Brief regering : Aanpassen landelijke maatregelen vogelgriep
28 807 Vogelpest (Aviaire influenza)
Nr. 299 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 april 2024
Met deze brief informeer ik de Tweede Kamer over de laatste ontwikkelingen in de vogelgriepsituatie.
Ik ga in op de laatste risicobeoordeling van de Deskundigengroep Dierziekten, het
intrekken van de ophok- en afschermplicht in de Gelderse Vallei en de Peel en andere
landelijke maatregelen. Daarnaast informeer ik de Kamer over eieren en mest van kippen
met laagpathogene vogelgriep.
Actuele situatie
De laatste uitbraak met hoogpathogene vogelgriep (HPAI) op een commercieel pluimveebedrijf
was op 1 december 2023 in Putten. Er is in de afgelopen weken één wilde vogel met
HPAI gevonden. In Europa is het aantal uitbraken bij commerciële pluimveebedrijven
de afgelopen maanden ook relatief laag; er zijn slechts enkele uitbraken bij commercieel
gehouden vogels geweest in Zuidoost-Europa. Ook zijn er meldingen van wilde besmette
vogels in Denemarken en Noord-Duitsland.
Verslag Deskundigengroep Dierziekten
Op 22 april jl. heeft de Deskundigengroep Dierziekten de epidemiologische situatie
beoordeeld. Het verslag heb ik als bijlage toegevoegd aan deze brief. De deskundigen
hebben de kans op een vogelgriepbesmetting van een pluimveebedrijf lager ingeschat
dan tijdens de vorige bijeenkomst op 7 maart jl. De deskundigen hebben de kans op
een vogelgriepbesmetting op een pluimveebedrijf als laag ingeschat zowel in de situatie
dat de ophok- en afschermplicht van toepassing is, als in de situatie dat deze plicht
in de laatste regio’s wordt opgeheven. Daarbij geven ze wel aan dat dit oordeel net
als bij de vorige beoordeling een grote mate van onzekerheid kent.
In 2016 is de Deskundigengroep Dierziekten gevraagd in hoeverre een verbod op tentoonstellingen
waar risicovogels (o.a. kippen) aan deelnemen bijdraagt aan het verminderen van het
verspreidingsrisico van de vogelgriep. Tijdens de bijeenkomst van 22 april jl. is
gevraagd of zij hun antwoord van destijds, op basis van eventuele nieuwe informatie
of inzichten, herzien. De deskundigen geven aan dat hoewel de circulatie onder wilde
watervogels en het introductierisico op pluimveebedrijven lager is dan destijds in
2016, de consequenties van een uitbraak op een tentoonstelling even groot zijn.
Opheffen ophok- en afschermplicht in de Gelderse Vallei en de Peel
Op 26 maart jl. heb ik de Kamer geïnformeerd over het feit dat ik de afscherm- en
ophokplicht grotendeels heb ingetrokken (Kamerstuk 28 807, nr. 297). Er geldt sindsdien alleen nog een regionale ophokplicht in de pluimveedichte regio’s 7,
10 en 19. In diezelfde regio’s geldt ook nog een afschermplicht voor houders met meer
dan 250 fazanten, loopvogels of sierwatervogels. Voor een besluit om maatregelen aan
te scherpen of te verlichten maak ik onder andere gebruik van de risicobeoordeling
van de Deskundigengroep Dierziekten. De deskundigen hebben de kans op een vogelgriepbesmetting
op een pluimveebedrijf zowel als laag ingeschat indien de ophok- en afschermplicht
van toepassing is, als indien deze plicht in de laatste regio’s wordt opgeheven. Alles
afwegende heb ik besloten de ophok- en afschermplicht nu ook in de drie pluimveedichte
regio’s (7, 10, 19) in te trekken. Dit is in lijn met eerdere besluiten over intrekken
van de afscherm- en ophokplicht in deze regio’s.
Andere landelijke maatregelen
In de Kamerbrief van 26 maart jl. (Kamerstuk 28 807, nr. 297) heb ik aangegeven de landelijke maatregelen, anders dan de ophok- en afschermplicht,
op korte termijn te evalueren. Daarbij heb ik gekeken naar het bezoekersverbod dat
sinds 3 november 2021 van kracht is voor vogelverblijfplaatsen (stallen) (Kamerstuk
28 807, nr. 242). In de praktijk leverde dit soms problemen op, bijvoorbeeld voor medewerkers van
kwaliteitsborgingssystemen en centrale antibioticaregistratie. In de afgelopen jaren
zijn er op basis van verschillende verzoeken maatwerkaanpassingen in het bezoekersverbod
aangebracht. Het gevolg is dat het bestaande bezoekersverbod complex geworden is en
daarmee inboet op handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Omdat de verwachting is dat
het vogelgriepvirus endemisch blijft in de wildevogelpopulatie blijft het noodzakelijk
om regels te stellen aan het bezoek aan vogelverblijfplaatsen. Om tot een beter uitvoerbare
en handhaafbare variant te komen heb ik het bezoekersverbod aangepast waarbij twee
varianten mogelijk zijn.
In periodes waarin het risico op besmetting lager is, is bezoek toegestaan, mits er
wordt voldaan aan het hygiëneprotocol en bezoek wordt geregistreerd. In periodes met
een hoger risico is alleen bezoek toegestaan dat noodzakelijk is in het kader van
het borgen van een bepaald publiek belang. Hierbij geldt dan ook dat bezoekers zich
moeten houden aan het hygiëneprotocol en dat het bezoek geregistreerd moet worden.
Gezien het huidige lage risico is per direct de variant voor laag risico van toepassing
en is bezoek van vogelverblijfplaatsen toegestaan, mits er wordt voldaan aan het hygiëneprotocol
en bezoek wordt geregistreerd. De aanpassing gaat wel gepaard met een wijziging van
het hygiëneprotocol voor bezoek. Een bezoeker mag alleen op dezelfde dag meer stallen
bezoeken als er in de betreffende stal een douche aanwezig is en het bezoek doucht
voordat de stal wordt ingegaan. In geval van een stal zonder douche mag daar dus alleen
bezoek naar binnen dat die dag nog niet in een andere pluimveestal is geweest.
Sinds 26 oktober 2021 geldt er een landelijk tentoonstellingsverbod voor risicovogels
(hoenderachtigen, watervogels en loopvogels) (Kamerstuk 28 807, nr. 239). Voor hobbyfokkers is dit een zware maatregel. Tentoonstellingen zijn voor hen van
belang omdat hun dieren daar worden gekeurd door erkende keurmeesters. Op deze manier
weten fokkers of zij bijdragen aan de instandhouding van de betreffende vogelras.
De hobbysector heeft mij gevraagd om deze maatregelen te heroverwegen gezien het voor
hen zwaarwegende belang van tentoonstellingen. Daarom heb ik de Deskundigengroep Dierziekten
gevraagd of hun oordeel uit 2016 over een verbod op tentoonstellingen nog actueel
is of dat zij hun antwoord van destijds, op basis van nieuwe informatie, herzien.
De deskundigen hebben aangegeven dat hoewel de circulatie onder wilde watervogels
en het introductierisico op pluimveebedrijven lager is dan destijds in 2016, de consequenties
van een uitbraak op een tentoonstelling even groot zijn.
De kern van dat oordeel is dat de kans op een besmetting tijdens een tentoonstelling
of de kans op aanwezigheid van een besmette vogel op een tentoonstelling erg klein
is. Echter de gevolgen van zo’n besmetting zijn groot. Aan tentoonstellingen nemen
namelijk vogels deel die van veel verschillende locaties komen. Indien er een besmetting
zou zijn op een tentoonstelling moeten alle dieren die op die tentoonstelling aanwezig
waren getraceerd en onderzocht worden. Indien daar daadwerkelijk positieve gevallen
bij zitten leidt dit tot het instellen van beperkingsgebieden en ruiming van besmette
dieren. De uitvoering hiervan zou een groot beslag op de capaciteit van de Nederlandse
Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) leggen. Een uitbraak van vogelgriep op een tentoonstelling
in Duitsland in november 2022 laat zien dat dit geen denkbeeldig scenario is.
Op dit moment geeft de Deskundigengroep Dierziekten aan dat de kans op besmetting
laag is. Dat afwegende tegen de belangen die de hobbyhouders vertegenwoordigen, zoals
de instandhouding van bepaalde (zeldzame) rassen vogels, heeft mij doen besluiten
het tentoonstellingsverbod te gaan versoepelen. Ondanks dat de kans op een besmetting
nu laag is wil ik bij de versoepeling wel rekening houden met het feit dat de gevolgen
van een besmetting op een tentoonstelling groot zijn. Ik ga daarom, samen met de belanghebbenden
en de NVWA, in overleg over de beste manier om tentoonstellingen op korte termijn
weer mogelijk te maken. Daarbij zal ik ook het feit dat de deskundigen aangeven dat
watervogels een grotere kans op besmetting hebben meenemen.
Laagpathogene vogelgriep
Naast hoogpathogene vogelgriep (HPAI) bestaat er ook laagpathogene vogelgriep (LPAI).
Op basis van wetenschappelijke inzichten zijn de Europese regels voor LPAI met inwerkingtreding
van de Diergezondheidsverordening op 21 april 2021 veranderd. LPAI is een zogenoemde
categorie D-ziekte wat betekent dat er geen bestrijdingsmaatregelen genomen hoeven
te worden zoals voorheen. Wel moeten er maatregelen genomen worden om te voorkomen
dat dieren die besmet zijn met LPAI in de handel gebracht worden. Sinds 21 april 2021
is het nationale beleid voor LPAI dan ook aangepast. Een stal waar LPAI-virus circuleert
in pluimveearme gebieden,wordt niet meer geruimd. De stal wordt wel geblokkeerd tot
de dieren uitgeziekt zijn en er geen virus meer gevonden wordt. In de pluimveedichte
gebieden (de regio’s 7, 10 en 19) wordt per geval een afweging gemaakt en is de lijn
dat stallen met LPAI nog wel worden geruimd. In de pluimveedichte gebieden is er namelijk
kans op verspreiding tussen bedrijven, wat onwenselijk is.
Onder de oude regels was het verplicht om eieren van met LPAI besmette koppels te
verwerken door ze bijvoorbeeld af te zetten als industrie-ei. De nieuwe Europese regels
stellen echter geen regels meer aan consumptie-eieren van met LPAI besmette koppels.
Ik heb het Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek (BuRO) van de NVWA gevraagd om een
risicoinschatting te geven van humane consumptie van eieren van kippen uit een stal
waar het LPAI-virus circuleert. BuRO geeft aan dat er geen significant risico voor
de volksgezondheid is door de consumptie van (rauwe) eieren afkomstig van pluimvee
dat positief is getest op LPAI. BuRO merkt hierbij op dat het conform het advies van
het Voedingscentrum altijd verstandig is eieren alleen goed gegaard te eten.
Op basis van dit advies heb ik besloten dat beperkende maatregelen wat betreft de
verwerking van tafeleieren niet meer nodig zijn. Eieren uit een stal met kippen die
(mogelijk) met LPAI zijn besmet kunnen in het reguliere kanaal worden afgezet. Dezelfde
strategie wordt toegepast bij mest uit een stal met dieren die met LPAI zijn besmet.
De mest uit zo’n stal kan ook regulier worden aangewend. Dit is ook in lijn met de
Europese kaders. Een striktere nationale lijn hierop zou niet logisch zijn aangezien
tafeleieren en mest uit pluimveestallen met LPAI uit andere lidstaten in Nederland
gebracht mogen worden.
Tot slot
De afgelopen maanden zijn er gelukkig geen uitbraken van HPAI bij gehouden vogels
geweest en ook onder wilde vogels is er in de afgelopen weken slechts in één vogel
HPAI-virus gevonden. We hebben de afgelopen jaren echter gezien dat vogelgriep erg
onvoorspelbaar is. Ik zal de Deskundigengroep Dierziekten daarom regelmatig om een
risicobeoordeling blijven vragen. Mede op basis daarvan zal ik de geldende maatregelen
steeds afstemmen op het actuele risico.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, P. Adema
Indieners
-
Indiener
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit