Brief regering : Voortgang bekrachtiging Verdrag van Istanbul voor Caribisch Nederland
28 345 Aanpak huiselijk geweld
31 015 Kindermishandeling
Nr. 256 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 februari 2022
Met deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister voor Rechtsbescherming
en de Minister van Justitie en Veiligheid, over de voortgang van de bekrachtiging
van het Verdrag van Istanbul inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen
en huiselijk geweld in Caribisch Nederland, zoals toegezegd in het commissiedebat
over Jeugdbeleid en huiselijk geweld op 22 juni 2021. Tevens zal ik in het licht van
de motie van het lid Ceder1 de stappen voor de bekrachtiging van het Verdrag voor Caribisch Nederland beschrijven.
Inleiding
Het Verdrag van Istanbul (hierna het Verdrag) stelt eisen aan de aanpak van geweld
tegen vrouwen en huiselijk geweld op velerlei vlakken, zoals voorlichting, preventie,
signaleren, interveniëren, hulpverlening, nazorg bieden en de strafrechtelijke aanpak
van plegers. Het Verdrag trad op 1 maart 2016 voor Europees Nederland in werking.
Het Verdrag trad destijds nog niet in werking voor Caribisch Nederland, omdat Caribisch
Nederland nog niet voldeed aan de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen. Zo
ontbrak specifiek beleid ten aanzien van de aanpak van geweld tegen vrouwen en geweld
in huiselijke kring. Ook was het nodig om te investeren in voorlichting, deskundigheidsbevordering
ten behoeve van signalering, interventiemogelijkheden en opvangvoorzieningen voor
slachtoffers. Daarnaast is er voor Caribisch Nederland wetgeving nodig ter uitvoering
van het Verdrag.
Sinds 2017 werk ik samen met de openbare lichamen om de situatie in Caribisch Nederland
in overeenstemming te brengen met het Verdrag. Hiertoe is in 2017 een eerste bestuursakkoord
gesloten voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland.
U bent over de voortgang hiervan op 14 mei 2020 geïnformeerd.2 In haar evaluatierapport van 20 januari 2020 juicht GREVIO – het monitoringsinstituut
van het Verdrag – het toe dat er in Caribisch Nederland stappen zijn gezet die nodig
zijn voor het bekrachtigen van het Verdrag in Caribisch Nederland.3 Op 7 december 2020 is de continuering van bovengenoemd bestuursakkoord bekrachtigd.
In de bijlage bij deze brief treft u het Bestuursakkoord aanpak huiselijk geweld en
kindermishandeling Caribisch Nederland 2021–2024 aan4.
Bestuursakkoord aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling CN 2021–2024
Ook in dit vervolg-bestuursakkoord zijn de onderwerpen, zoals beschreven in het Verdrag,
opgenomen. Daarnaast zijn de aanbevelingen van onder andere Unicef betrokken.5 Mede op basis hiervan ben ik met de openbare lichamen tot de volgende prioriteiten
voor 2021–2024 gekomen:
• Preventie gericht op bewustwording en voorlichting rondom het thema huiselijk geweld
en kindermishandeling;
• Deskundigheidsbevordering van de betrokken professionals op de eilanden;
• Het versterken van de hulpverlening en van samenwerking in de keten waaronder de veilige
opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling en de samenwerking
tussen zorg-, politie en justitiepartners om de cirkel van geweld voor slachtoffers
en plegers te doorbreken;
• Een goed functionerende laagdrempelige meldstructuur voor professionals en burgers
voor het verkrijgen van advies over en voor het melden van (vermoedelijke) situaties
van huiselijk geweld en kindermishandeling;
• Een juridisch kader waarin bestaande wet- en regelgeving in Caribisch Nederland met
betrekking tot de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling waar nodig wordt
aangevuld ter bevordering en ondersteuning van de bovenstaande prioriteiten.
Het doel van het bestuursakkoord is om een volwaardige en duurzame aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland in te richten en daarmee toe te
werken naar het bekrachtigen van het Verdrag van Istanbul voor Caribisch Nederland.
Stand van zaken van de aanpak van huiselijk geweld in het licht van het Verdrag van
Istanbul
Het Verdrag heeft onder andere tot doel om vrouwen te beschermen tegen alle vormen
van geweld, discriminatie van vrouwen uit te bannen en beleid en maatregelen tot stand
te brengen om slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld te beschermen.
Hieronder beschrijf ik de stand van zaken van de aanpak huiselijk geweld in Caribisch
Nederland in relatie tot de verschillende hoofdstukken en artikelen van het Verdrag.
Hoofdstuk I (Doelstellingen, begripsomschrijvingen, gelijkheid en non-discriminatie,
algemene verplichtingen)
Begripsomschrijving (artikel 3)
Verschillende organisaties in de uitvoering hanteren op dit moment de begripsbepalingen
van huiselijk geweld en kindermishandeling die in de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 (Wmo 2015) zijn vastgelegd.
De begripsbepaling van huiselijk geweld in de Wmo 2015 die voor Europees Nederland
geldt, sluit echter niet geheel aan bij de culturele context van Caribisch Nederland,
waarbij, meer dan in Europees Nederland, het sociale netwerk een gezin ondersteunt.
Het begrip «huiselijk» reikt daardoor verder dan alleen familie of huisgenoten, en
strekt zich uit tot een breder netwerk van betrokkenen waarmee een afhankelijkheidsrelatie
bestaat zoals buren en huisvrienden. Er is een algemene maatregel van bestuur (AMvB)
met regels rondom de bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling in voorbereiding.
In die AMvB zal een begripsbepaling van huiselijk geweld en van kindermishandeling
worden opgenomen voor Caribisch Nederland die grotendeels aansluit bij de begripsbepalingen
in de Wmo 2015, maar waar nodig ook tegemoetkomt aan de culturele context.
Gelijkheid, non-discriminatie en bescherming (artikel 4 en 5)
Ook voor de inwoners van Caribisch Nederland volgt uit de Grondwet het recht om in
alle gevallen gelijk behandeld te worden en niet gediscrimineerd te worden. Dit recht
is ook in andere toepasselijke regelgeving verder verankerd, zoals in de Wet administratieve
rechtspraak BES en het Wetboek van Strafrecht BES. De Algemene wet gelijke behandeling
is niet van toepassing in Caribisch Nederland. De Wet College voor de rechten van
de mens geldt wel voor Caribisch Nederland. De meeste mensenrechtenverdragen van de
Verenigde Naties en de Raad van Europa die Europees Nederland heeft aanvaard, zoals
het Internationale Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR)
en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden (EVRM), zijn ook in Caribisch Nederland van toepassing.
Genderbewust beleid (artikel 6)
De opzet van het bestuursakkoord is breed en gericht op het realiseren van een volwaardige
en duurzame aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. In de aanpak wordt
geen onderscheid gemaakt in gender of geslacht; zowel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers
van huiselijk geweld of kindermishandeling moeten kunnen rekenen op de bescherming
die zij nodig hebben. Ook in brede zin is er nog nauwelijks sprake van structureel
genderbewust beleid, zoals bijvoorbeeld op de empowerment van meisjes. Genderbewuste
programma’s, zoals het programma Veilige Steden, zijn toegankelijk voor de openbare
lichamen, maar die nemen daar op dit moment niet aan deel. De leden Özütok en Diertens
hebben een motie ingediend en hebben de regering verzocht te onderzoeken hoe de economische
zelfstandigheid van vrouwen kan worden versterkt.6 De uitvoering van deze motie is vertraagd, echter wordt er in het huidige beleid
aandacht besteed aan arbeidsparticipatie van vrouwen. Voorbeelden hiervan zijn investeringen
en verbeteringen van de kwaliteit en financiële toegankelijkheid van de kinderopvang
en naschoolse opvang.
Hoofdstuk II (Integraal beleid en gegevens verzamelen)
Gecoördineerd beleid (artikel 7 en 10)
Het bestuursakkoord omvat de inzet van het Ministerie van VWS en de openbare lichamen
om de aanpak van huiselijk geweld te versterken en te verbeteren. Er vindt maandelijks
overleg plaats op ambtelijk niveau om de voortgang van de uitvoering van de werkplannen
te bespreken. Daarnaast is er sprake van een nauwe samenwerking en afstemming met
de andere ministeries (onder andere in de interdepartementale werkgroep jeugd Caribisch
Nederland), waardoor de brede beleidsinzet gecoördineerd plaatsvindt. Ook op de eilanden
bestaat effectieve samenwerking tussen de betrokken overheden en instanties, bijvoorbeeld
in periodieke casusoverleggen tussen zorg-, politie en justitiepartijen en op strategisch
niveau.
Financiële middelen en personeel (artikel 8)
In het kader van het vorige en het huidige bestuursakkoord heb ik middelen beschikbaar
gesteld aan de openbare lichamen ter uitvoering van hun werkplannen. De huidige middelen
voor de voorzieningen in Caribisch Nederland in het kader van huiselijk geweld en
kindermishandeling staan structureel op de begroting van het Ministerie van VWS. De
beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel is in Caribisch Nederland echter een
uitdaging. De schaal van de eilanden leidt ertoe dat een beperkt aantal medewerkers
belast is met een omvangrijk takenpakket. Dat maakt de continuïteit van beleid en
uitvoering in Caribisch Nederland kwetsbaar. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld de afspraken
zoals beschreven in het bestuursakkoord niet altijd direct uitgevoerd worden. De continuïteit
van personeel zal ook in de toekomst een aandachtspunt blijven.
Samenwerking met non-gouvernementele organisaties (artikel 9)
In de uitvoering van de werkplannen zoeken de openbare lichamen de samenwerking met
non-gouvermentele organisaties op het eiland, zoals Stichting Krusada ten behoeve
van de vrouwenopvang op Bonaire. Voorts draagt het UNICEF BES programma 2019–2021
bij aan de versterking van de aanpak van kindermishandeling, onder andere door «Communicatie
voor verandering» trainingen te verzorgen om zo te werken aan een verandering in opvoedtechnieken.7 Ook wordt er door UNICEF in samenwerking met lokale stakeholders lesmateriaal ontwikkeld
om positief opvoeden te stimuleren.
Data-verzameling en onderzoek (artikel 11)
Er vindt nog geen gestructureerde data-verzameling plaats over de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling in Caribisch Nederland. De bestaande organisaties in
de ketenaanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals Jeugdzorg CN, zijn
een mogelijke vindplaats voor gegevens hierover. Ook de ingerichte advies- en meldpunten
huiselijk geweld en kindermishandeling kunnen een belangrijke bron van informatie
worden. De wijze waarop relevante statistische gegevens kunnen worden verzameld en
gepubliceerd, zoals het Verdrag vereist, moet nog nader worden onderzocht.
Wat betreft onderzoek zoals in artikel 11 staat beschreven, zal er mede naar aanleiding
van de aanbeveling van Unicef hierover in de laatste situation analysis8, een 0-meting plaatsvinden naar de houding van de samenleving ten opzichte van het
toepassen van geweld. De eerste gesprekken over de precieze opzet van dit onderzoek
hebben al met Unicef en het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) plaatsgevonden. De inzet is om het onderzoek in 2022 te starten.
Hoofdstuk III (Preventie)
Bewustwording (artikel 12 en 13)
Binnen het bestuursakkoord aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling in Caribisch
Nederland 2021–2024 is afgesproken dat de openbare lichamen verantwoordelijk zijn
voor preventie gericht op bewustwording en voorlichting rondom het thema huiselijk
geweld en kindermishandeling.
Het openbaar lichaam Bonaire (OLB) heeft begin 2021 een bewustwordingskalender opgesteld
met als onderwerp «ontschaming». De start van de campagnes heeft op zich laten wachten,
omdat men wilde starten zodra het advies- en meldpunt Bonaire voor burgers bereikbaar
was. Dit heeft langer geduurd dan verwacht door de vertraging van de aansluiting van
de telecombedrijven en het wegvallen van de coördinator aanpak HGKM van het OLB. In
oktober 2021 is de campagne voor de lancering van het advies- en meldpunt Guiami van
start gegaan via advertenties, radiospots, billboards en een mediatour langs radio
en tv-stations. In november 2021 startte vervolgens de eerste campagne over ontschaming.
De activiteiten in het kader van de bewustwordingskalender zullen doorlopen tot eind
2022.
Mede door Covid-19 en lang openstaande vacatures voor de functie van coördinator aanpak
huiselijk geweld en kindermishandeling zijn er op de Bovenwinden op het gebied van
preventie en voorlichting in 2021 door de openbare lichamen geen stappen gezet. De
vacatures zijn inmiddels ingevuld. Op Saba is de coördinator inmiddels gestart en
op St. Eustatius zal deze in juni 2022 starten.
Daarnaast werk ik in het kader van preventie en bewustwording onder kinderen en jongeren
samen met het Ministerie van BZK en de Kindertelefoon Aruba toe naar een Kindertelefoon
Caribisch Nederland: een gratis telefoonnummer dat kinderen anoniem kunnen bellen
met allerlei vragen over bijvoorbeeld pesten, eenzaamheid, verliefdheid en huiselijk
geweld. In samenspraak met de Kindertelefoon Aruba worden de eilanden geleidelijk
aangesloten waarbij gestart wordt met de aansluiting van Sint Eustatius begin 2022.
Saba en Bonaire worden hierna aangesloten.
Deskundigheidsbevordering (artikel 15)
Deskundigheidsbevordering ten aanzien van de aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling,
zoals beschreven in artikel 15, is één van de prioriteiten van het huidige bestuursakkoord.
De openbare lichamen dienen hieraan uitvoering te geven. In de afgelopen drie jaren
zijn er op Bonaire professionals bij diverse organisaties getraind als aandachtsfunctionaris
huiselijk geweld en kindermishandeling. Daarnaast zijn de medewerkers van het AMHK
Guiami op Bonaire getraind in het werken in casuïstiek rondom huiselijk geweld en
crisishulpverlening. Eind 2020 heeft Stichting Kadera een training verzorgd voor de
medewerkers van de vrouwenopvang Tabitha. De training behelsde onder andere bejegening
van cliënten en methodisch werken in een vrouwenopvang.
Diverse trainingen op Saba en Sint Eustatius konden in 2020 en 2021 geen doorgang
vinden, omdat trainers niet naar de eilanden konden reizen door Covid-19. Deze trainingen
staan nu alsnog gepland voor 2022. Het gaat onder andere om het herkennen van huiselijk
geweld en het aanleren van de-escalerende gesprekstechnieken.
Hiernaast draagt mijn ministerie zorg voor een brede training in Caribisch Nederlandse
voor medewerkers werkzaam in de eerstelijns ondersteuning gericht op het geven van
handvatten in gesprekken met cliënten met relatieconflicten. Dit moet bijdragen aan
de-escalerende vroeginterventie. Deze training heeft afgelopen oktober en november
plaatsgevonden op Sint Eustatius en Saba en vindt dit jaar plaats op Bonaire.
Ook buiten het kader van het bestuursakkoord wordt er gewerkt aan deskundigheidsbevordering
onder professionals die zich richten op de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling:
het Zorg- en Veiligheidshuis op Bonaire en de equivalente multidisciplinaire casusoverleggen
op Saba en Sint Eustatius hebben een gezamenlijk (online) training gevolgd ter versterking
van de gespreksvoering tijdens het casusoverleg.
Onderwijs en mediawijsheid (artikel 14 en 17)
Burgerschap binnen het onderwijs levert een belangrijke preventieve bijdrage aan het
bestrijden van geweld jegens vrouwen. Leerlingen leren onder andere over de gelijkheid
en gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, en over het vreedzaam oplossen van conflicten.
Tevens dienen scholen zorg te dragen voor een veilige en gelijkwaardige schoolcultuur.
De burgerschapsopdracht is per augustus 2021 verduidelijkt en aangescherpt en is ook
van toepassing in Caribisch Nederland. Voor wat betreft mediawijsheid is het Netwerk
Mediawijsheid primair gericht op Europees Nederland. De informatiewebsite van het
Netwerk is wel toegankelijk voor Caribisch Nederland.
Preventieve interventie en behandelprogramma’s (artikel 16)
Stichting Reclassering Caribisch Nederland (SRCN) begeleidt en behandelt veroordeelde
plegers van huiselijk geweld, kindermishandeling en zedendelicten. SRCN traint de
eigen medewerkers met de Kas Sigur-methode. Het doel is dat plegers goed begeleid
worden om te voorkomen dat zij in de toekomst opnieuw in de fout gaan.
Ook wordt in Caribisch Nederland gewerkt met de Signs of Safety-methode. Met deze
werkwijze wordt door de betrokken professionals samen met de betrokkenen (ouders,
kinderen, familie) veiligheidsafspraken gemaakt die ertoe moeten leiden dat het zowel
op korte als op lange termijn veilig blijft in de thuissituatie.
Alhoewel de maatregel tbs (terbeschikkingstelling) wel is opgenomen in het Wetboek
van Strafrecht BES is deze niet in werking getreden en daarom kan de tbs-maatregel
in Caribisch Nederland niet worden opgelegd. Momenteel wordt in de vorm van een pilot
in de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland (JICN) forensische zorg geboden aan
gedetineerden met een gedragsstoornis of een verslaving. Het doel van beveiligde forensische
zorg is om mensen goed voor te bereiden op een terugkeer in de samenleving en recidive
te voorkomen. Er wordt in deze pilot onderzocht op welke wijze en in welke hoedanigheid
forensische zorg voor gedetineerden in Caribisch Nederland kan worden geboden. Personeel
van de inrichting wordt hiertoe nu nader getraind.
Ook bestaat er op dit moment geen mogelijkheid tot residentiële forensische zorg buiten detentie. In samenwerking met de lokale ketenpartners in Caribisch Nederland onderzoekt
het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) de precieze behoefte en de wijze
waarop invulling kan worden gegeven aan forensische zorg voor niet-gedetineerde justitiabelen.
Hoofdstuk IV (Bescherming en ondersteuning)
Algemene verplichtingen (artikel 18, 19 en 20)
In Caribisch Nederland zijn wetgevende en andere maatregelen van kracht ter bescherming
van slachtoffers tegen (verder) geweld. Hiertoe staan onder meer bepalingen in het
Wetboek van Strafrecht BES en in het Burgerlijk Wetboek BES. Per 1 januari 2022 is
een wijziging van het BW BES in werking getreden inhoudende een verbod op geweld in
de opvoeding.
Daarnaast wordt momenteel een wijziging voorbereid ter modernisering van het Wetboek
van Strafvordering BES. Hiermee wordt de positie van het slachtoffer in het strafproces
versterkt. Het beoogde Wetboek van Strafvordering BES zal inhoudelijk hetzelfde zijn
als de wetsvoorstellen in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. In Aruba is de tekst inmiddels
aanvaard door de Staten. In de andere twee landen is het parlementaire proces gaande.
Zoals toegezegd is gestart met de voorbereiding van de wijziging van het Wetboek van
Strafvordering BES nadat het wetsvoorstel was aangenomen door de Staten van Aruba.
Tevens wordt op dit moment in kaart gebracht wat de implementatiekosten zullen zijn
van de voorgenomen wetswijziging. Het streven is om het voorstel tot wijziging van
het Wetboek van Strafvordering BES zo snel mogelijk daarna in consultatie te brengen.
In de aanpak is sprake van samenwerking tussen verschillende instanties ter bescherming
en ondersteuning van slachtoffers en getuigen van geweld tegen vrouwen en huiselijk
geweld en kindermishandeling. Deze samenwerking krijgt onder meer vorm in de netwerksamenwerking
op de drie eilanden, waarbij complexe problemen zoals huiselijk geweld en kindermishandeling,
nazorg na detentie, jeugdcriminaliteit en problematisch middelengebruik integraal
en systeemgericht worden aangepakt: op Bonaire is er het Zorg- en Veiligheidshuis,
op Saba het Safety Network en op Sint Eustatius zijn er de Multidisciplinaire Overleggen
(MDO). Momenteel vindt er samen met de betrokken departementen JenV, BZK en Sociale
Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en de openbare lichamen afstemming plaats over de doorontwikkeling
van deze casusoverleggen, gericht op de structurele borging onder verantwoordelijkheid
van de openbare lichamen. Daarnaast wordt op Bonaire door het openbaar lichaam gewerkt
aan het inrichten van een Family Justice Center, ter verdieping van de integrale aanpak
van specifiek huiselijk geweld en kindermishandeling in het Zorg- en Veiligheidshuis.
In Caribisch Nederland kunnen slachtoffers (evenals nabestaanden of naasten) in aanmerking
komen voor een eenmalige uitkering via het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Ook is Slachtofferhulp
beschikbaar voor juridische, praktische en emotionele ondersteuning van het slachtoffer
van geweld.
Gespecialiseerde ondersteuning (artikel 22)
Voor slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld is op elk eiland ondersteuning
beschikbaar. Onder verantwoordelijkheid van de openbare lichamen is maatschappelijk
werk en opvoedondersteuning toegankelijk. Daarnaast kan er aan vrouwelijke slachtoffers
en hun kinderen specialistische hulp worden geboden, zoals geestelijke gezondheidszorg
en jeugdzorg.
Opvang (artikel 23)
In artikel 23 van het Verdrag staat beschreven dat er voldoende opvangmogelijkheden
beschikbaar moeten zijn voor slachtoffers van huiselijk geweld. In het verleden waren
deze ad hoc beschikbaar en werd per cliënt de mogelijkheden bekeken. In het kader
van het bestuursakkoord is afgesproken met de openbare lichamen dat opvang structureel
beschikbaar moet zijn.
OLB heeft in samenwerking met Stichting Krusada eind 2019 de vrouwenopvang Tabitha
opgestart. In de vrouwenopvang zijn 10 appartementen voor vrouwen en hun kinderen.
De aanmeldingen voor de vrouwenopvang verlopen via het advies- en meldpunt Guiami,
waardoor er een gestructureerde aanmeldprocedure is voor alle professionals op Bonaire.
Vanaf de start in september 2019 tot eind december 2021 zijn er 45 vrouwen (met en
zonder kinderen) opgevangen in Tabitha.
Tijdens Covid-19 is de opvang opengebleven met de nodige voorzorgsmaatregelen. De
vrouwen werden ook geacht zo zelfstandig mogelijk te functioneren in de opvang. Op
deze manier kon Tabitha openblijven en konden de vrouwen opgevangen worden, zodat
ze uit de spiraal van geweld konden stappen.
Het openbaar lichaam Saba (OLS) wil toewerken naar een bredere aanpak en flexibele
opvang die ingezet kan worden voor verschillende doelgroepen. Op dit moment werkt
OLS een plan hiervoor uit terwijl het OLS gebruik blijft maken van commerciële locaties
om slachtoffers op te vangen.
Ook het openbaar lichaam Sint Eustatius (OLE) werkt toe naar een flexibele opvang
voor slachtoffers van huiselijk geweld en voor kinderen die een tijdelijke plek nodig
hebben om opgevangen te worden. OLE heeft een projectleider aangesteld om deze opvang
te realiseren voor eind 2022. Ook OLE blijft tot die tijd slachtoffers opvangen op
commerciële locaties.
Alle eilanden van Caribisch Nederland willen hiermee de slachtoffers een lokaal onderkomen
bieden, zodat ze vanuit een veilige locatie ondersteuning kunnen ontvangen zonder
dat ze van het eiland af moeten en daarmee alles moeten achterlaten.
Soms is het voor slachtoffers niet veilig om op het eigen eiland te blijven. Daarom
heb ik de pilot Inter(ei)landelijke opvang gefinancierd. Het doel van inter(ei)landelijke
opvang is slachtoffers van huiselijk geweld op te vangen in het Caribische deel van
het Koninkrijk in plaats van Europees Nederland. Vanwege de verschillen in taal en
cultuur en de afstand heeft het uitwijken voor opvang naar Europees Nederland niet
de voorkeur. In juli 2021 is deze pilot afgerond. De pilot heeft aangetoond dat er
een grote wens is om inter(ei)landelijk te kunnen opvangen. Een knelpunt is dat een
specifieke groep slachtoffers (personen zonder Nederlands paspoort, personen zonder
geldige verblijfsdocumentatie en personen die voor hun verblijf afhankelijk zijn van
hun partner) moeilijk of niet opgevangen kan worden op een ander eiland. Voor deze
slachtoffers van huiselijk geweld is er de mogelijkheid tot of wordt toegewerkt naar
een opvangvoorziening op het eiland waarop zij verblijven.
Om verder te werken aan het opzetten van een procedure voor inter(ei)landelijke opvang en om de aanpak van huiselijk geweld te versterken wordt
de werkgroep No Mas No More met medewerkers van de zes eilanden en mijn ministerie
ingericht. Deze werkgroep zal daarnaast samenwerken met de Taskforce Kinderrechten
met betrekking tot de gezamenlijke aanpak van kindermishandeling.
In het kader van het versterken van de samenwerking binnen het Koninkrijk der Nederlanden
op het terrein van aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling organiseert en
financiert VWS in samenspraak met de taskforce Kinderrechten eens per twee jaar de
werkconferentie No Mas, No More. De laatste conferentie vond (online) plaats van 30 november
t/m 3 december 2021 op Bonaire. Bij deze No Mas, No More werkconferenties staat het
delen van kennis en ervaring tussen de landen van het Koninkrijk centraal.
Seksueel geweld (artikel 25)
Voor slachtoffers van seksueel geweld zijn in Caribisch Nederland top-tot-teen-onderzoek
beschikbaar. De kinderarts, gynaecoloog of huisarts voeren dit onderzoek uit.
Advies- en meldpunt en verplichte beschermingscode (artikelen 24, 26, 27 en 28)
Ten behoeve van de bescherming en ondersteuning van vrouwen en meisjes in Caribisch
Nederland zijn en zullen er dit jaar en volgend jaar belangrijke stappen worden gezet,
waarmee invulling wordt gegeven aan de verdragsverplichtingen voortvloeiend uit artikel 24,
26, 27 en 28. Zoals ik u eerder kon melden, is op Bonaire een advies- en meldpunt
huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) gestart, met de naam Guaimi. De bezetting
van het meldpunt is in 2020 uitgebreid, er is nu sprake van een 24/7-bereikbaarheid
en sinds het najaar van 2021 is het meldpunt ook voor burgers gratis bereikbaar.
Ik heb u eerder geïnformeerd dat de openbare lichamen van Saba en Sint Eustatius toewerken
naar de opening van een gezamenlijk AMHK per 1 oktober 2021. Zij hebben mij echter
laten weten dat uitvoering van dit plan gestokt is op de beschikbaarheid van voldoende
geschikt personeel. Zij zijn daarom afzonderlijk van elkaar op 1 oktober gestart met
een vorm van een AMHK beschikbaar voor professionals binnen kantooruren. Op basis
hiervan gaan ze samen verder werken aan een plan om ook voor burgers bereikbaar te
zijn en hoe de mogelijke samenwerking ingevuld kan worden.
Om ervoor te zorgen dat de AMHK verankerd worden in de aanpak van huiselijk geweld
en kindermishandeling en de uitvoering van de taken een juridische basis hebben, is
een algemene maatregel van bestuur (AMvB) met regels rondom de bestrijding van huiselijk
geweld en kindermishandeling in voorbereiding. Artikel 18.4.5, eerste lid, onderdeel
e, van de Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba vormt de
delegatiegrondslag voor deze AMvB. Ik streef naar invoering per 1 juli 2023. Naast
het vastleggen van de taken van het AMHK in Caribisch Nederland, zullen in de AMvB
ook de definities van huiselijk geweld en kindermishandeling worden opgenomen, een
verplichte beschermingscode inclusief kindcheck en een meldrecht voor professionals.
Met het opstellen van deze AMvB wordt invulling gegeven aan de verdragsverplichtingen
uit artikel 26, 27 en 28 en geef ik invulling aan de vijfde prioriteit van het bestuursakkoord,
te weten het aanvullen van bestaande wet- en regelgeving in Caribisch Nederland met
betrekking tot de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling ter bevordering
en ondersteuning van de andere prioriteiten van het bestuursakkoord.
Hoofdstuk V (Materieel recht)
Artikelen 33 tot en met 48 (strafbaarstelling en sanctionering van verschillende vormen
van geweld)
Het Wetboek van Strafrecht BES bevat verschillende bepalingen waarin strafrechtelijke
bescherming wordt geboden tegen vormen van geweld die ingevolge de artikelen 33 tot
en met 48 van het Verdrag strafbaar dienen te worden gesteld. Er wordt voorzien in
bij de aard en ernst van de strafbare gedraging passende straffen en maatregelen.
Om te voldoen aan alle verdragsverplichtingen zal het Wetboek van Strafrecht BES nog
op enkele punten moeten worden aangepast, een en ander in lijn met de aanpassingen
die ter uitvoering van het Verdrag zijn verricht in de strafrechtelijke wetgeving
van het Europese deel van Nederland.9
Hoofdstuk VI (Onderzoek, vervolging, procesrecht en beschermende maatregelen)
In Caribisch Nederland werkt het Openbaar Ministerie (OM) conform de Aanwijzing relationeel
geweld. Deze aanwijzing stelt regels over de strafrechtelijke opsporing en vervolging
van geweld dat in een familie- of amoureuze relatie met het slachtoffer wordt gepleegd.
Daarbij worden randvoorwaarden geformuleerd voor de invulling van lokale samenwerking
tussen politie en OM, en andere partners zoals de reclassering. Op basis van deze
aanwijzing wordt er uniform gewerkt in zaken die zien op relationeel geweld en zijn
er werkafspraken gemaakt. Op dit moment wordt onderzocht of de aanwijzing en werkwijze
nog verdere verbetering behoeven.
Wet tijdelijk huisverbod (artikel 52)
In Europees Nederland wordt aan artikel 52 van het Verdrag uitvoering gegeven met
de Wet tijdelijk huisverbod. Op dit moment bestaat er in Caribisch Nederland geen
bestuursrechtelijk kader voor het opleggen van een tijdelijk huisverbod. Momenteel
wordt er door het Ministerie van JenV samen met de drie openbare lichamen, de Ministeries
BZK en VWS en uitvoeringsorganisaties een pilot tijdelijk huisverbod in Caribisch
Nederland voorbereid. Gedurende de pilot zal de pleger het huis verlaten op basis
van vrijwilligheid, zodat voor alle betrokkenen een adempauze kan worden gerealiseerd
en hulpverlening kan worden ingezet. Met deze pilot moet samen met de betrokken partijen
onder meer een werkproces tijdelijk huisverbod in Caribisch Nederland worden vormgegeven.
Ook moet inzichtelijk worden gemaakt in hoeverre de randvoorwaarden op deze eilanden
aanwezig zijn om een doeltreffende inzet van het tijdelijk huisverbod mogelijk te
maken en in hoeverre er een noodzaak bestaat tot een wettelijke regeling voor de uitvoering
van het tijdelijk huisverbod in Caribisch Nederland. Het is de bedoeling dat de pilot
start in juli 2022. De beoogde duur van de pilot bedraagt vijftien maanden.
Gebieds- en contactverbod (artikel 53)
Een wijziging van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die onder
meer ziet op het gebiedsverbod, is momenteel in voorbereiding. Daarnaast zal worden
bekeken of – in aanvulling op de mogelijkheden die het stellen van bijzondere voorwaarden
reeds biedt – het contact- en gebiedsverbod wordt meegenomen in uitvoeringswetgeving
ten aanzien van het Wetboek van Strafrecht BES.
Daarnaast is voor de uitvoering van een aantal andere bepalingen van Hoofdstuk VI
van het Verdrag (evenals Hoofdstuk VIII dat ziet op internationale samenwerking) wetswijziging
nodig voor Caribisch Nederland conform de eerdergenoemde uitvoeringswetgeving voor
het Europese deel van Nederland.
Vooruitblik bekrachtiging Verdrag van Istanbul Caribisch Nederland
De motie van het lid Ceder ten aanzien van de bekrachtiging van het Verdrag voor Caribisch
Nederland sluit aan bij de wens van de openbare lichamen en het Rijk om toe te werken
naar bekrachtiging. De aanpak van geweld tegen vrouwen, huiselijk geweld en kindermishandeling
is op vele vlakken ingericht, maar moet ook nog verder worden uitgebouwd en versterkt.
Belangrijke stappen voor de toepassing van het Verdrag in Caribisch Nederland zijn
de verdere uitrol van het AMHK op de Bovenwindse eilanden, de introductie, naar verwachting
per 1 juli 2023, van een verplichte beschermingscode met de AMvB ter bestrijding van
huiselijk geweld en kindermishandeling en de pilot tijdelijk huisverbod die in 2022
en 2023 zal lopen.
Ook als het Verdrag eenmaal bekrachtigd is voor Caribisch Nederland zullen er bepaalde
uitdagingen zijn die voortvloeien uit de kenmerken van de eilanden en die een effectieve
aanpak van alle vormen van geweld tegen vrouwen zoals bedoeld in het Verdrag onder
druk zetten. Zo is de directe verbondenheid van professionals en burgers vanwege de
schaal en het insulaire karakter van Caribisch Nederland een belangrijke uitdaging
voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Veel professionals op de
Bovenwindse eilanden hebben te maken met het feit dat zij eigen familieleden of vrienden
tot hun cliënten rekenen. Andersom kan dit ook een drempel opwerpen om hulp te vragen,
wetende dat er bekenden bij een hulporganisatie werken.
Als de pilot tijdelijk huisverbod afgerond is, kan de voor bekrachtiging noodzakelijke
uitvoeringswetgeving opgesteld worden. Dat betekent dat het bekrachtigen van het Verdrag
van Istanbul voor Caribisch Nederland op zijn vroegst in 2025 verwacht kan worden.
Dit vormt het sluitstuk van het proces om de aanpak van geweld tegen vrouwen in Caribisch
Nederland in overeenstemming te brengen met de verplichtingen die uit het Verdrag
voortvloeien. Hiervoor zetten we de komende periode de in deze brief beschreven noodzakelijke
stappen. Ik zal u samen met de Minister voor Rechtsbescherming en de Minister van
Justitie en Veiligheid jaarlijks over de voortgang informeren.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Ooijen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport