Brief regering : Reactie op de brief ‘Begrotingsbehandeling IenW’ van VNO-NCW en MKB-Nederland
36 600 XII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2025
Nr. 85
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 januari 2025
Op 9 oktober jl. heeft de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat aan het
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat verzocht te reageren op de brief «Begrotingsbehandeling
IenW» van VNO-NCW en MKB-Nederland van 1 oktober naar aanleiding van het debat over
de Begroting Infrastructuur en Waterstaat 2025 op 8 oktober 2024.
In deze brief worden de aan IenW- gerelateerde maatschappelijke opgaven en transities
genoemd, waar VNO-NCW en MKB-Nederland samen met IenW wil optrekken. Ondernemers spelen
een belangrijke rol bij grote maatschappelijke transities. In onderstaande reactie
zal puntsgewijs de benoemde opgaven worden langsgelopen. Deze onderwerpen zijn ten
dele ook besproken in kennismakingsgesprekken met VNO-NCW, die in oktober en begin
december hebben plaatsgevonden.
Investeringen in bereikbaarheid
VNO-NCW vraagt aandacht voor een aantal randvoorwaarden voor bereikbaarheid, zoals
alternatieve financiering, stikstofruimte, de effectieve inzet van middelen en onderhoud
en renovatie. Hieronder wordt hier verder op ingegaan.
Alternatieve financiering
Het Mobiliteitsfonds staat financieel onder druk, terwijl de bereikbaarheidsopgaven
groot zijn. Ook bij de medeoverheden zijn de opgaven groot. Gezien deze financiële
uitdagingen houdt het Ministerie van IenW een open blik voor alternatieve bekostigingsinstrumenten
en nieuwe initiatieven door derden. Alternatieve bekostigingsmogelijkheden zijn steeds
vaker onderdeel van het MIRT-proces – waar met andere partijen wordt samengewerkt
– en deze lijn wordt voortgezet.
Stikstofruimte
Een andere randvoorwaarde die VNO-NCW en MKB-Nederland benoemen is een structurele
daling van stikstofemissies en het kunnen inzetten van extern salderen, om infraprojecten
te kunnen realiseren. De uitspraken van de Raad van State over de ViA15 geven vertrouwen
om door te gaan met de door IenW gehanteerde werkwijze. Het blijkt echter nodig gebiedsspecifiek
te kijken wat er mogelijk is en per project te onderzoeken wat de opties zijn. IenW
is blij met het commitment van de leden van VNO-NCW aan de kabinetsinzet op schoon
en emissieloos bouwen, want daarmee wordt er samen met de bouwsector echt mogelijkheden
voor de projecten gecreëerd. Dankzij internationaal en nationaal bronbeleid wordt
door de sector mobiliteit een evenwichtige bijdrage geleverd aan de reductie van de
totale stikstofdepositie in Nederland. Samen met andere kabinetsleden, in het bijzonder
de Minister van LVVN, wordt er hard gewerkt aan het zoveel mogelijk wegnemen van onnodige
belemmeringen bij de toestemmingverlening aan alle ruimtelijke en maatschappelijke
projecten voor een bereikbaar, veilig en leefbaar Nederland.
Effectieve inzet middelen ontsluiting woningbouw
Tegelijkertijd is IenW ook bezig met het uitwerken van de aanpak en inzet van de extra
middelen voor de ontsluiting van de woningbouwopgave. Dit doet het ministerie in overleg
met het Ministerie van VRO. Ook zullen hierbij de regio’s betrokken worden. Bij deze
uitwerking is de maakbaarheid van de afspraken een belangrijk aandachtspunt.
Onderhoud en renovatie
De huidige infrastructuur is op leeftijd en wordt intensief gebruikt. Daarmee is de
enorme instandhoudingsopgave van onze netwerken een gegeven. Niet alleen Rijkswaterstaat
(RWS), maar ook ProRail en praktisch alle andere infrastructuurbeheerders zullen de
komende jaren groot onderhoud en vernieuwingen aan de infrastructuur uitvoeren. RWS
en ProRail werken landelijk aan meerjarenplanningen, die regionaal verder worden ingevuld.
Op basis van de landelijke en regionale programmering vindt vervolgens de nadere uitwerking
van de individuele projecten plaats. Daarbij spelen de omgevingsmanagers een belangrijke
rol. Zij brengen tijdig de belangen van de verschillende stakeholders in beeld. Altijd
in overleg ontwikkelen zij een pakket maatregelen om de hinder voor de betrokkenen
te beperken.
ProRail voert bij haar projecten een stakeholderanalyse uit, en legt waar mogelijk
al in de verkenningsfase contact met omliggende bedrijven en bewoners. Hierdoor kan
zij verwachte effecten meenemen in de scope van het project. Gedurende alle fasen
van een project blijft ProRail actief onderzoeken wie hinder zou kunnen ondervinden
en wordt er continu met de omgeving gecommuniceerd. De hinderaanpak van RWS is er
op gericht om de hinder voor alle betrokkenen zoveel als mogelijk te voorkomen. De
mogelijkheden daarvoor zijn afhankelijk van de specifieke geografische situatie en
het type werkzaamheden dat moet worden uitgevoerd. Afhankelijk van de situatie en
mate van hinder zal worden gezocht naar maatwerkoplossingen.
Het volume van de instandhoudingsopgave van RWS gaat de komende jaren fors stijgen.
Hinder zal daarbij onvermijdelijk zijn. Door slim te plannen, slim te bouwen en het
stimuleren van slim reizen probeert RWS de hinder te beperken. Ook in 2025 staan veel
projecten op stapel. RWS zal zowel landelijk, regionaal als doelgroepenspecifiek communiceren
over deze projecten. Regionaal zal RWS dat in gezamenlijkheid met andere infra-beheerders
doen. De communicatie zal gaan over de timing van de projecten, de geografische impact,
omleidingsmogelijkheden en handelingsmogelijkheden voor de reiziger.
Schonere en stillere luchtvaart
Op het gebied van luchtvaart vragen VNO-NCW en MKB-Nederland aandacht voor de «balanced
approach» aanpak en de roadmap voor duurzame brandstoffen.
Balanced approach
De «balanced approach» voor Schiphol beoogt een evenwicht tussen geluidsbeperking
en luchtvaartgroei. Op 4 september is een aangepast maatregelenpakket ingediend in
Brussel. Dit pakket maatregelen richt zich op het verminderen van geluidsoverlast
rondom de luchthaven, terwijl het tegelijkertijd luchtvaartmaatschappijen ruimte geeft
om op een verantwoorde manier te blijven opereren. Maatregelen die hierin zijn opgenomen
zijn: tariefdifferentiatie; additionele vlootvernieuwing; het weren van lawaaiige
toestellen in de nacht; een maximumaantal nachtvluchten (27.000) en een maximum totaal
aantal vluchten.
Omdat de berekeningen niet stabiel waren, is er in de afgelopen periode een controle
uitgevoerd in de berekeningen. Na een nieuwe afweging van belangen en gelet op de
resultaten van deze berekeningen, heeft het kabinet besloten om in de eerste fase
15% van het totale geluidsdoel in te vullen. De overige 5% wordt zo spoedig mogelijk
ingevuld. De maatregelen zijn niet vrijblijvend. Met KLM en Schiphol worden bindende
afspraken gemaakt en vastgelegd in bijvoorbeeld convenanten. Er wordt zo spoedig mogelijk
geëvalueerd om te zien of met deze maatregelen inderdaad tot 15% komen en hoeveel
er daarna nog ingevuld moet worden.
Uiteindelijk zullen de resultaten van de balanced approach-procedure worden vastgelegd
in wet- en regelgeving. Met deze maatregelen en werkwijze worden stappen gezet om
de geluidsbelasting geluid rond Schiphol terug te dringen, en de rechtsbescherming
voor omwonenden te herstellen. Tegelijkertijd heeft IenW oog voor het economische
belang van Schiphol voor Nederland. Hiermee wordt er gezocht naar een goede balans
tussen deze verschillende belangen.
Duurzame brandstoffen
Bij het opstellen van de SAF roadmap (Sustainable Aviation Fuels roadmap) wordt de
sector nauw betrokken en is deze via een eerste informatiebijeenkomst reeds geïnformeerd
over het proces en de bijbehorende planning. De insteek is dat het een gezamenlijke
roadmap wordt, hiertoe worden bijeenkomsten en interviews georganiseerd om input bij
de relevante betrokkenheden op te halen.
Waterveiligheid, waterbeschikbaarheid en waterkwaliteit
VNO-NCW en MKB-Nederland vragen aandacht voor de waterbeschikbaarheid, waterveiligheid
en de waterkwaliteit en vinden het positief dat het kabinet aandacht heeft voor klimaatadaptatie.
Klimaatadaptatie
Zoals aangekondigd in het regeerprogramma werkt het kabinet aan de nieuwe Nationale
Adaptatie Strategie (NAS). De NAS zal in 2026 worden gepubliceerd. Hierin wordt Rijksbreed
gekeken naar de opgaven en de wisselwerking tussen de opgaven. De suggesties van VNO-NCW
en MKB-Nederland over het meenemen van de impact op economische functies en slimme
combinaties worden meegenomen bij het opstellen van de nieuwe NAS. De financiering
van klimaatadaptatie maatregelen is een brede verantwoordelijkheid van overheden,
bedrijfsleven en inwoners van Nederland.
Waterbeschikbaarheid
Uit onderzoek van het RIVM in 2023 is ingeschat dat er in 2030 ongeveer 100 miljoen
m3 extra productiecapaciteit voor drinkwater nodig is. Daarom is door de Vewin, IPO
en IenW het Actieprogramma beschikbaarheid drinkwaterbronnen 2023–2030 opgesteld en
op 13 januari aan uw Kamer aangeboden1. Daarin wordt zowel gekeken naar acties die regionaal moeten worden opgepakt (uitbreiden
bestaande en nieuwe vergunningen voor drinkwaterwinning) als acties op landelijk niveau.
Daarbij is specifieke aandacht voor het proces rond vergunningverlening.
Naast het uitbreiden van het aanbod van bronnen voor drinkwater werkt IenW samen met
de stakeholders ook aan het omlaag brengen van de vraag naar drinkwater met uitvoering
van het Nationaal plan van aanpak drinkwaterbesparing. Daar zijn VNO-NCW en MKB-Nederland
actief bij betrokken. Daarbij draait het vooral om waterbewustzijn en het juiste water
voor het juiste gebruik. Het is belangrijk om hier snel inzicht in te krijgen via
waterscans bij bedrijven. Wat betreft de slimme meters is in het Nationaal Plan van
Aanpak Drinkwaterbesparing afgesproken dat de drinkwaterbedrijven in 2024–2025 pilots
uitvoeren met slimme meters waarmee het persoonlijk drinkwatergebruik inzichtelijk
wordt gemaakt. In 2026–2027 besluiten drinkwaterbedrijven en IenW, in overleg met
BZK, op basis van de resultaten van de pilots over de invoering van slimme meters.
Daarbij wordt rekening gehouden met aspecten als doelmatigheid, betaalbaarheid en
uitvoerbaarheid.
Waterkwaliteit
IenW en het bedrijfsleven moeten en zijn samen aan de slag om de waterkwaliteit op
orde te krijgen, conform onze wettelijke taak. En ook om te voorkomen dat het risico
wordt gelopen met bestaande vergunningen en met nieuwe projecten. De Europese Commissie
en NGO’s volgen het kritisch, daarmee is er risico op ingebrekestelling en juridische
procedures als er geen actie ondernomen wordt. Rijkswaterstaat is bezig met het actualiseren
van lozingsvergunningen. De vergunningen die relevant zijn voor het behalen van de
KRW-doelen worden uiterlijk in 2027 bezien en indien nodig herzien. Kort voor het
Kerstreces is de Kamer door het kabinet geïnformeerd over de laatste stand van zaken
m.b.t. waterkwaliteit (Kamerstukken 27 625, nr. 696).
Daarnaast geeft IenW € 2 miljoen aan VNO-NCW om het bedrijfsleven de komende jaren
te stimuleren meer inspanningen te leveren om de normen voor de belangrijkste probleemstoffen
te behalen. Ook worden er regionale werksessies georganiseerd waarin het bedrijfsleven
en de overheid samenwerken om maatregelen te bespreken en (indien nodig) lozingsvoorschriften
te herzien. De eerste sessie heeft inmiddels plaatsgevonden (op 16 oktober in Zuid-Nederland).
Tussen VNO-NCW en Rijkswaterstaat zijn over dit onderwerp en in algemene zin over
vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) regelmatig constructieve bestuurlijke
gesprekken.
Duurzame mobiliteit
Op het gebied van duurzame mobiliteit vroeg VNO-NCW en MKB-Nederland naar de zero
emissie zones en de CO2-norm voor zakelijk verkeer.
Zero emissie-zones
Er is, zoals VNO-NCW aangeeft, nog een enorme opgave als het gaat om de verduurzaming
van het wagenpark van bestel- en vrachtwagens. Tegelijkertijd is het ook zo dat lang
niet alle bestelwagens al per 1 januari 2025 elektrisch dienen te zijn om de zero-emissiezone
in te kunnen blijven rijden. Er zijn overgangsregelingen die eerst alleen de meest
vervuilende bestelbussen weren en stapje voor stapje toewerken naar meer elektrische
voertuigen. Hiervoor is in wetgeving vastgelegd hoe die overgangsregeling er uit ziet,
maar ook de vrijstellingen zijn wettelijk vastgelegd. Het verlenen van ontheffingen
is een gemeentelijke bevoegdheid. Om echter landelijke standaardisatie en harmonisatie
te bevorderen, is er de afgelopen jaren gewerkt aan een centrale aanpak. Dit proces
wordt georganiseerd en gecoördineerd via een Centraal Loket, dat sinds 1 juli 2024
is geopend. Ondernemers kunnen hier op één centrale plek een ontheffing aanvragen,
die vervolgens in alle gemeenten geldig is.
Inmiddels kunnen alle type ontheffingen aangevraagd worden voor alle gemeenten. Netcongestie
is een reden om een ontheffing aan te kunnen vragen. Deze valt onder de hardheidsclausule
omdat het een maatwerk-aanpak vraagt. Er is een aparte ontheffing voor voertuigen
die niet in een uitstootvrije variant beschikbaar zijn.
Rijbewijs C
Voor veruit het grootste gedeelte van de bestelbusjes vormt het rijbewijs C geen belemmering
voor de overstap naar een elektrisch voertuig om bijvoorbeeld de zero-emissiezones
te betreden. Ook na elektrificatie komen deze voertuigen niet boven een maximaal toegestane
massa van 3.500 kg uit en is het rijbewijs C dus niet nodig om deze voertuigen te
besturen. Voor de allerzwaarste bestelauto’s betekent de overstap naar elektrisch
dat zij boven de 3.500 kg uitkomen. Tot 1 juli 2025 geldt een gedoogsituatie voor
de bestaande groep bestelauto’s met een toegestane maximummassa tot en met 4.250 kg,
waarin niet wordt gehandhaafd op het rijbewijs C. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief
van 19 juni 2024 (Kamerstukken 31 305, nr. 469) wordt er gewerkt aan een AMvB die de vrijstelling voor rijbewijs C voor het besturen
van door alternatieve brandstoffen aangedreven voertuigen van meer dan 3.500 kg, maar
niet meer dan 4.250 kg wettelijk verankert. Het streven is om deze AMvB per 1 juli
2025 in te laten gaan, zodat deze naadloos aansluit op de gedoogsituatie.
Wat betreft de handhaving is het een misvatting dat buitenlandse voertuigen niet beboet
kunnen worden. Het enige verschil is dat de handhaving bij buitenlandse voertuigen
niet automatisch kan maar met behulp van handhavers op straat moet gebeuren. Gemeenten
hebben hier handhaving op aangekondigd zodat ook buitenlandse voertuigen beboet worden
wanneer zij onterecht de zero-emissiezone inrijden. Ook blijft het Rijk op bilateraal
en Europees niveau inzetten op automatische gegevensuitwisseling met andere landen
voor dit type overtredingen.
CO2-norm voor zakelijk en woon- werkverkeer
Het kabinet heeft besloten dat in het kader van het interdepartementale regeldrukreductieprogramma
de aansluiting wordt uitgewerkt van de rapportageverplichting werkgebonden personenmobiliteit
op andere rapportageverplichtingen. Ook wordt in dat programma nader onderzocht of
er vereenvoudigingen en verbeteringen mogelijk zijn om de regeldruk omlaag te brengen.
Op 9 december heeft de Minister van EZ dit kenbaar gemaakt in een brief aan de Tweede
Kamer over het Actieprogramma Minder Druk Met Regels.2
Circulaire economie
Op het gebied van circulaire economie vroegen VNO-NCW en MKB-Nederland onder meer
aandacht voor verschillende aspecten, waaronder een aanpak middels waarde-ketens,
de sturende kracht van de overheid, investeringszekerheid en extra middelen, circulaire
plastics en biogrondstoffen.
Waarde-ketens
In de aanpak zoals geformuleerd in het Nationaal Programma Circulaire Economie wordt
binnen het kabinet samengewerkt onder regie van IenW, gericht op het circulairder
maken van prioritaire ketens en productgroepen. Hierbij zijn de beleidsdepartementen
verantwoordelijk voor circulariteit op hun eigen beleidsterrein, zo is EZ verantwoordelijk
voor de Circulaire Maakindustrie en het Ministerie van VRO voor de circulaire bouw
van woningen en kantoren. In de actualisatie van het NPCE zal de nadruk liggen op
een goede en zorgvuldige uitvoering van het NPCE. Daarnaast heeft IenW aangekondigd
verdere stappen te zetten om deze dialoog te structureren om zo als overheid en bedrijfsleven
gezamenlijk knelpunten op te lossen en een volgende stap te zetten in de transitie.
Sturende kracht van de overheid
Als het gaat over de sturende kracht van de overheid zijn inkopen en aanbesteden belangrijke
instrumenten voor het behalen van onze maatschappelijke doelen. De overheid moet zich
daarbij een koploper tonen. Onder coördinatie van IenW zet het kabinet in samenwerking
met de drie koepels van medeoverheden, IPO, VNG en de Unie van Waterschappen, zich
in om maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen bij alle overheden te stimuleren.
Dit verloopt via het Nationaal plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen 2021–2025
dat momenteel geëvalueerd voor het vervolg vanaf 2025. Ook zullen het Rijk en de medeoverheden
de komende periode samen optrekken om Circulair Inkopen te versnellen. De samenwerking
in de keten ten aanzien van productgroepen waar overheidsinkoop echt het verschil
kan maken, is daarbij essentieel.
Uitvoeringsgerichte aanpak, investeringszekerheid en middelen
In de uitvoeringsgerichte aanpak van het NPCE is er voor de productketens met de meest
negatieve (milieu-)impact concrete doelen en beleid ontwikkeld, dit zijn consumptiegoederen,
kunststoffen, de bouw en de maak-industrie. De afgelopen jaren is al fors geïntensiveerd
met extra middelen uit het Nationaal Groeifonds en het Klimaatfonds om de circulaire
economie te stimuleren. In het Groeifonds zijn precies op de waardeketens chemie,
bouw en energietransitie, die in de brief van VNO-NCW en MKB-Nederland als focusgebieden
worden genoemd, door de overheid honderden miljoenen toegekend aan verschillende programma’s.
Dit gaat om de programma’s Biobased Circular, Circular PlasticsNL, Toekomstbestendige
Leefomgeving, SolarNL en Material Independence & Circular Batteries. Deze programma’s
lopen door tot 2030 of nog langer. Daarnaast wordt in de innovatiesubsidies van het
Ministerie van KGG (EKOO, MOOI, DEI) al veel mogelijk gemaakt aan het ontwikkelen
en opschalen van circulaire innovaties. Hiervoor is begin 2023 geld uit het Klimaatfonds
vrijgemaakt. De innovatieregelingen zullen in de komende jaren opengesteld worden
om circulaire innovaties te blijven ondersteunen. De Ministeries van KGG en IenW werken
hierin goed samen.
Het Ministerie van IenW maakt daarnaast deel uit van de werkgroep Circulaire Economie
van het Platform voor Duurzame Financiering. Deze werkgroep werkt eraan om circulaire
overwegingen in 2030 integraal onderdeel te laten zijn van financieringsaanvragen
en investeringsbeslissingen. De financiële sector, vertegenwoordigd in de Kopgroep
van het Platform, heeft de ambitie om de mogelijkheden voor financiering van circulair
te vergroten. Een van de acties betreft de door de Kopgroep ontwikkelde Circular Risk
Scorecard, een instrument om financiering van circulaire businesscases tot business
as usual te maken.
VNO-NCW en MKB-Nederland vragen naast uitvoering en investeringszekerheid ook om extra
middelen. Daarbij wordt de SDE++ als mogelijke bron voor extra middelen als voorbeeld
genoemd. Helaas is de SDE++ geen geschikt instrument gebleken om nieuwe circulaire
technieken te kunnen uitrollen, omdat het PBL er geen eenduidige berekeningen kon
uitvoeren omdat voor veel van deze nieuwe technieken nog geen onafhankelijk te verifiëren
onrendabele top kan worden vastgesteld. Het is wel van belang om te kijken of de onrendable
top van innovatieve technieken op een andere manier kan worden gesteund. Op dit moment
laten de Ministeries van IenW, Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Groene Groei
onderzoeken of en hoe slimme financiële prikkels circulaire ondernemers zouden kunnen
helpen, want veel bedrijven hebben moeite om de circulaire businesscase rond te krijgen.
De Minister van KGG zal de Kamer naar verwachting in april of mei informeren hierover.
Circulaire plastics
Het kabinet is zich ervan bewust dat de plasticsector (zowel virgin als gerecycled plastic) in Europa en in Nederland zich in een moeilijke situatie
bevindt. Het is dus zaak dat er structureel iets gaat veranderen aan de markt voor
circulair plastic.
Daarom treft het kabinet ook een combinatie van verschillende maatregelen. Op Europees
niveau doet Nederland dat door samen met andere lidstaten via een Joint Statementde
Europese Commissie op te roepen om te komen met plan om het gebruik van duurzame koolstof
in de chemie te stimuleren. Om de recyclaatmarkt en de circulaire plasticketen te
verbeteren blijft Nederland pleiten voor het verplicht toepassen van recyclaat én
biogrondstoffen, onder meer om de vraag hiernaar te versterken en hoogwaardige recycling
te stimuleren. Ook bespreekt het kabinet met de Commissie welke mogelijkheden er zijn
om de polymeer- en recyclaatproductie beter te ontwikkelen en te beschermen. Nationaal
werkt het kabinet aan een visie en een transitiepad voor het gebruik van duurzame
koolstof in de chemie. Daarnaast neemt het kabinet maatregelen om de recyclaatmarkt
te verstevigen, namelijk met een circulaireplasticnorm en een plastic heffing. Het
kabinet is zich bewust van de economische consequenties die dit kan hebben en blijft
de sector daarom ook bij de verdere uitwerking intensief betrekken.
Biogrondstoffen
Bij het opstellen van een biogrondstoffenstrategie zal de input van stakeholders betrokken
worden.
Industrie en omwonenden en VTH
VNO-NCW en MKB-Nederland vragen aandacht voor de industrie en omwonenden en het stelsel
van vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Het klopt dat groene fabrieken in Nederland verkozen worden boven grijze industrie
elders. De OVV stelt daarnaast in het rapport «Industrie en Omwonenden» dat het niet
vanzelfsprekend is dat de gezondheid van omwonenden voldoende wordt beschermd. In
de actieagenda Industrie en Omwonenden wordt er op verschillende manieren onderzocht
hoe deze bescherming beter kan. Dit gebeurt onder andere door te kijken hoe invulling
kan worden gegeven aan het meenemen van gezondheid onder de Omgevingswet. Hierin worden
de best beschikbare technieken en preventieve maatregelen zeker meegenomen, maar ook
het nauwer betrekken van GGD'en, en wordt de mogelijkheid tot het opstellen van een
Gezondheidseffectrapportage en die een plaats geven in het vergunningenbeleid beoordeeld.
Hiernaast wordt onder de Actieagenda bekeken wat er nodig is om nieuwe EU-wetgeving
zo effectief mogelijk te implementeren, door bijvoorbeeld te kijken naar het vastleggen
van Best Beschikbare Technieken in algemene regelgeving.
De door VNO-NCW aangehaald Europese Industrial Emissions Directive (hierna IED) benoemt
dat de bescherming van de menselijke gezondheid en het milieu als geheel waarborgen
een belangrijk uitgangspunt is. De IED beschrijft ook dat het bereiken van een hoog
niveau van bescherming door lagere emmissiesniveaus soms tegenstrijdig kan zijn bij
het ontwikkelen van effectievere en vernieuwende technieken. Daarom is in de IED een
bepaling over opgenomen om in een bepaalde situatie flexibeler met emmissieniveaus
om te kunnen gaan. Waarbij het strengst haalbare niveau voor de specifieke installatie
wel het uitgangspunt blijft. Bij de implementatie van de herziene IED wordt geen «extra»
nationaal beleid meegenomen. Dit ook in verband met Aanwijzing 9.4 van de Aanwijzingen
voor de Regelgeving.
Capaciteit bij toezichthouders
VNO-NCW benadrukt in haar brief het belang van voldoende capaciteit en kennis bij
regionale toezichthouders. Dit belang onderschrijft IenW. Gemeenten en provincies
zijn bevoegd gezag voor de uitoefening van vergunningverlening, toezicht en handhaving
(VTH) in het milieudomein. Zij hebben een deel van deze taken verplicht ondergebracht
bij omgevingsdiensten. Het is dan ook primair de verantwoordelijkheid van de bevoegde
gezagen de capaciteit en kennis van de vergunningverleners en toezichthouders op orde
te brengen en te houden.
Kennisinfrastructuur VTH
In aanvulling hierop financiert IenW de kennisinfrastructuur VTH die tot doel heeft
om kennisontwikkeling en kennisdeling bij omgevingsdiensten te vergroten. Hiertoe
is door de omgevingsdiensten een aantal actuele thema’s gekozen. De kennisinfrastructuur
zorgt ervoor dat overal in Nederland bij alle diensten men beschikt of toegang heeft
tot die actuele kennis. Ook werkt IenW samen met het Ministerie van Klimaat en Groene
Groei om expertteams bij Omgevingsdiensten extra te ondersteunen voor specifieke projecten.
Uit een verkenning naar versnellingsmogelijkheden voor vergunningverlening blijkt
dat het strategisch inrichten van het voortraject ook helpend is om inzicht te verkrijgen
in wanneer en welke ambtelijke kennis en capaciteit in het vervolg proces nodig is.
Daarnaast heeft IenW dit jaar een landelijke arbeidsmarktcampagne voor omgevingsdiensten
gefinancierd om zo mensen te interesseren voor het boeiende werk bij een omgevingsdienst
en in tijden van krapte op de arbeidsmarkt te zorgen voor voldoende personeel. Omgevingsdienst
NL geeft aan dat er veel positieve reacties zijn op de campagne en dat mensen zich
op basis hiervan melden bij de verschillende omgevingsdiensten. Hierover is de Kamer
eerder ook geïnformeerd.
Veel specialistische kennis is bekend bij de vergunning plichtige bedrijven. VNO-NCW
kan ook een rol spelen in de informatiedeling tussen deze bedrijven en de bevoegde
gezagen om het proces van vergunningverlening en toezicht te vergemakkelijken.
Tot slot
Nederland staat aan de vooravond van een aantal grote maatschappelijke transities.
Dat kan het kabinet niet alleen, samenwerking met maatschappelijke partners en het
bedrijfsleven is van groot belang. Het kabinet kijkt uit naar een nauwe samenwerking
met VNO-NCW en MKB-Nederland.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
Ch.A. Jansen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat