Brief regering : Herprioritering Mobiliteitsfonds/MIRT
36 410 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2024
Nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 september 2023
Tijdens het Commissiedebat MIRT op 5 juli jl. (Kamerstuk 36 200 A, nr. 99) en het Tweeminutendebat (TMD) MIRT op 6 juli jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 103, item 6) is de Kamer toegezegd om bij de indiening van de Ontwerpbegroting op Prinsjesdag
de Kamer nader te informeren over de 171 gepauzeerde projecten binnen het aanlegprogramma voor wegen en vaarwegen. Met deze
brief wordt invulling gegeven aan deze toezegging. In aanvulling daarop wordt met
deze brief inzicht geboden in de concrete invulling van de structurele opgave op het
Mobiliteitsfonds. Hiertoe heeft het kabinet bij Voorjaarsnota 2023 besloten, als onderdeel
van de Rijksbrede opgave.
De Kamer wordt via de MIRT-brief in november a.s. geïnformeerd over de gevolgen van
het noodzakelijk pauzeren van de 17 projecten voor onder meer de bereikbaarheid, de
leefbaarheid en de verkeersveiligheid. Op dit moment worden hiertoe doorrekeningen
gedaan die meer inzicht geven in de effecten van het pauzeren van betreffende projecten.
De verwachting is dat deze inzichten eind oktober gereed zijn.
Onderbouwing herprioritering binnen het Mobiliteitsfonds
In de brief aan de Kamer voorafgaand aan het Commissiedebat MIRT2 is aangegeven dat IenW geconfronteerd wordt met een opeenstapeling van problematiek:
financiële problematiek (prijsstijgingen en uitvoeringsrisico’s), stikstofproblematiek
en personele krapte. Dit heeft geleid tot het besluit om 17 projecten te pauzeren
en de middelen en mensen betrokken bij deze projecten op andere wijze in te zetten.
Hierdoor kan er doorgewerkt worden aan de grote onderhoudsopgaven op onze netwerken
en aan aanlegprojecten die (in naderende) realisatie zijn, zodat deze projecten doorgang
kunnen vinden. In die brief en de brief van 24 augustus jl.3 is ook toegelicht welke uitgangspunten zijn gehanteerd bij het besluit om projecten
tijdelijk te pauzeren. De gepauzeerde opgaven blijven van belang voor de bereikbaarheid
van Nederland. Het pauzeren betreft een tijdelijke situatie die weliswaar meerdere
jaren zal duren, maar waarbij geen sprake is van afstel. Op het moment dat er op drie
fronten (financieel, personeel en stikstof) weer ruimte is, worden de projecten gefaseerd
opgestart.
Concreet schuift er circa € 4 miljard aan budget binnen het Mobiliteitsfonds. Hiervan
wordt ruim € 1,2 miljard extra ingezet op instandhouding van wegen en vaarwegen voor
de periode tot en met 2030, bovenop de middelen die bij het Coalitieakkoord voor instandhouding
bij Rijkswaterstaat (RWS) en ProRail zijn vrijgemaakt. Hiermee kan de komende jaren
toegewerkt worden naar een basiskwaliteitsniveau4 op de RWS-netwerken en kan een groot aantal bruggen, viaducten, sluizen en bruggen
worden gerenoveerd en vervangen. Dit is hard nodig met het oog op de groeiende opgave
de komende 25 jaar. De eerder opgestelde prognose laat zien dat de vervangings- en
renovatieopgave een flinke uitdaging blijft en de komende jaren steeds verder groeit5. Zelfs met deze aanvullende middelen en capaciteit is het nog niet mogelijk om alle
ambities te realiseren6. Met het basiskwaliteitsniveau werken we aan wat we minimaal nodig achten. Het is
een sober niveau waarbij ook is gekeken wat in de toekomst niet meer nodig is.
Daarnaast is bijna € 2,7 miljard vrijgemaakt voor aanlegprojecten in (nadere) realisatie.
Er is bij die projecten sprake van (voorziene) tegenvallers als gevolg van hogere
prijzen en uitvoeringsrisico’s. Het gaat om projecten als de A16 Rotterdam, de A27
Houten-Hooipolder, de A2 Het Vonderen – Kerensheide, de Averijhaven en het transitievangnet
OV. In de ontwerpbegroting van het Mobiliteitsfonds en het MIRT-overzicht 2024 zijn
de mutaties verwerkt.
Deze herprioritering zorgt ervoor dat de budgetten op het Mobiliteitsfonds zoveel
als mogelijk worden ingezet voor een betere bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid
van Nederland. Ook dragen de schuiven er aan bij om werknemers voldoende uitdaging
en perspectief te kunnen bieden. De gepauzeerde projecten blijven van belang en om
die reden in het MIRT Overzicht behouden. Op het moment dat er sprake is van voldoende
middelen, mensen en stikstofruimte worden deze projecten gefaseerd opgestart.
Niet alleen schuif van middelen, maar ook schuif van menskracht
Met het pauzeren van projecten worden niet alleen de voortzetting van lopende aanlegprojecten
in (naderende) realisatie en een intensivering van instandhouding mogelijk gemaakt,
maar kan ook de menskracht van projecten die reeds stil lagen vanwege stikstofproblematiek
beter benut worden. Concreet betekent het dat veel mensen die eerder aan aanlegprojecten
werkten inmiddels op de instandhoudingsopgave werkzaam zijn. De mogelijkheden om stikstofruimte
te vinden zijn momenteel politiek, bestuurlijk en juridisch zo complex dat er nagenoeg
geen nuttige werkzaamheden op de gepauzeerde aanlegprojecten meer uitgevoerd konden
worden terwijl er op instandhouding een urgente en omvangrijke opgave ligt. Om een
indruk te geven van de capaciteit die nodig is om de nu gepauzeerde projecten te realiseren:
de gemiddelde capaciteit bedraagt per jaar tussen de circa 130 fte wanneer alle projecten
zich in de planfase bevinden, en circa 300 fte wanneer alle projecten in realisatie
zijn. Deze omvang neemt zelfs verder toe als er binnen projecten gekozen wordt om
de planfase en realisatiefase deels parallel te schakelen.
Ook na effectueren van de schuif blijft er sprake van een personeel knelpunt waardoor
Rijkswaterstaat voor grote uitdagingen blijft staan om de huidige programmering voor
aanleg en instandhouding te realiseren.
Invulling opgave Mobiliteitsfonds
In aanvulling op de herprioritering zoals hiervoor beschreven, is IenW het afgelopen
jaar geconfronteerd met een structurele opgave als onderdeel van de Rijksbrede opgave.
In de Voorjaarsnota 2023 is deze opgave budgettair verwerkt in de begroting van het
Mobiliteitsfonds. Het Mobiliteitsfonds draagt tot en met 2036 voor een bedrag van
in totaal circa € 2 miljard bij aan de invulling van deze Rijksbrede dekkingsopgave
en structureel € 150 miljoen per jaar vanaf 2037.
De opgave kwam bovenop de herprioritering. De ruimte om deze beleidsmatig in te vullen
was beperkt. Er is, rekening houdend met de financiële risico’s op het Mobiliteitsfonds,
maar een beperkte vrije investeringsruimte in de looptijd van het fonds die verantwoord
ingezet kan worden voor het opvangen van deze opgave. Bovendien geldt dat vanwege
het structurele karakter van de opgave er € 150 miljoen per jaar minder geld beschikbaar
is binnen het Mobiliteitsfonds.
Er is € 400 miljoen extrapolatieruimte 2037 ingezet ter dekking van de opgave. Dit
houdt echter wel in dat er minder ruimte beschikbaar is om toekomstige programma-
en projectoverstijgende risico’s op te vangen. Ook geldt dat naarmate er meer middelen
uit de extrapolatieruimte ingezet worden er minder budget resteert voor het opstarten
van de gepauzeerde projecten. Met de € 400 miljoen is een balans gevonden hiertussen.
Ook wordt een deel van de opgave ingevuld door het nemen van efficiencymaatregelen
bij Rijkswaterstaat (€ 250 miljoen) zonder dat er ingeboet wordt op het basiskwaliteitsniveau
Rijkswaterstaat. Het Basiskwaliteitsniveau voor ProRail moet nog worden vastgesteld
dus hierop kan nu nog niet worden vooruitgelopen. Deze efficiencykorting zal overigens
een forse inspanning voor de uitvoering vragen.
Er moest dus nog voor € 1,35 miljard gezocht worden naar dekking. De MIRT-projecten
die in (naderende) realisatie zitten komen hiervoor niet in aanmerking. De besluitvorming
over deze projecten is afgerond, ze zijn nodig vanuit de doelen van bereikbaarheid,
leefbaarheid en veiligheid en waarmee we nu, ondanks de stikstofproblematiek, wel
op volle kracht mee door kunnen gaan, zoals eerder ook aangegeven. Bij projecten in
realisatie is ook sprake van verplichtingen richting marktpartijen en afspraken met
de omgeving. Verder is net als bij de prioritering de afweging gemaakt om de middelen
voor de Lelylijn én de € 7,5 miljard voor de goede ontsluiting van nieuwe woningen
uit het coalitieakkoord Rutte IV niet aan te spreken. Daarmee bleef er de facto nog
maar één manier over om de resterende opgave in te vullen: door de reservering voor
de Verkenning OV-verbinding Amsterdam – Haarlemmermeer (bekend als «doortrekken Noord-Zuidlijn»)
naar beneden bij te stellen. We realiseren ons dat dit een uitermate vervelende boodschap
is voor de partners en de betrokkenen bij het project, ook nu gezien de demissionaire
status van het kabinet geen toezeggingen kunnen worden gedaan over het aanvullen van
dit budget.
De komende periode gaan we in overleg met de regionale partners over de consequenties
van ons voornemen. Nut en noodzaak van de «Noord-Zuidlijn» staan niet ter discussie.
De woning – en bereikbaarheidsopgave in de MRA blijft ook de komende jaren op de agenda
staan. De investering in de OV-verbinding Amsterdam-Haarlemmermeer is belangrijk voor
de spoorcapaciteit, de regionale ontwikkeling en is een van de pijlers om de woningbouwopgave
in de MRA – zoals vastgelegd in de woondeal MRA – te realiseren (171.200 woningen
t/m 2030). Rijk en regio werken door aan de uitvoering van de MIRT-afspraken over
ontsluitingen van nieuwe woningen van november 2022. De lopende Verkenning OV-verbinding
Amsterdam – Haarlemmermeer wordt doorgezet om zo mogelijk te komen tot een beoogde
Voorkeursbeslissing in 2025.
Bij de Ontwerpbegroting 2024 is de opgave beleidsmatig samengevat als volgt ingevuld:
– € 400 miljoen extrapolatieruimte 2037;
– € 250 miljoen efficiencydoelstelling Rijkswaterstaat;
– € 1.350 miljoen reservering Verkenning OV-verbinding Amsterdam-Haarlemmermeer.
In de MIRT-afspraken van november 2022 is ook opgenomen dat tegenvallers bij het project
Zuidasdok en gerelateerde projecten worden opgevangen vanuit het budget van de verkenning
OV-verbinding Amsterdam – Haarlemmermeer. In de afgelopen perioden hebben zich helaas
tegenvallers voorgedaan bij de versterking van de Rozenoordbrug en bij de aanbesteding
van Knooppunt De Nieuw Meer. Hiertoe is er op dit moment € 189 miljoen budget aangewend
vanuit de reservering als onderdeel van de Ontwerpbegroting 2024. Dit heeft er toe
geleid dat er vanuit het Rijk van de oorspronkelijke € 2.712 miljoen op dit moment
€ 1.852 miljoen7 is uitgenomen. In de reguliere voortgangsrapportages over Zuidasdok wordt u verder
geïnformeerd over het effect van de prijsstijgingen op het programma.
Totaalbeeld financieel
In de eerdere brieven is de Kamer geïnformeerd over de schuif van aanleg naar instandhouding
en de schuif binnen de aanlegportefeuille: daarbij is de werkwijze geschetst en zijn
uitgangspunten benoemd, maar werd nog niet eerder ingegaan op concrete cijfers omdat
deze deel uitmaken van de ontwerpbegroting 2024. In onderstaande tabellen ziet u het
financiële totaalbeeld van de herprioritering en de aanvullende financiële opgave.
In onderstaande tabel wordt aangegeven uit welke bedragen de financiële opgave is
opgebouwd en welke oorsprong dit heeft.
Tabel 1. Tekorten op het Mobiliteitsfonds (waar worden de middelen naar toe geschoven)
Bedrag (€ miljoen)
Toelichting
Instandhouding
1.247
Beheer en onderhoud RWS
580
Er wordt op het MF in totaal ca. € 1,2 miljard toegevoegd aan instandhouding RWS aanvullend
op de CA-middelen, rekening houdend met een efficiencydoelstelling van ca. € 250 miljoen.
Deze middelen worden gedekt door te herprioriteren op aanlegprojecten die worden geraakt
door stikstof. De efficiencydoelstelling wordt ingezet ter dekking van de opgave.
Vervanging en renovatie RWS
573
Capaciteit RWS
94
Aanlegportefeuille
2.668
Wegen
2.226
– Waarvan risicoreserveringen
1.790
Vanwege marktgevoelige informatie wordt er niet ingegaan op afzonderlijke risicoreserveringen,
maar het is o.a. nodig om te voldoen aan wettelijke verplichtingen m.b.t. geluid,
herbeplanting en verwachte meerkosten (met name door langere procedures en prijsstijgingen)
bij diverse realisatieprojecten. Dit leidt vanaf 2024 tot extra verplichtingen en
uitgaven.
– A15 Maasvlakte – Vaanplein
27
Dit betreft het dekken van een tegenvaller op de A15 Maasvlakte-Vaanplein. Dit betreft
een tegenvaller binnen het lopende DBFM contract in 2023.
– A16 Rotterdam
38
Er is sprake van een tegenvaller in de uitvoering van de realisatie van het project
in 2023.
– A27 Houten – Hooipolder
157
Er is sprake van een aanbestedingstegenvaller op contract Zuid en contract Noord.
Daarnaast zijn de budgetten geïndexeerd. Op basis van het toevoegen van het budget
zijn de contracten voor dit project dit voorjaar reeds gegund.
– A7 Zuidelijke Ringweg Groningen
13
Er worden meerkosten verwacht bij de uitvoering van het project in 2023.
– A2 Vonderen – Kerensheide
9
Betreft dekking van een deel van de aanbestedingstegenvaller. Op basis van het toevoegen
van het budget aan dit project is het contract voor dit project dit voorjaar reeds
gegund.
– Rotondes Zeeland
3
Budget voor de aansluiting van N57/N59: Serooskerke (Schouwen Duiveland).
– PFAS kosten
1
Op diverse wegprojecten is sprake van extra uitgaven in 2023 i.v.m. PFAS.
– Voorfinanciering terugsluis Vrachtwagenheffing
170
Voor de terugsluis Vrachtwagenheffing wordt er € 170 miljoen gereserveerd. Dit wordt
o.a. ingezet voor de subsidie AanZet en stimulering private laadinfra. De totale reservering
wordt teruggefinancieerd in de jaren 2026–2027.
– Gebiedsprogramma’s
6
T.b.v. het voortzetten van de lopende gebiedsprogramma’s. Dit budget is nodig ter
financiering van programmaorganisatie en onderzoeken.
– Modaliteitsspecifiek budget
11
Per modaliteit is er een klein budget per jaar ter dekking van (kleine) tegenvallers
(€ 15 miljoen.). Het betreft een aanvulling van dit budget voor 2024.
Spoor
313
– Waarvan risicoreserveringen
179
Vanwege marktgevoelige informatie wordt er niet ingegaan op afzonderlijke risicoreserveringen,
maar het is o.a. nodig om te voldoen aan wettelijke verplichtingen m.b.t. brandveiligheid,
het nakomen van afspraken met de provincie Limburg over de decentralisatie van treindiensten
en de provincie Zuid-Holland over de Merwede Lingelijn. Dit leidt vanaf 2024 tot extra
verplichtingen en uitgaven.
– Afschaling dienstregeling
35
De NS heeft de dienstregeling afgeschaald met ca. 10%. Dit zal ook gaan leiden tot
minder inkomsten uit de gebruiksvergoeding van ca. € 35 miljoen. Vooralsnog speelt
dit voor de jaren 2022 (afrekening in 2023) en 2023 (afrekening in 2024), maar loopt
mogelijk door tot en met 2025. De gebruiks-vergoedingstarieven voor 2026 en verder
zijn nog niet vastgesteld.
– TVOV
65
IenW biedt het OV een transitieregeling voor 2023.
– Modaliteitsspecifiek budget
10
Per modaliteit is er een klein budget per jaar ter dekking van (kleine) tegenvallers
(€ 15 miljoen). Het betreft een aanvulling van dit budget voor 2024.
– Gebiedsprogramma’s
6
T.b.v. het voortzetten van de lopende gebiedsprogramma's. Dit budget is nodig ter
financiering van programmaorganisatie en onderzoeken.
– Treindetectie
18
De financiering is nodig om de huidige, in vergelijking met het buitenland verouderde
en matig functionerende treindetectie bij overwegen te verbeteren, zodat modern, duurzaam
treinmaterieel dat voldoet aan de eisen die de Europese wetgeving stelt, ook op het
Nederlandse spoorwegnet toegelaten kan worden.
Vaarwegen
129
– Waarvan risicoreserveringen
101
Vanwege marktgevoelige informatie wordt er niet ingegaan op afzonderlijke risicoreserveringen.
Dit leidt vanaf 2024 tot extra verplichtingen en uitgaven.
– Zeetoegang IJmond
3
De verwachting is dat er € 3 miljoen minder binnenkomt aan ontvangsten dan begroot.
Het tekort aan projectbudget wordt in 2023 aangevuld t.b.v. de realisatie.
– Averijhaven
10
Er is een tegenvaller bij het verwijderen van de baggerspecie. Het betreft een aanvulling
van het projectbudget in 2023.
– Kanaal Gent – Terneuzen
3
Er is een tegenvaller bij de verkeersbegeleiding van het kanaal Gent – Terneuzen.
Het betreft dekking voor werkzaamheden in 2023 en 2024.
– MOC Kustwacht
8
Het Rijksvastgoedbedrijf meldt een tegenvaller op het project MOC Kustwacht. Op basis
van de verdeelsleutel voor project MOC Kustwacht zijn de meerkosten voor IenW ca.
€ 8 miljoen.
– PFAS kosten
1
Het dekken van meerkosten PFAS bij realisatieprojecten in 2023.
– Modaliteitsspecifiek budget
3
Per modaliteit is er een klein budget per jaar ter dekking van (kleine) tegenvallers
(€ 15 miljoen). Het betreft een aanvulling van dit budget voor 2024.
Opgave Mobiliteitsfonds
1.987
– Bijdrage generaal beeld
1.987
Om de Rijksfinanciën te beheersen heeft het Kabinet dit voorjaar besloten tot een Rijksbrede
dekkingsopgave. Het Mobiliteitsfonds draagt t/m 2036 voor een bedrag van circa € 2
miljard bij aan de invulling van deze Rijksbrede dekkingsopgave. Daarnaast is vanaf
2037 structureel € 150 mln. per jaar gekort op het Mobiliteitsfonds.
Totaal
ca. 6.000
In de volgende tabel wordt aangegeven met welke middelen voorzien wordt in de financiële
opgave, zoals geschetst in de tabel hierboven. Onderdeel daarvan zijn de gepauzeerde
projecten in het MIRT.
Tabel 2. Gekorte budgetten op het Mobiliteitsfonds (waar worden de middelen voor de
schuif en de opgave vandaan gehaald)
Bedrag (€ miljoen)
Wegen
3.367
Budgetten van gepauzeerde projecten
– N35 Wijthmen – Nijverdal
94
– A9 Rottepolderplein
29
– A58 Breda – Tilburg
36
– A27 Zeewolde – Eemnes
20
– A15 Papendrecht – Gorinchem
650
– A2 Deil – Den Bosch – Vught
775
– Rijksbijdrage NRW Utrecht
172
– InnovA58 Annabosch – Galder
44
– Innovaties InnovA58
52
– A67 Leenderheide – Geldrop
138
– A1/A35 Knooppunt Azelo – Buren
5
– A1/A30 Barneveld
68
– A4 Haaglanden – N14
585
– A1/A28 Knooppunt Hoevelaken
686
Overige budgetten
– Afromen tolreservering A12/A15
13
Vaarwegen
497
Budgetten van gepauzeerde projecten
– Volkeraksluizen
167
– Kreekraksluizen
277
– Vaarweg IJsselmeer – Meppel
30
Overige budgetten
– Toekomstvisie Waal
3
– Splitsing Hollandsch Diep – Dordtsche Kil
10
– Capaciteitsuitbreiding Merwedes
12
Spoor
313
– OV-verbinding A’dam – H’meer (ter dekking van tekorten)
313
– OV-verbinding A’dam – H’meer (ter dekking van de opgave)
1.350
Overigen
– Extrapolatieruimte 2037 (ter dekking van de opgave)
400
Totaal
ca. 6.000
Nadere informatie over de gepauzeerde projecten
Financieel
Onderstaand overzicht geeft inzicht in de budgetten van de gepauzeerde projecten.
Tabel 3. Budget gepauzeerde projecten.
Project
Vorig budget (voor afroming) (€ miljoen)
Deels inclusief bijdragen derden en realisatiebudgetten voor (naderende) contractuele
verplichtingen
Huidig budget (na afroming en prijsbijstelling) (€ miljoen)
Deels inclusief bijdragen derden en realisatiebudgetten voor (naderende) contractuele
verplichtingen
Resterend planflexibel budget (prijspeil 2023) (€ miljoen)
N35 Wijthmen – Nijverdal (Oost)
109
15
15
A9 Rottepolderplein (Noordwest)
34
5
5
A58 Breda – Tilburg (Zuid)
59
24
7
A27 Zeewolde – Eemnes (Noordwest)
23
3
3
A15 Papendrecht – Gorinchem (Zuidwest)
778
134
104
A2 Deil – ’s-Hertogenbosch – Vught (Zuid)
891
122
122
Rijksbijdrage Noordelijke Randweg Utrecht (NRU) (Noordwest)
198
27
27
InnovA58 Annabosch – Galder (Zuid)
50
7
7
Innovaties InnovA58 (Zuid)
59
8
8
A67 Leenderheide – Geldrop (Zuid)
211
77
24
A1/A35 Knooppunt Azelo – Buren (Oost)
5
1
1
A1/A30 Barneveld (Oost)
90
23
12
A4 Haaglanden – N14 (Zuidwest)
732
153
92
A1/A28 Knooppunt Hoevelaken (Noordwest)
1.145
473
64
Volkeraksluizen (Zuidwest)
167
0
0
Kreekraksluizen (Zuidwest)
277
0
0
Vaarweg IJsselmeer – Meppel
30
0
0
• Voor de projecten A67 Leenderheide – Geldrop (Zuid), A4 Haaglanden – N14 (Zuidwest)
en A1/A28 Knooppunt Hoevelaken (Noordwest) zijn er reeds eerder realisatiebudgetten
overgemaakt naar Rijkswaterstaat voor (naderende) contractuele verplichtingen. Dit
betreft een totaal van € 440 miljoen.
• De projecten A27 Zeewolde-Eemnes, N35 Wijthmen-Nijverdal, A58 Breda-Tilburg, A15 Papendrecht-Gorinchem,
A67 Leenderheide-Geldrop, A1/A30 Barneveld, A1/A28 knooppunt Hoevelaken kennen een
geraamde of reeds ontvangen regionale bijdrage. De bedragen in kolom 2 en 3 zijn inclusief
deze regionale bijdragen, met uitzondering van de N35 Wijthmen-Nijverdal en A27 Zeewolde-Eemnes
Bij de te pauzeren wegenprojecten is het planflexibele budget met een vast percentage naar beneden bijgesteld. Per project resteert circa
13% van het planflexibele deel van het budget. Dit resterende bedrag is opgenomen
in de kolom «Resterend budget (prijspeil 2023)».
Het planflexibele budget van IenW is bepaald door van het totale projectbudget twee
posten af te trekken: 1) geraamde of reeds ontvangen bijdragen van derden en 2) realisatiebudgetten
die Rijkswaterstaat reeds tot haar beschikking heeft voor (naderende) contractuele
verplichtingen.
Het totale budget dat in de begroting resteert bij projecten bedraagt in een enkel
geval meer dan de eerder genoemde 13%. Dat komt doordat de twee bovengenoemde posten
onderdeel zijn van het totale budget. Twee uitzonderingen hierop vormen de N35 Wijthmen-Nijverdal
en A27 Zeewolde-Eemnes. Bij deze projecten zijn in het verleden afspraken gemaakt
over een regionale bijdrage. Deze bijdragen zijn echter nog niet geraamd in de begroting
van IenW.
Voor het resterende budget geldt dat deze in eerste instantie ingezet wordt voor noodzakelijke
opgaven die eigenstandige uitvoering vragen nu projecten pauzeren. Het gaat dan met
name om onderhouds- of vervangings- en renovatieopgaven die deel uitmaakten van de
projecten. Rijkswaterstaat brengt deze op dit moment in beeld.
Vervolgproces met de regio’s
Tot aan de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving (BOL’s) van 13 tot 22 juni 2023 is
een intensief proces doorlopen met de regio’s. Hierover bent u met de brief van 24 augustus
nader geïnformeerd8. Na de BOL’s zijn nog diverse overleggen met de regio geweest, vooral om invulling
te geven aan de afspraak een helder, integraal en gemeenschappelijk vervolgproces
in te richten. Op verzoek van de regio en het IPO werken we daarbij samen in drie
acties.
Voor de projecten wordt verder in kaart gebracht wat de implicaties van het pauzeren
van de projecten op project- en netwerkniveau zijn. Binnen deze actie wordt ook het
mogelijke handelingsperspectief besproken om de individuele projecten op termijn weer
te kunnen herstarten. Daarnaast is er binnen dit blok aandacht voor de acht projecten
waarvan IenW verwacht dat daar nog binnen afzienbare tijd oplossingen voor gevonden
kunnen worden, gezien de beperkte omvang van de stikstofdepositie.
De restbudgetten zijn op het MF gekoppeld aan het specifieke project en daarmee beschikbaar
om dit project op termijn weer te kunnen uitpakken. Ten tweede ontwikkelen Rijk en
regio samen een afweegkader over onder welke criteria aanwending van beschikbare restbudgetten
mogelijk is. Hierbij wordt ook een scope voor de mobiliteitstransitie betrokken. Eventuele
maatregelen kunnen enkel uit restbudgetten worden bekostigd. Vertrekpunt daarbij is
dat alternatieve maatregelen op een structurele wijze bijdragen aan het mitigeren
van problematiek die blijft liggen of ontstaat als gevolg van het pauzeren van het
aanlegproject.
Voor instandhouding wordt gekeken of de lopende overleggen met Rijkswaterstaat over
de afstemming op de instandhoudingsopgave nog tot vragen leiden. In aanloop naar het
Bestuurlijk Overleg MIRT zal Rijkswaterstaat met de regionale partners uit de MIRT-cyclus
en met de marktpartijen het gesprek voeren over mogelijke slimme koppelingen en efficiency
tussen de regionale opgave en de RWS-programmering van werkzaamheden tot en met 2030.
Ook de motie van de leden Krul en Van der Graaf9 over het onderhoud en de instandhoudingsopgave integreren in alle onderdelen van
de MIRT-cyclus en de motie van de leden Stoffer en Koerhuis10 over een afwegingskader voor de programmering van vervangings- en renovatieprojecten
worden hierin meegenomen. Conform afspraak bespreekt Rijkswaterstaat dit najaar haar
planning met de regio’s.
Begin oktober vindt opnieuw een landelijk bestuurlijk overleg plaats over de herprioritering
om de voortgang te bespreken. Naar verwachting kunnen dan tijdens de landsdelige BO’s
MIRT van 6 tot en met 9 november verdere afspraken worden gemaakt over de te pauzeren
projecten, de opzet voor het afweegkader voor de besteding van restbudgetten, de programmering
van instandhouding en de planning voor de komende jaren. In de MIRT-brief van dit
najaar zal de Kamer nader geïnformeerd worden over deze afspraken.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.