Brief regering : Stand van zaken moties en toezeggingen cultuur
32 820 Nieuwe visie cultuurbeleid
Nr. 528
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2024
Hierbij informeer ik uw Kamer over de stand van zaken van een aantal moties en toezeggingen
met betrekking tot cultuur, in aanloop naar het commissiedebat Erfgoed van 17 oktober
a.s. en het wetgevingsoverleg Cultuur van 11 november a.s.
Stand van zaken moties en toezeggingen
1. Moties
Over de evaluatie van de werking van de Monumumentenwet BES
Tijdens het tweeminutendebat Erfgoed op 18 oktober 2023 heeft het voormalig lid Wuite
een motie ingediend die de regering onder andere verzoekt een evaluatie uit te voeren
naar de werking van de Monumentenwet BES.1 Inmiddels is met de openbare lichamen de evaluatie en hun betrokkenheid daarbij besproken.
Op dit moment wordt de evaluatie voorbereid, alvorens de opdracht dit najaar na een
aanbestedingsprocedure kan worden gegund. De verwachting is dat in de eerste helft
van 2025 de resultaten van de evaluatie met de Tweede Kamer gedeeld kunnen worden.
Over de totstandkoming van de cultuurconvenanten 2025–2028 en het op lokaal niveau
laten landen van landelijke ambities zoals geformuleerd in de basisinfrastructuur
2025–2028
Tijdens het tweeminutendebat op 6 juli 2023 over de Uitgangspuntenbrief culturele
basisinfrastructuur 2025–2028 heeft de Kamer de regering verzocht om bij het tot stand
komen van de cultuurconvenanten 2025–2028 zich in te spannen voor heldere afspraken
over onder andere de verplichting tot fair pay, jongerencultuur, maatschappelijk ondernemerschap
en het borgen van het recht op en de toegankelijkheid tot culturele activiteiten,
en deze onderwerpen te betrekken bij de ontwikkeling van een gemeenschappelijke cultuurvisie
in aanloop naar de herziening van het stelsel in 2029.2 Daarnaast heeft de Kamer tijdens dit debat de regering verzocht om zorg te dragen
dat de landelijke ambities op het gebied van cultuur zoals in de basisinfrastructuur
2025–2028 zijn geformuleerd in samenspraak met gemeenten te laten landen in de lokale
basisinfrastructuur.3
Sinds begin dit jaar wordt er samen met provincies, gemeenten en cultuurregio’s gewerkt
aan de invulling van de cultuurconvenanten 2025–2028. Hierbij zijn onder meer de door
uw Kamer aangedragen onderwerpen besproken. Een belangrijk doel van de convenanten
is het onderschrijven van gedeelde ambities. Op die manier trekken medeoverheden samen
op als het gaat om bijvoorbeeld fair pay, de toegankelijkheid van cultuur en het versterken
van de culturele infrastructuur in heel Nederland. Per 1 januari 2025 is € 36,4 miljoen
extra beschikbaar gesteld om de stap naar «fair pay» te kunnen maken. Deze middelen
zijn verdeeld over de bis-instellingen, de rijkscultuurfondsen en de Erfgoedwet-musea.
Een eerlijkere betaling voor de culturele en creatieve sector vergt een gezamenlijke
inspanning van alle financiers. Ik juich toe dat andere overheden hier ook stappen
in zetten en voer met hen hierover het gesprek. In deze ronde convenanten is er naast
landelijke afspraken die op dezelfde wijze met alle convenantsgebieden worden gesloten,
ook expliciet ruimte voor regio-specifieke afspraken en daarmee regionaal maatwerk.
Mijn inzet is om voor het einde van dit jaar alle afspraken bestuurlijk te bestendigen,
zodat deze per 1 januari 2025 in werking kunnen treden. Over het stelsel in 2029 en
verder blijf ik in gesprek met de medeoverheden in aanloop naar de volgende bis-periode.
Over het verduurzamen van culturele instellingen en activiteiten
In het wetgevingsoverleg Cultuur van 14 november 2022 (Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 163) is een motie van het lid Akerboom c.s. aangenomen. Daarin wordt de regering opgeroepen
te onderzoeken hoe stappen gezet kunnen worden naar het verduurzamen van culturele
instellingen en activiteiten, en de uitkomsten hiervan om te zetten in handvatten
voor de sector.4 Tevens heeft de Raad voor Cultuur in juni 2023 zijn advies «Cultuur Natuurlijk» over
de verduurzaming van de cultuursector uitgebracht.5 Uw Kamer is over de omgang met bovengenoemde motie, alsmede over de omgang met het
advies van de Raad en de beleidsreactie daarop, meest recentelijk in december 2023
geïnformeerd.6 De beleidsreactie op het advies van de Raad zal naar verwachting eind van dit jaar,
maar uiterlijk begin 2025 naar uw Kamer worden gezonden. Daarbij betrek ik ook de
motie Akerboom. Vooruitlopend daarop heb ik in de subsidiebeschikkingen voor de BIS-periode
2025–2028 aan alle instellingen gevraagd om in de komende subsidieperiode data bij
te houden om zo de eigen voetafdruk in beeld te brengen. Het is geen verplichting
en instellingen kunnen daarbij aansluiten bij reeds beschikbare methoden.
Over publieksbereik en -participatie in het archeologiebestel
Naar aanleiding van het commissiedebat Erfgoed op 4 oktober 2023 (Kamerstuk 32 820, nr. 512) is de motie van Kamerleden Beckerman en Mohandis aangenomen.7 In deze motie wordt de regering opgeroepen de aanbevelingen van de Raad voor Cultuur
over te nemen en te komen tot een onderzoek naar publieksbereik van archeologie, tot
een structurele landelijke voorziening voor publieksbereik en participatie en tot
ondersteuning voor vrijwilligersorganisaties en om publiek en participatie toe te
voegen aan de verplichtingen van een certificaathouder. Ik geef hier als volgt invulling
aan.
In de beleidsreactie op het rapport «Archeologie bij de Tijd» van de Raad voor Cultuur
werd reeds voor het aannemen van de motie het belang van het versterken van de positie
van publieksbereik en -participatie binnen het archeologiebestel erkend.8 Er zijn sindsdien diverse maatregelen genomen.
Via het project Samenwerken aan participatie in de archeologie onderzoek ik – samen met een brede coalitie – de knelpunten waar vrijwilligers in
de praktijk tegenaan lopen. Dit project wordt gefinancierd vanuit de Uitvoeringsagenda
Faro. Daarnaast heb ik extra vragen toegevoegd aan de Vrijetijdsomnibus (VTO), om
beter zicht te krijgen op de behoefte die leeft bij het brede publiek in relatie tot
archeologisch onderzoek.
Er is structurele financiering gekomen voor de Archeohotspots. Dit zijn plekken verspreid
in het land, waar publiek aan de slag kan met archeologische vondsten. Eind 2023 is
bij het Cultuurfonds de Regeling voor Publieksarcheologie opengesteld. Hier is voor de periode 2023–2025 € 300.000 per jaar beschikbaar voor
kleinschalige initiatieven op het gebied van archeologische publieksparticipatie en
-communicatie. Deze regeling is door de sector zelf ontwikkeld en uitgewerkt. In de
loop van 2025 zal ik de regeling evalueren en een besluit nemen over de voortzetting
daarvan. Via het Mondriaan Fonds is voor de jaren 2023 t/m 2025 € 400.000 per jaar
extra beschikbaar gesteld voor (grootschalige) archeologische publiekspresentaties.
De koepel voor vrijwilligers in de archeologie – de AWN – heeft een tweejarige subsidie
ontvangen, gericht op de duurzame bestendiging van het voortbestaan van de vereniging.
Mijn voorganger heeft aan het Centraal College van Deskundigen Archeologie (CCvD-A)
gevraagd om te bezien hoe in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) opgenomen
kan worden dat er een beargumenteerde afweging gemaakt dient te worden ten aanzien
van publieksbereik en publieksparticipatie bij de uitvoering van archeologisch onderzoek.
Het CCvD-A geeft aan dat op dit moment een wettelijke basis ontbreekt om dit goed
te kunnen doen. Ik betrek deze uitspraak bij het traject om te komen tot wijziging
van de Erfgoedwet, waarover ik uw Kamer nog nader zal informeren.
Over de maritieme archeologie
Naar aanleiding van het commissiedebat Erfgoed op 4 oktober 2023 is een motie van
het lid Beckerman aangenomen.9 In deze motie werd de regering opgeroepen te onderzoeken of gekomen moet worden tot
een reddingsplan voor de maritieme archeologie. Aanleiding voor de motie vormde onder
meer de publiciteit rondom de documentaire «De Jurk», over de bijzondere vondsten
uit het zogenaamde Palmhoutwrak bij Texel. Ik geef als volgt invulling aan de motie.
Ik deel de grote waarde die de Kamer toekent aan ons maritieme erfgoed. Het beheren,
behouden, onderzoeken en doorgeven hiervan aan volgende generaties is van groot maatschappelijk
belang. Gezien het specifieke karakter van de maritieme erfgoedzorg, heb ik deze deels
expliciet belegd bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), die daarvoor
beschikt over een jaarlijks werkbudget van € 1,5 miljoen. Dit budget wordt – tezamen
met de capaciteit die hiervoor aanwezig is bij de RCE – ingezet ten behoeve van het
maritieme erfgoed in Nederland en het Nederlandse maritieme erfgoed in internationale
wateren. De afgelopen jaren is een aanzienlijk deel hiervan – meer dan de helft –
aangewend voor onderzoek naar scheepswrakken in de Waddenzee, waaronder het Palmhoutwrak.
De RCE onderzoekt momenteel hoe er het beste kan worden omgegaan met het Palmhoutwrak.
Er wordt gekeken naar de wenselijkheid en haalbaarheid van diverse scenario’s: van
helemaal niks doen en de natuur zijn gang laten gaan of in situ behoud van het wrak
door afdekking en periodieke monitoring (dit is de huidige situatie) tot het volledig
opgraven, conserveren en tentoonstellen van de archeologische resten. Dit onderzoek
richt zich weliswaar op één wrak, maar zal waardevolle inzichten opleveren voor het
grotere vraagstuk. Het is daarmee een belangrijke basis voor uitspraken ten aanzien
van de toekomstige omgang met ons maritieme erfgoed en daarmee voor de vraag of een
reddingsplan nodig is. Ik verwacht de resultaten medio 2025 en zal deze vervolgens
delen met uw Kamer.
Daarnaast hebben de provincie Noord-Holland en een aantal gemeenten zorgen geuit over
het beheer en behoud van de maritieme archeologie in de Waddenzee. Zij hebben mij
gevraagd mijn inspanningen te intensiveren. In gesprekken met het werkveld verken
ik de mogelijkheden voor intensievere samenwerking binnen bestaande middelen en mogelijkheden.
Daarbij wil ik benadrukken dat mijn (inter)nationale verantwoordelijkheid ten aanzien
van het maritieme erfgoed verder strekt dan de Waddenzee: ook andere delen van Nederland
en daarbuiten vragen de komende jaren om aandacht.
Over talentontwikkeling
Tijdens het tweeminutendebat over de Uitgangspuntenbrief culturele basisinfrastructuur
2025–2028 op 6 juli 2023 heeft Kamerlid Westerveld mij via een motie verzocht onderzoek
te doen naar de wijze waarop kan worden voorzien in professioneel muziek- en kunstvakonderwijs
voor jongeren en de doorstroming van talent naar kunstvakopleidingen kan worden gestimuleerd.10 Hierbij reageer ik op uw verzoek en informeer ik u over de lopende ontwikkelingen
nu en in de toekomst.
• Wat gebeurt er al
Om jongeren de mogelijkheid te bieden zich creatief en cultureel te ontwikkelen, wordt
vanaf jonge leeftijd kunstzinnige en culturele vorming gestimuleerd. Bijvoorbeeld
door middel van cultuureducatie in het onderwijs. Met programma’s als Cultuureducatie
met Kwaliteit, maar ook via de Cultuurkaart voor het voortgezet onderwijs en het mbo
draag ik hieraan bij. Naast deze culturele kennismaking op school is het van belang
dat talent zich ook buitenschools verder kan ontwikkelen en kan doorgroeien naar een
hoger niveau. Dit is belangrijk voor de ontwikkeling van jongeren zelf én voor een
goed functionerende cultuursector. Jongeren van nu worden de musici en dansers van
de professionele orkesten of dansgezelschappen van de toekomst. En zij zijn op hun
beurt weer de docenten van toekomstige talenten.
De Rijksoverheid investeert daarom in talentontwikkeling via de Rijkscultuurfondsen.
Het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) richt zich daarbij specifiek op organisaties
die jongeren helpen om door te groeien naar het kunstvakonderwijs of om op autodidacte
basis hun talent te ontwikkelen. Het FCP verstrekt daarvoor in de periode 2025–2028
meerjarige stimuleringssubsidies via de regeling Talentontwikkeling 2025–2028. Het
doel van deze subsidies is het duurzaam versterken van de kwaliteit van talentontwikkeling.
Via deze regeling worden onder andere talentontwikkelorganisaties, festivals, concoursen
en presentatie-instellingen gesteund. Recent heb ik uw Kamer op de hoogte gesteld
van het feit dat via het Fonds voor Cultuurparticipatie een bedrag van € 1,9 miljoen
per jaar extra beschikbaar wordt gesteld om specifiek de talentontwikkeling in de
klassieke muziek in de periode 2025–2028 te kunnen ondersteunen. Naast de meerjarenregeling
stelt het FCP begin volgend jaar ook een projectenregeling open. Deze is gericht op
«informele netwerken», voor talenten die moeilijk of geen aansluiting vinden binnen
de formele routes van de sector en het kunstvakonderwijs. Het gaat hierbij bijvoorbeeld
om urban arts, crossovers en popmuziek. Hiervoor is jaarlijks € 2.500.000 beschikbaar.
Provincies en gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de infrastructuur op het
gebied van cultuureducatie, talentontwikkeling en amateurkunst. Samenwerking tussen
Rijk, gemeente en provincie blijft dus belangrijk om een sterke basis voor cultuurbeoefening
in Nederland te kunnen realiseren. Via een specifieke uitkering is onlangs een extra
impuls gegeven aan culturele talentontwikkeling en het versterken en aanjagen van
jongerencultuur (Impuls Jongerencultuur 2023–2024). Met deze impuls wordt via de cultuurregio’s,
op lokaal niveau, extra ondersteuning gegeven aan activiteiten, lokale plekken en
initiatieven gericht op cultuur voor en door jongeren, activiteiten en initiatieven
voor talentontwikkeling.
• Voor de toekomst
In de periode 2025–2028 ga ik mij inzetten voor het verstevigen van de bestuurlijke
samenwerking, middels bestuurlijke afspraken op het terrein van cultuurbeoefening.
Samen met IPO en VNG heeft mijn ministerie het LKCA verzocht een kennissynthese te
maken over cultuurbeoefening op school en in de vrije tijd.11 Ook talentontwikkeling is onderdeel van deze synthese. De uitkomsten bieden goede
aanknopingspunten voor de verdere verkenning en samenwerking van de drie overheden
op dit thema. Gelijkwaardige toegang tot cultuurbeoefening en voldoende ontwikkelmogelijkheden
voor talent in de stad en de regio, zijn voor mij belangrijke aandachtspunten. Ook
blijf ik met de Rijkscultuurfondsen in gesprek over de wijze waarop zij via afstemming
en samenwerking de talentontwikkeling in de verschillende sectoren verder kunnen versterken.
Over het advies RvC koloniale archieven en in gesprek te gaan over overdragen gestolen
stukken uit NEFIS archief
De motie van het lid Sjoerdsma verzoekt om «na het advies van de Raad voor Cultuur
koloniale archieven met Indonesië in gesprek te gaan over het overdragen van Indonesiërs
gestolen stukken uit het NEFIS archief.»12
In reactie op deze motie acht ik het allereerst van belang te vermelden dat de NEFIS
Archieven digitaal toegankelijk zijn via de website Nationaal Archief in Den Haag,
waarmee de (digitale) toegang tot stukken verzekerd is, ook vanuit Indonesië. Indien
de regering van Indonesië een verzoek tot overdracht van de NEFIS archieven deelt,
zal ik dit verzoek in behandeling nemen in lijn met het advies van de Raad voor Cultuur
over koloniale archieven.13
2. Toezeggingen
Over de aanpak van de nulmeting naar de toegankelijkheid en deelname van mensen met
een beperking in de cultuursector
Tijdens het commissiedebat van 29 juni 2023 (Kamerstuk 32 820, nr. 510) over de Uitgangspuntenbrief culturele basisinfrastructuur 2025–2028 heeft voormalig
Staatssecretaris Uslu toegezegd een nulmeting te doen naar de toegankelijkheid en
deelname van mensen met een beperking aan de cultuursector en de Kamer over de aanpak
te informeren voor de behandeling van de cultuurbegroting.14
De representatie van mensen met een beperking in de media wordt voor het eerst meegenomen
in de Representatiemonitor van het Commissariaat voor de Media.
Daarnaast wordt cultuur ook meegenomen in de monitor Vrijetijdsdeelname Kinderen met
een Beperking, die door het Ministerie van VWS is uitgezet. Inmiddels heeft het Ministerie
van OCW ook de benodigde expertise gevonden om in Q1 2025 beoordeeld te hebben wat
er aanvullend nodig is voor onderzoek op dit vlak en de scope in relatie tot bestaande
onderzoeken en monitors bepaald te hebben.
Over archivering van stukken door bewindspersonen onder de archiefwet en de Woo/Wob
Tijdens het commissiedebat van 24 mei 2023 (Kamerstuk 32 802, nr. 71) over archivering van stukken door bewindspersonen onder de Archiefwet en de Woo/Wob
heeft voormalig Staatssecretaris Uslu toegezegd de modelselectielijst voor chatberichten
per brief aan de Kamer aan te bieden.15 Momenteel wordt de modelselectielijst door het Nationaal Archief afgerond en afgestemd
op het rijksbeleid ten aanzien van chatberichtenarchivering van BZK. Eind dit jaar
zal hij aan de Kamer worden aangeboden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap