Brief regering : Verslag schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 30 augustus 2024 (Kamerstuk 21501-28-269)
21 501-28 Defensieraad
Nr. 270
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 29 augustus 2024
De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Defensie over de brief van 15 augustus 2024 over de geannoteerde
agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 30 augustus 2024 (Kamerstuk
21 501-28, nr. 269).
De vragen en opmerkingen zijn op 21 augustus 2024 aan de Minister van Defensie voorgelegd.
Bij brief van 29 augustus 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Manten
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben het verslag en de geannoteerde agenda met interesse
gelezen en hebben nog enkele vragen.
Vraag 1
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister van Defensie of het kabinet van
zins is verder bij te dragen aan EU-operatie Aspides, nu de bijdrage die Zr.Ms. Karel
Doorman leverde, is afgerond.
Antwoord
Het kabinet blijft bezorgd over de aanhoudende aanvallen van Houthi-eenheden op commerciële
en marineschepen in de Rode Zee. Deze vormen een bedreiging voor de vrije en veilige
scheepvaartverkeer en de maritieme veiligheid. Het kabinet benadrukt de noodzaak van
blijvende inzet ten aanzien van het beschermen van maritieme veiligheid en het bevorderen
van vrije doorvaart. De belangrijke bijdrage die Zr.Ms. Karel Doorman leverde aan
operatie Aspides is inmiddels afgelopen. Nederland blijft op andere wijze bijdragen
aan operatie Aspides, momenteel stafofficieren en een politiek adviseur aan het operationeel
hoofdkwartier van de missie in Griekenland.
Vraag 2
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister of er sinds het aantreden van het nieuwe
kabinet een verandering heeft plaatsgevonden in het denken over wat Nederland qua
defensiematerieel zelf moet kunnen produceren en zo ja, wat die verandering dan behelst.
Antwoord
Er is geen Europees land dat geheel zelfstandig voor de eigen veiligheid kan zorgen.
Nederland blijft daarom inzetten op samenwerking met vertrouwde partners en in samenspraak
met vertegenwoordigers van de Nederlandse defensie- en veiligheid gerelateerde technologische
industriële basis (NLDTIB) en Europese Defensie Technologische en Industriële Basis
(EDTIB). De inzet is onder andere gericht op het verstevigen van Nederlandse industriële
sterktes en levert zo een bijdrage aan Europese zelfstandigheid op het gebied van
defensie.
Het kabinet onderkent in de Kamerbrief «Actieagenda productie- en leveringszekerheid
munitie en defensiematerieel»1 de noodzaak voor ontwikkeling en snelle adoptie van technologieën. Daarvoor is het
belangrijk dat we investeren in structurele ontwikkeling van nationale technologiegebieden
waar Nederland een concurrerend voordeel heeft en waar Nederland over industriële
capaciteit en regionale ecosystemen beschikt. Hiermee wordt het opschalen van hoogtechnologische
(wapen)systemen mogelijk. Voorbeelden hiervan zijn onbemenste systemen, ruimtevaart,
smart materials en de maritieme maakindustrie.
Vraag 3
De leden van de PVV-fractie vragen aan de Minister of hij kan verduidelijken welke
rol hij voor welke Nederlandse bedrijven ziet weggelegd in de uitbreiding van de grensoverschrijdende
industriële samenwerking waar Nederland binnen Europa voor pleit.
Antwoord
De Nederlandse defensie-industrie bestaat voor een belangrijk deel uit toeleveranciers
van Original Equipment Manufacturers. Nederlandse bedrijven onderscheiden zich omdat ze hoogtechnologisch en innovatief
zijn. Europese defensiebedrijven die wapensystemen en defensieplatformen produceren
hebben baat bij Nederlandse toeleveranciers die hoogwaardige subsystemen of componenten
kunnen leveren. Om te zorgen dat de Nederlandse defensie-industrie goede toegang heeft
tot de productieketens, zet het kabinet zich in voor maatregelen die grensoverschrijdende
industriële samenwerking bevorderen. Door grensoverschrijdende samenwerking ontwikkelen
de vooral langs nationale lijnen georganiseerde ketens zich tot opener Europese ketens
waar toeleverende bedrijven eerlijk met elkaar concurreren. EU-instrumenten kunnen
dit stimuleren waardoor Nederlandse toeleveranciers een betere toegang krijgen tot
productieketens. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van op grensoverschrijdende samenwerking
gerichte criteria voor de toewijzing van EU-financiering voor projecten. Ook kan gedacht
worden aan additionele EU-financiering indien een project ook grensoverschrijdende
industriële samenwerking bevordert, of aan het in de Europese Defensie Industrie Programma
verordening (EDIP) opnemen van basisprincipes voor industriële samenwerking die inclusiviteit
en evenredigheid in betrokkenheid van de industrieën van deelnemende landen bevorderen.
Daarnaast kan toetreding tot het Verdrag inzake exportcontrole in het defensiedomein,
waar op het moment Frankrijk, Duitsland en Spanje bij zijn aangesloten, de voorspelbaarheid
van het regelgevend kader vergroten zodat Europese defensiebedrijven een meer gelijke
exportpositie krijgen en de onderlinge concurrentie wordt versterkt. Het verdrag bevordert
Europese defensiesamenwerking en Nederlandse aansluiting bij het verdrag positioneert
de Nederlandse defensie-industrie als meer gelijkwaardige partner in Europese defensieprojecten.
Nederland zal ook wanneer het deelneemt aan gezamenlijke capaciteitsontwikkeling en
productie, in de samenwerking afspraken maken over hoe de Nederlandse industrie haar
kennis en kunde kan inbrengen in R&D-consortia en productieketens.
Vraag 4
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister of en zo ja, welke stappen er gezet
worden om in Nederland de productie van militair materieel, waaronder munitie, uit
te breiden.
Antwoord
Defensie zal bij aanbestedingen nationale veiligheidsbelangen nadrukkelijker meewegen.
Ook de versterking van de EDTIB en NLDTIB wordt sterker meegewogen, onder andere door
lokale productie of het gebruik van een bepaalde toeleverancier als eis op te nemen
met als doel de Europese zelfstandigheid op het gebied van defensie te verbeteren.
Hiermee beperkt het kabinet toenemende onzekerheid en borgen we tijdige en gegarandeerde
leveringen.
Nederland participeert voor 400 miljoen euro samen met Denemarken in een Zweeds fonds
voor de bouw van CV90 infanteriegevechtsvoertuigen voor Oekraïne. Met Zweden is afgesproken
om een deel van de productiecapaciteit in Nederland te vestigen. Op deze manier kan
Nederland nu en in de nabije toekomst een bijdrage leveren aan de invulling van de
stijgende behoefte van gevechtsvoertuigen binnen de NAVO. Defensie en Economische
Zaken (EZ) werken hier nauw in samen met het bedrijfsleven. Ook bemiddelde de Nederlandse
overheid actief bij het plaatsen van orders van de Multi Missie Radar van Thales in
Hengelo door Noorwegen, Denemarken en Litouwen en verkent samen met Thales hoe verdere
productie-opschaling in Nederland kan plaatsvinden.
Nederland produceert sinds het begin van deze eeuw geen munitie meer. Nederland bestelt
ongeveer tachtig procent van de klein- en middenkaliber munitie in Europa. Een eerste
marktanalyse wijst uit dat de bestaande Europese fabrikanten voldoende opschaalvermogen
hebben om de Nederlandse behoefte voor de inzetvoorraad van klein- en middenkaliber
munitie binnen vier jaar te kunnen vervullen. Desondanks blijft Defensie met creativiteit
kijken of er haalbare en doelmatige mogelijkheden zijn om munitieproductie in Nederland
te realiseren.
Europese landen streven naar meer productie van hoogtechnologische Battle Decisive Munition (BDM) in Europa. In Duitsland wordt een Amerikaanse assemblagelijn voor 1000-Patriot-raketten
opgestart mede dankzij gezamenlijke orders vanuit onder meer Nederland, Duitsland,
Spanje en Roemenië. Defensie werkt samen met EZ actief aan verschillende mogelijkheden
om de Nederlandse defensie-industrie te betrekken, onder meer door consortiumvorming
en afspraken met betrekking tot industriële participatie. Defensie nodigt het bedrijfsleven
uit om met voorstellen te komen die inspelen op de stijgende behoefte aan BDM.
Vraag 5
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister wat zijn kijk is op het voornemen van
de Voorzitter van de Europese Commissie om een commissaris voor Defensie te benoemen.
Antwoord
De nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, mevrouw Von der Leyen, gaat over de
portefeuilles binnen de volgende Commissie. Zij heeft uitgesproken voorstander te
zijn van een nieuwe commissaris voor Defensie. In het algemeen staat het kabinet positief
tegenover een ambitieus Europees Defensie-industriebeleid en is het voorstander van
dat dit goed belegd wordt bij de Commissie.
Vraag 6
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister of hij concreter kan ingaan op de redenen
die ten grondslag lagen aan de vertraging die de rotatie van het personeel van het
helikopterdetachement opliep binnen de NAVO-missie in Irak (NMI).
Antwoord
Het inzetten van militair personeel en materieel in conflictgebieden brengt altijd
(logistieke) uitdagingen met zich mee. Afwijkingen kunnen voortvloeien uit bijvoorbeeld
logistieke betrokkenheid van derden, het verkrijgen van toestemmingen of technische
tegenslagen. Bij rotaties van militair personeel wordt altijd gesproken van een geplande
rotatiedatum. Het eventueel moeten afwijken van een geplande rotatiedatum is niet
ongebruikelijk bij operationele inzet in gebieden zoals Irak.
De geplande rotaties inmiddels hebben plaatsgevonden en het uitgeroteerde personeel
is terug in Nederland.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda en het
verslag. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen.
Vraag 7
De leden van de VVD-fractie staan achter het initiatief van de Minister om het belang
van afstemming en complementariteit tussen de NAVO en de EU te benadrukken. Wel vragen
deze leden zich af welke belemmeringen er op dit moment zijn om deze twee doelen te
bereiken. Verder vragen de leden van de VVD-fractie welke mogelijkheden het kabinet
ziet om deze belemmeringen weg te nemen, en welke maatregelen daar eventueel voor
nodig zouden zijn, zodat deze doelen zo spoedig mogelijk gehaald kunnen worden.
Antwoord
EU-NAVO-samenwerking is een speerpunt van het Nederlandse buitenlandbeleid en het
kabinet zet zich doorlopend in voor een verbreding en verdieping van die samenwerking.
Het voorkomen van dubbel werk en administratieve lasten bij EU- en NAVO-initiatieven
is tegelijkertijd niet volledig te voorkomen omdat de twee organisaties juridisch
onderscheiden entiteiten zijn met een eigen werkwijze. De NAVO is een militair bondgenootschap
gericht op collectieve verdediging, de EU is een economisch en politiek samenwerkingsverband
waarbinnen lidstaten op verschillende terreinen een gemeenschappelijk beleid voeren.
Bovendien is er geen volledige overlap tussen de EU-lidstaten en NAVO-bondgenoten.
Belemmeringen bestaan bijvoorbeeld op het gebied van uitwisseling van informatie waaronder
vertrouwelijke documenten, en toegang bij elkaars vergaderingen. Hiervoor is meestal
geen eenvoudige oplossing. Nederland is doorlopend in gesprek met andere lidstaten
en bondgenoten, alsook met de internationale staven van beide organisaties, om tot
praktische verbeteringen te komen. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het
waar mogelijk en veilig declassificeren van documenten om uitwisseling te faciliteren.
Vraag 8
De leden van de VVD-fractie zijn blij te lezen dat de Minister staat voor nauwere
Europese samenwerking waar het gaat om het vergroten van de productie- en leveringszekerheid
van militair materieel in Nederland en in de EU. Hoe gaat de Minister zich opstellen
in deze Raad en volgende Raden om meer harmonisatie in de EU en de NAVO voor defensie(systemen)
te bewerkstelligen? Hoe zal de Minister ervoor zorgen dat meer harmonisatie in de
EU niet betekent dat de trans-Atlantische relatie onder druk kan komen te staan of
dat niet-EU landen worden uitgesloten van samenwerkingen op het gebied van de defensie-industrie,
zo vragen de leden.
Antwoord
De NAVO kan doeltreffender de collectieve verdedigingstaken uitvoeren als de NAVO-bondgenoten
zoveel mogelijk dezelfde, of op zijn minst interoperabele systemen gebruiken. Vooral
ten aanzien van interoperabiliteit van systemen van Europese landen valt er winst
te behalen. Mede om die reden is het kabinet voorstander van de EDIP verordening waar
momenteel over wordt onderhandeld. EDIP beoogt de interoperabiliteit te bevorderen
onder andere door middel van financiële prikkels, gezamenlijke investeringen en het
verbeteren van leveringszekerheid. Het gebruik van sterkere en meer interoperabele
krijgsmachten van Europese landen dragen niet alleen bij aan de eigen veiligheid,
maar versterken ook het NAVO-bondgenootschap. Dit zorgt voor een meer geïntegreerde
en robuustere collectieve veiligheid in Europa en daarbuiten. Hiermee neemt Europa
meer verantwoordelijkheid voor haar eigen veiligheid en versterken we de trans-Atlantische
relatie.
Het kabinet ziet de trans-Atlantische relatie als cruciaal voor de Nederlandse veiligheid.
De doelstelling van de Europese Defensie Industrie Strategie en de EDIP-verordening
is dat een groter aandeel van de militaire goederen in de EU wordt aangeschaft dan
nu het geval is. Samenwerking met niet-EU bondgenoten blijft echter zeer belangrijk
en moet daarom mogelijk blijven. Aangezien er in totaal veel meer wapens en munitie
nodig zijn voor de Europese veiligheid, zal zelfs bij toenemende Europese productie
tegelijkertijd de Britse en Amerikaanse export naar Europa wellicht nog steeds blijven
stijgen. Tegelijkertijd geldt dat als er in totaal meer wapens en munitie nodig zijn,
de export vanuit de VS en het VK naar Europa in absolute termen mogelijk niet zal
afnemen. De oorlog in Oekraïne wijst uit dat het noodzakelijk is om de Europese productiecapaciteit
op te schalen. Op dit moment kan de gezamenlijke defensie-industriële productiecapaciteit
van het NAVO-bondgenootschap niet aan de vraag voldoen. Naast leveringszekerheid voor
EU-lidstaten is het versterken van de EDTIB dus ook van belang voor de versterking
van de NAVO. Nederland probeert samen met andere Europese landen, met het oog op de
leveringszekerheid van cruciale wapensystemen die Europese krijgsmachten gebruiken,
de productie van die systemen uit derde landen naar de EU te halen. Een voorbeeld
is de PATRIOT-lijn in Duitsland. Dit versterkt zowel de Europese zelfstandigheid op
het gebied van defensie als de trans-Atlantische samenwerking en interoperabiliteit.
Vraag 9
De leden van de VVD-fractie zijn het met de Minister eens dat een flexibeler inkoopproces
nodig is om de defensie-industrie in Europees verband te versterken, om Nederland
ook in de toekomst veilig te kunnen houden. Deze leden kijken dan ook positief naar
meer standaardisatie, gezamenlijke inkoop en meer sturing op Europese productie die
de Verordening Europees Defensie-industrie Programma (EDIP) doelt te bereiken. De
leden van de VVD-fractie zijn dan ook positief over het bericht dat het kabinet een
constructieve bijdrage aan de onderhandelingen over EDIP beoogt te leveren, en zouden
het kabinet willen vragen deze bijdrage met de Kamer te delen na afloop van de Raad.
Antwoord
Zoals gebruikelijk ontvangt uw Kamer een verslag van de besprekingen van de Raad.
Vraag 10
Verder zouden de leden van de VVD-fractie willen vragen welke doelstellingen het kabinet
heeft met betrekking tot EDIP. Welke kansen ziet het kabinet nog om dit pakket aan
afspraken met de EU te verbeteren, zo vragen de leden.
Antwoord
De inzet van het kabinet ten aanzien van EDIP kunt u in het BNC fiche lezen dat uw
Kamer op 8 april jl. toekwam.2 Het kabinet vindt het belangrijk dat het mogelijk is om licentieproductie van defensieproducten
met bepaalde derde landen restricties te kunnen co-financieren met EU-gelden. Hierbij
benadrukt Nederland dat het co-produceren van die producten binnen de EU een eerste
stap naar grotere Europese productie- en leveringszekerheid is. Het is wat Nederland
betreft cruciaal dat EDIP ook op de korte termijn een bijdrage levert aan de mitigatie
van kritieke capability shortfalls. Op middellange termijn zal Europa niet alle defensiegoederen zelf kunnen ontwikkelen.
Het op korte termijn onder licentie kunnen co-produceren van defensieproducten zoals
de PATRIOT is derhalve van groot belang.
Om te zorgen dat Nederlandse defensie-industrie goede toegang heeft tot de productieketens
zet het kabinet zich in voor maatregelen die die grensoverschrijdende industriële
samenwerking bevorderen. Zo zet Nederland zich ervoor in dat EDIP (financiële) prikkels
en concrete kaders biedt voor grensoverschrijdende industriële samenwerking om een
(meer) gelijk speelveld te bevorderen. Hier profiteert ook de Nederlandse defensie-industrie
van. Voor de resterende onderwerpen waaronder het leveringszekerheidsregime verwelkomt
het kabinet maatregelen die daadwerkelijk een bijdrage leveren aan de leveringszekerheid
van defensieproducten, componenten, halffabricaten en grondstoffen, ook in tijden
van crisis. Het kabinet is voorts van mening dat nieuwe taken en verantwoordelijkheden
onder de EDIP-verordening, het doel van de verordening moet dienen. Het kabinet zet
zich in voor een passende balans tussen de Raad, de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger
en de organisaties waarvoor hij verantwoordelijk is – het Europees Defensieagentschap
(EDA) en de Europese Dienst voor Extern Optreden. Nederland heeft daarbij de voorkeur
om zo veel mogelijk gebruik te maken van bestaande structuren, zoals het EDA.
Vraag 11
De leden van de VVD-fractie willen daarnaast vragen om een update over de continuïteit
van de militaire steun aan Oekraïne. Is de Minister het eens dat de inkomsten van
de rente en winst van de Russische tegoeden bovenop de al beloofde (militaire) steun
aan Oekraïne komt? Zo ja, kan de Minister deze visie overbrengen aan zijn collega’s
tijdens deze Informele Raad?
Antwoord
Nederland blijft Oekraïne onverminderd steunen. Steun in multilateraal verband, zoals
leningen via de G7 of de rente over de bevroren Russische tegoeden, ziet Nederland
niet als alternatief maar als aanvulling op de bilaterale steun aan Oekraïne. Details
omtrent multilaterale leningen worden momenteel uitgewerkt, inclusief de modaliteiten
waarop deze fondsen kunnen worden besteed. Nederland acht het van belang dat de toekomstige
lening door Oekraïne op korte termijn kan worden ingezet daar waar de noden het hoogst
zijn. Dit kan militaire steun zijn, maar ook steun voor wederopbouw of – zodra daarvoor
een volledig compensatiemechanisme is ingericht – de compensatie van door burgers
geleden schade, en komt bovenop de steun die reeds op EU-niveau door lidstaten is
toegezegd. Het kabinet zal hiertoe oproepen tijdens de relevante bijeenkomsten.
Vraag 12
Verder onderschrijven de leden van de VVD-fractie ook het streven van het kabinet
om de wendbaarheid van de inkoop van zowel militaire, als civiele producten die essentieel
zijn voor militaire operaties te verbeteren in nationaal verband. Deze leden vragen
zich af wat ook daar op dit moment de belemmeringen zijn en welke mogelijkheden het
kabinet ziet om deze wendbaarheid zo spoedig mogelijk tewerk te stellen.
Antwoord
De aanschaf van zowel militaire als civiele producten en diensten is onder andere
gebonden aan Europese aanbestedingsregelgeving. Deze regelgeving kent diverse bepalingen
op grond waarvan uitzonderingen op het doorlopen van een Europese aanbesteding van
toepassing zijn, bijvoorbeeld in situaties waarin dringend behoefte is aan bepaalde
producten en diensten. Aan deze uitzonderingen zijn voorwaarden verbonden. Het kabinet
zoekt, gezamenlijk met andere lidstaten, naar mogelijkheden om de wendbaarheid van
inkoop te verbeteren en aanschaf te versnellen. Naast inkoopregelgeving draagt andere
wetgeving bij aan de complexiteit van het aankoopproces van defensiematerieel, zoals
eisen ten aanzien van beveiliging, veiligheid, kwaliteit, arbeidsomstandigheden en
milieu. Het vinden van het goede evenwicht tussen een verantwoorde besteding van overheidsgeld
en snelheid blijft een uitdaging.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Defensie van 30 augustus 2024. Deze leden hebben
enkele vragen over de inzet van het kabinet gedurende deze Raad Buitenlandse Zaken
Defensie.
Vraag 13
Voorzitter Von der Leyen wil de komende jaren werken aan de Europese Defensie Unie
met ondersteuning van een nieuwe commissaris die zich bezig gaat houden met de uitwerking
van deze «Unie». Kan de Minister aangeven wat er hiermee precies wordt bedoeld en
hoe dit verschilt met de huidige Defensie-strategie van de EU, zo vragen de leden.
Antwoord
Het is nog niet duidelijk wat de plannen van Commissievoorzitter Von der Leyen zijn
waar het gaat om een nieuwe Europese Defensie Unie die zij aankondigde in haar politieke
richtsnoeren3. In dezelfde richtsnoeren kondigt zij aan in de eerste honderd dagen van het mandaat
een White Paper te presenteren waarin de plannen worden uitgewerkt. Het kabinet zal
de plannen beoordelen wanneer deze verschijnen en uw Kamer over de Nederlandse positie
informeren.
Vraag 14
Waar Nederland Oekraïne militair blijft steunen, heeft Duitsland aangegeven dat er
geen nieuwe middelen worden vrijgemaakt in de begroting voor militaire steun wegens
tekorten. Duitsland wil de hulp aan Oekraïne wel voortzetten met middelen uit bevroren
Russische tegoeden en gezamenlijke EU-steun. Kan de Minister aangeven hoe de EU deze
landen gaat aansporen om, naast gezamenlijke steun, ook individueel middelen vrij
te maken voor de steun aan Oekraïne?
Antwoord
De Duitse Bondskanselier Olaf Scholz heeft in een persverklaring aangegeven dat Duitsland
de steun aan Oekraïne niet zal opgeven.4 Scholz herhaalde zijn toezegging om Oekraïne zo lang als het nodig is te blijven
ondersteunen en dat Duitsland de grootste bilaterale steunverlener aan Oekraïne in
Europa blijft. Bilaterale steun van EU-lidstaten aan Oekraïne is onverminderd urgent
en noodzakelijk. De inzet van het kabinet is gericht op het verlenen van politieke,
militaire, financiële en morele steun. Steun aan Oekraïne is een gedeelde verantwoordelijkheid
van de EU-lidstaten en het kabinet roept daarom lidstaten op tot het blijvend steunen
van Oekraïne.
Indieners
-
Indiener
R.P. Brekelmans, minister van Defensie