Brief regering : Voortgang asbest
25 834 Problematiek rondom asbest
Nr. 187
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2021
Op 2 maart 2020 is een samenwerkingsverklaring ondertekend tussen het Ministerie van
I&W, een aantal provincies en gemeenten en andere partijen. Doel hiervan is om op
een veilige manier het saneren van de resterende asbestdaken in Nederland te versnellen1.
Met voorliggende brief informeer ik uw Kamer over de snelheid van saneren en de resterende
opgave (1) en de voortgang in de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen
in de samenwerkingsverklaring (2). Ik informeer u tevens over het aanpassen van het
Productenbesluit asbest in relatie tot REACH (3), de asbestregelgeving voor Caribisch
Nederland (4), asbest in grondstoffen (5), de uitvoering van een aantal toezeggingen
en moties (6) en voorgenomen beleidsevaluaties (7).
1. Snelheid van saneren en resterende opgave
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat na een stijging tussen 2014 en 2018 (van 5,9
miljoen m2 naar 12,8 m2 per jaar) het saneringstempo sinds medio 2019 gedaald is. Deze daling is waarschijnlijk
veroorzaakt door het eindigen van de subsidie op het saneren van asbestdaken (december
2018) en het verwerpen van het wetsvoorstel om asbestdaken te verbieden (juni 2019).
In aanloop naar de Eerste Kamerbehandeling en de nasleep daarvan is tevens de onjuiste
perceptie ontstaan dat asbesttoepassingen niet risicovol zijn2. Ik vind de daling in het saneringstempo zorgelijk. Uitgaande van de resterende opgave
en een saneringstempo van 7 miljoen m2 per jaar, zal er naar verwachting nog ruim tien jaar nodig zijn om de operatie te
voltooien. De ambitie is om dit sneller te doen. De samenwerkingsverklaring bevat
tal van acties om het saneringstempo te verhogen. Als deze instrumenten onvoldoende
toereikend zijn, vraagt dit aanvullende stappen. Het is echter aan het nieuwe kabinet
om beslissingen te nemen over eventuele aanvullende instrumenten.
De afgelopen kwartalen lag het aantal vierkante meter gesaneerde asbestdaken stabiel
op ongeveer 1,7 miljoen m2 per kwartaal. In het derde kwartaal van 2021 is er echter 1 miljoen m2 gesaneerd. Naar verwachting komt het totaal aantal saneringen in 2021 uit op circa
6 miljoen m2.
In de brief van 16 december 2020 over de voortgang van de asbestdakenaanpak (Kamerstuk
25 834, nr. 175) is vermeld dat de resterende saneringsopgave van asbestdaken op dat moment (eind
2020) circa 80 miljoen bedroeg. Met een sanering van circa 6 miljoen m2 in 2021 zou de resterende opgave eind 2021 dan op circa 74 miljoen m2 uitkomen. Hierbij dient wel opgemerkt te worden dat er sprake is van een aanzienlijke
marge. De monitoring van de gesaneerde daken is gebaseerd op een (handmatige) bewerking
van de startmeldingen die gecertificeerde saneringsbedrijven indienen via het online
meldingsportaal van de Inspectie SZW. Hierin zitten niet de saneringen door particulieren
van oppervlakten kleiner dan 35 m2 en saneringen door niet-gecertificeerde bedrijven. Daarnaast zijn andere onzekerheden
te noemen, zoals het percentage saneringen dat niet gemeld wordt, de nauwkeurigheid
van de saneringsmelding, of een gemelde sanering ook daadwerkelijk uitgevoerd is,
het mogelijk effect van overlappende asbestgolfplaten en de nauwkeurigheid van de
nulmeting uit 2012. Ook de cijfers uit de landelijke asbestdakenkaart met daarin asbestdaken
gegevens aangeleverd door gemeenten, provincies en omgevingsdiensten geven nog geen
definitief uitsluitsel omdat niet alle gemeenten hun gegevens hebben aangeleverd3 en deze gegevens ook niet altijd actueel zijn. Momenteel wordt verkend of er alternatieven
zijn om een nauwkeurigere inschatting te kunnen maken van het aantal asbestdaken in
Nederland.
Ik realiseer mij dat de hierboven genoemde resterende opgave afwijkt van het cijfer
dat in de Begroting Infrastructuur en Waterstaat 2022 (Kamerstuk 35 925 XII) daaromtrent is opgenomen. Het betreffende cijfer van 52,7 miljoen m2 in deze begrotingstekst is verkregen door de nul situatie van 120 miljoen m2, zoals becijferd in de MKBA uit 2012 en aangepast in de geactualiseerde MKBA in 2015,
te verminderen met het aantal m2 gesaneerd dakoppervlak. Het resultaat van deze berekening, die steeds jaarlijks is
gehanteerd in de begrotingen, loopt nu duidelijk uit de pas met recente inzichten.
De oorspronkelijke opgave van 120 miljoen m2 in de MKBA was een schatting op basis van de destijds beschikbare gegevens. Ik moet
nu constateren dat dit een onderschatting was. Ik zal bij de tekst voor de begroting
2023 zorgen voor een eenduidig cijfer.
2. Uitvoering samenwerkingsverklaring
In de samenwerkingsverklaring zijn meer dan 40 acties opgenomen gericht op bewustwording
en communicatie, de oprichting van een (leningen)fonds, het ontzorgen van gemeenten,
gebruik maken van koppelkansen, het vereenvoudigen van saneringen en monitoring. De
uitvoering van deze activiteiten vindt plaats onder regie van het Programmabureau
Versnellingsaanpak Asbestdakensanering (hierna: Programmabureau).
Communicatie en stimulering
In de praktijk blijkt dat veel onduidelijkheden en discussies rondom de sanering van
asbestdaken gaan over de kosten, de regels met betrekking tot saneren en de risico’s
van asbest. Vaak is de onduidelijkheid een combinatie van deze drie onderwerpen. De
communicatie vanuit het Programmabureau richt zich dan ook op deze drie onderwerpen
via voorlichtingsbijeenkomsten, LinkedIn, nieuwsbrieven, de website www.asbestversnelling.nl en het delen van best practices.
Als vervolg op de pilot in 2020 heeft Milieu Centraal in september 2021 opnieuw een
«week van de asbestvrije schuur» geïnitieerd. Doel van deze actie is eigenaren van
kleine asbestdaken te stimuleren om – waar mogelijk collectief – hun asbestdak te
saneren. Gemeenten verzorgden zelf de opzet en uitvoering van de actieweek. Milieu
Centraal stelde voor de deelnemers een toolkit ter beschikking met daarin ondersteunende informatie en communicatiemiddelen. Dit
jaar namen meer dan 15 gemeenten elk op hun eigen wijze deel aan deze actie.
Particulier fonds
Voor particuliere eigenaren van asbestdaken is sinds mei 2021 de SVn4 Maatwerklening asbestdaksanering in het leven geroepen (hierna: particulier fonds).
Versnelde sanering van asbestdaken kan in veel gevallen samenlopen met opgaven in
de energietransitie. In dat kader is ervoor gekozen om ook verduurzamingsmaatregelen
onder de reikwijdte van het particuliere fonds te laten vallen. Het gaat hierbij met
name om het meefinancieren van dakisolatie en/of zonnepanelen bij het saneren van
een asbestdak. Geïnteresseerde provincies en gemeenten kunnen via SVn deelnemen aan
het fonds. In Lelystad en de provincie Drenthe kan inmiddels een lening worden aangevraagd.
Ook gedeputeerde staten van Gelderland hebben besloten deel te nemen via een koppeling
met hun «Stimuleringsfonds Energiemaatregelen en asbestsanering voor particuliere
woningeigenaren». Er zijn nog geen leningen daadwerkelijk verstrekt.
Zakelijk fonds
Tijdens het commissiedebat Externe Veiligheid van 1 juli 2021 (Kamerstuk 22 343, nr. 298) heb ik toegezegd u te informeren over het zakelijke fonds. Eerder waren door de
leden van de D66-fractie vragen gesteld over de verschillende opties daarvoor in het
schriftelijk overleg Externe Veiligheid van 24 november 2020. Voor de zakelijke dakeigenaren
is gewerkt aan een verdere uitwerking van het zakelijke fonds op basis van het advies
dat SIRA Consulting hierover heeft uitgebracht5. SIRA adviseerde een klein hoog-risicofonds op te richten voor bedrijven die via
handhaving of andere urgentie gedwongen worden hun dak te saneren maar onvoldoende
inkomsten hebben voor een lening uit de markt.
Omdat het onderscheid lastig te maken is en omdat er momenteel nog geen sprake is
van grootschalige handhaving om sanering te verplichten, was het voornemen het fonds
open te stellen voor alle bedrijven die niet in aanmerking komen om een lening uit
de markt te verkrijgen. Vervolgens is overleg gevoerd met RVO als beoogde uitvoerende
organisatie om het fonds verder operationeel te maken en zijn de contouren uitgewerkt.
Op basis daarvan is advies gevraagd aan RVO, met als uitkomst dat RVO een lening voor
de specifieke doelgroep en problematiek sterk afraadt, in welke vorm dan ook. De belangrijkste
argumenten van RVO zijn dat de betreffende doelgroep niet in staat zal zijn de lening
terug te betalen en dat het nemen van maatregelen om het geleende geld terug te krijgen
zeer belastend is voor de ondernemer. Het zou mogelijk zijn om een soepele kwijting
te hanteren, maar dit maakt de regeling kostbaar en ook dan is de belasting voor de
ondernemers nog aanzienlijk. Voor de betreffende doelgroep is een lening niet aantrekkelijk
omdat het geen rendement oplevert. Ondernemers die in deze financiële situatie verkeren
zullen andere prioriteiten hebben. Omdat een grotere schuld en aflossingslast het
belang raken van de bank van de ondernemer, kan de bank eisen dat geen gebruik wordt
gemaakt van de regeling. Een voorwaarde is dan ook dat de banken de uitbreiding van
de schuld accepteren. Uit overleg met de agrarische werkgroep van de Nederlandse Vereniging
van Banken (NVB) op 8 september jl. is gebleken dat de banken de opvatting van RVO
delen. Het door RVO benoemde vereiste draagvlak bij de banken lijkt dus niet aanwezig.
Uiteraard neem ik het advies van RVO en het oordeel van de banken serieus. Ik heb
de situatie voorgelegd aan de ambassadeurs van de samenwerkingsverklaring. Daaruit
bleek steun om niet over te gaan tot de oprichting van het zakelijke fonds. Daarbij
is ook in aanmerking genomen dat, zoals ook uit het rapport van SIRA bleek, verreweg
de meeste zakelijke eigenaren van asbestdaken in staat zijn om zelf de sanering te
financieren of gebruik kunnen maken van bestaande regelingen. Het zakelijke fonds
was bedoeld als sluitstuk voor een kleine groep.
Alles overziend, zal ik dus niet overgaan tot de oprichting van een zakelijk fonds
en wil ik in overleg met de ambassadeurs zoeken naar een alternatieve besteding van
de beschikbare middelen. Daarover kan het nieuwe kabinet dan een beslissing nemen.
Vereenvoudiging sanering asbestdaken
Zoals uit de samenwerkingsverklaring blijkt is het gezamenlijk streven om de uitvoering
van de sanering en vervanging van asbestdaken te vereenvoudigen en zo de kosten te
beperken zonder dat daarbij de veiligheid en gezondheid van werknemers of omstanders
in gevaar wordt gebracht. In dat kader is in 2020 onder meer een blootstellingsonderzoek
uitgevoerd. Ik ga hier nader op in onder punt 6 bij vervolgstappen blootstellingsonderzoek.
3. Productenbesluit asbest
In de brief van 16 december 2020 is beschreven dat herziening van het Productenbesluit
asbest nodig is om een goede aansluiting op de Europese REACH-verordening tot stand
te brengen omdat is gebleken dat de betreffende regelgeving daar niet goed mee is
afgestemd. De opzet was om in het nieuwe Productenbesluit asbest eisen te stellen
aan het op de markt brengen en gebruiken van stoffen waarin asbest aanwezig is dat
niet opzettelijk is toegevoegd. Het gaat dan met name om asbest dat van nature aanwezig
kan zijn in bijvoorbeeld talk. De gedachte was dat voor deze regelgeving naast REACH
nationale ruimte bestaat, aangezien REACH alleen een restrictie stelt voor asbest
dat opzettelijk is toegevoegd. Bij nadere juridische analyse is echter geconcludeerd
dat die ruimte ontbreekt. Er moet vanuit worden gegaan dat REACH geldt voor het op
de markt brengen van stoffen in het algemeen. Het feit dat alleen een specifiek verbod
is opgenomen voor opzettelijk toegevoegde asbest, betekent niet dat niet-opzettelijk
toegevoegde asbest niet onder de reikwijdte van REACH valt. Dat niet-opzettelijk toegevoegde
asbest ook onder de reikwijdte van REACH valt heeft als gevolg dat hiervoor ook de
harmonisatieverplichting geldt en er dus geen nationale ruimte is hiervoor regelgeving
in werking te laten treden.
Ik vind het een ongewenste situatie dat enerzijds niet-opzettelijk toegevoegde asbest
onder REACH valt maar REACH daar geen eisen aan stelt en anderzijds dat hiermee de
mogelijkheid niet bestaat om het nationaal te regelen. Ik ben daarom een overleg met
de Europese Commissie gestart om te bezien hoe dit kan worden opgelost.
Concreet betekent een en ander dat er op dit moment zowel op nationaal als Europees
niveau geen verbod is om stoffen met niet-opzettelijk toegevoegde asbest op de markt
te brengen. Op grond van de Cosmeticaverordening geldt wel een verbod op asbest in
de betreffende producten ongeacht of sprake is van opzettelijk of niet opzettelijk
toegevoegde asbest. Hierover is uw Kamer eerder geïnformeerd door de Minister van
Medische Zorg en Sport, onder wiens verantwoordelijkheid deze regelgeving valt. Daarnaast
is van belang dat in werksituaties op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit moet
worden voldaan aan een grenswaarde voor de blootstelling, ook bij het werken met stoffen
waaraan asbest niet opzettelijk is toegevoegd. Verder stelt het Besluit bodemkwaliteit
eisen aan asbest in bouwstoffen, grond en bagger. Onder het hieronder opgenomen kopje
«(5) Asbest in grondstoffen» zal ik toelichten hoe ik in de periode zonder wettelijk
verbod actie onderneem om risico’s te beperken.
4. Caribisch Nederland
In mijn brief van 16 december 2020 heb ik u geïnformeerd over regelgeving voor asbest
in Caribisch Nederland. Mijn voornemen was om het lokale bestuur te ondersteunen met
het opstellen van een verordening om het gebruik van asbest te reguleren. Het afgelopen
jaar is deze verordening nog niet tot stand gekomen, mede als gevolg van COVID-19
en enkele juridische en beleidsmatige vraagstukken. Vraag hierbij was met name of
een verordening het gewenste instrument zou zijn, gelet op wensen van het lokale bestuur
en de samenhang met andere onderwerpen waarvoor regelgeving vereist is. Op zeer korte
termijn verwacht ik in samenspraak met het lokale bestuur hierover een besluit te
kunnen nemen en invulling te geven aan de regelgeving. Inhoudelijk is daar het nodige
aan voorbereid, zodat de verdere procedure hopelijk vlot kan verlopen.
5. Asbest in grondstoffen
Afgelopen september is bij de ILT een melding binnengekomen van een geïmporteerde
partij ruwe talk met daarin van nature aanwezig asbest. De partij had een omvang van
40 containers. De importeur had dit zelf in het kader van kwaliteitscontrole vastgesteld.
Vanwege het onder drie genoemde probleem, dat er geen eisen onder REACH gesteld worden
aan niet-opzettelijk toegevoegde asbest in grondstoffen, kon de ILT niet optreden.
De partij ruwe talk wordt nu door het bedrijf teruggestuurd naar Pakistan, het land
van herkomst, behoudens vijf containers die al waren gelost of beschadigd waren en
worden verwerkt als afvalstof. Het terugsturen van de grondstoffen naar het land van
herkomst heeft als nadeel dat deze dan mogelijk opnieuw in de keten belanden. Bij
voorkeur worden deze daarom uit de keten verwijderd, maar dat leidt tot hoge kosten
voor de ondernemer. De ILT heeft hierover contact gehad met de Pakistaanse autoriteiten.
In de tussentijd laat ik een klein onderzoek uitvoeren om te komen tot een zo volledig
mogelijke indicatieve lijst van stoffen waarin van nature asbest kan voorkomen. Deze
lijst zal ik samen met een begeleidende brief naar de bedrijven in Nederland sturen
die handelingen verrichten met de betreffende grondstoffen. Doel is hen te informeren
over grondstoffen waarin asbest van nature kan voorkomen en hen te wijzen op het belang
van het voorkomen dat zij grondstoffen met asbest importeren en verwerken. Hiermee
wordt een beroep gedaan op bedrijven in het kader van maatschappelijk verantwoord
ondernemen. Zoals het voorbeeld van de geïmporteerde talk gelukkig laat zien, zullen
bedrijven in het algemeen willen voorkomen dat zij asbesthoudende grondstoffen in
hun keten brengen.
6. Moties en toezeggingen
Ik wil u graag informeren over een aantal toezeggingen en moties rondom asbest.
Vergroten aantal deelnemers aan de samenwerking
Op 25 februari 2021 is een motie aangenomen van het lid Van den Anker c.s. over het
vergroten van het aantal deelnemers aan de samenwerkingsverklaring (motie 30 175, nr. 363). Het aantal deelnemers is sinds de eerste ondertekening gestegen van 21 naar 34.
Om de samenwerking verder uit te breiden is door het Programmabureau een plan van
aanpak opgesteld voor het actief benaderen van potentiele nieuwe deelnemers. Inmiddels
worden potentiele nieuwe partners actief benaderd door zowel het Programmabureau als
door een aantal van de ondertekenaars van de samenwerkingsverklaring.
Vervolgstappen na blootstellingsonderzoek
Op 11 mei 2021 is door uw Kamer de motie van de leden Stoffer en Geurts aangenomen
(Kamerstuk 28 089, nr. 189) waarin wordt verzocht om in overleg met betrokken bedrijven, gemeenten en omgevingsdiensten
een vervolg te geven aan het Blootstellingsonderzoek dat Arcadis in 2020 heeft uitgevoerd
(Kamerstuk 25 834, nr. 175). Als eerste stap heb ik een plan van aanpak voor de uitvoering van deze motie ontvangen
van het programmabureau. Dit plan bied ik u hierbij aan6.
Volgens het plan van aanpak worden geen aanvullende blootstellingsmetingen uitgevoerd.
Uit beschikbare meetgegevens kan al worden opgemaakt dat het toepassen van schuim
de emissie van asbestvezels tijdens de sanering kan beperken. Het uitvoeren van meer
metingen kan deze indicatie weliswaar versterken, maar om daadwerkelijk de data te
kunnen gebruiken om te kunnen saneren in een lagere risicoklasse, is validatie van
een specifieke werkmethode via het VIP vereist. Volgens het plan van aanpak zal een
gedegen kostenanalyse worden gemaakt door voor verschillende daken de kosten te vergelijken
van sanering in risicoklasse 2 met sanering in de lagere risicoklasse 1. Ook daken
met asbestleien worden hierbij meegenomen.
Bij de uitvoering van het plan van aanpak zal ook indicatief aandacht worden besteed
aan de risico’s. Dit is van belang omdat de veiligheid van de werknemer en de omgeving
niet in het geding mag zijn. Naast de risico’s van het werken met asbest speelt bij
de sanering van asbestdaken ook het risico van werken op hoogte. Het toepassen van
schuim kan invloed hebben op deze risico’s. Zoals aangeven gaat het om een indicatie
van risico’s, omdat de werkwijze van het VIP is bedoeld om daar een volledige beoordeling
van te doen.
Het programmabureau heeft aangegeven mij in de eerste helft van 2022 de resultaten
van de uitvoering van het plan van aanpak aan te bieden. Bij een gunstige uitkomst
zal ik nagaan wat nodig is om te komen tot een implementatie van een werkwijze die
kan leiden tot lagere kosten, zodat dit ten goede kan komen aan de aanpak van de asbestdaken.
Deelname verzekeraars en verzekerbaarheid van asbestdaken
Op 15 december 2020 heeft de Minister van Financiën, mede namens mij, met een brief
aan de voorzitter van de Tweede Kamer7 de schriftelijke vragen van de leden Koerhuis en Van der Linden (beiden VVD) over
de vermeende beperkte dekking en verzekerbaarheid van asbestdaken beantwoord. In deze
brief is toegezegd dat het Programmabureau met verzekeraars hierover in gesprek zal
gaan. Het doel hiervan was om meer helderheid te krijgen over de al dan niet veranderende
voorwaarden, zodat het programmabureau hier duidelijk over kan communiceren.
Wat betreft de verzekerbaarheid van asbestdaken is het uiteraard aan elke verzekeraar
zelf om zijn eigen polisvoorwaarden en de hoogte van de premie te bepalen. Navraag
bij het Verbond van Verzekeraars leert dat zij geen totaaloverzicht heeft van de voorwaarden
die door individuele verzekeraars worden gehanteerd. Uit een korte inventarisatie
door het Programmabureau en op basis van eerder uitgevoerd onderzoek door andere organisaties
(bijvoorbeeld de Consumentenbond, september 2021) blijkt dat er verschillen zijn tussen
verzekeraars als het gaat om de dekking van de opruimingskosten en de saneringskosten.
Ook de dekking van aansprakelijkheidsverzekeringen verschilt. Daarnaast zijn de gehanteerde
afschrijvingspercentages van de asbestdaken en -gevels niet uniform. Algemeen beeld
is wel dat asbestdaken en -gevels nog steeds verzekerd kunnen worden.
In gesprek gaan met het Instituut Asbestslachtoffers
De motie van het lid Beckerman c.s. van 4 november 2021 (Kamerstuk 35 925 XII, nr. 27) die is ingediend tijdens de behandeling van de begroting van IenW verzoekt om nog
dit jaar in gesprek te gaan met het Instituut Asbestslachtoffers (IAS). Aanleiding
hiervoor is de brief die het IAS heeft gestuurd aan het Ministerie van JenV over de
wettelijke verjaringstermijn die volgens het Burgerlijk Wetboek geldt voor het aansprakelijk
kunnen stellen van een werkgever voor de schade die bij een werknemer is ontstaan
als gevolg van werkgerelateerde blootstelling aan asbest. Het betreft de uitvoering
van de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers 2014 die is bedoeld voor het verlenen
van een tegemoetkoming aan werkgerelateerde asbestslachtoffers. De Ministeries van
JenV en SZW hebben het overleg met het IAS gestart en uw Kamer zal worden geïnformeerd
over de uitkomsten.
De verjaringstermijn speelt geen rol in de Regeling tegemoetkoming niet-loondienstgerelateerde
slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS-regeling) die onder mijn verantwoordelijkheid
valt. Aangezien er bij slachtoffers die in aanmerking komen voor deze regeling geen
relatie is met blootstelling tijdens het werk, is het aansprakelijk stellen van een
werkgever hier niet aan de orde.
7. Voorgenomen beleidsevaluaties
Op 21 december 2018 is uw Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van de beleidsdoorlichting
van artikel 22 van de begroting van het Ministerie IenW betreffende omgevingsveiligheid
en milieurisico’s8. Een van de aanbevelingen was om met het oog op een volgende beleidsdoorlichting
meer kwantitatief evaluatie materiaal beschikbaar te hebben om zo de doelmatigheid
van het gevoerde beleid beter te kunnen beoordelen. Ik heb het voornemen om voor het
onderwerp asbestdaken een beleidsevaluatie uit te voeren. De voorbereidingen hiervoor
zijn inmiddels gestart. Ik verwacht uw Kamer in 2022 over de uitkomsten van deze evaluatie
te kunnen informeren.
Op 1 maart 2017 is het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS) verplicht gesteld in het
asbestprocescertificaat (een bijlage van de Arbeidsomstandighedenregeling). Het LAVS
is bedoeld voor betere naleving en ondersteuning van toezicht op de naleving van asbestregelgeving
geldend voor (gecertificeerde) bedrijven werkzaam in de asbestsaneringsketen. Het
Ministerie van IenW en het Ministerie van SZW willen het LAVS laten evalueren om inzicht
te krijgen in de werking en in de doeltreffendheid en de doelmatigheid. De voorbereidingen
voor deze evaluatie worden in 2022 gestart. De resultaten van de evaluatie worden
met uw Kamer gedeeld.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
S.P.R.A. van Weyenberg
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
S.P.R.A. van Weyenberg, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat