Brief regering : Stand van zaken en vooruitblik ontwikkelingen OV & Taxi
23 645 Openbaar vervoer
31 521
Taxibeleid
Nr. 834
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2025
Middels deze verzamelbrief OV en Taxi wordt de Kamer over een aantal ontwikkelingen
op het gebied van OV en Taxi geïnformeerd. Deze brief gaat tevens in op het onderwerp
wisselverwarming naar aanleiding van een toezegging daarover in het Tweeminutendebat
Spoorveiligheid en ERTMS op 19 december.
Stand van zaken sociale veiligheid in het ov
Sociaal veilig openbaar vervoer is essentieel voor goed en aantrekkelijk OV. Het regeerprogramma
onderstreept dit belang met diverse ambities en maatregelen. OV-bedrijven zijn primair
verantwoordelijk voor de veiligheid van hun reizigers en personeel. Toch vraagt de
ambitie uit het regeerprogramma om extra inspanningen en samenwerking tussen de betrokken
partijen, zodat werknemers en reizigers ontspannen van het OV gebruik kunnen maken.
In het kader van een goede samenwerking, gezamenlijke innovatie en kennisuitwisseling
tussen de betrokken partijen, loopt momenteel de evaluatie van het bestuurlijk convenant
Sociale Veiligheid in het OV 2020–2025. Vervoerders, ProRail, politie, decentrale
overheden en de Ministeries van JenV en IenW voeren een evaluatie uit naar het convenant
waarbij de resultaten van de gezamenlijke inspanningen van partijen in kaart worden
gebracht en wordt gekeken naar een mogelijk vervolg inclusief manieren om de effectiviteit
van de samenwerking te vergroten. De uitkomsten van de evaluatie en het daarbij horende
gezamenlijke plan voor veilig OV worden naar verwachting in de loop van 2025 met de
Kamer gedeeld.
Voortgang ingezette maatregelen
Vervoerders en ProRail volgen de ontwikkelingen en incidentendata op de voet en nemen
verschillende maatregelen. De benodigde maatregelen voor veilig OV kunnen sterk verschillen
per regio of modaliteit. Bijvoorbeeld door tijdelijk extra cameratoezicht, een nachtsluiting
of een uitbreiding van de inzet van handhaving en controles. Bij de inrichting van
stations wordt op lokaal niveau continue gekeken welke maatregelen kunnen helpen bij
het vergroten van de veiligheid of het veiligheidsgevoel. Bijvoorbeeld door constructieve
aanpassingen om zichtlijnen te verbeteren en het verruimen van de openingstijden van
de commerciële ruimtes, zodat ook in de avonduren sprake is van sociale controle op
stations. Zo wordt door de OV-sector vanuit de eigen verantwoordelijkheid doorlopend
gewerkt aan het verbeteren van de sociale veiligheid.
Onder het convenant Sociale Veiligheid in het OV 2020–2025 trekken de betrokken partijen
gezamenlijk op in het nemen van extra maatregelen. In 2024 zijn verschillende maatregelen
genomen waaronder het verkorten van de wachttijden bij boa-certificering, het mogelijk
maken van de inzetbaarheid van boa’s over concessiegrenzen heen en de borging van
sociale veiligheid in regelgeving voor het ontwerp van stations. Ook zijn er goede
stappen gezet om te komen tot pilots voor een regionale variant van de NS whatsapp-alert.
Het Ministerie van IenW heeft onderzoek laten doen naar zwartrijden en in november
2024 hebben vervoerders concrete aanbevelingen gekregen in het verhogen van de betaalmoraal
onder reizigers. Dit is een waardevol onderzoek omdat betalingsconflicten de grootste
aanleiding vormen voor agressiviteit richting OV-personeel. Het onderzoeksrapport
is bijgevoegd (bijlage 1). Ook is er in opdracht van de gezamenlijke vervoerders onderzoek
gedaan naar de juridische kaders bij gegevensdeling in en met de OV-sector ten behoeve
van de handhaving.1 Tijdens het commissiedebat Spoor van 15 januari jl. heb ik een gezamenlijke reactie
met JenV toegezegd2 op dit rapport, waarbij wordt gestreefd naar een brief in het eerste kwartaal van
dit jaar.
De in 2024 genomen maatregelen lijken daarbij effect te hebben. In de voorgaande jaren
was er steeds sprake van een stijging in het aantal A (aangiftewaardige)-incidenten.
Het huidige beeld is dat er in 2024 een kleinere stijging is geweest van het aantal
A-incidenten. De daadwerkelijke cijfers worden door vervoerders openbaar gemaakt met
publicaties vanaf januari 2025. Over de specifieke veiligheidssituatie op station
Maarheeze is de Kamer op 23 januari jl. per brief geïnformeerd.3 Tijdens het tweeminutendebat Spoor van 23 januari jl. is toegezegd NS met € 2,1 miljoen
te compenseren voor de extra beveiliging rondom station Maarheeze in het afgelopen
jaar.
Reisverboden
Op basis van de inzichten uit het OV-NL-rapport en in combinatie met de in de sector
gedeelde lessen uit de pilot met een regionaal reisverbod, opgelegd vanuit de regio,
kunnen regio’s ook zelfstandig aan de slag met regionale reisverboden. Het rapport
stelt dat de mogelijkheid tot gegevensuitwisseling er is, maar partijen zijn gehouden
aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Daarmee is tevens de motie
Veltman c.s.4 en zijn de toezeggingen op dit onderwerp ingevuld.5 Het initiatief voor regionale reisverboden ligt in de regio. Verschillende regio’s
hebben aangegeven geen gebruik te zullen maken van dit instrument, vanwege het beperkte
effect versus de benodigde investering. Zoals toegezegd aan de Kamer is bij vervoerders
aangedrongen op het opleggen van regionale reisverboden.6
Meer in algemene zin behoort het opleggen van reis- en verblijfsverboden, opgelegd
door de vervoerder, al sinds 2001 tot de veiligheidsinstrumenten van de OV-sector.
Vervoerders maken al vaak gebruik van dit instrument. Het OM heeft bepaald dat een
verbod altijd bepaalde beperkingen moet kennen, zoals in tijd of gebied. Een landelijk
of permanent verbod is daarom uitgesloten. Over andere aanbevelingen ten aanzien van
reisverboden wordt ingegaan in de toegezegde brief7 in het eerste kwartaal van dit jaar. Vervoerders kunnen op deze manier notoire overlastgevers
weren uit het OV. Hiermee wordt tevens invulling gegeven aan de motie Heutink c.s.8 Sinds 2012 is het overtreden van een reis- en verblijfsverbod ook strafbaar.
Toegang tot identificatiemogelijkheden
De Ministeries van JenV en IenW werken samen aan het openstellen van het rijbewijzenregister
voor (OV-)boa’s. De Kamer is op 27 november jl. geïnformeerd over de voorgenomen versnelling,
waardoor boa’s in het OV-domein eerder toegang krijgen tot de pasfoto’s uit het rijbewijzenregister
en aan de hand daarvan een zelfstandigere identiteitscontrole kunnen uitvoeren.9 Toegang verlenen tot bijzondere persoonsgegevens vergt tijdrovende processen omdat
wetgeving op het gebied van privacy hoge eisen stelt. Tijdens het CD Spoor van 15 januari
jl. heb ik aan het Kamerlid Veltman toegezegd10 haar motie over de ID-check en de Rotterdamse werkwijze niet als afgedaan te beschouwen
en daar schriftelijk op terug te komen in de reactiebrief van JenV en IenW op het
eerdergenoemde OV-NL rapport.11 De Minister van JenV en de Staatssecretaris van IenW hebben, naast de specifieke
inzet om (OV-)boa’s meer identificatiemogelijkheden te bieden, op 15 november gesproken
over het belang van veilig OV. Daarbij werd de kabinetsambitie herhaald, de onderlinge
verantwoordelijkheden besproken en het belang van brede samenwerking benadrukt. Ook
is het Ministerie van JenV gestart met een publiekscampagne om geweld en agressie
tegen hulpverleners tegen te gaan.
Doorkijk
Vanwege het belang van sociaal veilig OV is NS door IenW als concessieverlener gevraagd
in 2025 extra inspanningen te leveren op dit thema. In dat kader wordt NS gevraagd
inzicht te bieden in preventieve acties, samen met andere vervoerders in te zetten
op een actuele, landelijke en eenduidige manier van incidentenregistratie, handhavingscapaciteit
op orde te krijgen en de reis- en verblijfsverboden te evalueren. NS zal gedurende
2025 invulling geven aan deze beleidsprioriteiten, naast de gebruikelijke en geplande
inzet voor veilig OV. In 2025 zal NS ook besluiten over het naast de boa’s ook andere
medewerkers van de NS te voorzien van bodycams. Het is aan NS om dit besluit te nemen.
In 2025 ontvangt ProRail een subsidie in het kader van de Stationsagenda, de toekomstvisie
op stations. ProRail zorgt voor extra camera’s en maatwerk maatregelen voor de 58
stations die op sociale veiligheid onvoldoende scoren, zoals het plaatsen van groen,
hekwerken en het verbeteren van zichtlijnen. Daarnaast wordt vanuit bestaande operationele
processen bijgestuurd op deze stations, namelijk door inzet van beveiliging, door
inzet van schoonmaak, het bijwerken van groen, het ’s nachts openen/sluiten van stations,
het verruimen van openingstijden commerciële ruimtes en snel herstel van defecten
op stations.
Update OVpay
Sinds de zomer van 2023 is het mogelijk om in heel Nederland met de bankkaart, creditcard
of mobiel te betalen in het OV.12 Het gebruik van deze nieuwe betaalmiddelen neemt toe; ondertussen wordt meer dan
40% van de saldoreizen gemaakt met de betaalpas. Het is sinds juli 2024 ook mogelijk
om leeftijdskorting (zoals voor kinderen van 4 t/m 11 jaar en 65-plussers) te koppelen
aan de betaalpas en verschillende vervoerders bieden ook andere kortingsproducten
daarop aan. OVpay heeft in juni 2024 een prijs gewonnen voor het gebruiksgemak van
de app en het klantenoordeel is positief.
Afgelopen zomer hebben Translink en Bunq besloten om de samenwerking voor de uitgifte
van de nieuwe OV-pas (binnen OVpay) te beëindigen. Dit heeft tot gevolg dat de overstap
naar de nieuwe OV-pas langer duurt en dat de twee systemen (ov-chipkaart en OVpay)
langer naast elkaar blijven bestaan. Dat brengt extra kosten met zich mee, en leidt
ook tot ongemak die sommige reizigers raakt, zoals de afname van het aantal oplaadpunten
voor de ov-chipkaart. Terwijl het gebruik van de betaalpas iedere maand toeneemt,
is het aandeel in het gebruik en de verkoop van de anonieme ov-chipkaarten fors aan
het dalen. Dit heeft tot gevolg dat er minder transacties plaatsvinden bij de oplaadpunten
en het voor commerciële exploitanten niet meer rendabel is om die te exploiteren.
De gele oplaadpunten die nu nog te vinden zijn in bijvoorbeeld supermarkten, en waar
ongeveer 4% van het aantal laadtransacties plaatsvindt, zullen daarom vanaf januari
2025 stap voor stap gaan verdwijnen. Er wordt per concessiegebied door opdrachtgevers
en vervoerders bekeken of er voldoende oplaadpunten blijven bestaan, zodat er waar
mogelijk maatwerk kan worden toegepast. Bij de inrichting van de OV-pas wordt een
landelijk dekkend oplaadnetwerk voorzien en zal het ook mogelijk zijn online producten
te laden of saldotegoed toe te voegen. De verwachting is dat het aantal fysieke transacties
een stuk lager zal zijn binnen OVpay.
Tijdens het Commissiedebat Openbaar Vervoer en Taxi van april 2024 is toegezegd om
een overstapservice voor bepaalde doelgroepen te bespreken met de vervoerders.13 Sommige reizigers zullen op een ander soort abonnement overgaan, anderen gaan reizen
met een betaalpas en veel abonnementhouders zullen vanuit een vervoerder een OV-pas
ontvangen. De overstap is anders voor verschillende reizigers en hier is aandacht
voor bij de vervoerders. Binnen het programma OVpay is contact met verschillende belangenorganisaties
zoals seniorenverenigingen en met de Alliantie Digitaal Samenleven. Zij worden betrokken
bij de overstap en het doel is om de producten digitaal toegankelijk en zo simpel
mogelijk te maken. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de toezegging.
Nationaal OV Beraad
Enkelvoudig in- en uitchecken
Wanneer reizigers tijdens hun treinreis gebruikmaken van meerdere spoorvervoerders
dienen zij bij een overstap in en uit te checken om hun reis te vervolgen. Er valt
tijdswinst te behalen en kosten te besparen wanneer dit niet meer nodig is en het
zogenoemde enkelvoudig in- en uitchecken wordt ingevoerd. De Kamer is in 2019 geïnformeerd14 dat invoering van enkelvoudig in- en uitchecken met de huidige ov-chipkaart meer
kosten dan baten oplevert en dat het NOVB er daarom voor heeft gekozen om dit niet
in te voeren binnen het huidige systeem. De Kamer heeft sindsdien meerdere moties15 aangenomen waarin werd opgeroepen om het enkelvoudig in- en uitchecken in te voeren
op het spoor.
In de brief over het tariefonderzoek nieuwe HRN-concessie16 is aangegeven dat het enkelvoudig in- en uitchecken geen onderdeel uitmaakt van de
invoering van de nieuwe betaalmiddelen (OVpay), maar dat dit nieuwe betaalsysteem
wel nieuwe technische mogelijkheden daartoe geeft. Met deze technische uitwerking
wordt begonnen zodra OVpay volledig is geïmplementeerd. In het bestuurlijk overleg
NOVB van 25 september 2024 is nogmaals aangegeven dat het NOVB wil dat enkelvoudig
in- en uitchecken een realiteit wordt en dat vervoerders en Translink hiermee operationeel
starten zodra OVpay is ingevoerd en de ov-chipkaart is uitgefaseerd. Om dit mogelijk
te maken worden zijn de noodzakelijke voorbereidende werkzaamheden qua planning, beleidskeuzen,
bekostiging en besluitvorming al genomen voor de invoering van OVpay. De consumentenorganisaties
adviseren positief op het invoeren van enkelvoudig in- en uitchecken en juichen toe
dat het NOVB al start met de voorbereidende werkzaamheden.
Financiële situatie openbaar vervoer
In het NOVB zijn zorgen geuit over het functioneren van het OV-systeem als geheel
door de financiële situatie waarin de sector zich verkeert. De bekostiging van het
openbaar vervoer vindt plaats uit drie bronnen: de reizigersopbrengsten, de exploitatiebijdrage
vanuit de concessieverlenende overheid en de vergoeding die het Ministerie van OCW
betaalt voor het reizen met de ov-studentenkaart. De decentrale overheden en vervoerders
geven in het NOVB aan dat de doelstellingen uit het regeerprogramma – toekomstbestendig,
betrouwbaar, veilig, betaalbaar en toegankelijk openbaar vervoer – door een cumulatie
van financiële ontwikkelingen onder druk kan komen te staan. Hierover blijven gesprekken
lopen met de NOVB-partijen en de ontwikkelingen in de (regionale) concessies worden
nauwlettend gevolgd. Zoals eerder is toegezegd, wordt uw Kamer in het voorjaar van
2025 geïnformeerd over de keuzes die decentrale overheden maken voor hun vervoersplannen
en de impact hiervan op de doelstellingen voor het openbaar vervoer.17
Vervolg NL-ticket
Op 3 oktober jl. is uw Kamer geïnformeerd over het NL-ticket en eventuele alternatieven.18 Eén van de meer kansrijke alternatieven bleek de ontwikkeling van een regionaal ticket
met gratis reizen binnen de regio en korting daarbuiten. Tijdens de begrotingsbehandeling
is vastgesteld dat binnen de Rijksbegroting op dit moment geen middelen beschikbaar
zijn om een dergelijk, landelijk ticket te financieren. Er is toen ook aangegeven
dat er een vervolgonderzoek zou plaatsvinden waarbij gekeken zou worden naar beperking
van het ticket voor bepaalde doelgroepen. Naar aanleiding daarvan wordt komende periode
toegewerkt naar een voorstel om middelen te kunnen ontvangen vanuit het Europese Social
Climate Fund (SCF).19 Hierbij worden de ervaringen met reeds bestaande (regionale) initiatieven voor gratis
en/of goedkoop OV voor reizigers met lagere inkomens betrokken. Het NOVB werkt daarom
in samenwerking met het Ministerie van IenW een concrete propositie uit, die kan worden
meegenomen in de consultatie van de Nederlandse maatregelen die worden ingediend bij
de Europese Commissie. Nederland moet voor 1 juli 2025 een voorstel indienen bij de
Europese Commissie. Het kabinet zal daarvoor een besluit nemen welke maatregelen vanuit
Nederland hiervoor in aanmerking komen. Het ov-ticket is één van de maatregelen die
in aanloop naar besluitvorming wordt uitgewerkt. Het Ministerie van SZW informeert
de Kamer begin 2025 over het SCF.
Stand van zaken Toegankelijkheid OV
Bestuursakkoord Toegankelijkheid OV 2022–2032
Zoals op 8 november 2022 is toegezegd, zal de voortgang op het Bestuursakkoord Toegankelijkheid
OV nauwlettend worden gevolgd en zal de Kamer daarover periodiek worden geïnformeerd.
In de brief van 8 maart 202420 is de stand van zaken over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer voor het
laatst gedeeld met de Kamer. Inmiddels hebben de decentrale OV-autoriteiten hun uitvoeringsprogramma’s
opgesteld en zijn de Rijksmiddelen aan de provincies uitgekeerd via het Provinciefonds.
In 2025 worden die aan de twee metropoolregio’s VRA en MRDH uitbetaald via de Brede
Doeluitkering. De Kamer is door het Ministerie van BZK via de aanbieding van de Septembercirculaire
2024 geïnformeerd over de exacte verdeling van de middelen over de provincies.21
Regionale uitvoeringsprogramma’s
De decentrale ov-autoriteiten stellen tot 2032 elke vier jaar een uitvoeringsprogramma
op. Hierin staat hoe zij de afspraken invullen. Ook delen zij hun vooruitgang. Hierbij
wordt een overzicht van de meest relevante bevindingen in de ingediende uitvoeringsprogramma’s
gedeeld.
In alle provincies waar regionale treinen rijden, is werk gemaakt van verwezenlijking
van reisassistentie per eind 2025. De decentrale OV-autoriteiten delen in hun plannen
verschillende indicatoren waarmee zij prioriteit geven aan de haltes die als eerste
toegankelijk worden gemaakt. Op het gebied van het borgen van ervaringsdeskundigheid
bestaan er nog merkbare verschillen tussen de decentrale OV-autoriteiten. Waar het
goed loopt, zijn er verschillende structurele overlegschema’s genoemd. Bij sommige
decentrale OV-autoriteiten is de vertegenwoordiging van ervaringsdeskundigen aan tafels
zoals de Reizigers Overleg Consumentenbelangen Openbaar Vervoer (ROCOV) nog niet altijd
voldoende geborgd. Op het gebied van de toegankelijkheid van OV-knooppunten centreren
de maatregelen zich vooral rondom het in kaart brengen van de opgave, het uitvoeren
van acties en het bieden van aanvullende ondersteuning. De vervanging van de laatste
treinen met een niet-toegankelijk of geen toilet is voorzien voor december 2028. In
nagenoeg alle uitvoeringsprogramma’s is er aandacht voor bejegening, onder andere
door middel hier rekening mee te houden bij aanbestedingen, regulier overleg van decentrale
OV-autoriteiten met vervoerders, oplevering van instructiemateriaal en toetsing in
de praktijk via mystery-guests.
Toegankelijkheid op stations
De Kamer is in de vorige verzamelbrief ook geïnformeerd over het gemiddelde aantal
liften die langer dan een week in storing waren. Sindsdien is het gemiddelde aantal
liften dat in storing is voor een week of langer verder gedaald van 10 liften aan
het eind van 2023 naar ongeveer 7 liften in de herfst van 2024. Ook is er sindsdien
een motie aangenomen van Kamerlid Grinwis (ChristenUnie) om afspraken te maken met
ProRail hierover.22 Om invulling te geven aan deze motie heeft IenW ProRail gevraagd om vanaf 2025 in
de halfjaarverantwoording te rapporteren over de werking van liften. De Kamer wordt
op deze manier periodiek geïnformeerd.
Open data reizigersstromen OV
Voor de ontwikkeling van OV-beleid is het van belang dat OV-autoriteiten kunnen beschikken
over gegevens over reizigersstromen in het OV. Om die gegevens beschikbaar te krijgen,
is in het eerste kwartaal van 2018 de Informatiehuishouding OV opgericht. Vervoerders
en OV-autoriteiten hebben hiermee een basis gelegd om met elkaar onder voorwaarden
gegevens te delen ten behoeve van beleidsontwikkeling. Dit vond tot nu toe plaats
via open data23 of aan de hand van een informatieverzoek aan de Informatiehuishouding OV (vraaggestuurd).
Wat nog ontbrak, was aanbodgerichte informatievoorziening voor OV-autoriteiten.
Het belang van beschikbaarheid van data over reizigersstromen wordt onderschreven.
Het is belangrijk dat vervoerders data ter beschikking stellen aan OV-autoriteiten.
Daartoe heeft de vorige Staatssecretaris van IenW regelgeving aangekondigd.24 In dit kader vindt ook onderzoek plaats naar de wijziging van de Wp2000. Ondertussen
zijn er ook nieuwe ontwikkelingen waarbij de Informatiehuishouding OV het aanbod aan
data heeft uitgebreid door ook aanbodgerichte gegevenssets beschikbaar te stellen
aan OV-autoriteiten. Deze aanbodgerichte gegevenssets zullen nog verder worden ontwikkeld
om zoveel mogelijk aan de informatiebehoefte van OV-autoriteiten te voldoen.
Beleidsverkenning taxiwet- en regelgeving25
Nadat de taxiwet- en regelgeving in de Wet Personenvervoer 2000 (Wp2000) is geëvalueerd
en de Kamer daarover is geïnformeerd, verkent het Ministerie van IenW nu samen met
betrokken partijen hoe de kwaliteit van het taxivervoer in Nederland geborgd kan worden
in een snel veranderende taximarkt.26 Het evaluatierapport concludeert dat de wet- en regelgeving over het algemeen naar
behoren werkt en dat taxivervoer over het algemeen veilig, betrouwbaar, beschikbaar,
en betaalbaar is. Ook wordt geconcludeerd dat er verbeteringen mogelijk zijn, onder
ander in de handhaving. Samen met betrokken partijen, zoals de Inspectie Leefomgeving
en Transport (ILT), taxiondernemers en -chauffeurs, gemeenten, ondernemersorganisatie
Koninklijk Vervoer Nederland, en platforms, verkent het Ministerie van IenW of het
taxibeleid aanpassing behoeft. Het is belangrijk dat eventuele wijzigingen van beleid
goed uitvoerbaar en handhaafbaar zijn en dat ze niet leiden tot hogere lasten voor
de ondernemers in de sector. Ook is het van belang dat beleidswijzigingen de werving
van personeel niet bemoeilijken aangezien in veel delen van de sector wordt gezocht
naar nieuwe chauffeurs, onder andere voor het vervoer van ouderen, zieken, en leerlingen.
Voortgang Centrale Database Taxivervoer
Op 8 maart 2024 is de Kamer per brief27 geïnformeerd over de stand van zaken rond de opvolger van de Boordcomputer Taxi (BCT):
de Centrale Database Taxivervoer (CDT). Zoals toen is aangegeven, is er bij deze nieuwe
systematiek sprake van voortdurende aanlevering van taxivervoergegevens (waaronder
persoonsgegevens van de chauffeur) bij een centrale database van ILT. Privacybescherming
is daarom een aandachtspunt bij het wetgevingstraject van de aangepaste Bp2000 en
de ministeriële regeling CDT. Als onderdeel van deze aanpassing is een toets door
Autoriteit Persoonsgegevens (AP) op het besluit uitgevoerd. De hoofdlijnen van het
advies van AP zien op het onderkennen van risico’s en het beter onderbouwen van de
noodzakelijkheid van een aantal gegevens. Onder andere op het verzamelen van de locatie
van vertrek en aankomst per rit. Bij subsidiariteit en proportionaliteit wordt volgens
AP onvoldoende rekening gehouden met het risico op «function creep»28 en het risico dat de centraal opgeslagen gegevens onverhoopt in verkeerde handen
vallen. Daarnaast mist AP in het conceptvoorstel een bewaartermijn voor de gegevens
die worden verzameld in de Centrale Databank Taxitoezicht.
ILT en het Ministerie van IenW zijn met deze punten aan de slag gegaan. Eén van de
aanpassingen na het advies van AP is dat de aankomstlocatie van een taxirit niet meer
zal worden geregistreerd. De startlocatie en afgelegde afstand in kilometers is echter
wel nodig, om te kunnen controleren of aan de wettelijke vereisten wordt voldaan.
Dit zal in de nota van toelichting behorende bij het besluit beter worden onderbouwd.
De zogenaamde «function creep» zal worden erkend en de bestaande beheersmaatregelen
zullen worden omschreven. Daarnaast zullen de bewaartermijnen een duidelijkere plek
krijgen in het besluit. Na deze aanpassingen zal de voorgestelde wetgeving worden
aangeboden voor advisering aan Raad van State. De streefdatum voor inwerkintreding
van de CDT is 1 juli 2025.
Periodieke Rapportage Art. 16 Openbaar Vervoer en Spoor
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
van 23 oktober 2024 is gesproken over de opzet van de Periodieke rapportage artikel
16 Openbaar Vervoer en Spoor. De commissie heeft tijdens dit overleg verzocht om in
de opzet van de periodieke rapportage rekening te houden met een tweetal aandachtspunten;
de commissie ondersteunt het uitvoeren van additioneel evaluatieonderzoek naar de
doeltreffendheid en doelmatigheid van de BVOV en TVOV. Daarnaast acht de commissie
blijvende aandacht voor adequate doelformulering, betekenisvolle indicatoren en een
goede evaluatieprogrammering zinvol. Het Ministerie van IenW zal deze aandachtspunten
meenemen in het vervolg van de Periodieke Evaluatie van Art. 16 Openbaar Vervoer en
Spoor
Programma Toekomstige Marktordening Spoor
In het Regeerprogramma heeft het kabinet zijn streven aangekondigd om in 2026 een
principebesluit te nemen over de marktordening op het spoor na 2033, als de concessie
voor het hoofdrailnet afloopt. In het Programma Toekomstige Marktordening Spoor is
gestart met het identificeren van mogelijke studievarianten van marktordening. Per
variant zal met experts van ProRail en de sector onderzoek worden gedaan naar wat
de effecten zijn van die variant voor onder andere de reizigers, de infrastructuur,
sturing en coördinatie, en technische en juridische maakbaarheid. De decentrale overheden
worden, als opdrachtgevers van decentrale treinconcessies, hier nauw bij betrokken.
Ook is er regelmatig overleg met de stakeholders en worden ervaringen uit andere Europese
landen hierbij betrokken. De Kamer wordt in het voorjaar van 2025 verder geïnformeerd
over de gekozen studievarianten en het vervolgproces.
Sturing op open toegang in het personenvervoer
Eind 2023 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de Kamer een onderzoeksrapport
toegestuurd over de verschillen in regulering tussen open toegang- en concessievervoer.
In navolging van dit rapport, en mede om uitvoering te geven aan de moties van de
leden Minhas29 en De Hoop30, heeft IenW de afgelopen periode overlegd met de sector over mogelijke aanvullende
instrumenten om bij (meer) open toegang effectief te kunnen blijven sturen op de borging
van publieke belangen. Naar verwachting wordt de Kamer in het voorjaar van 2025 geïnformeerd
over de beleidsinstrumenten die nader worden uitgewerkt.
Aanmerken Waddenveren als openbaar vervoer
In de aangenomen motie van de Kamerleden Tjeerd de Groot, Vedder en De Hoop31 verzoeken zij de regering om te onderzoeken wat er nodig is om de Friese Waddenveren
aan te merken als openbaar vervoer. De toenmalige Minister van Infrastructuur en Waterstaat
heeft daarop toegezegd alle voor- en nadelen van het aanmerken van de Waddenveren
als openbaar vervoer in kaart te zullen brengen. Onderzoeksbureau APPM is gevraagd
om dit onderzoek uit te voeren. Het eindrapport is op 17 januari 2025 opgeleverd.
In de bijlage is het rapport opgenomen. In het eerstvolgende reguliere Bestuurlijk
Overleg Wadden zullen de uitkomsten van het rapport worden besproken met de betrokken
bestuurders. De Kamer wordt over de uitkomsten van dit overleg geïnformeerd.
Wisselverwarmingen
In het Tweeminutendebat Spoorveiligheid en ERTMS op 19 december 2024 is aan het lid
Van Dijk (NSC) toegezegd32 om in januari nadere informatie te geven over de maatregelen die ProRail gaat nemen
op het gebied van wisselverwarming.
Het verminderd inzetten van wisselverwarming is onderdeel van het basiskwaliteitsniveau
spoor dat samen met ProRail is uitgewerkt33. Het basiskwaliteitsniveau is een stabiel, langjarig en robuust instandhoudingsniveau
van de Nederlandse spoorinfrastructuur vanaf 2026, dat haalbaar en maakbaar is en
waarbij een constructief veilig en betrouwbaar spoornetwerk onverminderd wordt geborgd.
Het uitgangspunt voor de maatregel bij wisselverwarming is het kunnen voortzetten
van de huidige situatie waarbij de reguliere dienstregeling ook onder winterse omstandigheden
gereden kan worden en waarin bij vooraf bepaalde criteria (met betrekking tot weersomstandigheden)
een Landelijk Uitgedunde Dienstregeling (LUD) wordt gereden. De maatregel betekent
dat de wisselverwarming niet meer vervangen wordt op plekken waar wissels in de reguliere
dienstregeling of de LUD niet of erg weinig gebruikt worden.
In het Nederlandse spoor liggen ongeveer 4.500 wissels met wisselverwarming. Deze
wisselverwarming gaat aan als de weersvoorspellingen een kans aangeven van meer dan
10 procent op winters weer (sneeuwval of ijzel). ProRail heeft geanalyseerd dat het
mogelijk moet zijn om vanaf winterseizoen 2025/2026 ongeveer de helft van de wisselverwarmingsinstallaties
in Nederland uit te schakelen en op termijn te verwijderen.
Op dit moment is het reeds de praktijk dat wissels die slechts incidenteel gebruikt
worden, bijvoorbeeld in de bijsturing, bij winters weer door de verkeersleiding in
een groot aantal gevallen vastgelegd worden in één stand, waardoor ze niet kunnen
storen. Bij die wissels is verwarming eigenlijk niet nodig. Daarnaast hebben de milder
wordende Nederlandse winters de noodzaak voor uitgebreide wisselverwarming verminderd.
De afgelopen decennia is het aantal sneeuwuren met harde wind gehalveerd. Ook ziet
ProRail dat wisselverwarming niet overal effectief is. Bij extreme winters zijn het
volgens ProRail vaak andere factoren in de infrastructuur die voor verstoringen zorgen.
De toegevoegde waarde van uitgebreide wisselverwarming weegt daarom in veel gevallen
niet langer op tegen de instandhoudingskosten (zowel gasverbruik als onderhouds- en
vervangingskosten).
Wisselverwarming zal dus alleen toegepast blijven worden waar dit net als nu nodig
is om bij winters weer een normale of uitgedunde dienstregeling te kunnen rijden.
Dat betekent dat de bestaande installaties op de hoofdbaan behouden blijven. Op emplacementen
blijven de belangrijkste routes naar opstelsporen voorzien. Er is een risico dat in
sommige omstandigheden toch niet alle treinen tijdig hun opstelplek kunnen bereiken
of verlaten. Dat risico wordt (grotendeels) gemitigeerd door storingsploegen van aannemers
gerichter in te zetten op de wisselverwarming die nodig is voor de reguliere dienstregeling
en/of de LUD.
ProRail verwacht daarnaast dat de prestaties van de wisselverwarming die blijft liggen
zal verbeteren, omdat gasgestookte verwarmingen vervangen worden door elektrische
verwarmingen die betrouwbaarder zijn. Bij extreme winterse omstandigheden verwacht
ProRail per saldo geen verbetering of verslechtering van de prestaties.
Burgerinitiatief Publiek, toegankelijk en gratis OV
Op 1 oktober 2024 is het burgerinitiatief «publiek, toegankelijk en gratis OV» aangeboden
aan de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven. Meer dan 46.000
mensen hebben dit initiatief gesteund. Het kabinet heeft kennisgenomen van het burgerinitiatief
en ik vind het mooi om te zien dat er zoveel betrokkenheid is bij het OV en dat er
wordt meegedacht hoe het nog beter kan. Zoals door de Kamer is verzocht, stuurt het
kabinet voor het te plannen plenair debat over het burgerinitiatief een aparte brief
met een reactie op het initiatief.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Ch.A. Jansen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat