Brief regering : Toelichting op de vierde nota van wijziging inzake wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)
36 067 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet inkomstenbelasting 2001 en enige andere wetten in verband met herziening van het pensioenstelsel, standaardisering van het nabestaandenpensioen, aanpassing van de fiscale behandeling van pensioen en enige andere wijzigingen ten aanzien van pensioen (Wet toekomst pensioenen)
Nr. 92
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR ARMOEDEBELEID, PARTICIPATIE EN PENSIOENEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2022
Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en
Belastingdienst, een vierde nota van wijziging (Kamerstuk 36 067, nr. 91) aan inzake het bovenvermelde wetsvoorstel. Daarnaast heb ik in het wetgevingsoverleg
van 2 en 5 december 2022 enkele toezeggingen gedaan, waar ik uw Kamer in deze brief
over wil informeren.
Toelichting bij de vierde nota van wijziging
Het grootste deel van de wijzigingen uit deze vierde nota van wijziging zijn redactioneel
en/of technisch van aard en volgen uit de artikelsgewijze behandeling van het wetsvoorstel
toekomst pensioenen waarover de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
op 2 en 5 december 2022 heeft gesproken.
Voorts heb ik in de vierde nota van wijziging een wettelijke begrenzing opgenomen
voor de blootstelling aan beleggingsrisico. Aan artikel 135, eerste lid, van de Pensioenwet
(Eisen ten aanzien van beleggingen) wordt een onderdeel d toegevoegd, waarin wordt geregeld dat de blootstelling aan
beleggingsrisico is gemaximeerd op 150%. Geen enkele deelnemer of gewezen deelnemer
kan derhalve blootgesteld worden aan meer beleggingsrisico.Ik acht – mede naar aanleiding
van de debatten die ik hierover met uw Kamer heb gevoerd – een maximale blootstelling
van 150% aan zakelijke waarden wenselijk, omdat hiermee een goed evenwicht wordt bereikt
tussen enerzijds de welvaartswinst die met de opheffing van de leenrestrictie behaald
kan worden en anderzijds het risico op een negatief persoonlijk pensioenvermogen met
dit plafond sterk wordt gemitigeerd. Het vereiste dat het beleggingsbeleid steeds
passend is bij de risicohouding van de deelnemer blijft overigens onverkort van toepassing.
Dat betekent dat het risico dat wordt gelopen moet passen bij het risico dat de deelnemers
kunnen en willen dragen. Als daaruit blijkt dat het opheffen van de leenrestrictie
niet past bij de risicohouding, zal een pensioenfonds de leenrestrictie niet kunnen
opheffen dan wel een lager percentage hanteren dan het wettelijk maximum.
Toezeggingen uit wetgevingsoverleg d.d. 2 en 5 december 2022
− Collectieve uitkeringsfase binnen de solidaire premieovereenkomst
Zoals aangegeven ben ik met de Pensioenfederatie in overleg getreden over een collectieve
uitkeringsfase binnen de solidaire premieovereenkomst.
Uit deze gesprekken is gebleken dat de eerder door de sector voorgestelde methode,
weliswaar in theorie tot volledig gelijke aanpassingen van pensioenuitkeringen kan
leiden, maar in de praktijk toch weerbarstiger blijkt nu deze methode door een aantal
pensioenfondsen nader is onderzocht.1 Binnen de huidige gestelde randvoorwaarden in het wetsvoorstel blijkt volledig gelijke
aanpassingen van uitkeringen niet mogelijk.
Vanuit de Pensioenfederatie is daarom voorgesteld jaarlijks een correctie op de toedeling
van rendementen aan de persoonlijk voor de uitkering gereserveerde pensioenvermogens
te mogen toepassen. Hiervoor zou het wetsvoorstel aangepast moeten worden. De wens
om alle pensioenuitkeringen gelijkelijk te kunnen aanpassen begrijp ik goed vanuit
bijvoorbeeld het oogpunt van uitlegbaarheid. Tegelijkertijd leidt een dergelijke correctie
tot enige mate van ex ante herverdeling tussen de voor de uitkering gereserveerde
pensioenvermogens van gepensioneerden in de uitkeringsfase. Dit laat zich niet verenigen
met op de afspraken die in het Pensioenakkoord over de inrichting van de solidaire
premieovereenkomst zijn gemaakt en de uitwerking daarvan in het wetsvoorstel toekomst
pensioenen.
− Verplicht openbaar maken van de actuariële en bedrijfstechnische nota
De heer De Jong (PVV) vroeg gedurende de artikelsgewijze behandeling van het wetsvoorstel
toekomst pensioenen of het mogelijk is om de actuariële en bedrijfstechnische nota
(ABTN) van een pensioenfonds verplicht openbaar te maken. Hij vroeg dit in het licht
van de transitieberekeningen die pensioenfondsen moeten maken bij de overgang naar
het nieuwe pensioenstelsel. De ABTN is een verplicht document dat pensioenfondsen
moeten opstellen. DNB betrekt dit document in het prudentieel toezicht op pensioenfondsen.
Het betreft een technisch document dat voor meeste deelnemers lastig te begrijpen
zal zijn. Tevens bevat de ABTN toezichtvertrouwelijke informatie. Er is daarom nu
ook geen wettelijke verplichting voor het openbaar maken van de ABTN. Uit navraag
bij de Pensioenfederatie blijkt dat er fondsen zijn die een publieksversie openbaar
maken, waar onder meer toezichtvertrouwelijke informatie buiten beschouwing blijft.
In het licht van de achterliggende vraag van de heer De Jong is reeds in het wetsvoorstel
(artikel 150e) geregeld dat de pensioenuitvoerder op de website een kwalitatieve toelichting
op de transitie-effecten beschikbaar stelt en de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen
partner en pensioengerechtigde op verzoek een berekening van de transitie-effecten
per leeftijdscohort verstrekt. Aanvullend is geregeld (artikel 150i) dat de pensioenuitvoerder
het implementatieplan op zijn website beschikbaar stelt voor de deelnemer, gewezen
deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde. Met deze informatie ga ik er vanuit
dat er voldoende informatie openbaar zal zijn voor de deelnemer om een berekening
van de transitie-effecten in te zien.
− Delen van scenariosets 2020 van CPB
In het debat is gevraagd om de scenariosets te publiceren die het CPB in 2020 heeft
gebruikt bij de doorrekeningen in het kader van de uitwerking van het pensioenakkoord.
Specifiek werd door het lid Van Kent (SP) gevraagd om de KNW1,5%-scenarioset en de
APG Market-Implied scenarioset te publiceren.
De Market-Implied scenarioset is een scenarioset die is ontwikkeld door APG. Tegen
betaling mocht het CPB gebruik maken van deze scenarioset voor de doorrekeningen.
Daarmee is deze scenarioset echter geen algemene openbare informatie, maar blijft
deze intellectueel eigendom van APG. Om die reden kan de scenarioset dan ook niet
openbaar worden gemaakt.
De KNW1,5% scenarioset betreft een aanpassing van de scenarioset zoals deze destijds
door DNB werd gepubliceerd. Om meerdere varianten inzichtelijk te maken heeft CPB
deze scenarioset aangepast met een lagere rente. Deze set zal op korte termijn openbaar
beschikbaar worden gesteld.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Indieners
-
Indiener
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen