Brief regering : Kabinetsreactie Herfstpakket Europees Semester 2020
21 501-20 Europese Raad
Nr. 1509
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT EN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2020
De Europese Commissie (hierna: Commissie) heeft op dinsdag 17 december jl. de start
van het Europees Semester 2020 ingeluid met de publicatie van het zogenoemde herfstpakket,
bestaande uit de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie voor
2020 (Annual Sustainable Growth Strategy, ASGS), het jaarlijkse rapport over het waarschuwingsmechanisme (Alert Mechanism Report, AMR) in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP), het
voorstel voor de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone,
het Draft Joint Employment Report en het Single Market Performance Report. De publicatie van dit pakket vond in voorgaande jaren plaats in november, vanwege
het aantreden van de nieuwe Commissie op 1 december 2019 is het ditmaal pas in december
gepubliceerd. Onderstaande brief geeft een overzicht van bovenstaande documenten en
de appreciatie van het kabinet.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat,
E.D. Wiebes
De Minister van Financiën,
W.B. Hoekstra
De stand van de economie
De Europese economie groeit nu voor het zevende jaar op rij. De Commissie verwacht
dat deze periode van groei zich zal voortzetten in 2020 en 2021 met in beide jaren
een groei van 1,2% voor het eurogebied en 1,4% voor de gehele EU. De Commissie noemt
echter geopolitieke spanningen en andere vormen van onzekerheid als redenen voor een
langere periode van lagere groei en lage inflatie. Daarnaast constateert de Commissie
dat de vooruitzichten voor de middellange termijn negatief worden beïnvloed door vergrijzing
en een lage productiviteitsgroei. De Commissie verwacht dat de economische groei in
Nederland door zal zetten, zij het in mindere mate in vergelijking met afgelopen jaren.
Volgens de meest recente ramingen van de Commissie groeit de Nederlandse economie
naar verwachting met 1,3% per jaar in zowel 2020 als 2021.
Annual Sustainable Growth Strategy
In de Annual Sustainable Growth Strategy (ASGS) blikt de Commissie vooruit op de belangrijkste economische beleidsuitdagingen
voor het komende jaar. In voorgaande jaren heette dit document de Annual Growth Survey, maar gezien de doelstellingen van de nieuwe Commissie is de nadruk van dit document
meer op duurzame economische groei komen te liggen. De Green Deal, waarin duurzaamheid
en welzijn centraal staan, fungeert als de nieuwe groeistrategie.
In dit licht stelt de Commissie voor om in 2020 het beleid te richten op 1) duurzaamheid;
2) productiviteit; 3) inclusiviteit en 4) stabiliteit.
Op hoofdlijnen deelt het kabinet de prioriteiten van de Commissie. Klimaatverandering
is één van de grote uitdagingen van onze tijd en in Nederland neemt het kabinet zijn
verantwoordelijkheid om dit zoveel mogelijk tegen te gaan. Zo houden wij ons land
leefbaar voor de toekomstige generaties. De doelstelling van klimaatneutraliteit in
2050, opgenomen door de Commissie in de ASGS, is belangrijk om de klimaattransitie
voortvarend en gezamenlijk door te zetten, terwijl we de Nederlandse concurrentiepositie
borgen en versterken. Naast milieuwinst biedt een ambitieus klimaatbeleid ook kansen
voor onze economie, ons lange termijn verdienvermogen en onze welvaart. Door als EU
voorop te lopen in de klimaattransitie faciliteren we de ontwikkeling van nieuwe technologieën
op klimaatterrein, die ons een voorsprong ten opzichte van andere landen zullen geven,
waardoor we in staat zullen zijn om te concurreren en exporteren. De Commissie kondigt
in de ASGS een plan aan dat als katalysator moet dienen voor het verschuiven van publieke
en private investeringen naar de klimaattransitie. Het Commissievoorstel voor een
zogenoemd Sustainable Europe Investment Plan is er op gericht publieke duurzame financiering te bundelen en te coördineren, onder
andere met gebruik van middelen uit de Europese begroting, de Europese Investeringsbank
en mogelijk via oormerking van de opbrengsten uit het EU-systeem voor emissiehandel
(ETS). Zodra de Commissie een voorstel presenteert, zal het kabinet hiervan, middels
een BNC-fiche, een appreciatie naar uw Kamer sturen. Ook zet de Commissie in op het
verbeteren van het wetgevende kader om private investeringen te mobiliseren. Dit bouwt
voort op de taxonomie voor duurzame financiering waar, tot genoegen van het kabinet,
recentelijk een akkoord over is bereikt. Uw Kamer zal over het Sustainable Europe Investment Plan een separate appreciatie ontvangen.
De EU staat volgens de Commissie voor significante uitdagingen op het gebied van productiviteit.
Vanwege de vergrijzing en beperkte bevolkingsgroei zal productiviteitsgroei de basis
van het toekomstige verdienvermogen van de economie moeten vormen. De Commissie schetst
een pessimistisch beeld van de ontwikkeling van productiviteit in Europa, waar niet
alleen de convergentie met de Verenigde Staten al sinds de jaren 80 niet meer plaatsvindt,
maar waarbij ook binnen de EU divergentie tussen de lidstaten ontstaat. Nederland
is één van de meest productieve lidstaten van de EU, maar de productiviteitsgroei
is, net zoals in andere hoogproductieve lidstaten, laag. Volgens het CBS ligt de productiviteitsgroei
op 3,9% voor de gehele periode 2008–2018. In de Kamerbrief groeistrategie voor Nederland
op de lange termijn, heeft het kabinet zijn antwoord geformuleerd op deze grote uitdaging.1 De transitie naar een klimaatneutrale, circulaire en schone EU zal een transformatie
van de economie vereisen binnen één generatie en dit zal alle sectoren betreffen.
Deze transitie biedt een kans om de verouderde kapitaalgoederen in Europa te moderniseren
en om als EU voorloper te worden op het gebied van duurzame technologische ontwikkelingen
en digitalisering. Digitalisering zal een grote rol moeten spelen in de transitie
naar een concurrerende klimaatneutrale, circulaire en schone economie. Het belang
van deze synergie wordt door de Commissie en het kabinet gedeeld. Ten slotte deelt
het kabinet de ambities van de Commissie voor het versterken van de interne markt.
Een goed functionerende interne markt is cruciaal voor het Nederlandse- en het Europese
verdienvermogen.
Voor een welvarende Europese Unie is het voor het kabinet belangrijk dat iedereen
kan profiteren van de baten van economische groei. De Commissie benadrukt dat hiervoor
een eerlijke economie met een focus op inclusieve groei van belang is. De Commissie
benoemt, onder andere, dat goed en toegankelijk onderwijs, aantrekkelijk beroepsonderwijs,
toegankelijke zorg en een efficiënte overheid hierbij een belangrijke rol spelen.
Ook benadrukt de Commissie het belang van hogere investeringen in vaardigheden. De
implementatie van de Europese pijler van sociale rechten kan bijdragen aan een inclusiever
Europa. Nationaal kijkt het kabinet ook naar manieren om beleid inclusiever vorm te
geven, mede met behulp van de Monitor Brede Welvaart. Het kabinet heeft de ambitie
dat leven lang ontwikkelen voor iedereen vanzelfsprekend wordt.2 Dat is nodig voor de duurzame inzetbaarheid van mensen en voor de beschikbaarheid
van voldoende en goed opgeleide mensen voor de grote transities (energie, klimaat,
digitalisering) en daarmee ook voor ons verdienvermogen.
Om het bovenstaande te realiseren is het van belang dat er sprake is van stabiliteit
binnen het financieel-economisch systeem van de EU. Hiervoor blijft het doorvoeren
van structurele hervormingen onverminderd belangrijk. Hiernaast zijn kwalitatief hoogwaardige
publieke instellingen van groot belang voor goed functionerende markten. Goed functionerende
arbeids- en productmarkten dragen bij aan het scheppen van banen en zorgen voor een
divers, kwalitatief beter en concurrerend productaanbod. Bovendien geven goed functionerende
markten een positieve impuls aan de productiviteitsgroei in de EU en vergroten zij
de concurrentiekracht van de EU ten opzichte van de rest van de wereld. Om de macro-economische
stabiliteit van de eurozone te waarborgen is het daarnaast belangrijk dat alle lidstaten
zich houden aan de afspraken verbonden aan het Stabiliteits- en Groeipact en dat de
Commissie en de Raad gebruik maken van beschikbare manieren om die afspraken te handhaven.
In de ASGS zet de Commissie uiteen hoe ze het Europees Semester wil heroriënteren
om de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties (Sustainable Development
Goals, SDGs) te integreren, zoals aangekondigd in de politieke beleidslijnen van de
Commissievoorzitter en de Green Deal. Dit zal onder andere vorm krijgen door de toevoeging
van een hoofdstuk in de landenrapporten over de duurzaamheid van de economie, de toevoeging van een annex vanuit Eurostat waarin voortgang
op SDGs wordt vermeld en door het uitlichten van de SDGs in de Commissievoorstellen
voor de landspecifieke aanbevelingen, waar dit van belang is voor economisch en werkgelegenheidsbeleid.
Het kabinet heeft zich gecommitteerd aan de SDGs en streeft ernaar alle zeventien
doelen in 2030 te behalen. De SDGs zijn alomvattende doelstellingen op gebied van
o.a. klimaat, milieu, gendergelijkheid en ongelijkheid. Nederland heeft zich eraan gecommitteerd om deze doelen te realiseren in zowel
eigen land, als om bij te dragen aan de realisatie van alle doelen wereldwijd door
middel van internationale samenwerking. Onder andere in de jaarlijkse Kamerbrief Monitor
Brede Welvaart en Sustainable Development Goals wordt uw Kamer uitgebreid geïnformeerd
over de Nederlandse situatie en trends op het gebied van brede welvaart en voortgang
op de SDGs. Daarnaast heeft uw Kamer, via de motie van de leden Asscher en Jetten,
het kabinet opgeroepen zich uit te spreken voor een overkoepelende EU-strategie met
betrekking tot de SDGs die de transitie naar een duurzaam Europa kan aanjagen en versnellen.3
Betreffende de integratie van de SDGs in het Semester vindt het kabinet het van belang
dat de focus van het Semester als coördinatie-instrument voor economisch en arbeidsmarktbeleid
behouden blijft. Het kabinet hecht eraan dat de analyses en conclusies met betrekking
tot het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de Macro-Economische Onevenwichtighedenprocedure
(MEOP) leidend blijven voor de landspecifieke aanbevelingen en dat de effectiviteit
daarvan niet verder onder druk komt te staan. Integratie van de SDGs in de landspecifieke
aanbevelingen zelf heeft daarom niet de voorkeur van het kabinet. Het kabinet zou
voor de integratie van de SDGs in het Semester een aanpak verkiezen waar een duidelijke
scheiding tussen enerzijds aanbevelingen op SGP/MEOP, waarvoor een juridische grondslag
is in het Verdrag betreffende de werking van de EU, en anderzijds monitoring op andere
beleidsterreinen wordt aangebracht.
Alert Mechanism Report
In het Alert Mechanism Report worden aan de hand van een scoreboard met indicatoren en indicatieve drempelwaarden
mogelijke macro-economische onevenwichtigheden opgespoord (zoals bubbels op de woningmarkt
en (te) snelle kredietgroei). Aan de hand van het scorebord wordt bepaald welke lidstaten
onderworpen worden aan nader onderzoek. Deze diepteonderzoeken moeten uitwijzen of
en in welke mate de betreffende lidstaten te kampen hebben met macro-economische onevenwichtigheden
en in hoeverre deze een risico vormen voor de lidstaten zelf, de Economische en Monetaire
Unie, of de EU als geheel.
De Commissie is voornemens om dit Semester 13 lidstaten nader te onderzoeken om vast
te stellen in welke mate zij kampen met onevenwichtigheden. Dit zijn Bulgarije, Kroatië,
Cyprus, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Italië, Portugal, Roemenië, Spanje,
Zweden en Nederland. Dit zijn dezelfde landen als vorig jaar. De resultaten van de
diepteonderzoeken worden in het voorjaar van 2020 verwacht.
De Commissie zal voor het zevende jaar op rij een diepteonderzoek uitvoeren naar mogelijke
onevenwichtigheden in de Nederlandse economie die verband houden met het overschot
op de lopende rekening en de hoge private schulden. Het Nederlandse spaaroverschot
is volgens de Commissie toe te schrijven aan alle economische sectoren. De hoge private
schulden betreffen vooral hoge schulden van huishoudens, die volgens de Commissie
nog altijd in belangrijke mate worden gedreven door de hypotheekrenteaftrek. De Commissie
constateert dat hoewel de huishoudschuld als percentage van het bruto binnenlands
product afneemt, de nominale schuld weer toeneemt.
Ten aanzien van de hoge schulden van huishoudens heeft het kabinet reeds maatregelen
genomen om deze te verkleinen. De loan-to-value-normen zijn de afgelopen jaren aangescherpt.
Daarnaast bouwt het kabinet het maximale tarief waartegen huizenbezitters hypotheekrentelasten
mogen aftrekken versneld af tot 37,05% in 2023. Het kabinet spendeert 2 miljard euro
aan het stimuleren van de bouw van betaalbare woningen en er zijn vijf woonakkoorden
tussen het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de regio’s
gesloten. Ook geeft het kabinet prioriteit aan het vergroten van het aanbod van middenhuurwoningen
in de vrije sector. In de wet «Maatregelen middenhuur» (Kamerstuk 35 036), aangenomen door de Eerste Kamer in mei jl. (Handelingen I 2018/19, nr. 32, item 7), worden onder andere de Huisvestingswet vereenvoudigd en de markttoets voor corporaties
aangepast, waardoor zij eenvoudiger huurwoningen in de vrije sector kunnen bouwen.
Deze maatregelen tezamen zullen de prikkels voor huishoudens om een hoge hypotheekschuld
aan te gaan kleiner maken, hetgeen een drukkend effect zal hebben op de ontwikkeling
van de huishoudschulden.
Het kabinet heeft verschillende maatregelen genomen die mogelijk een drukkend bijeffect
hebben op het overschot op de lopende rekening. De verhoging van de overheidsuitgaven
en het verlichten van de lasten op arbeid leiden bijvoorbeeld tot een hogere consumptie
en import. Ook heeft het kabinet de sociale partners en de private sector aangesproken
op de ruimte voor hogere lonen, terwijl in de overheidssector de lonen harder stijgen
dan in de marktsector.
Indien een diepteonderzoek uitwijst dat een lidstaat met onevenwichtigheden kampt,
kan de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen doen of, bij buitensporige
onevenwichtigheden die een risico vormen voor de stabiliteit van de eurozone, overgaan
tot het plaatsen van een lidstaat in de buitensporige onevenwichtighedenprocedure
(de correctieve arm van de MEOP). Lidstaten met buitensporige onevenwichtigheden krijgen
de kans om in hun Nationaal Hervormingsprogramma beleid aan te kondigen voor de aanpak
van de geïdentificeerde onevenwichtigheden. Na aankondiging van deze programma’s kan
de Commissie alsnog voorstellen een lidstaat in de correctieve arm van de MEOP te
plaatsen. Bij plaatsing in de correctieve arm worden lidstaten verplicht om hun onevenwichtigheden
aan te pakken. Voor Nederland zijn er de afgelopen jaren geen buitensporige onevenwichtigheden
geconstateerd.
Aanbevelingen voor de eurozone
In de aanbevelingen voor de eurozone benoemt de Commissie gezamenlijke (beleids)uitdagingen.
De Commissie heeft de volgende vijf aanbevelingen voorgesteld, die grotendeels dezelfde
beleidsterreinen als vorig jaar behandelen.
1. Bevorderen van groei, veerkracht en herbalancering
De Commissie beveelt bij tekorten op de lopende rekening aan om externe schulden af
te bouwen en de productiviteit te verbeteren via structurele hervormingen. Landen
met overschotten worden opgeroepen maatregelen te nemen die investeringen bevorderen
en de juiste voorwaarden voor loongroei scheppen, waarbij de rol van sociale partners
moet worden gerespecteerd. Alle lidstaten worden opgeroepen om voortgang te boeken
op de versterking van de interne markt en het ondernemingsklimaat en een inclusieve
transitie naar een competitieve en groene economie te stimuleren door zowel publieke
als private investeringen.
In het algemeen steunt het kabinet de inzet van de Commissie op beleid dat groei,
productiviteit en weerbaarheid binnen het eurogebied ondersteunt. Versterking van
de interne markt en implementatie van structurele hervormingen zijn hiervoor de geëigende
instrumenten. Afbouw van externe schulden kan daarbij een belangrijke bijdrage leveren
aan het vergroten van de veerkracht in landen met tekorten op de lopende rekening.
Het kabinet heeft de sociale partners aangesproken op de ruimte voor hogere lonen.
Bovendien heeft het kabinet hier zelf ook gevolg aan gegeven via de cao van het Rijk,
die in de zomer van 2018 is afgesloten. Momenteel stijgen de lonen in de overheidssector
harder dan in de marktsector. Tegelijkertijd benadrukt het kabinet dat lonen in Nederland
worden bepaald door overleg tussen sociale partners. Ook verlaagt het kabinet de lasten
op arbeid. Deze ontwikkelingen hebben naar verwachting een drukkend effect hebben
op het overschot op de lopende rekening.
2. Afbouwen van publieke schulden en verbeteren van de samenstelling
De Commissie beveelt lidstaten met hoge publieke schulden aan een prudent begrotingsbeleid
te voeren en deze schulden terug te brengen. Lidstaten met een gunstige begrotingspositie
worden aangeraden meer te investeren. In het geval van verslechterde economische omstandigheden
in de eurozone in 2020, beveelt de Commissie aan het geaggregeerde structurele begrotingssaldo
van de Eurozone expansief te maken. Tegelijkertijd moet het beleid volledig in lijn
met het SGP blijven, landspecifieke omstandigheden in overweging nemen, procycliciteit
vermijden en binnen de Eurogroep worden gecoördineerd. Hiernaast worden lidstaten
geadviseerd de kwaliteit van publieke financiën te verbeteren en budgettaire maatregelen
te nemen om een duurzame economie te stimuleren. Ten slotte moet agressieve belastingplanning
worden tegen gegaan en de race to the bottom op het gebied van vennootschapsbelasting worden aangepakt.
Het kabinet onderschrijft de aanbeveling dat lidstaten die hoge publieke schulden
hebben deze moeten terugdringen en dat de begrotingsafspraken vanuit het SGP hierbij
leidend zijn. Lidstaten moeten de huidige lage rente benutten om schuldniveaus te
verlagen en buffers in de begroting op te bouwen. Het geaggregeerde structurele begrotingssaldo
is hierbij in de ogen van het kabinet minder relevant. Ten aanzien van het advies
voor lidstaten met een hoog begrotingsoverschot om meer te investeren, neemt Nederland
dergelijke maatregelen maar is tegelijkertijd kritisch. Zolang begrotingsbeleid binnen
de regels van het SGP blijft, is de compositie van de begroting immers primair een
nationale bevoegdheid.
De aanpak van belastingontwijking is een speerpunt van dit kabinet, zoals blijkt uit
de door dit kabinet genomen maatregelen om belastingontwijking4 tegen te gaan. Om tot een effectieve oplossing van wereldwijde belastingontwijking
te komen is verdere internationale coördinatie onmisbaar. Nederland moedigt daarom
internationale initiatieven aan om belastingontwijking en de race to the bottom op het gebied van vennootschapsbelasting te bestrijden en ondersteunt verder onderzoek
daarnaar.
3. Verlagen van lasten op arbeid en doorvoeren van arbeidsmarkthervormingen
De Commissie roept lidstaten op onderwijs- en opleidingssystemen te versterken en
te investeren in vaardigheden. Daarnaast worden lidstaten opgeroepen de participatie
op de arbeidsmarkt, inclusief die van vrouwen, te verhogen en de belastingdruk op
arbeid te verlagen. Activerend arbeidsmarktbeleid moet worden versterkt en succesvolle
transities, waaronder naar meer digitale en groene banen, dienen te worden ondersteund.
Verder zouden hoogwaardige banen en eerlijke arbeidsomstandigheden moeten worden gestimuleerd
en de toegang tot adequate en duurzame sociale beschermingssystemen verbeterd. Tot
slot kan de effectiviteit van sociale dialoog omhoog en moeten lidstaten werk maken
van het oplossen van arbeidsmarktsegmentatie.
Het kabinet onderschrijft het belang van deze aanbevelingen voor de lidstaten. Wat
Nederland zelf betreft neemt het kabinet maatregelen om de arbeidsparticipatie verder
te verhogen en de balans op de arbeidsmarkt te herstellen. Zo heeft de Wet Arbeidsmarkt
in Balans (Kamerstuk 35 074), die 1 januari jl. is ingegaan, als doel de tegenstellingen op de arbeidsmarkt tussen
flexibele en vaste arbeidscontracten te verkleinen. De aanpassingen in het ontslagrecht
en sociale zekerheidsregelingen (waaronder WW-premiedifferentiatie) zullen hier aan
bijdragen, net als het tegengaan van schijnconstructies en het oneigenlijk gebruik
van payrolling. Ook maakt het kabinet werken meer lonend door de lasten op arbeid
te verlagen, onder meer door het invoeren van het tweeschijvenstelsel, waarmee de
regering de lasten verlegt van arbeid naar consumptie. Daarnaast heeft het kabinet
geïnvesteerd in de kinderopvang en het geboorteverlof voor partners uitgebreid.
4. Financiële sector, risicoreductie en voltooien bankenunie
Bankenunie
De Commissie beveelt aan de bankenunie te voltooien, de politieke onderhandelingen
over een Europees Depositoverzekeringsstelsel (EDIS) te starten, stappen te zetten
om het crisisraamwerk te verbeteren en voorzieningen voor liquiditeit in resolutie
te maken, alsook de gemeenschappelijke achtervang voor het gemeenschappelijke resolutiefonds
te operationaliseren. Hiernaast beveelt de Commissie aan banken in de eurozone in
de gelegenheid te blijven stellen hun volume niet-renderende leningen snel terug te
dringen en de opbouw hiervan te voorkomen.
Gelet op de grensoverschrijdende activiteiten van banken is nog meer gemeenschappelijk
beleid van de EU ten aanzien van banken en het toezicht daarop een goede zaak. Nederland
werkt graag mee aan het verminderen van risico’s en het opbouwen van stabiliteit via
een EDIS. Zo kan namelijk beter voorkomen worden dat nationale overheden moeten bijspringen
om tekorten van een nationaal depositogarantiestelsel te dichten. Conform het standpunt
van het kabinet is voor Nederland van belang dat, voordat daadwerkelijk risicodeling
plaatsvindt via een EDIS, een betere behandeling van staatsobligaties op bankbalansen
gerealiseerd is en banken op gezondheid getoetst zijn door middel van een asset quality review. Dit kabinet staat positief tegenover gerichte verbeteringen in het crisisraamwerk
om het functioneren van de instrumenten van resolutie en faillissement van banken
nog beter te laten werken.
Ten aanzien van liquiditeit in resolutie is het kabinet van mening dat banken na resolutie
in principe in staat moeten zijn zelf de markt op te gaan of anders aan kunnen kloppen
voor normale liquiditeit bij centrale banken. Indien deze bronnen niet in voldoende
liquiditeit voorzien, kan onder voorwaarden een beroep worden gedaan op het resolutiefonds
en, indien dit fonds niet groot genoeg is, de gemeenschappelijke achtervang. Bij een
discussie over het volstaan van deze bronnen in een crisissituatie moet wat het kabinet
betreft eerst kritisch naar het huidige resolutieraamwerk worden gekeken om de kans
op een liquiditeitstekort na resolutie zo klein mogelijk te maken. Tot slot kan worden
verkend of de overeengekomen aanpassingen van beschikbare middelen van het bankresolutiefonds
beter ingezet of vergroot kunnen worden, waarbij Nederland van mening is dat dat niet
zou moeten leiden tot nieuwe, additionele Europese publieke garanties, bijvoorbeeld
via het ESM.5
In 2016 is afgesproken dat de achtervang voor het resolutiefonds eerder dan 2024 kan
worden ingevoerd bij voldoende risicoreductie in de Europese bankensector. De politieke
beslissing over de vervroegde invoering van de achtervang zal op zijn vroegst later
dit jaar worden genomen op basis van een rapport van de relevante Europese instellingen.
Het aanpakken van niet-renderende leningen draagt bij aan het gezonder maken van Europese
bankensectoren. Daarom is Nederland groot voorstander van de maatregelen om dergelijke
leningen terug te dringen. Nederland heeft dan ook actief bijgedragen aan ideeën voor
het versterken van toezicht, vergroten van beschikbare informatie over insolventieprocedures
en verder ontwikkelen van secundaire markten.
Anti-witwassen
De Commissie beveelt verder aan het raamwerk te versterken voor toezicht en handhaving
van anti-witwasregels. Het kabinet is sterke voorstander van Europees anti-witwastoezicht
en zet zich daarom op Europees niveau in voor realisatie van anti-witwastoezicht door
een EU-orgaan dat onafhankelijk is en direct toezicht uitoefent op financiële instellingen.
Daarbij hecht het kabinet eraan dat het Europese anti-witwastoezicht zich niet beperkt
tot financiële groepen die grensoverschrijdend opereren, maar zich uitstrekt tot alle
entiteiten met een hoog risico op witwassen en terrorismefinanciering (risicogebaseerde
benadering). Ook is het kabinet voorstander van verdere harmonisatie van anti-witwasregelgeving
voor de financiële sector, bij andere sectoren alleen als dit niet leidt tot minder
strenge regels.
«Debt bias»
De Commissie beveelt ook aan om private schulden af te bouwen door de fiscale prikkel
tot het aangaan van en het hebben van schulden te verminderen. Het kabinet beperkt
in Nederland de (fiscale) prikkels tot schuldopbouw voor particulieren, onder andere,
door de verdere afbouw van de hypotheekrenteaftrek, de aangekondigde maatregel die
excessief lenen bij de eigen vennootschap ontmoedigt en de aangekondigde hervorming
van box 3. Ten aanzien van bedrijven heeft Nederland met de implementatie van renteaftrekbeperkende
maatregelen tot doel een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd
vermogen te bewerkstelligen. Om die reden is de earningsstrippingmaatregel uit de
eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD1) in Nederland aanzienlijk strenger
vormgegeven dan hetgeen deze richtlijn vereist. Een meer gelijke fiscale behandeling
van eigen vermogen en vreemd vermogen wordt blijkens het Regeerakkoord eveneens nagestreefd
met een aanvullende renteaftrekbeperkende maatregel voor banken en verzekeraars. Dit
betreft de zogenoemde minimumkapitaalregel die met ingang van 1 januari 2020 in werking
is getreden. Met deze twee maatregelen wordt een ambitieuze stap gezet om de belastingvoordelen
voor vreemd vermogen te beperken en ondernemen met meer eigen vermogen te bevorderen.
Dat levert stabielere bedrijven en gezondere economische verhoudingen op, zeker bij
tegenslag. Bovendien wordt door de voorgenomen verlaging van het tarief voor de vennootschapsbelasting
het fiscale voordeel van de renteaftrek over vreemd vermogen verder beperkt en wordt
financieren met eigen vermogen relatief aantrekkelijker.
Kapitaalmarktenunie
De Commissie wil daarnaast de Europese kapitaalmarktenunie verder ontwikkelen. Dit
is een van de prioriteiten van het kabinet. Daarom heeft Nederland in 2019 gezamenlijk
met Duitsland en Frankrijk enkele experts gevraagd aanbevelingen te doen voor de toekomst
van de kapitaalmarktenunie. Ook heeft eind vorig jaar de Ecofinraad conclusies aangenomen
over verdieping van de kapitaalmarktenunie, waarin de Commissie wordt opgeroepen om
een nieuwe routekaart op te stellen aan de hand van een zestal principes.6 Deze komen grotendeels overeen met de prioriteiten van het kabinet.
5. Vervolmaking EMU
De Commissie roept lidstaten op snel de Economische en Monetaire Unie (EMU) te vervolmaken.
Hierbij verwijst de Commissie naar de Eurotopverklaring die op 13 december jl. is
aangenomen.7 Tijdens die Eurotop hebben de regeringsleiders de voortgang verwelkomd op het gebied
van versterking van de EMU. De Eurotop riep de Eurogroep op het werk aan het ESM-pakket
met hervormingen, waarover een principeakkoord is bereikt, af te ronden en verder
te werken aan de versterking van de bankenunie. Uw Kamer is middels het verslag van
de Eurogroep in inclusieve samenstelling van 4 december 2019 geïnformeerd over het
ESM-pakket en de werkzaamheden ten aanzien van het Europees depositogarantiestelsel.8
Ten aanzien van het begrotingsinstrument voor convergentie en concurrentievermogen
voor eurolanden (BICC) zijn tijdens de Eurogroep van 13 juni jl. en 9 oktober jl.
afspraken gemaakt over diverse kenmerken van het BICC, welke zijn vastgelegd in term
sheets.9 Deze afspraken zullen zoals bekend nader worden vastgelegd in EU-wetgeving door middel
van een aanpassing van het Commissievoorstel voor een verordening voor een hervormingsondersteuningsprogramma
en een nieuwe verordening voor een governance raamwerk waarvoor de Commissie in juni
een voorstel deed. Over beide Commissievoorstellen ontving uw Kamer een BNC-fiche.10 De komende maanden zullen deze verordeningen verder worden uitgewerkt in Raadsverband.
Het eindresultaat zal tot stand komen met medebeslissing van het Europees Parlement.
De omvang van het BICC zal worden bepaald in de context van het Meerjarig Financieel
Kader (MFK). Tijdens de Eurogroep van 9 oktober jl. is afgesproken dat de discussie
over de noodzaak, inhoud, modaliteiten en omvang van een eventuele intergouvernementele
overeenkomst (IGA) zal doorgaan in ambtelijke voorportalen van de Eurogroep.
De visie van het kabinet over de EMU is uiteengezet in de brief over de toekomst van
de EMU uit november 2017.11 Daarbij dragen de stappen die recent zijn of worden gezet zoals het versterken van
het ESM, het versterken van het raamwerk voor herstructurering van onhoudbare overheidsschulden,
het koppelen van bestaande Europese middelen aan hervormingen via de BICC en risicoreductie
in de financiële sector in grote mate bij aan het duurzaam maken van de EMU. Het kabinet
heeft haar visie op de internationale rol van de Euro geschetst in het BNC-fiche aangaande
de Commissiemededeling over de internationale rol van de Euro.12
Draft Joint Employment Report
Als bijlage bij de ASGS heeft de Commissie een concept van het jaarlijks terugkerende
Joint Employment Report (JER) gepubliceerd. De JER schetst de belangrijkste ontwikkelingen en uitdagingen
voor werkgelegenheid en sociaal beleid. Daarnaast bekijkt de JER de prestaties van
de lidstaten in relatie tot de Europese pijler van sociale rechten13. Het rapport zal na bespreking in de Raad definitief worden vastgesteld.
De Commissie schetst in de JER dat de EU vooruitgang boekt bij de uitvoering van de
Europese pijler van sociale rechten. De banengroei zet door, zij het minder sterk
dan in voorgaande jaren. Het EU-brede werkloosheidspercentage staat met 6,3% (in oktober
2019) op het laagste punt ooit. Het aantal mensen met een risico op armoede of sociale
uitsluiting bleef gestaag dalen. Tegelijkertijd is de inkomensongelijkheid licht gestegen
en blijft deze relatief hoog. Ook blijft gendergelijkheid een uitdaging.
In de JER maakt de Commissie gebruik van het sociale scorebord dat bij de Europese
pijler van sociale rechten hoort. Dit scoreboard is een centraal hulpmiddel voor het
toezicht op de convergentie naar betere werk- en leefomstandigheden in lidstaten en
bestaat uit veertien verschillende indicatoren. Deze indicatoren zijn onderverdeeld
in de volgende categorieën: (1) Gelijke kansen en toegang tot de arbeidsmarkt, (2)
Dynamische arbeidsmarkten en eerlijke werkomstandigheden, en (3) Overheidssteun/sociale
bescherming en integratie. Op negen van de veertien indicatoren is voor de EU als
geheel een verbetering zichtbaar ten opzichte van het afgelopen jaar. Specifiek wordt
genoemd dat alle landen, met uitzondering van Nederland, op ten minste één indicator
aanzienlijk onder het EU-gemiddelde scoren.
Uit het scoreboard blijkt dat Nederland het in relatief opzicht dus zeer goed doet.
Ten aanzien van alle hoofdindicatoren presteert Nederland op of boven het gemiddelde.
Bij een aantal indicatoren, zoals de netto inkomsten van een fulltime werkende en
digitale vaardigheden, behoort Nederland zelfs tot de kopgroep.
Het kabinet constateert dat de Europese arbeidsmarkt zich gunstig ontwikkelt. De lage
werkloosheid in de EU is daar een teken van. Tegelijkertijd moeten we ervoor zorgen
dat de economie duurzaam blijft groeien en dat we banen blijven creëren. Daarom zet
het kabinet in op het doorvoeren van structurele economische hervormingen binnen de
Unie. Ook hervormingen waardoor arbeidsmarkten optimaal kunnen functioneren, zijn
nodig. Zoals hierboven reeds is genoemd, zal de Wet Arbeidsmarkt in Balans in Nederland
voor een betere werking van de arbeidsmarkt zorgen.
Single Market Performance Report
Het herfstpakket bevat dit jaar voor het eerst het Single Market Performance Report
(SMPR). Het SMPR gaat vooral in op de integratie van de goederen- en dienstenmarkt,
de concurrentie op de interne markt en de geboekte voortgang op een aantal belangrijke
deelmarkten.
Het SMPR stelt dat de interne markt van groot belang is voor de concurrentiekracht
van Europa en de positie van Europa op het internationale toneel. Door het harmoniseren
van standaarden en procedures, en het mogelijk maken van grensoverschrijdende goederenverkoop
en dienstverlening kunnen bedrijven en consumenten kiezen uit de beste producten en
diensten en zijn er schaalvoordelen te behalen voor bedrijven.
Vooral in de goederenmarkt zijn er de afgelopen decennia grote stappen gemaakt op
het gebied van integratie. In het SMPR stelt de Commissie echter dat er nog veel ruimte
voor verbetering is wat betreft het naleven en toepassen van interne marktregelgeving
zowel ten aanzien van de goederen- als dienstenmarkt. De Commissie wijst daarnaast
op het belang van de dienstensector voor een verdere versterking van de interne markt.
Uit cijfers blijkt dat de export van diensten binnen de interne markt inmiddels sneller
groeit dan die van goederen. De Commissie ziet nog veel ruimte voor verdere versterking
van de interne markt voor diensten, die nog niet zo ver is geïntegreerd als de interne
markt voor goederen. Door de regulering van diensten op nationaal niveau bestaan er
nog aanzienlijke toegangsbarrières en belemmeringen bij het uitoefenen van diensten
over de grens. Dit verlaagt de productiviteit en concurrentie op de Europese dienstenmarkt
en maakt de dienstenmarkt vatbaar voor misbruik van marktmacht en toetreders van buiten
de interne markt.
Naast de voortgang op de diensten- en goederenmarkt gaat het SMPR ook in op een aantal
specifieke kwesties op de interne markt, waaronder de energiemarkt, klimaat- en milieudoelstellingen,
de digitale interne markt, de kapitaalmarkten en openbare aanbestedingen. Hoewel er
vooruitgang is geboekt in de integratie van de Europese energiemarkten, bestaan er
nog steeds barrières op het gebied van grensoverschrijdende handel en concurrentie
waarvoor verdere stappen nodig zijn. Verdere integratie van de Europese energiemarkt
kan een bijdrage leveren aan het behalen van klimaatdoelstellingen. Volgens de Commissie,
zijn hoge standaarden op het gebied van milieubescherming en productveiligheid van
belang voor het behalen van klimaat- en milieudoelstellingen. Daarnaast moet EU-brede
standaardisatie een belangrijke rol spelen in de duurzame ontwikkelingsagenda.
Volgens de Commissie zijn er goede stappen gezet wat betreft de integratie van openbare
aanbestedingen in de EU. Zo is de transparantie verbeterd en zijn stijgt het aantal
grensoverschrijdende inschrijvingen op aanbestedingstrajecten. Desalniettemin lijkt
dit niet gepaard te gaan met verbeterde concurrentie, kijkend naar het aantal inschrijvingen
per aanbesteding.
De Commissie stelt verder dat de interne markt een significante bijdrage levert aan
de digitalisering van de Europese economie. Echter, om dit vol te houden zal er volgens
haar verder gewerkt moeten worden aan het versterken en ontwikkelen van het huidige
EU-brede digitale ecosysteem. Hiervoor moeten de momenteel onvoldoende en ongelijke
prestaties van lidstaten op het gebied van digitale infrastructuur, vaardigheden en
financiering verbeteren.
Het kabinet ziet de interne markt als de basis voor de Europese concurrentiepositie,
en is zodoende voorstander van het verbeteren van het functioneren van de interne
markt. Het kabinet steunt dan ook de conclusies van het SMPR, en dat de interne markt
voor diensten en goederen van groot belang is en continu de aandacht van beleidsmakers
verdient.
De interne markt voor goederen functioneert naar behoren, maar een gebrek aan implementatie
en handhaving van interne marktregels en nieuwe ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het
gebied van digitalisering, de klimaattransitie en de transitie naar een circulaire
economie, behoeven blijvende aandacht. Het kabinet onderschrijft daarnaast het belang
van de interne markt voor diensten. Gezien het steeds grotere belang van diensten
voor de Europese economie is het cruciaal dat de EU hier nadere stappen op zet. Gebrek
aan integratie van de dienstenmarkt zal het Europese en Nederlandse verdienmodel onder
druk zetten. Net als bij de goederenmarkt is het kabinet van mening dat een goede
implementatie en handhaving van bestaande interne marktregels de eerste stap is die
moet worden genomen om het functioneren van de interne markt voor diensten te verbeteren.
Verder moet er, gezien de grote diversiteit op de dienstenmarkt, gewerkt worden met
sectorspecifieke oplossingen en moeten de ervaringen en ambities van ondernemers leidend
zijn. Om tot daadwerkelijke verbeteringen van de interne markt te komen is het van
belang belemmeringen concreet te identificeren aan te pakken.
Indieners
-
Indiener
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat -
Medeindiener
W.B. Hoekstra, minister van Financiën