alstublieft.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Ja, voorzitter. Toch ook op dit punt: hoe wil je ooit je klimaatdoel halen als er
                     continu weer terug onderhandeld wordt? Er lag een KEV en die was glashard: 39% tot
                     45% CO2-reductie. Dat is dus een megagroot gat. Vervolgens ligt er het ibo. Dat schat het
                     beleid op 110 megaton en zegt: er is een gat van 22 megaton; dat is waar extra beleid
                     voor nodig is. Erkent deze Minister gewoon dat er voor 22 megaton aan extra maatregelen
                     op tafel moet komen?
                  
De heer Bontenbal (CDA):
Voorzitter, mag ik een punt van orde maken?
De voorzitter:
De heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
We hebben nog twintig minuten. Dit is een soort Groundhog Day. Elk debat gaan we het
                     weer over dit soort doelen hebben. We hebben heel beperkt tijd om het over de verduurzaming
                     van de industrie te hebben en dan gaan we weer een heel debat verknoeien met een discussie
                     over megatonnen, terwijl er nog heel veel vragen niet beantwoord zijn. Er zijn heel
                     veel collega's die heel veel werk in hun inbreng hebben gestoken. Heel veel vragen
                     van mij zijn ook nog niet beantwoord. En dan gaan we weer een uur, twee uur discussiëren
                     over iets wat we bijna elke week doen. Ik heb daar verschrikkelijk de balen van.
                  
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter, we hebben het er nu vijf minuten over. Deze Minister heeft het over zichzelf
                     afgeroepen door in campagnetijd te roepen dat er geen extra maatregelen nodig waren.
                  
De voorzitter:
Nee, nee, nee, mevrouw Kröger. Alstublieft. De Minister gaat deze vraag beantwoorden
                     en daarna zet ze haar betoog voort. Dan laat ik haar haar betoog ook afmaken. Als
                     er dan nog vragen zijn, gaan we gewoon weer verder.
                  
Minister Adriaansens:
Voorzitter. Het aantal megatonnen beslissen we bij het voorjaarspakket. Dat hebben
                     we ook gecommuniceerd.
                  
De voorzitter:
De Minister zet haar betoog voort.
Minister Adriaansens:
Dank u, voorzitter. Dan kom ik bij Tata Steel. Ik zal gelijk overgaan naar de vragen.
                     Mevrouw Teunissen vroeg wat mijn reactie is op de 1 miljard subsidie. Daar kan ik
                     helaas niet op reageren. Alle cijfers die nu rondgaan, zijn bedrijfsvertrouwelijk.
                     Het is in ieder geval zo dat Tata Steel aan het einde van vorig jaar de businesscase
                     heeft gedeeld met ons, maar er zijn nog een heleboel vragen die openstaan. We zullen
                     dat dus nader moeten verkennen met elkaar. Het bedrag van 1 miljard kan ik op dit
                     moment niet helemaal plaatsen, behalve dat daar in de media over gecorrespondeerd
                     is. Dat is niet een formeel verzoek.
                  
Volt vroeg wat er tegenover de bedragen staat die Tata Steel vraagt. Zoals gezegd
                     hebben ze eind vorig jaar hun plannen met ons gedeeld. Wij zijn nu aan het kijken
                     met een due diligence en allerlei toetsen hoe de plannen in elkaar zitten of wij dat
                     kunnen volgen. Ik ga nu niet herhalen wat u ook bekend is, wat in de expression of
                     principles staat. Dat is bekend.
                  
Mevrouw Kröger zei dat Tata nu slechts voor een deel van zijn operatie afspraken wil
                     maken. Heracless 1 betekent dat we met publiek geld voor de helft een duurzame fabriek
                     hebben, maar dat we geen garantie hebben voor het geheel. Tata Steel heeft een heel
                     omvangrijk plan ingediend voor de vervanging van de grootste hoogoven en de sluiting
                     van de Kooksfabriek 2 voor 2030. Wij hebben in de expression of principles afgesproken
                     om zo snel mogelijk na 2030 ook een tweede hoogoven en andere vervuilende installaties
                     te vervangen, om per 2045 klimaatneutraal te zijn. De eerste stap per 2030 zorgt voor
                     een flinke vermindering van de uitstoot van CO2 en vervuilende emissies. Het Ministerie van IenW is aan zet voor de beoordeling van
                     de vermindering van vervuilende emissies en de gezondheidsimpact op de omwonenden.
                  
Ik denk dat het goed is om in dit debat expliciet onderscheid te maken tussen de kortetermijnsituatie
                     en de langetermijnsituatie. Voor de korte termijn is vooral IenW aan zet om ervoor
                     te zorgen dat Tata Steel zich houdt aan de vergunningen en de afspraken die worden
                     gemaakt om verbeteringen aan te brengen in het productieproces. Voor de langere termijn,
                     gericht op 2030, ben ik aan zet om te kijken hoe we de DRI-technologie realistisch
                     kunnen implementeren. Dat is een nuance die ik hierin wil aanbrengen.
                  
Voorzitter. Mevrouw Kröger vroeg hoe Tata met de inzet van ijzererts past in een circulaire
                     toekomst. Dat is een zeer terechte vraag, want ijzererts is natuurlijk een grondstof
                     die niet circulair is. Op dit moment is 18% van de staalproducties circulair. Dat
                     gaat over ijzer of schroot dat ingebracht wordt in het productieproces. Zij hebben
                     de ambitie om meer staalschroot te gaan gebruiken, maar helemaal nul krijgen we het
                     niet als je staal blijft produceren, omdat je ijzererts nodig blijft hebben. De intentie
                     is wel om in maatwerkafspraken te kijken in hoeverre dat meegenomen kan worden in
                     de ambitie. We willen dat die concreter wordt en wordt bijgesteld naar minder.
                  
Voorzitter. Over de gezondheidsrisico's heb ik volgens mij al het nodige gezegd. De
                     handhaving loopt in ieder geval. Daarvoor is IenW aan zet. De roadmap wordt uitgevoerd;
                     dat is al eerder in het debat aan de orde geweest. In de maatwerkafspraken borgen
                     we ook de gezondheid. Zeker bij Tata ligt dat expliciet op tafel. We laten de gezondheidseffecten
                     ook onafhankelijk toetsen door het RIVM, onder leiding van IenW. Ik wil nogmaals benadrukken
                     dat ik mij daar ook zorgen over maak, dat dat echt op tafel ligt en dat we dat meenemen
                     in een eventuele afspraak. Het moet in ieder geval onderdeel uitmaken van hun ambitie
                     om daarin grote stappen te zetten.
                  
De vraag van mevrouw Teunissen had daar ook mee te maken. Ik meen dat ik daar nu ook
                     antwoord op heb gegeven.
                  
Gezien de tijd kan ik nog iets roepen over de overige vragen. Dat zal ik ook snel
                     doen. Hoe gaat stikstof worden gereduceerd, met name bij de piekbelasters? Wij hebben
                     nu een apart team dat wij inzetten voor de piekbelasters. Een aantal maatwerkbedrijven
                     is ook piekbelaster voor NOx. Zoals we hebben afgesproken, streven we voor die bedrijven twee doelen na: zowel
                     CO2- als stikstofreductie. Dat is een serieus onderdeel van de maatwerkafspraken voor
                     die bedrijven.
                  
Er is de suggestie gedaan dat het stikstofpad voor de agrarische sector strenger zou
                     zijn dan dat voor de industrie. Dat is echt een verkeerde beeldvorming. Ik hecht eraan
                     om dat beeld bij te stellen. Door de strengere emissienormen en door de reguliere
                     aanscherping van vergunningen neemt de stikstofuitstoot van de industrie nog steeds
                     af. De industrie heeft ook een verplichtend kader, de Richtlijn industriële emissies.
                     Voor de landbouw is er geen verplichtende vergunning. Er is dus echt wel een verschil
                     tussen die situaties. Bovendien is er ook een proportioneel andere uitstoot van NOx. Desalniettemin moeten we doen wat we kunnen en maken we die afspraak ook.
                  
De heer Boutkan vroeg naar de bijmengverplichting voor groene producten. Dat is een
                     verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van IenW. De inzet van het kabinet is
                     om te komen tot ambitieuze Europese doelstellingen voor een verplicht minimumaandeel
                     recyclaat en biobased plastic.
                  
Volt vroeg nog of de Minister kan aangeven hoe de besprekingen over het groene certificeringslabel
                     lopen. Waar gaat die discussie naartoe? De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
                     of volgens mij de Staatssecretaris, is verantwoordelijk voor het groeneclaimsvoorstel.
                     Het BNC-fiche komt eind april. Daar kan ik niet op vooruitlopen. Er zijn wel belangrijke
                     punten in het voorstel van de Europese Commissie. Die heeft een richtlijn voor groene
                     claims gepresenteerd. Daarbij gaat het over de onderbouwing van duurzaamheidsclaims
                     voor de milieu-impact van een product of bedrijf. Die wordt verplicht. Er worden eisen
                     gesteld aan de communicatie over die claims. Het voorstel is om strengere verplichtingen
                     voor milieuetikettering, zoals de nationale ecolabels, in te voeren.
                  
De heer Boucke vroeg naar de cijfers van de NEa. Ik begrijp zijn vraag. We zullen
                     die wens overbrengen aan de NEa. Zij gaan zelf over de publicatie, maar we zullen
                     daar serieus aandacht voor vragen.
                  
De heer Boucke vroeg ook of ik terug kan komen op de appreciatie van het TNO-rapport
                     over de energiebesparingsdoelen. Ik denk dat ik die vraag aan mijn collega geef.
                  
De voorzitter:
Dit wordt de laatste interruptie van de heer Thijssen. Daarna de heer Erkens en dan
                     de heer Boutkan.
                  
De heer Thijssen (PvdA):
Ik wil het nog heel even hebben over Tata en de lokale milieuvervuiling. Ik weet niet
                     helemaal of ik snap wat de Minister zegt. De lokale milieuvervuiling moet onderdeel
                     zijn van de maatwerkafspraken. Als we nu kijken naar het schema dat Tata heeft gepubliceerd,
                     dan zien we een reductie in 2029. Mijn partij vindt dat veel te laat. Dat zou veel
                     eerder moeten. Is dat ook wat de Minister zegt? Gaat zij er in de maatwerkafspraken
                     voor zorgen dat een aantal installaties die zeer vervuilend zijn voor de lokale gezondheid,
                     eerder gesloten worden? Zij sluit immers maatwerkafspraken met de fabriek en werkt
                     hierbij samen met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat.
                  
Minister Adriaansens:
Mijn verantwoordelijkheid ten aanzien van de maatwerkafspraken is dat het groen en
                     gezond is. Daar ligt dit op tafel. De Staatssecretaris voert hier nu een debat over
                     in een andere zaal. Zij is aan zet als het gaat om het handhaven en het aanscherpen
                     van de normen. Er wordt ook gekeken naar een versnelling om te leveren. Dat ligt in
                     eerste instantie daar. Op de langere termijn gaat het onder andere over het sluiten
                     van de Kooksfabriek 2. We willen daar tempo op zetten en we willen zorgen dat we daarover
                     goede afspraken maken, rekening houdend met de gezondheidseffecten op de omgeving.
                  
De heer Erkens (VVD):
Ik heb ook nog een vraag over Tata. We hebben twintig maatwerkafspraken, maar Tata
                     is niet vergelijkbaar met een heleboel andere bedrijven die voorliggen, ook gezien
                     de urgentie van de gezondheidskwestie in de leefomgeving. Ik ben heel erg aan het
                     zoeken. Er leeft een brede wens in de Kamer om dit zo snel mogelijk voor elkaar te
                     krijgen. Kan de Minister in het tweede kwartaal een brief sturen over welke opties
                     er zijn, aan welke knoppen we nog kunnen draaien en welke mogelijkheden er voorliggen?
                     Ik snap dat het moeilijk is om dat hier ter plekke te zeggen, maar het is een vrij
                     breed gedeelde wens dat dit de hoogste prioriteit krijgt.
                  
Minister Adriaansens:
Dat begrijp ik. Volgens mij communiceren we regelmatig over Tata. Mij staat bij dat
                     de Staatssecretaris van IenW recent, een paar weken geleden, nog een brief heeft gestuurd
                     aan de Kamer over alle acties die lopen richting Tata Steel. Ik kan de datum van die
                     brief zo nog wel even opvragen en delen, maar die is verstuurd. Daar willen we regelmatig
                     over rapporteren. Maar we zitten hier natuurlijk wel met een groot dilemma. We bewegen
                     binnen het regelgevend kader. Dat is het middel dat we nu hebben. Ik weet dat de Staatssecretaris
                     van IenW, de provincie en de omgevingsdienst er alles aan doen om ervoor te zorgen
                     dat Tata Steel binnen de vergunning produceert. Het ligt echt op dat bord: bij de
                     provincie en het handhavingsbevoegde gezag. Zij gaan daarover.
                  
Het is mijn verantwoordelijkheid om heel kritisch te kijken naar de maatwerkafspraken
                     voor de langere termijn. Wordt er voldoende resultaat geboekt, zodat we daar ook een
                     tegenprestatie tegenover kunnen zetten? Dat onderscheid wil ik maken. Ik zal er alles
                     aan doen om het te versnellen. Als dat de vraag is van uw Kamer, dan omarm ik die,
                     maar het moet wel kunnen. Als het niet kan binnen de regelgevende grenzen, dan ligt
                     de handhaving bij de Staatssecretaris van IenW.
                  
De heer Erkens (VVD):
Die knip snap ik. De korte termijn ligt deels bij IenW, maar de versnelling en de
                     overstap op de productie op basis van groene waterstof liggen bij u en bij de Minister
                     naast u, in de samenwerking tussen u beiden. Daarom wil ik de versnellingsopties inzichtelijk
                     krijgen. Ik snap het IenW-stuk. Daar wordt inderdaad regelmatig een brief over gestuurd,
                     maar ik heb nog vrij weinig voorbij zien komen over de overgang naar groene waterstof.
                     Ik heb er echt behoefte aan om te kijken aan welke knoppen we nog kunnen draaien.
                  
Minister Adriaansens:
Volgens mij is het het beste als we daar een keer een vertrouwelijke briefing over
                     hebben, want ik merk dat dit ingewikkeld is. Het gaat hier echt over bedrijfsvertrouwelijke
                     informatie, over de hoeveelheid waterstof die we nodig hebben en over zaken die niet
                     automatisch breed gedeeld kunnen worden. Maar ik begrijp de behoefte van uw Kamer,
                     dus misschien kunnen we op die manier aan die behoefte voldoen.
                  
De voorzitter:
Daar kan de Kamer toe besluiten in een procedurevergadering. De heer Boutkan.
De heer Boutkan (Volt):
Heel kort, voorzitter. Volgens mij was er wat verwarring over de recyclaatmotie van
                     de heer Bontenbal, waar wij overigens onder staan. Die gaat echt over iets heel anders
                     dan de motie van de heer Dassen. Daar stonden drie verzoeken in, waaronder eentje
                     over het Europese niveau. Vandaar dat ik er zo op doorvraag. We hebben nu nog tien
                     minuten, dus misschien is dit niet iets voor nu, maar ik wil er wel iets mee doen
                     in het tweeminutendebat.
                  
De voorzitter:
Dat heeft u bij dezen aangevraagd, begrijp ik. Ja? Helder. Dan wil ik eigenlijk voorstellen
                     dat we doorgaan met de Minister voor Klimaat en Energie. Hij heeft nog exact acht
                     minuten de tijd.
                  
Minister Jetten:
Ik ga proberen om de beantwoording heel snel te doen.
Ik wil het volgende tegen de heer Boutkan zeggen. We zijn bezig met de uitvoering
                     van de motie die u noemt. Die is een maand geleden aangenomen, volgens mij. Daar komen
                     we sowieso later nog op terug. De uitvoering daarvan loopt in ieder geval.
                  
Voorzitter. Ik heb eerst, heel kort, een paar inleidende woorden. Daarna ga ik snel
                     naar de vragen. Verduurzaming van de industrie is cruciaal om de Nederlandse klimaatdoelen
                     te halen, maar ook om het toekomstig verdienvermogen van Nederland te versterken.
                     Als we extra tempo maken met de verduurzaming van de industrie, dan kan die ook een
                     vliegwiel zijn voor andere sectoren. De komende jaren komt er namelijk 21 gigawatt
                     aan wind op zee beschikbaar. Dat zijn groene elektronen. Die kunnen we niet zomaar
                     overal kwijt. Die kunnen we wél kwijt in de vijf clusters waar de industrie is geconcentreerd.
                     De industrie zal ook de grootste en vaak ook de eerste afnemer zijn van groene waterstof.
                     De maatwerkaanpak en de snelle verduurzaming helpen dus ook om aan de 8 gigawatt groenewaterstofproductiedoelstelling
                     in Nederland te voldoen, maar ook om de groenewaterstofimportketen van de grond te
                     krijgen. Systeemintegratie en verdere flexibilisering van die afname zijn de komende
                     jaren cruciaal. Het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie gaat ons enorm helpen
                     om vraag en aanbod op het juiste moment bij elkaar te brengen. Daarom ben ik ook zo
                     blij dat we nu gezamenlijk dat programma zijn gestart.
                  
Ik heb twee blokjes. Het eerste blokje gaat over het energiesysteem in het kader van
                     de verduurzaming van de energie. Het tweede blokje is kort. Dat gaat over het ibo
                     Klimaat.
                  
Allereerst een aantal vragen over versnelling van de vergunningprocedures voor infraprojecten.
                     We weten allemaal dat infraprojecten in Nederland lang kunnen duren. Vergunningverlening
                     is vaak een belangrijke bottleneck. Ik heb u recentelijk een aantal brieven gestuurd.
                     Daarin heb ik benoemd welke wet- en regelgeving we kunnen aanpassen, verbeteren, om
                     die vergunningverlening te versnellen. We willen die eigenlijk zo simpel mogelijk
                     implementeren. Ik kijk dus ook bij andere departementen en bij onszelf naar lopende
                     wetstrajecten waarop we kunnen aanhaken om deze versnellingsopties zo snel mogelijk
                     door te voeren. Daarnaast is een van de versnellingsopties ook het breder toepassen
                     van de rijkscoördinatieregeling. Dat kunnen we natuurlijk al per direct doen. Dat
                     doen we ook bij projecten die daarvoor in aanmerking komen.
                  
De heer Stoffer heeft daarbij specifiek gevraagd of we dan vaker een bouwvrijstelling
                     in het kader van stikstof kunnen toepassen. We hebben eerder geleerd dat bouwvrijstellingen
                     geen standhouden bij de rechter. Ik wil dus niet nog een keer in die valkuil trappen.
                     Ik benut samen met Minister van der Wal voor Natuur wel de mogelijkheden die de Europese
                     noodverordening biedt om de energieprojecten – het gaat dan zowel om hernieuwbare
                     energie als om grootschalige energie infrastructuur – van groot publiek belang aan
                     te merken, zodat je extra tempo kunt maken met bijvoorbeeld een goede ecologische
                     toets.
                  
De heren Erkens en Stoffer vragen naar de rol die staatsdeelnemingen hierin kunnen
                     spelen. TenneT, Gasunie en de regionale gasbeheerders spelen de komende jaren een
                     cruciale rol om de energie-infrastructuur te verruimen, maar ook op tijd af te krijgen.
                     Daarvoor gaan ze extra kapitaal investeren in die projecten. Er worden extra mensen
                     opgeleid. We zijn ook aan het kijken hoe we beter vooruit kunnen plannen. In de volgende
                     investeringsplannen van de netbeheerders zult u ook zien dat ze echt het maximale
                     gaan opzoeken qua vooruitplannen. Dat is echt een trendbreuk met het verleden. U weet
                     ook dat we samen met de Minister van Financiën fors investeren in de regionale netbeheerders,
                     om hun kapitaalpositie te versterken. Het is heel belangrijk dat zowel het MIEK als
                     het Provinciaal MIEK juridisch worden verankerd. Het Meerjarenprogramma Infrastructuur,
                     Energie en Klimaat wordt dus zowel op nationaal niveau als op provinciaal niveau versterkt.
                     De Minister en ik stellen samen met het IPO vast welke projecten daaronder vallen.
                     Die krijgen straks een wettelijke status, waardoor ze in de investeringsplannen van
                     de netbeheerders makkelijker voorrang kunnen krijgen.
                  
De medeoverheden spelen natuurlijk een belangrijke rol in de vergunningverlening.
                     De heer Stoffer vroeg daarnaar. Ik heb recentelijk zo'n 1 miljard uit het Klimaatfonds
                     aan de medeoverheden toegekend, zodat zij langjarige extra capaciteit kunnen aannemen.
                     We zijn binnen het Ministerie van EZK en het Ministerie voor VRO een expertpool aan
                     het inzetten. Die bestond al, maar die wordt nu breder ingezet. Medeoverheden kunnen
                     daar nu ook gebruik van maken als zij vastlopen in hun capaciteit.
                  
De Minister heeft net al het een en ander gezegd over het belang van cluster 6-bedrijven
                     en cluster 7-bedrijven in de Nederlandse economie en in de regionale economie. Terecht
                     heeft de Kamer aandacht gevraagd voor de vraag hoe we cluster 6 en cluster 7 kunnen
                     ondersteunen bij hun verduurzamingstransitie. Ik zie daarvoor eigenlijk best veel
                     kansen. De provincies zijn in the lead om een P-MIEK te maken. Drie daarvan hebben
                     die inmiddels af. De vraag is: hoe ga je op provinciaal niveau prioriteren op belangrijke
                     energie-infraprojecten? Die cluster 6-bedrijven en cluster 7-bedrijven kunnen enorm
                     meeliften op die P-MIEK's. Die kunnen soms sneller acteren dan wij op nationaal niveau.
                  
Het Landelijk Actieprogramma Netcongestie kan vaak een heel goede oplossing zijn voor
                     die cluster 6-bedrijven en cluster 7-bedrijven, omdat je met flexibilisering, slimmere
                     opslag en snelle oplossingen juist die bedrijven kunt helpen om een elektrificatieslag
                     te maken. U weet dat we volop bezig zijn om meer energiehubs te creëren. Dat is vaak
                     op die kleinschalige bedrijven en industrieterreinen. Door middel van energiedeling,
                     goede energieopslag en allerlei nieuwe innovaties kan je juist deze bedrijven vaak
                     veel sneller ondersteunen in hun verduurzaming. Ik zal de komende tijd met de regionale
                     netbeheerders en de cluster 6-bedrijven kijken hoe we sectorspecifieke ondersteuning
                     kunnen bieden, bijvoorbeeld voor Brick Valley of voor andere heel specifieke sectoren
                     in cluster 6.
                  
Ik zei net dus al dat slim gebruik van het elektriciteitsnet en flexibilisering van
                     de industriële vraag daar zeker in meelopen. De Minister heeft daar net ook het een
                     en ander over gezegd. Ik noem één voorbeeld. Ik was recentelijk op werkbezoek bij
                     Brainport. Je merkt dat de netcongestie en het Landelijk Actieprogramma Netcongestie
                     echt tot nieuwe inzichten bij bedrijven in Zuid-Nederland hebben geleid. Een bedrijf
                     als VDL – dat zit met heel veel bedrijven in de Brainportregio – ontdekt nu dat ze
                     een groot lasapparaat ook flexibel in kunnen zetten, zodat ze niet een permanente
                     afname van het net krijgen. Zo kunnen ze buren op hetzelfde bedrijventerrein helpen
                     om een netaansluiting te krijgen. Daar zit voor VDL dan weer een businesscase en een
                     verdienmodel in. Deze caseaanpak helpt enorm om de flexibilisering te ontdekken en
                     die te delen met andere bedrijven.
                  
De heer Boucke vraagt naar de elektrificatie van de industrie. Die wordt betrokken
                     bij de aanlanding van wind op zee. We gaan vooral kijken wanneer we die matchmaking
                     goed kunnen doen. Als ik de planning voor wind op zee haal – dat ziet er overigens
                     helemaal naar uit – dan verwacht ik aan het eind van dit decennium zo'n 4 gigawatt
                     wind op zee extra in de Maasvlakteregio. Dat betekent dat we binnen het NPVI kunnen
                     gaan kijken welke bedrijven aan het einde van het decennium kunnen elektrificeren,
                     zodat we die 4 gigawatt slim kunnen inzetten.
                  
De heer Stoffer vraagt naar de import van groene waterstof. Ik heb deze week Chili
                     op bezoek gehad. Ik was zelf een paar weken geleden in Spanje. Er worden concrete
                     contracten gesloten voor de levering van groene ammoniak en groene waterstof aan Nederland.
                     Uit Spanje verwachten we over drie jaar al de eerste schepen met groene ammoniak.
                     De heer Bontenbal of de heer Grinwis noemde een specifiek bedrijf ergens in Zeeland,
                     dat zomaar eens groene ammoniak uit Spanje zou kunnen afnemen. Dan weet u al waarover
                     ik het heb. We zijn daar dus volop mee bezig. U krijgt over een paar weken de energiediplomatiebrief.
                     Daarin zal ik zeer uitgebreid ingaan op de groenewaterstofimportketen.
                  
De heer Bontenbal vraagt naar Carbon, Capture and Storage, naar de CO2-afvang en -opslag. Dat is inderdaad wat mij betreft ook een Europese CCS-markt. Daarbij
                     is het belangrijk dat landen het amendement op het Londonprotocol voor grensoverschrijdend
                     transport van CO2 ratificeren. Nederland en België hebben dit inmiddels gedaan. Duitsland heeft dit
                     nog niet gedaan. Op federaal niveau hebben we afgelopen week nog een gesprek gehad
                     met de Duitsers over het belang van grensoverschrijdend CO2-transport. Dat helpt de Duitsers om de industrie te verduurzamen. Dat helpt ook de
                     businesscase van de CCS-projecten in Nederland.
                  
Mevrouw Gündoğan vraagt naar kernenergie. Kernenergie is onderdeel van de basislastvoorziening.
                     We hebben gelukkig ook aparte commissiedebatten over kernenergie. We zijn een aantal
                     processen parallel aan het doorlopen, zodat we nog in deze kabinetsperiode definitieve
                     besluitvorming kunnen nemen over de nieuwbouw van twee kerncentrales met voorkeurslocatie
                     Borsele. Ook voor de verlenging van de huidige kerncentrale loopt nu het veiligheidsonderzoek,
                     onder regie van de Staatssecretaris van IenW.
                  
Richting de heer Erkens zou ik het volgende willen zeggen. Ik zag namelijk een tweet
                     van hem voorbijkomen. Er is nu een alliantie in de EU van nucleaire landen. Daar werkt
                     ook Nederland volop aan mee, zodat we kennis kunnen delen. We kijken hoe we de kosten
                     kunnen drukken in alle landen die de komende jaren gaan bijbouwen. Er staat een staatsbezoek
                     van president Macron op de planning. Nucleair is onderdeel van die gesprekken. Gisteren
                     was er een meeting in Brussel waar drie landen, waaronder Nederland, aanwezig waren
                     bij de nucleaire groep. Dat is heel simpel. Dat was vanwege de discussie over waterstof
                     uit kernenergie. Ik waak echt voor een ongelijk speelveld met de Franse industrie.
                     Dat is onderdeel van de hele dynamiek rond de Richtlijn hernieuwbare energie. Dat
                     is echt specifiek vanwege de onderhandelingen die deze week in Brussel plaatsvinden.
                  
Mevrouw Kröger vraagt naar de garanties van oorsprong. Garanties van oorsprong zijn
                     het uitsluitende bewijs voor hernieuwbare energie, want elke garantie van oorsprong
                     staat gelijk aan 1 megawattuur geproduceerde hernieuwbare energie. Daarmee is dat
                     toch echt de beste manier om daarop te sturen.
                  
Richting de heer Boucke wil ik het volgende zeggen. We hebben nu onderhandelingen
                     over de EED, de energiebesparingsrichtlijn, in Europa afgerond. Daarom vraag ik TNO
                     nu om een nieuwe impactanalyse voor Nederland. Dan kan ik daarna de sectorspecifieke
                     doelen op energiebesparing vaststellen. U krijgt van mij voor de zomer daar een uitgebreide
                     brief over.
                  
Voorzitter, als u het mij toestaat, zal ik in een paar minuten nog de vragen over
                     het ibo Klimaat te beantwoorden. Of wilt u afhameren?
                  
De voorzitter:
Nee, u mag van mij nog doorgaan. Dit hebben wij aan onszelf te danken. Gaat u verder.
Minister Jetten:
Nou, dan ga ik snel door. In het interruptiedebat met de Minister is het een en ander
                     over het ibo Klimaat gezegd. Ik heb daar dus niet heel veel op aan te vullen. We weten
                     vanuit de Klimaat- en Energieverkenning dat we nog niet op koers liggen om het doel
                     uit de Klimaatwet te halen. We hebben daarvoor een onafhankelijk team, het interdepartementaal
                     beleidsonderzoek Klimaat, gevraagd: geef ons een menukaart aan mogelijke opties voor
                     normering en beprijzing. Daarnaast hebben we het PBL gevraagd om een reflectie op
                     de meest impactvolle inzet van het Klimaatfonds. Het is nu aan het kabinet om op basis
                     van die adviezen, maar ook van alle suggesties die uit de Kamer zijn gekomen, te kijken
                     welke maatregelen verstandig zijn om te nemen in het kader van aanvullend klimaatbeleid.
                     Daarbij wil ik niet alleen een «domme tonnenjacht». Ik wil ook echt kijken hoe dit
                     het verdienvermogen van de toekomstige Nederlandse industrie ondersteunt. Die moet
                     circulair en klimaatneutraal zijn. Ik wil ook kijken hoe we oog houden voor klimaatrechtvaardigheid.
                     Het is een heel relevant advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid
                     dat we er ook echt voor moeten zorgen dat iedereen kan meekomen in dit klimaatbeleid.
                     U krijgt dus binnen een paar weken, bij de besluitvorming over de Voorjaarsnota, dat
                     aanvullend klimaatpakket te zien. Maar wij hebben daarover ook nog een apart debat
                     ingepland. Dus dan kunnen we daar nog uitgebreider op ingaan.
                  
Er werd in het debat ook een paar keer gezegd dat het grootste deel van het Klimaatfonds
                     naar het bedrijfsleven gaat. Ik zou dat toch echt heel graag willen nuanceren. In
                     het Klimaatfonds zit circa 35 miljard om bij te dragen aan het doel van ten minste
                     55% reductie in 2030. Binnen dat bedrag van 35 miljard is 3 miljard dedicated aan
                     de maatwerkaanpak voor de industrie en de innovatie in het mkb. Dus de overige circa
                     32 miljard gaan naar de andere percelen. Dat zijn onder andere de verduurzaming van
                     de gebouwde omgeving, de bouw van twee nieuwe kerncentrales, maar ook vroege fase
                     opschaling. Dat is eigenlijk het grootste perceel in het Klimaatfonds. Dat gaat onder
                     andere over de productie van waterstof en groen gas. Dat is gunstig voor de industrie,
                     maar dat is ook gunstig voor de transportsector, voor de landbouwsector en voor de
                     gebouwde omgeving. Daar zie ik dus de industrie wel als vliegwiel, omdat die sector
                     vaak de eerste is die kan bewegen of de grootste afnemer is en daardoor die markt
                     helpt om volwassen te worden. Maar uiteindelijk gaat dat perceel vroege fase opschaling
                     naar alle verduurzamingsinvesteringen en is het sectoroverstijgend.
                  
De heer Boucke vroeg nog specifiek in hoeverre procesefficiëntie ook onderdeel is
                     van de energiebesparingsplicht. Dat is het geval als er een terugverdientijd van vijf
                     jaar of minder onder valt. U heeft gezien dat het ibo ook nog wat aanbevelingen doet
                     voor die energiebesparingsplicht. We bekijken nog of we dat verstandig vinden. Onder
                     de aangescherpte energiebesparingsplicht moeten grootverbruikers aan het eind van
                     het jaar al hun maatregelen in kaart hebben gebracht en een uitvoeringsplan indienen
                     bij de omgevingsdienst.
                  
Ik zeg tegen mevrouw Kröger dat u in het voorjaar van de Staatssecretaris Fiscaliteit
                     en mijzelf de eerder toegezegde brief over fossiele voordelen ontvangt. We proberen
                     daarbij zo goed mogelijk in kaart te brengen welke fossiele voordelen er nog zijn
                     in Nederland en hoe je die op een verstandige manier de komende jaren kunt afbouwen.
                     Daarbij moeten we soms ook rekening houden met verdragsrechtelijke en Europese beperkingen.
                     Daar hebben we het in een eerder debat ook al over gehad.
                  
Voorzitter. De heer Bontenbal heeft vandaag een actieplan over de kolencentrales gepresenteerd
                     en in de schorsing ook aan ons aangeboden. Daarover is ook een prikkelend interview
                     in Trouw verschenen. Die moeten bij wet na 31 december 2029 stoppen met het inzetten
                     van kolen voor elektriciteitsproductie. Maar ik snap ook dat de heer Bontenbal zegt
                     dat die locaties in het kader van onze energiehoofdstructuur heel geschikte locaties
                     zijn voor andere vormen van CO2-vrij regelbaar vermogen. Ik sta ervoor open om mee te denken over de vraag onder
                     welke voorwaarden dat dan kan. Maar zoals u van mij weet: voor een deel vind ik de
                     bal ook echt liggen bij die bedrijven met die kolencentrales. Een deel van de juridische
                     zaken is ingetrokken, maar een deel ervan loopt nog. Ik ben ondertussen miljoenen
                     belastinggeld aan het spenderen aan advocaten, omdat ik zaken tegen kolencentrales
                     heb lopen, die ze overigens elke keer verliezen, omdat het gelijk toch wel aan onze
                     kant staat. Dus nogmaals de oproep aan die bedrijven: trek die zaken in. Dan kunnen
                     we ook veel sneller stappen zetten voor de toekomst van deze vier hele nuttige locaties
                     voor onze toekomstige energiemix.
                  
De voorzitter:
Dank. Er is nog een interruptie van de heer Bontenbal.
De heer Bontenbal (CDA):
Deze bedrijven houden die zaken natuurlijk aan, omdat ze helemaal geen zekerheid hebben
                     over wat er in de toekomst gaat gebeuren. Het is dus een catch-22. Wat u zegt, klopt
                     in die zin. Want dat heeft u in vorige debatten ook gezegd. Maar wat zij zeggen, klopt
                     in die zin ook. En dat is precies de loopgraaf die ik schets, die ik ook onvruchtbaar
                     vind. Stel dat die bedrijven die zaken stoppen, bent u dan bereid om op CEO-niveau
                     met die bedrijven intensieve gesprekken aan te gaan over de toekomst van die centrales?
                  
Minister Jetten:
Ja. Als die zaken zijn ingetrokken, mogen ze de volgende dag meteen langskomen. We
                     zijn daar overigens op ambtelijk en op technisch niveau al met die bedrijven over
                     in gesprek. Maar willen we echt doorpakken, dan moeten er ook nog wel wat stappen
                     onze kant op worden gezet. Ik zal overigens de komende tijd ook in een aantal van
                     de brieven die er al aankomen, ook in het kader van het NPE, uitgebreider ingaan op
                     nut en noodzaak van negatieve emissies en een aantal van de suggesties die de heer
                     Bontenbal in zijn actieplan heeft gedaan. Dus ik zal daar dan in die brief ook aan
                     refereren.
                  
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Erkens. Dat is zijn laatste.
De heer Erkens (VVD):
Ik zal proberen het kort te houden. Ik heb een aantal vragen gesteld over het aanleggen
                     van infrastructuur, naar de vijf clusters in ieder geval. Ik heb specifiek gevraagd:
                     kunnen we gewoon niet beginnen met die voorinvesteringen zonder dat we wachten op
                     per se alle duidelijkheid vanuit bedrijven? Want die clusters zullen blijven bestaan.
                     Zelfs als een bedrijf uiteindelijk weggaat, zou je altijd nog bedrijven kunnen aantrekken
                     die gebruikmaken van die infrastructuur. En dan doorbreek je wel het hele kip-eiverhaal.
                  
Minister Jetten:
Daar heb ik net, een beetje kort door de bocht, iets over gezegd, maar ik zal het
                     iets uitgebreider doen. Dan kan ik ook meteen richting de heer Grinwis zeggen dat
                     de Delta Corridor, het buisleidingentracé dat is gereserveerd, bij wet ook een buisleidingentracé
                     voor gevaarlijke stoffen is. Daardoor kan ik daar zoet water niet in opnemen. Maar
                     ik snap de vraag, dus ik zal die naar collega Harbers passen, die bezig is met de
                     vraag hoe we voldoende zoet water veiligstellen. Voor die Delta Corridor hopen we
                     binnenkort de concrete voorstellen vanuit het consortium te krijgen en dan ook met
                     uw Kamer te delen.
                  
De heer Erkens vraagt of we niet gewoon kunnen beginnen met voorinvesteringen. Ik
                     denk dat de les van afgelopen jaar echt is geweest dat we zelfs met 4 miljard extra
                     investeringen van die netbeheerders en regionale netbeheerders een beetje achter de
                     feiten aan blijven lopen. Daarom wordt het nu mogelijk om in die investeringsplannen
                     echt de randen van het vooruitinvesteren op te zoeken. Ik zal binnenkort samen met
                     Manon van Beek, de CEO van TenneT, presenteren hoe we dat voor het nationale netwerk
                     willen gaan doen. Dan zult u, net als ikzelf, waarschijnlijk toch wel een klein beetje
                     van uw stoel vallen van de scenario's die we dan schetsen. We pakken eigenlijk maximaal
                     door en nemen volop risico's om die kip-eidiscussie te gaan doorbreken.
                  
Er zullen waarschijnlijk nog steeds mismatches ontstaan, maar het mooie van het Nationaal
                     Programma Verduurzaming Industrie is wat mij betreft echt dat we op basis van die
                     geactualiseerde planningen van alle netbeheerders en de planningen die vanuit de maatwerkaanpak
                     komen, veel concreter met elkaar kunnen spreken. Dan kun je bijvoorbeeld zeggen: als
                     je hier die laatste paar kilometer mist waardoor een bedrijf zijn FID uitstelt, kunnen
                     we dan in de planningen zo gaan schuiven dat het allemaal goed samenkomt? Als het
                     gaat om een echte grote verzwaring van de lijnen, het bijplaatsen van grote transformatorstations
                     et cetera gaat, weten we dat er heel veel moet worden bijgebouwd. Laten gewoon aan
                     de slag gaan! Dan zal er af en toe misschien een kleine mis- of desinvestering tussen
                     zitten, maar dat is, denk ik, beter dan over een paar jaar tot de conclusie komen
                     dat we over de volle linie te laat waren.
                  
De voorzitter:
Dank. Dan zijn we bijna tot een einde gekomen van dit debat. Ik ga de toezeggingen
                     voorlezen.
                  
– De Minister van Economische Zaken en Klimaat zegt toe voor de zomer de nationale routekaart
                           verduurzaming industrie aan de Kamer te doen toekomen.
                        
– De Minister van Economische Zaken en Klimaat zegt toe binnen drie weken een brief
                           aan de Kamer te doen toekomen over het in het kader van de maatwerkafspraken beschikbaar
                           stellen van publieke gelden, en daarin specifiek in te gaan op aspecten als bonussen,
                           gezondheidsgevolgen en andere moreel-ethische dilemma's.
                        
Ik zie dat deze twee toezeggingen kloppen. Dat is dus bij dezen genoteerd. Ik teken
                     daar voorts nog bij aan dat de heer Boutkan van Volt een tweeminutendebat heeft aangevraagd.
                  
Ik zie dat mevrouw Kröger nog iets wil zeggen.
Mevrouw Kröger (GroenLinks):
Voorzitter. In het vorige debat is mij een toezegging gedaan over de scenario's voor
                     groene industriepolitiek voor mens, dier en natuur. Het is mij onduidelijk of dat
                     nog een staande toezegging is of dat de Minister denkt dat die is afgedaan.
                  
De voorzitter:
Mag ik voorstellen om daar in het tweeminutendebat eventueel op terug te komen? Ik
                     hoor de Minister naast mij zeggen dat zij daarop terugkomt in de brief die in de tweede
                     toezegging wordt genoemd. Die brief komt binnen drie weken.
                  
Dan is er nu echt een officieel einde aan dit debat gekomen. Ik dank de bewindslieden
                     en de Kamerleden. Het is een wijze les voor de voorzitter geweest om voortaan iets
                     minder toegeeflijk te zijn ten aanzien van interrupties in eerste termijn. Ik dank
                     voorts de toehoorders thuis en de mensen op de publieke tribune en sluit de vergadering.
                  
Sluiting 14.11 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 D.S. Nava, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
