Brief regering : Verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de ministers van Defensie van 26 augustus 2020
21 501-28 Defensieraad
Nr. 210
BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 september 2020
Inleiding
Hierbij bied ik u het verslag aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met
de Ministers van Defensie van 26 augustus jongstleden. Tijdens deze vergadering is
gesproken over de operationele inzet in het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids-
en Defensiebeleid (GVDB), het Strategisch Kompas en de Europese veiligheids- en defensiecultuur
post-COVID-19.
Werksessie I: GVDB operationele inzet
De ministers bespraken tijdens de eerste werksessie de operationele inzet in het kader
van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB). Bij deze sessie waren
ook de secretaris-generaal van de NAVO, de heer Jens Stoltenberg, en de plaatsvervangend
secretaris-generaal voor vredesoperaties van de Verenigde Naties, de heer Jean-Pierre
Lacroix, aanwezig. Er werd door de ministers veelvuldig ingegaan op de actualiteit
in Mali en de Oostelijke Middellandse Zee.
De Europese Raad heeft recent zijn zorgen uitgesproken over de gebeurtenissen in Mali
en de mogelijke destabiliserende impact hiervan op de gehele regio en de strijd tegen
terrorisme. Onder de ministers bestond brede consensus dat een snelle transitie naar
civiel bestuur van groot belang is. De internationale gemeenschap heeft de afgelopen
jaren veel geïnvesteerd in Mali. Het is van belang om deze inspanningen niet verloren
te laten gaan. De activiteiten van de EU-missies zijn grotendeels opgeschort en kunnen
pas weer herstart worden op verzoek van een legitieme Malinese autoriteit.1 De ministers deelden de zorgen over de situatie in de Oostelijke Middellandse Zee
en spraken solidariteit uit met Griekenland en Cyprus. Veel lidstaten bepleitten het
belang van de-escalatie en dialoog, waarbij tevens de Duitse bemiddelingsrol werd
gesteund.
Tot slot benadrukten de ministers de noodzaak om snel tot een akkoord te komen betreffende
de Europese Vredesfaciliteit (European Peace Facility, EPF). Daarnaast benadrukten ze het belang van het verstevigen van de onderlinge
samenwerking tussen de EU, de NAVO en de VN. Militaire mobiliteit werd als voorbeeld
genoemd waarbij EU-NAVO samenwerking van groot belang is.
De Nederlandse inbreng richtte zich in deze eerste werksessie op de actualiteit in
Mali en de Oostelijke Middellandse Zee, op het belang van militaire mobiliteit in
Europa en het betrekken van derde landen bij de Permanent gestructureerde samenwerking
(PESCO), alsook op het belang om snel tot een akkoord te komen betreffende de EPF.
Werksessie II: Strategisch kompas
De tweede werksessie vond in EU-only format plaats. De Hoge Vertegenwoordiger (HV), de heer Josep Borrell Fontelles, benadrukte
dat bij de vorming van het Strategisch Kompas de lidstaten aan het roer staan. Hierbij
onderstreepte hij dat het Strategisch Kompas moet bijdragen aan de verdere ontwikkeling
van de EU als een strategische speler die veiligheid biedt en zijn burgers beschermt.
Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, hebben het belang onderstreept van de
ontwikkeling van het Strategisch Kompas. Nederland heeft hierbij aangegeven dat het
Strategisch Kompas gezien wordt als een instrument dat richting kan geven aan de ontwikkeling
en implementatie van verschillende lopende EU-defensie initiatieven, en dat het van
belang is hierbij ook naar de strategische processen van de NAVO te kijken.
De HV heeft daarnaast kort stilgestaan bij het tijdpad van de ontwikkeling van het
Strategisch Kompas. De lidstaten steunen het voorgestelde tijdpad. De eerste belangrijke
stap is de dreigingsanalyse die, op basis van de informatie die door de EU-lidstaten
wordt aangeleverd, wordt opgesteld door de Single Intelligence Analysis Capacity (SIAC).
Nederland heeft aangegeven actief te zullen bijdragen aan dit proces. De inzet van
SIAC is om deze dreigingsanalyse eind 2020 af te ronden. Het uiteindelijke Strategisch
Kompas moet in 2022 gereed zijn.
Werkdiner: Europese veiligheids- en defensiecultuur post-COVID-19
Tijdens het werkdiner hebben de ministers gesproken over de Europese veiligheids-
en defensiecultuur post-COVID-19. De HV heeft hierbij onderstreept dat de EU en de
NAVO elkaar goed kunnen aanvullen wanneer het gaat om uitdagingen voor de algemene
veiligheidssituatie die door de COVID-19 zijn versterkt. Er was brede consensus dat
de samenwerking tussen de EU-lidstaten, de NAVO-bondgenoten en tussen de EU en de
NAVO van groot belang is. Beide organisaties spelen een essentiële rol in de Europese
veiligheidsarchitectuur.
Vergadering Framework Nations Concept
En marge van de informele RBZ-Defensie vond tevens de vergadering met de landen van
het Framework Nations Concept (FNC) plaats. Het vierde voortgangsrapport werd aangenomen. Het achterliggende doel
van het FNC werd nogmaals onderschreven: meer samenwerking, het verbeteren van de
interoperabiliteit, het harmoniseren van bestaande capaciteiten en het ontwikkelen
van nieuwe capaciteiten om uiteindelijk als groepen NAVO-bondgenoten effectiever te
worden en tot een meer structurele samenwerking te komen. Het FNC geeft daarbij met
name de kleinere NAVO-bondgenoten de mogelijkheid om in grotere formaties te oefenen
en ingezet te kunnen worden.
EUTM Mali
De drie Nederlandse stafofficieren die op 25 augustus jl. zouden terugkeren naar Mali
om hun werkzaamheden binnen EUTM Mali te hervatten zijn in Nederland gebleven. Zij
waren sinds hun repatriëring eind april jl. als gevolg van de COVID-19 maatregelen
in Nederland.
Motie Belhaj/Bosman: urban warfare-trainingsfaciliteit2
Deze motie verzocht de regering in november 2018 om de mogelijkheden te verkennen
voor het initiatief van een PESCO-project om te komen tot een gezamenlijke Europese
urban warfare-trainingsfaciliteit ten behoeve van het gezamenlijk opleiden en trainen van militairen.
Ik heb verschillende pogingen gedaan om te verkennen of er interesse zou zijn om te
komen tot een PESCO project op het terrein van een dergelijke Europese faciliteit.
De beraadslagingen leverden op dat er onvoldoende animo is om een dergelijk project
te starten omdat Europese landen reeds intensief gezamenlijk oefenen in de daarvoor
bestaande trainingsfaciliteiten, zoals bijvoorbeeld Nederland en Duitsland al gezamenlijk
doen. Daarnaast ligt bij PESCO in toenemende mate de nadruk op projecten die bijdragen
aan Europese capaciteitsontwikkeling die de tekortkomingen op dat vlak mitigeren.
Daarom is in 2019, toen de derde set aan PESCO-projecten werd aangenomen door de Raad,
wederom geen projectvoorstel voor het oprichten van een urban warfare trainingsfaciliteit ingediend. Overigens geldt dat Nederland zelf beschikt over hoogwaardige
trainingsfaciliteiten voor het opleiden en trainen van militairen in urban warfare situaties. Hier trainen we ook gezamenlijk met onze Europese partners. Ik beschouw
de motie hiermee als afgedaan.
Stand van zaken EU-defensiesamenwerking
Hieronder treft u nadere informatie aan over de stand van zaken op de verschillende
EU-defensie dossiers. Er wordt kort ingegaan op de laatste relevante ontwikkelingen.
Strategisch Kompas
De EU-lidstaten zijn door de Single Intelligence Analysis Capacity (SIAC) verzocht input te leveren voor de dreigingsanalyse, dat als fundament dient
voor het Strategisch Kompas. De dreigingsanalyse betreft een inlichtingenproduct,
waarvoor in Nederland zowel de MIVD als de AIVD zijn aangeschreven. De inzet van SIAC
is om de dreigingsanalyse eind 2020 af te ronden.
EDF
Op 17 juli jl. spraken de EU-lidstaten verder over de vormgeving van het meerjarige
werkprogramma van het EDF. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld wordt toegewerkt naar
voorziene goedkeuring van het werkprogramma begin 2021.
EDIDP
Er zijn geen laatste relevante ontwikkelingen ten opzichte van het verslag van de
vorige RBZ-Defensie (Kamerstuk 21 501-28, nr. 206).
PESCO
Begin juli jl. vond een eerste workshop plaats ten behoeve van de strategische herziening van PESCO. Tijdens deze workshop bespraken de lidstaten de projecten(cycli) en de nationale implementatieplannen.
In september zijn twee workshops voorzien. De eerste zal gaan over het clusteren,
samenvoegen en/of beëindigen van projecten en de tweede over het format van de nationale
implementatieplannen.
Eind juni jl. lag het concept-Raadsbesluit ten aanzien van de deelname van derde landen
aan PESCO-projecten voor in COREPER. Ondanks brede steun onder de lidstaten voor dit
voorstel, waaronder van Nederland, werd er helaas geen unanimiteit gevonden. De onderhandelingen
over dit Raadsbesluit zullen de komende maanden door het Duitse voorzitterschap van
de EU worden geleid.
EPF
De lidstaten hebben in verschillende werkgroepen verder gewerkt aan het EPF concept-Raadsbesluit
en de bijbehorende documenten. Ook is in het kader van de onderhandelingen omtrent
het Meerjarig Financieel Kader (MFK) afgesproken dat het budget voor de EPF € 5 miljard
voor de periode 2021–2027 zal bevatten. Voor Nederland is het van belang dat voor
het einde van het jaar een akkoord wordt gesloten over het EPF.
De Minister van Defensie,
A.Th.B. Bijleveld-Schouten
Indieners
-
Indiener
A.Th.B. Bijleveld-Schouten, minister van Defensie