Brief regering : Antwoorden op vragen gesteld tijdens het algemeen overleg van 24 september 2020, over de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) (Kamerstuk 34682-55)
34 682 Nationale Omgevingsvisie
Nr. 56
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 oktober 2020
Op 24 september 2020 heb ik met uw Kamer gesproken over de Nationale Omgevingsvisie
(NOVI) (Kamerstuk 34 682, nr. 55). Tijdens dit overleg bleek er te weinig tijd om alle vragen te behandelen. Ik heb
daarbij toegezegd de nog openstaande blokjes (8; Uitvoeringsagenda, 9: Omgevingsagenda’s/NOVI-gebieden
10: Overig NOVI en 11: Kustpact) schriftelijk te beantwoorden en die voor het nog
in te plannen VAO NOVI aan uw Kamer te sturen. Onder Overig NOVI ga ik ook in op een
tweetal vragen waar ik in de tweede termijn op zou terugkomen. Tot slot ga ik in op
enkele andere toezeggingen die ik heb gedaan tijdens het overleg.
Beantwoording openstaande vragen
Uitvoering NOVI
Uitvoeringsagenda – Kan de Minister uiteenzetten wat er precies gaat gebeuren? Kan
de Minister met een routekaart komen?
Fractie: GroenLinks
In de Uitvoeringsagenda staat beschreven hoe we uitvoering geven aan de Nationale
Omgevingsvisie (NOVI). We geven in de Uitvoeringsagenda een overzicht van alle acties
die uitwerking en uitvoering geven aan de beleidskeuzes uit de NOVI. Gekozen is voor
de inzet van algemene rijksregels en voorkeursvolgordes, de inzet van bestaande financiële
middelen, kennisontwikkeling en het maken van bestuurlijke afspraken.
In de Uitvoeringsagenda is een overzicht opgenomen van de relevante (nationale) programma’s
en gebiedsgerichte trajecten zoals Omgevingsagenda’s, NOVI-gebieden etc.
Jaarlijks zal aan de Tweede Kamer gerapporteerd worden over de voortgang en tweejaarlijks
over de effecten van het beleid in de monitor NOVI. Eens in de vier jaar zal in een
evaluatie worden onderzocht in hoeverre de gewenste integraliteit en samenhang in
de uitvoering tot stand komt.
Uitvoeringsagenda – Veelvoud van instrumenten in de Uitvoeringsagenda. Hoe wordt het
beleid van alle partijen, of in ieder geval de departementen, gestroomlijnd? Hoe werken
de departementen samen?
Fractie: D66
De Uitvoeringsagenda geeft een overzicht van het instrumentarium dat wordt ingezet
om integraal samen aan de prioriteiten en nationale belangen uit de NOVI te werken.
En dat zijn er vaak veel. De opgaven op de verschillende schaalniveaus zijn complex.
Daarbij dient vermeld te worden dat de genoemde instrumenten zeker niet allemaal nieuw
zijn. Juist door ze in de Uitvoeringsagenda te noemen en te verbinden aan de 4 prioriteiten
en de beleidskeuzes van de NOVI, creëren we samenhang. Aangegeven staat welke nieuwe
en bestaande programma’s bijdragen aan de uitvoering van een prioriteit.
De tweede vorm van samenhang komt voort uit het gebiedspecifieke bij elkaar brengen
van de opgaven in de regio. Hierbij spelen de Omgevingsagenda’s en de Gebiedsagenda’s
Grote Wateren een grote rol. De Omgevingsagenda’s brengen per landsdeel de opgaven
en de verschillende instrumenten in beeld en creëren een overzicht en samenhang hiertussen.
De Gebiedsagenda’s Grote Wateren zijn het integratiekader voor de fysieke opgaven
in de grote wateren.
De derde manier van samenhang komt voort uit de NOVI-cyclus en de governancestructuur
die in de Uitvoeringsagenda staat uitgewerkt. Ook zij vormen waarborgen voor een integrale
manier van werken en de inhoudelijke samenhang. Dit creëert niet alleen samenhang
maar zo waarborgen we ook dat er interdepartementaal samengewerkt blijft worden.
Regionale Investeringsagenda’s (RIA’s) – Hoe denkt de Minister over het instrument
de RIA’s, in relatie tot de 8 NOVI-gebieden en de regionale verstedelijkingsstrategieën?
Fractie: VVD/CDA
Regionale Investeringsagenda’s zijn een instrument met een toegevoegde waarde voor
de uitvoering van de NOVI. In het RIA-instrument worden regionaal en gebiedsgericht
de verschillende opgaven in beeld gebracht en met elkaar verbonden. Ook de beschikbare
en benodigde investeringen en bijdragen van publieke en private kant komen in beeld
en worden gematcht met de opgaven. Publiek richting geven en privaat initiatief kunnen
zo verbonden worden.
Momenteel lopen er vijf RIA-pilots vanuit de NOVI-alliantie. Ik verken momenteel of
een koppeling tussen de pilots voor Breda- Tilburg, Arnhem-Nijmegen, Eindhoven en
Noord-Holland boven het Noordzeekanaalgebied en de lopende verstedelijkingsstrategieën
kansrijk is. In een latere fase kan ook een koppeling van een RIA aan de NOVI-gebieden
maatschappelijke meerwaarde bieden.
NOVI-gebieden en Omgevingsagenda’s
Hoe is in de NOVI de keuze gemaakt voor deze Omgevingsagenda’s en NOVI-gebieden? Kunnen
gebieden en steden die niet genoemd worden alsnog worden verankerd in de NOVI?
Fractie VVD
Ik ben verheugd dat vele steden en gebieden in Nederland uitvoering willen geven aan
de NOVI. We hebben heel Nederland nodig. Met de landsdelige Omgevingsagenda’s maken
we dit ook mogelijk. Gezamenlijk zijn deze landsdekkend. Steden en regio’s kunnen
hun concrete vraagstukken inbrengen.
In Omgevingsagenda’s worden gemeentelijke, provinciale en nationale opgaven gekoppeld
en gebiedspecifieke uitgewerkt. Dit zorgt voor een landsdekkend beeld van de gezamenlijke
opgaven en een gedeeld beeld van de gebiedsgerichte opgaven waar Rijk en regio elkaar
nodig hebben om de opgaven te realiseren.
Sommige van de in de Omgevingsagenda geïdentificeerde gebiedsgerichte opgaven zijn
zo groot en/of complex dat ze zijn benoemd als potentiële NOVI-gebieden. Voor deze
gebieden zijn voorlopige NOVI-gebieden aangewezen. Deze zijn zelf door de regio’s
voorgedragen en na een afwegingsprocedure heeft dit geleid tot de volgende acht voorlopige
NOVI-gebieden: de havengebieden van Amsterdam en Rotterdam, de landelijke gebieden
De Peel en het Groene Hart, de regio’s Groningen en Zwolle, Zuid-Limburg en de Zeeuws-Vlaamse
Kanaalzone.
Als ontwikkelingen daar aanleiding toe geven kunnen eventueel gebieden worden toegevoegd
en of afvallen.
NOVI-gebieden – Er wordt nu een specifiek aantal gebieden aangewezen. Wat betekent
dit precies? En wat betekent dit voor de gebieden die nu geen NOVI-gebied zijn? Het
feit dat er een NOVI is betekent toch dat deze er voor heel Nederland is? Wat is de
precieze consequentie van wel of geen NOVI-gebied zijn?
Fractie GroenLinks
De NOVI is voor heel Nederland. De NOVI geeft richting en een kader voor de inrichting
van de fysieke leefomgeving in heel Nederland. In de Uitvoeringsagenda staat hoe dit
middels verschillende instrumenten uitgewerkt wordt.
Belangrijke instrumenten in de Uitvoeringsagenda NOVI zijn Omgevingsagenda’s en de
Gebiedsagenda’s Grote Wateren. Hierin worden door Rijk en regio gebiedsgerichte opgaven
benoemd en uitgewerkt. Afspraken worden gemaakt over verbinden van lopende programma’s
of een nieuwe aanpak waar kansen liggen om tot uitvoering van de opgaven te komen.
In bepaalde gebieden spelen urgente, omvangrijke en grote transities die in het bijzonder
vanuit het NOVI-perspectief een extra impuls nodig hebben. Die gebieden zijn de acht
voorlopige NOVI-gebieden. Het Rijk is van plan om samen met de regio de NOVI-gebieden
een extra impuls te geven, passend bij NOVI-prioriteiten en extra steun te geven aan
de aanpak van grote, integrale opgaven, die essentieel zijn voor Nederland. Het vraagt
om een langjarig commitment van het Rijk en de regio.
De inzet van het Rijk is maatwerk maar kan bijvoorbeeld zijn:
• Stroomlijning van de Rijksinzet dan wel gezamenlijke departementale inzet. (Een «loket»
Rijk; Een «loket» regio);
• Zo nodig realiseren van extra ruimte in regels/ kaders en kennisdelen;
• Zorgen voor gerichte inzet het Planbureau voor de Leefomgeving en het College van
Rijksadviseurs;
• Zorgen voor extra status, zichtbaarheid of aandacht;
• Draagvlak voor transities creëren bij burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties;
• We beginnen niet op nul: Rijk sluit waar mogelijk aan bij bestaande samenwerkingsstructuren
en -projecten in het betreffende gebied;
• Ook komt er extra capaciteit en deskundigheid beschikbaar.
NOVI-gebieden – Wat betekent het bijvoorbeeld voor het Groene Hart om een NOVI-gebied
te zijn.
Fractie: GroenLinks
Het Groene Hart is aangewezen als één van de acht voorlopige NOVI-gebieden. Hier spelen
vele urgente opgaven die vragen om een transitie van het landelijk gebied.
Het landschap van het Groene Hart heeft belangrijke cultuurhistorische waarde en waarde
als kraamkamer voor bijvoorbeeld weidevogels. Het is tegelijkertijd ook van groot
belang als recreatief uitloopgebied voor miljoenen inwoners van de Randstad. Daarnaast
is het van belang voor voedselproductie en in toenemende mate ook voor het vasthouden
van zoet water, het produceren van energie en voor verkoeling van omliggende steden.
De ruimte en kwaliteit van de leefomgeving van het Groene Hart staan echter onder
druk door de behoefte aan woningen en daaraan gekoppelde mobiliteit in het gebied
en de noodzaak van vernatting om bodemdaling tegen te gaan. Daarbij komt ook de noodzaak
om een andere manier van landbouw te gaan bedrijven en de behoefte tot opwekken van
duurzame energie. Daarnaast is sprake van een toename van «verdozing» en recreatie,
teruglopende biodiversiteit en stikstofproblematiek.
Juist deze complexiteit van opgaven, in een groot gebied met een veelvoud aan bestuursverantwoordelijkheden,
vraagt om een samenhangende aanpak. Betere uitvoeringskracht kan worden bereikt door
gedragen besluitvorming van Rijk, regio en maatschappelijke partijen. Door de status
van voorlopig NOVI-gebied toe te kennen wordt dit beoogd.
Overig NOVI
Worden CBS-scenario’s van de bevolkingsontwikkeling tot 2050 betrokken bij de NOVI?
Fractie: CDA
De NOVI is gebaseerd op de CBS prognoses van december 2019 met betrekking tot bevolkingsontwikkeling.
Het NIDI heeft daarna scenario’s opgesteld met betrekking tot bevolkingsontwikkeling
met zowel meer als minder inwoners. Er is onzekerheid over de bevolkingsontwikkeling
op langere termijn. Daarom is de NOVI ook vormgegeven als een dynamisch document dat
regelmatig geactualiseerd kan worden.
Wat is de stand van zaken bij de motie Nijboer/Ronnes over de terugkeer van VROM?
(Kamerstuk 32 847, nr. 619)
Fractie: PvdA
Voor het gehele antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief van 27 augustus
2020. Samengevat luidt mijn antwoord als volgt.
Of er in het volgend kabinet een Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer moet komen, is een politieke keuze en afweging die politieke partijen
betrokken bij een volgende kabinetsformatie is.
Wordt er met de NOVI voldaan aan de motie van het lid Van Gerven (Kamerstuk 34 682, nr. 38): «»randvoorwaarden voor de NOVI»»?
Fractie: SP
Ik meen dat de NOVI voldoet aan de vier in de motie gestelde eisen met betrekking
tot democratie, duidelijkheid, duurzaamheid en draagvlak:
• De NOVI wordt volgens de in ons democratisch bestel geldende regels en besluitvormingsprocedures
opgesteld, vastgesteld en uitgevoerd. Daarbij hebben de nationale belangen die voor
ons allemaal van belang zijn, in de NOVI een volwaardige plaats;
• De NOVI is duidelijk en zo helder mogelijk geschreven; De NOVI is goed toegankelijk
op de website en samengevat in een compacte versie van de NOVI.
• De NOVI geeft een lange termijnvisie voor een duurzame leefomgeving;
• De NOVI is tot stand gekomen door een brede discussie met overheden en veel maatschappelijke
partijen. Ook in de uitwerking worden partijen actief betrokken. Uitwerking vindt
plaats in de regio’s met aandacht voor alle belanghebbenden. Het resultaat zal altijd
teruggelegd moeten worden in de democratisch gekozen bestuursorganen, als gemeenteraad
en provinciale staten. Dat schept draagvlak.
Waarom geldt er geen motiveringsplicht op alle voorkeursvolgorden en de afwegingsprincipes?
Fractie: PvdA
Bij ieder besluit dat wordt genomen moet het bevoegd gezag motiveren welke afwegingen
daarbij een rol hebben gespeeld. Dat volgt uit het motiveringsbeginsel van de Algemene
wet bestuursrecht. Een extra wettelijke regeling vind ik op voorhand niet wenselijk.
Ik wil dat het een bestuurlijke afweging is met ruimte voor lokale afwegingen en niet
een afweging die vooral juridisch wordt betwist bij de rechter. Daarom maak ik in
de samenwerkingsafspraken met de andere overheden afspraken over het hanteren van
de afwegingsprincipes en voorkeursvolgordes. Met de monitor NOVI hou ik zicht op de
uitvoering van de NOVI en afhankelijk daarvan kan ik de noodzaak tot aanvullende stappen
bezien.
PlanMER plicht Regionale Energie Strategieën (RES’en) – Is het mogelijk om het PlanMER
verplicht te stellen voor de afzonderlijke plannen en alle RES-plannen gezamenlijk?
Fractie: ChristenUnie
In het AO van 24 september jl. gaf ik aan ook zelf te hechten aan het betrekken van
mogelijke gevolgen voor het milieu en leefomgeving bij keuzes die vanuit de RES’en
worden gemaakt. Het vroegtijdig betrekken van de gevolgen voor de leefomgeving maakt
dat bestuurders en andere betrokken partijen tijdig zicht hebben op de (milieu)gevolgen
van bepaalde keuzes over energie en draagt bij aan een samenhangende benadering van
de fysieke leefomgeving.
De RES’en zijn zeer gevarieerd qua invulling, concreetheid en proces. In bepaalde
gevallen kan het opstellen van een PlanMER van meerwaarde zijn, in andere gevallen
is dat minder het geval. Ik wil niet van bovenaf de PlanMER-plicht opleggen op alle
RES’en, maar ik wil die keuzevrijheid bij de regio laten. RES’en kunnen als zij dit
willen altijd vrijwillig besluiten om een PlanMER op te stellen. Dit gebeurt bijvoorbeeld
nu al in de RES’en voor Noord-Holland Noord en Noord-Holland Zuid. Het Nationaal Programma
Regionale Energie Strategieën (NP RES) ondersteunt zowel RES’en die voor een PlanMER
kiezen als die ervoor kiezen om op een andere manier omgevingseffecten te betrekken.
Het NP RES organiseert bijvoorbeeld gezamenlijke sessies en besteedt hier aandacht
aan in de Handreiking RES en ook in zijn gesprekken over de ingeleverde concept-RES’en.
De informatie over de milieugevolgen van een RES kan worden benut wanneer de keuzes
in de RES’en geborgd worden in omgevingsvisies en omgevingsplannen van provincies,
gemeenten en waterschappen. In die fase is veelal een formele PlanMER wel verplicht.
Tenslotte komt het onderwerp ook in februari 2021 aan de orde in de analyse van het
PBL van de concept-RES’en. Het PBL gaat daarbij onder andere ook op nationaal niveau
in op ruimtegebruik en effecten op landbouw en landschap. De overheden bespreken deze
analyse binnen het programma.
Tegen deze achtergronden acht ik het niet nodig om het PlanMER voor individuele RES’en
en voor het totaal hiervan verplicht te stellen.
Kustpact
Vraag: Hoe kan het dat, ondanks het Kustpact toch weer vakantieparken in de duinen
worden vergund?
Fractie: D66
Het Kustpact is een voorbeeld van het samenwerkingsmodel dat ik ook met de NOVI voorsta
als het gaat om ruimtelijke opgaven waarvoor de verantwoordelijkheden voor een groot
deel decentraal zijn belegd. In het kader van het Kustpact hebben Rijk, provincies,
gemeenten en maatschappelijke partners gezamenlijk op basis van kernkwaliteiten en
collectieve waarden bepaald waar in de kustzone geen nieuwe recreatieve bebouwing
is toegestaan, waar wel en onder welke voorwaarden. Nadat de zonering met succes is
afgerond en vastgelegd heb ik met de partners van het Kustpact afgesproken om ook
in de toekomst samen te blijven werken aan een betere ruimtelijke kwaliteit voor de
kust. Als er nu signalen zijn dat er in strijd met de zonering recreatieve bebouwing
mogelijk wordt, spreken Kustpactpartners elkaar hier ook op aan. In dat kader is er
onlangs vanuit het Kustpact een overleg geweest over een aantal initiatieven tussen
natuurorganisaties, de vertegenwoordiger van de kustgemeenten, de provincies Zeeland,
Zuid-Holland en Noord-Holland en het Ministerie van BZK. Tijdens dit overleg bleek
dat er voor de initiatieven nog geen vergunningen verleend zijn. Ik hou vinger aan
de pols of de afspraken uit het Kustpact goed worden nagekomen.
Toezeggingen
Vestiging van kerncentrales – Is het gezien de nadelige gevolgen van de recente gaswinning
in Groningen mogelijk om Eemshaven als mogelijke locatie te schrappen?
Fractie: PvdA
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening zijn drie gebieden aangewezen
waar ruimtelijk waarborgingsbeleid geldt voor de mogelijke vestiging van een kerncentrale.
Deze zijn Borssele, Maasvlakte I en Eemshaven.
Het Programma Energiehoofdstructuur richt zich op de ruimtelijke planning van de nationale
energie-infrastructuur. In dit programma (onder de NOVI) zal bezien worden of – indien
nodig – de drie gebieden nog geschikt zijn en voldoende ruimte bieden voor kernenergiecentrales.
Daarbij worden ook milieu en andere omgevingseffecten betrokken. Zo nodig wordt het
bestaande beleid geactualiseerd.
Of dit nodig is hangt mede af van de behoefte die bijvoorbeeld kan blijken uit de
marktconsultatie, het maatschappelijk debat dat hierover plaatsvindt en ook de klimaatneutrale
scenario’s van de netbeheerders over de ontwikkeling van het energiesysteem. In dit
stadium wil ik daar niet op vooruit lopen.
De heer Moorlag verwijst in zijn vraag naar de aardgasproblematiek in Groningen. Het
Rijk werkt hiervoor aan herstel van woningen en samen met medeoverheden in het Nationaal
Programma Groningen aan een goede toekomst voor Groningen. In dit programma investeren
de overheden tot 2030 samen in het versterken van de leefomgeving, economie, opleidingen,
banen, de natuur en het klimaat.
De Minister heeft toegezegd dat zij met de provincie Utrecht en de gemeente Amersfoort
in overleg gaat over de woningbouwopgave in de gemeente Amersfoort. Zij zal de Kamer
voorafgaand aan het geplande VAO informeren over de uitkomst van dit overleg.
In de NOVI staat dat het kabinet met publieke en private partners werkt aan de ontwikkeling
van het Stedelijk Netwerk Nederland; een netwerk dat naast steden in de Randstad ook
steden als Zwolle, Arnhem, Nijmegen en de Brabantse Stedenrij omvat. Ook Amersfoort
behoort tot dit netwerk. Voor alle steden in het Stedelijk Netwerk Nederland geldt,
dat zij zich – in verschillende mate- gesteld zien voor stevige opgaven met betrekking
tot woningbouw en bereikbaarheid. In samenhang hiermee worden in de jaarlijkse Bestuurlijke
Overleggen Leefomgeving en Bestuurlijke Overleggen MIRT afspraken gemaakt over de
verdere verstedelijking van stedelijke regio’s zoals de regio Amersfoort. Conform
de afspraak uit het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving d.d. 25 juni jl. presenteert
de regio Amersfoort in het Bestuurlijk Overleg MIRT d.d. 25 november a.s. een aanpak
voor een verstedelijkingsperspectief «Ontwikkelbeeld regio Amersfoort 2040» en zal
ook de betrokkenheid van het Rijk worden besproken.
Ook de – onlangs ook weer door het Planbureau voor de Leefomgeving gesignaleerde –
nauwe samenhang tussen de ontwikkeling van de regio Amersfoort en de ontwikkeling
van de Metropoolregio Amsterdam, de regio Utrecht en de regio Foodvalley is van belang.
Vanaf begin 2021 wordt samen met betrokken medeoverheden een begin gemaakt met het
ontwikkelen van een Omgevingsagenda voor het landsdeel Noordwest, waar ook de regio
Amersfoort deel van uitmaakt. In deze Omgevingsagenda worden de gezamenlijke NOVI-brede
opgaven en ambities van Rijk en regio in beeld gebracht.
In het Bestuurlijk Overleg van 1 oktober jl. is samen met Utrechtse provinciale en
gemeentelijke bestuurders (waaronder uit Amersfoort) vastgesteld, hoe de vraag naar
woningen zich in deze provincie tot 2030 naar verwachting zal ontwikkelen. Ook is
vastgesteld wat dit, uitgaande van deze ontwikkeling en rekening houdend met een planuitval
van 30%, betekent voor de minimaal noodzakelijke plancapaciteit tot 2030. Samen met
Amersfoort en de provincie is de woningbouwopgave voor de regio Amersfoort geëxpliciteerd,
dit vormde een belangrijke bouwsteen voor deze afspraken. Concreet betekent dit dat,
gelet op de totale woningbouwopgave van deze regio van 20.000 woningen tot 2030, de
gemeente Amersfoort tot 2030 ten minste 6.000 à 9.000 woningen versneld kan realiseren
en de andere gemeenten in de regio Amersfoort circa 11.000 woningen. De gemeente Amersfoort
zet daarbij in op de realisatie van circa 6.000 woningen in de spoorzones Amersfoort
Centraal en Amersfoort Schothorst en circa 3.000 woningen in het gebied Vathorst-Bovenduist.
Teneinde Amersfoort bij het realiseren van deze ambities – mede in het kader van de
Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving en MIRT – concreet te ondersteunen, ben ik met
Amersfoort en de provincie in gesprek over ondersteuning van Amersfoort bij onder
andere de formulering van aanvragen voor bijdragen uit de Woningbouwimpuls, een optimale
benutting van de door Amersfoortse corporaties inmiddels aangevraagde (op de uitbreiding
van de woningvoorraad gerichte) aftrek van de verhuurderheffing, de inzet van de faciliteit
binnenstedelijke transformatie, de benutting van het flexpool-budget ad € 30 mln.
dat ik 1 oktober jl. voor aanvragen vanuit provincies heb opengesteld en het programma
«wonen en werken» van de provincie en gemeenten (waaronder de regio Amersfoort).
Gelet op deze concrete en ontwikkelingsgerichte samenwerking met (de regio) Amersfoort
en de provincie Utrecht, is wat mij betreft het alsnog sluiten van een woondeal met
(de regio) Amersfoort niet opportuun; te meer aangezien een aantal andere stedelijke
regio’s in het Stedelijk Netwerk Nederland zowel relatief als nominaal met (de regio)
Amersfoort vergelijkbare opgaven kennen terwijl met deze regio’s ook geen woondeal
wordt gesloten. Graag houd ik vast aan mijn keuze voor woondeals, toegespitst op regio’s
waar de woningbouwopgave het meest urgent is.
Met deze reactie geef ik gevolg aan het verzoek van uw Kamer tijdens het AO NOVI van
24 september 2020 om de positie van Amersfoort in de NOVI te versterken, de motie
van het lid Smeulders c.s. (Kamerstuk 32 847, nr. 476) en de motie van de leden Van Eijs en Dik-Faber (Kamerstuk 32 847, nr. 487) en mijn toezegging om met de regio Amersfoort en de provincie Utrecht hierover in
gesprek te gaan.
Hoe wordt uitvoering gegeven aan motie (Kamerstuk 33 118, nr. 67) van de Kamerleden Ronnes, van Veldhoven en Smaling, waarin de regering wordt verzocht
ook in de AMvB's voor de Omgevingswet te borgen dat bestaande recreatieve wandel-
en fietsroutes ten minste in stand blijven?
Fractie: SP
De motie is uitgevoerd via het Invoeringsbesluit. Ter uitvoering van genoemde motie
is paragraaf 5.1.7.6 Landelijke fiets- en wandelroutes in het Besluit kwaliteit leefomgeving
(Bkl) ingevoegd. Dit besluit vult de instructieregels over het omgevingsplan in het
Bkl aan met een regel over bepaalde recreatieve fiets- en wandelroutes. De doelstelling
van de regel is dat de instandhouding van (bepaalde) bestaande landelijke fiets- en
wandelroutes een plek heeft in de besluitvorming van het omgevingsplan. De motie is
zo uitgewerkt dat voor zover een omgevingsplan voorziet in nieuwe ontwikkelingen die
bepaalde landelijke fiets- en wandelroutes kunnen doorsnijden, het belang van de instandhouding
van deze fiets- en wandelroutes bij het omgevingsplan wordt betrokken. Het belang
van de instandhouding van de landelijke fiets- en wandelroutes moet worden afgewogen
tegen andere belangen zoals woningbouw, natuur, andere infrastructuur, of voorgenomen
nieuwe bedrijvigheid. Mocht door nieuwe ontwikkelingen doorkruising niet te voorkomen
zijn, dan kan een bestuursorgaan bezien hoe bijvoorbeeld een omlegging opnieuw kan
worden ingepast.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties