Brief regering : Eindrapportage onderzoekprogramma RIVM naar blootstelling en gezondheidseffecten ultrafijn stof luchtvaart omgeving Schiphol
30 175 Luchtkwaliteit
Nr. 414
BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 juni 2022
In 2016 heeft het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat aangekondigd om aan
het RIVM opdracht te geven onderzoek te doen naar de gezondheidseffecten van blootstelling
aan ultrafijn stof afkomstig uit de luchtvaart in de omgeving van de luchthaven Schiphol1. Daarop is het RIVM in 2017 het «Onderzoekprogramma gezondheidsrisico’s ultrafijn
stof rond Schiphol» gestart. In dat programma is de afgelopen 5 jaar onderzoek gedaan
naar de blootstelling van omwonenden aan ultrafijn stof afkomstig uit de luchtvaart
en het effect hiervan op hun gezondheid2. De onderzoeksmethoden en resultaten zijn getoetst door een internationale wetenschappelijke
adviescommissie.
Er is lang uitgekeken naar de resultaten van dit onderzoek. Niet in de laatste plaats
door de omgeving van Schiphol. Het gaat om een gebied waar veel mensen wonen, veel
bedrijvigheid en verkeer is en luchtvaart één van de bronnen van uitstoot is. Dit
leidt begrijpelijkerwijs tot zorgen over wat dat doet met de gezondheid.
Het RIVM heeft op 20 juni 2022 de eindrapportage aan ons aangeboden en hierbij bieden
wij u samen deze eindrapportage aan.
Het onderzoeksprogramma bestaat uit drie deelstudies: «Meten en berekenen», «Acute
effecten van kortdurende blootstelling» en «Studie naar de gezondheidseffecten op
de lange termijn».
Over de uitkomsten van de eerste twee deelstudies bent u in 2019 geïnformeerd3.
De rapportage van de derde en laatste deelstudie naar de lange termijn gezondheidseffecten
is gelijktijdig met de integrale eindrapportage opgeleverd en is ook bij deze brief
gevoegd.
Het RIVM geeft aan dat in de derde deelstudie indicatief bewijs is gevonden dat langdurige
blootstelling aan ultrafijnstof uit de luchtvaart leidt tot effecten op het hart-
en vaatstelsel en geboorte-uitkomsten. Er is onvoldoende bewijs gevonden voor effecten
op het zenuwstelsel, psychische gezondheid en het stofwisselingsstelsel. Er zijn geen
aanwijzingen gevonden voor het veroorzaken van luchtwegaandoeningen en effecten op
de totale sterfte, sterfte rondom de geboorte en algemene gezondheid.
We gaan allereerst nader in op de uitkomsten van deze derde deelstudie, wat het heeft
opgeleverd en wat de aanbevelingen zijn. Vervolgens gaan wij in op de vervolgaanpak.
1. Resultaten deelstudie «Effecten van langdurige blootstelling».
Het RIVM heeft zich in deze deelstudie gericht op gezondheidseffecten die mogelijk
in verband staan met langdurige blootstelling aan ultrafijn stof. Men heeft zich hierbij
gebaseerd op aandoeningen die in de internationale wetenschap worden genoemd, onder
meer gelet op de effecten van «gewoon» fijnstof.
Het gaat hierbij om luchtwegaandoeningen, hart- en vaatziekten, geboorte-uitkomsten,
neurologische effecten (zenuwstelsel), stofwisseling (diabetes), en algemene gezondheid.
Het RIVM heeft een studiegebied van 50 bij 56 kilometer genomen, waarin zich 31 gemeenten
met in totaal bijna ruim 2 miljoen inwoners bevinden. Er is gekozen voor een groot
gebied rondom Schiphol, zodat gebieden met hoge(re) blootstelling en met lage(re)
blootstelling aan ultrafijn stof van vliegtuigen kunnen worden onderzocht. Er is met
name gebruik gemaakt van gegevens van het CBS, de gezondheidsmonitor van de GGD-en
en gegevens van de Perinatale Registratie Nederland. Al deze gegevens zijn anoniem,
beveiligd en niet te herleiden naar personen.
Het RIVM heeft bij de overall beoordeling van de effecten de termen «aangetoond»,
«waarschijnlijk», «indicatief», «bewijskracht onvoldoende» en «geen aanwijzingen»
gebruikt. Deze termen geven aan hoe sterk de bewijskracht met de huidige stand van
de wetenschap is voor een oorzakelijk verband tussen blootstelling aan ultrafijn stof
en de invloed op de gezondheid.
Met het gebruik van deze termen sluit het RIVM aan bij het advies van de Gezondheidsraad
over ultrafijn stof van 15 september 20214. In de bijlage «Gezondheidseffecten ultrafijnstof» van dat advies wordt een toelichting
gegeven op deze termen.5
Het RIVM hecht eraan te benadrukken dat er onzekerheden aan de risicoschattingen zijn
verbonden aangezien er wereldwijd vooralsnog geen ander onafhankelijk onderzoek is
gedaan om mee te vergelijken. De kwantificering in onderstaande toelichting is vooral
als voorbeeld van ordegrootte bedoeld.
Luchtwegaandoeningen
Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat langdurige blootstelling aan ultrafijn stof
aandoeningen van het ademhalingsstelsel veroorzaakt. Wel heeft het RIVM in 2019 gerapporteerd
dat kortdurende blootstelling aan hoge(re) concentraties ultrafijn stof bestaande
luchtwegklachten kan verergeren en medicijngebruik voor deze aandoeningen kan verhogen.
Volgens het RIVM betekent dit bijvoorbeeld dat er geen aanwijzingen zijn dat ultrafijn
stof uit de luchtvaart astma kan veroorzaken, maar kunnen mensen die astma hebben
bij kortdurende blootstelling aan hoge(re) concentraties ultrafijn stof wel meer klachten
ervaren.
Hart- en vaatziekten
Er is indicatief bewijs dat langdurige blootstelling aan ultrafijn stof rond Schiphol
leidt tot effecten op het hartvaatstelsel. Dit is gebaseerd op de totale resultaten
voor verschillende hart- en vaatstelsel gerelateerde gezondheidseindpunten, waaronder
starten met hartmedicatie en sterfte aan hartritmestoornissen. Voor deze eindpunten
zou het gevonden verband concreet betekenen dat in gebieden met hoge(re) blootstelling
ongeveer 3% meer mensen starten met hartmedicijnen dan in gebieden met lage(re) blootstelling.
Voor sterfte aan hartritmestoornissen was dit 8%. Onder hoge(re) en lage(re) blootstelling
wordt hier de 5% hoogste en 5% laagste blootstelling verstaan.
Om dit te kwantificeren:
– In een gebied met lage(re) blootstelling startten in de hiervoor onderzochte periode
van 12 jaar 1.400 per 10.000 mensen met hartmedicijnen. Bij hoge(re) blootstelling
zijn dat 1.440 per 10.000 mensen.
– In een gebied met lage(re) blootstelling overleden in de hiervoor onderzochte periode
van 12 jaar 40 mensen per 10.000 inwoners als gevolg van hartritmestoornissen. Bij
hoge(re) blootstelling zijn dat 43 mensen per 10.000 inwoners.
Geboorte-uitkomsten
Er is indicatief bewijs dat blootstelling aan ultrafijn stof van vliegverkeer tijdens
de zwangerschap een nadelige invloed heeft op geboorte-uitkomsten. Ook dit is gebaseerd
op de totale resultaten voor verschillende geboorte-uitkomsten. Voor aangeboren afwijkingen
zou het gevonden verband concreet betekenen dat in gebieden met een hoge(re) blootstelling
jaarlijks 5% meer risico is op een kind dat bij de geboorte een aangeboren afwijking
heeft. Om dit kwantificeren: in een gebied met lage(re) blootstelling hebben per 1.000
geboortes gemiddeld 15 kinderen per jaar een aangeboren afwijking. In gebieden met
een hoge(re) blootstelling is dat 16 kinderen.
Neurologische effecten
Er is onvoldoende bewijs voor effecten van langdurige blootstelling aan ultrafijn
stof van vliegverkeer op het zenuwstelsel en de psychische gezondheid. Dit betekent
concreet dat er onvoldoende bewijs is dat blootstelling aan ultrafijn stof leidt tot
bijvoorbeeld dementie of de ziekte van Parkinson.
Stofwisseling (diabetes)
Er is onvoldoende bewijs voor effecten van langdurige blootstelling aan ultrafijn
stof van de luchtvaart op het stofwisselingstelsel (diabetes).
Algemene gezondheid
Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor een effect van langdurige blootstelling aan
ultrafijn stof van de luchtvaart op de totale sterfte, sterfte rondom de geboorte
en algemene gezondheid. Het RIVM geeft wel aan dat in de 12 onderzochte jaren er per
jaar 14 extra sterfgevallen zijn in het gehele onderzoeksgebied als gevolg van hartritmestoornissen
(zie toelichting onder hart- en vaatstelsel). Dit aantal sterfgevallen door deze ene
specifieke doodsoorzaak (hartritmestoornissen) is niet terug te zien in de sterftecijfers
over alle doodsoorzaken tezamen. Ter vergelijking: in de voor hart- en vaatziekten
onderzochte periode 2008–2019 lag het totale sterftecijfer voor geheel Nederland tussen
ruim 134.000 en ruim 153.000 gevallen per jaar.
Aanbevelingen RIVM
Het is een zeer gedegen onderzoek, niet alleen vanwege de zorgvuldige aanpak maar
ook vanwege de inschakeling van een internationale wetenschappelijke adviescommissie.
Ook heeft het RIVM gedurende het hele traject alle betrokkenen (bewoners, milieufederatie,
sectorpartijen, gemeenten, GGD-en) meegenomen.
Het onderzoek heeft helaas nog niet op alle vragen antwoord.
Alle studies in het onderzoeksprogramma zijn uitgevoerd bij één luchthaven, Schiphol.
Het RIVM geeft aan dat verder onderzoek gerechtvaardigd is en dat dit het beste uitgevoerd
zou kunnen worden bij (internationale) vliegvelden waar veel mensen zijn blootgesteld
aan zowel hoge(re) als lage(re) ultrafijn stof concentraties. Dat wil zeggen dat meerdere
studies in andere landen nodig zijn, die onafhankelijk van elkaar worden uitgevoerd.
Hierdoor kan met meer zekerheid worden gezegd of een bepaald effect wel of niet direct
het gevolg is van blootstelling aan ultrafijn stof.
2. Vervolgaanpak
Na 5 jaar onderzoek ligt er een rapport over gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling
aan ultrafijn stof uit de luchtvaart. We hechten eraan om nogmaals te benadrukken
dat het een uniek programma was, waarin voor het eerst zo gedetailleerd en nauwkeurig
naar die gezondheidseffecten is gekeken. Luchtkwaliteit is een onderwerp waar IenW
serieus mee aan de slag is en blijft, wij informeren u dan ook in deze brief meteen
over de vervolgaanpak.
Gezien de aanbeveling van het RIVM om rondom meerdere grote luchthavens, wereldwijd
vervolgonderzoek te doen is het nodig om internationaal de handen ineen te slaan.
Eerder dit jaar is in het non-paper aan de Kamer en de Europese Commissie het belang
van meer kennis en inzicht over ultrafijn stof nadrukkelijk opgenomen.6 Nederland heeft in dit paper belangrijke uitgangspunten benoemd waarmee de Commissie
rekening kan houden bij de herziening van de luchtkwaliteitsrichtlijnen. De onderhandelingen
daarover zullen nog plaatsvinden. Stappen zetten in Europees verband vergt echter
niet alleen tijd, maar ook inzet en betrokkenheid van meerdere landen. Dit onderzoek
zal benut worden om het belang daarvan te onderstrepen.
Ondertussen zit Nederland niet stil en werken we aan verdere verbetering van de luchtkwaliteit.
Naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad van 15 september 2021 zijn reeds
stappen ondernomen om de benodigde kennisbasis voor ultrafijn stof in Nederland te
vergroten. Samen met het RIVM wordt bekeken op welke manier het structureel meten
en monitoren van ultrafijn stof kan worden toegevoegd aan het bestaande Landelijk
Meetnet Luchtkwaliteit. Zoals eerder toegezegd aan de Kamer wordt de Kamer hierover
voor het einde van het jaar geïnformeerd.7 Op basis daarvan worden vervolgstappen voor het meten en monitoren van ultrafijn
stof bepaald.
Daarnaast wordt er, zoals geadviseerd door de Gezondheidsraad, in het kader van het
Schone Lucht Akkoord (SLA) gewerkt aan het verder terugdringen van verbrandingsemissies
in het algemeen, aangezien dit bijdraagt aan het reduceren van uitstoot van ultrafijn
stof. Dit heeft de vorige Staatssecretaris ook laten weten in reactie op het advies
van de Gezondheidsraad.8
Specifiek voor het terugdringen van uitstoot door de luchtvaart is reeds een aantal
maatregelen in gang gezet, onder meer in het kader van het Actieplan ultrafijn stof
Schiphol. Allereerst het verduurzamen van het verkeer van en naar luchthaven Schiphol.
Er wordt toegewerkt naar schoner en minder wegverkeer van en naar Schiphol, duurzaam
vervoer en goede OV-verbindingen. Alle officiële taxi’s zijn al emissievrij en ook
het aantal elektrische bussen groeit: sinds vorig jaar zijn bijna alle openbaar vervoer
bussen elektrisch. Het streven is 100 procent elektrische bussen op en rond de luchthaven.
Ze zorgen voor minder ultrafijn stof op de luchthaven, maar ook in de omgeving. Daarnaast
stimuleert Schiphol andere partijen op de luchthaven om over te gaan op elektrische
vervoersmiddelen.
Schiphol heeft de ambitie om in 2030 een emissieloze luchthaven te zijn. Op het luchthaventerrein
zijn veel van de voertuigen al elektrisch en hebben nagenoeg geen uitstoot meer. Elk
jaar wordt het aantal elektrische voertuigen verder uitgebreid. Er rijden meer dan
50 elektrische bussen tussen platform en gate, dieselbussen worden alleen nog ingezet
als het erg druk is. Dat betekent dat 80% van de reizigers tussen platform en gate
met elektrische bussen wordt vervoerd.
Ook heeft Schiphol om emissies te verlagen bijna 75 vliegtuigopstelplaatsen voorzien
van walstroom en pre-conditioned air (gekoelde of verwarmde lucht voor de klimaatregeling
in het vliegtuig). Hierdoor hoeft meer dan de helft van alle vliegtuigen niet meer
de eigen hulpmotor daarvoor te gebruiken. Dit type opstelplaatsen wordt in de nabije
toekomst verder uitgebreid.
De Ground Power Units (GPU’s) voorzien vliegtuigen van stroom die niet direct aan
de terminal staan, doorgaans gebruiken ze diesel. Momenteel test Schiphol het gebruik
van een aantal elektrische GPU’s («E-GPU’s»).
Naast grondgebonden verkeer en machines wordt ook het verduurzamen van het vliegverkeer
gestimuleerd, door te investeren in het ontwikkelen van duurzame brandstoffen en in
te zetten op efficiënter brandstofgebruik. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken
dat alternatieve brandstof leidt tot minder ultrafijn stof uitstoot dan gewone kerosine.
Schiphol en andere partijen uit de luchtvaartsector hebben afgesproken het aandeel
duurzame brandstof uit te breiden, het streven is een aandeel van 14% in 2030. Schiphol
beloont de inzet van schonere vliegtuigen door ze minder te laten betalen als ze op
Schiphol landen.
Ook taxiet een aantal vliegtuigen al met één motor en stoot daardoor minder ultrafijnstof
uit. Schiphol gaat onderzoeken hoe nog meer vliegtuigen kunnen taxiën met beperkt
motorgebruik.
Het hiervoor staande toont aan dat al diverse maatregelen om de uitstoot van ultrafijn
stof te beperken, zijn genomen of worden onderzocht. De conclusies van de RIVM eindrapportage
onderstrepen de noodzaak van die maatregelen en daarom blijven we het belang van voortvarend
oppakken hiervan benadrukken bij de sector.
Aanvullend daaraan gaan we met de sector in gesprek over het ontzwavelen van kerosine,
zoals door de Gezondheidsraad in haar rapport van september 2021 is genoemd. Ontzwavelen
van kerosine leidt namelijk tot een aanzienlijke vermindering van de emissie van ultrafijn
stof. Het betreft helaas niet een eenvoudige maatregel die op korte termijn te realiseren
is. De zwavel in de kerosine heeft namelijk ook een functie: het zorgt voor smering
van afdichtingen en pakkingen in de motor. Bovendien is er bestaande infrastructuur
voor de productie van kerosine en het (leiding)transport daarvan. Desondanks gaan
we samen met de sector kijken welke stappen gezet kunnen worden. Het feit dat modernere
motoren minder afhankelijk zijn van zwavel helpt hierbij.
De Gezondheidsraad beveelt ook aan de leefomgeving zodanig in te richten dat langdurig
verhoogde blootstelling aan ultrafijn stof wordt beperkt. Dat kan bijvoorbeeld door
woningen te bouwen op zo groot mogelijke afstand van drukke (snel)wegen en overige
ultrafijn stof bronnen, zoals Schiphol. Deze aanbeveling zal ook worden meegenomen
bij het opstellen van de gebiedsagenda voor de Schipholregio, waarover u via de brief
van 21 april 20229 bent geïnformeerd.
Het is goed om ons bewust te zijn dat de Schipholregio geen gemiddeld stukje Nederland
is. Het is een dichtbevolkt gebied waar sprake is van gecumuleerde blootstelling aan
verschillende luchtverontreinigende stoffen, waaronder ultrafijn stof. Deze stoffen
zijn niet enkel afkomstig van de luchtvaart, maar ook bijvoorbeeld van wegverkeer,
industrie en scheepvaart.
Een belangrijke vraag voor de omwonenden is dan ook wat de blootstelling aan al deze
stoffen betekent voor het gecumuleerde gezondheidsrisico. Om deze vraag te kunnen
beantwoorden, zal enerzijds meer inzicht moeten worden verkregen in de verschillende
bronbijdragen en de mate van blootstelling aan ultrafijn stof. Hierover wordt al gesproken
met het RIVM. Anderzijds zal meer gezondheidsonderzoek nodig zijn om duidelijkheid
te krijgen over gezondheidseffecten van gecumuleerde blootstelling. We gaan hierover
in overleg met het RIVM.
3. Tot slot
Zoals in het Regeerakkoord «Omzien naar elkaar, voortuitkijken naar de toekomst» is
aangegeven, zal het Kabinet in 2022 een besluit nemen over onder meer de ontwikkeling
van Schiphol. Alle publieke belangen, waaronder een gezonde leefomgeving, zullen hierbij
worden afgewogen. De resultaten van de RIVM-studie naar de gezondheidseffecten van
blootstelling aan ultrafijn stof uit de luchtvaart worden daarbij betrokken.
De nu afgeronde RIVM-studie heeft zich gericht op de gezondheidseffecten voor de omgeving
van de luchthaven. Zoals bekend hechten wij ook veel waarde aan de gezondheid van
de platformmedewerkers, zoals blijkt uit de brief van 15 februari 202210.
In die brief is onder meer aangegeven dat de sector kijkt welke maatregelen kunnen
worden genomen om de blootstelling van platformmedewerkers aan ultrafijn stof te verminderen.
In de tweede helft van dit jaar zal de Minister de Kamer over de voortgang hiervan
informeren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
M.G.J. Harbers
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen
Indieners
-
Indiener
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat -
Medeindiener
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat