Brief regering : Tussenrapportage Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen
31 322 Kinderopvang
Nr. 417 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID, VAN ONDERWIJS, CULTUUR
EN WETENSCHAP EN VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA EN DE STAATSSECRETARISSEN
VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 juli 2020
Via de motie van de leden Palland, Postma en Bruins1 heeft de Tweede Kamer het kabinet verzocht om op basis van de uitkomsten van het
Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Deeltijdwerk een onderzoek uit te voeren
naar waar kansen liggen om knelpunten aan te pakken voor gezinnen. Zoals toegezegd
in de Groeibrief, en de kabinetsreacties op het IBO Deeltijdwerk (Bijlage bij Kamerstuk
29 544, nr. 1006) en het IBO Toeslagen (Bijlage bij Kamerstuk 31 066, nrs. 540 en 617) heeft het kabinet beleidsopties in kaart laten brengen. Dit is uitgewerkt in de
Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen.
Hierbij ontvangt u het eerste deel van deze verkenning2. Deze tussenrapportage laat zien – zoals ook verzocht in de motie van de leden Renkema,
Westerveld en van Meenen3 – dat er uiteenlopende varianten zijn om het stelsel in de toekomst anders in te
richten. Ook wordt de notitie «Beleidsopties vereenvoudiging en uitbreiding verlof»
ter begeleiding meegestuurd4. Deze is opgesteld naar aanleiding van de motie van de leden Smeulders en Van Weyenberg5 en gaat in op mogelijke opties om verlofmaatregelen te vereenvoudigen. Voorts wordt
in samenhang met deze stukken ook verwezen naar de kamerbrief «Reflectiebrief kinderopvang»
(Kamerstuk 31 322, nr. 415) welke gelijktijdig met deze brief naar de Tweede Kamer wordt verzonden.
Zoals nu ook duidelijk wordt tijdens de coronacrisis, is een goed functionerende kinderopvang
en een goed functionerend primair onderwijs voor de samenleving als geheel van groot
belang. Het huidige stelsel is doelmatig, gericht en biedt een ruime mate van keuzevrijheid.
Desondanks zijn er verschillende studies die ook knelpunten in het huidige stelstel
signaleren en opties noemen om deze weg te nemen. Uiteindelijk geven deze knelpunten
ook aan wat de afruilen binnen het systeem zijn: er is geen eenvoudige oplossing om
effectief en doelmatig zowel de arbeidsparticipatie te bevorderen, de betaalbaarheid
voor ouders te vergroten, als de ontwikkeling van het kind te ondersteunen en het
stelsel te vereenvoudigen.
In deze scenariostudie wordt de financiering van de kinderopvang als belangrijk element
in een bredere discussie over de vormgeving van de kindvoorzieningen geplaatst, vanuit
de redenatie dat de wijze van financiering voor een belangrijk deel wordt bepaald
door de beleidsmatige doelen die worden nagestreefd.
Op basis van het IBO Toeslagen heeft het kabinet geconcludeerd dat het stelsel van
toeslagen, waaronder de kinderopvangtoeslag, voor een te grote groep niet werkt. De
nadelen van het huidige systeem zijn vanuit burgerperspectief namelijk niet acceptabel.
De stap naar een ander stelsel is daarom noodzakelijk. Gesteund door motie van de
leden Bruins en Van Weyenberg6 zet het kabinet daarom de hervorming van het toeslagensysteem in gang.
Deze tussenrapportage geeft inzicht in het huidige stelsel, de voor- en nadelen hiervan
en presenteert mogelijke richtingen voor toekomstige kindvoorzieningen. De mogelijke
richtingen worden ondersteund door een aantal bouwstenen. Zo kan er bijvoorbeeld voor
een andere manier van financieren, andere voorwaarden voor vergoeding en een bepaalde
mate van integratie worden gekozen. De bouwstenen kunnen worden gecombineerd in verschillende
scenario’s. De komende tijd zal dit verder worden uitgewerkt, inclusief de budgettaire
uitwerking en dekkingsmogelijkheden.
Het kabinet is van mening dat deze tussenrapportage goed inzicht geeft in de vormgeving
en achtergrond van het huidige stelsel, en mogelijke keuzes die hierin te maken zijn
bij toekomstige wijzigingen. Belangrijke uitgangspunten zijn dat er voldoende keuzevrijheid
in het stelsel is, dat jonge gezinnen zoveel mogelijk worden ondersteund in de combinatie
arbeid en zorg, dat arbeidsparticipatie verder gestimuleerd wordt, dat de deeltijdfactor
wordt verhoogd – waarbij van belang is dat mensen vrij zijn om hun eigen urenbeslissing
te maken, dat de ontwikkeling van het kind voorop staat en dat het stelsel zo eenvoudig
mogelijk is. Het positieve effect op het toekomstige verdienvermogen van Nederland
speelt hierbij ook een belangrijke rol.
Deze uitgangspunten zijn ook de reden dat het kabinet onder andere al heeft geïnvesteerd
in de kinderopvang, het aanbod voorschoolse educatie heeft geïntensiveerd, het geboorteverlof
van partners heeft uitgebreid, betaald ouderschapsverlof invoert. Tevens is aangekondigd
breed te kijken naar alternatieven voor het toeslagenstelsel ter voorbereiding op
een nieuw stelsel.
Eind van het jaar zal een definitief eindrapport komen. Hierin worden scenario’s nader
uitgewerkt en de effecten van de scenario’s verder in kaart gebracht. Ook zullen de
eerste schetsen van deze tussenrapportage besproken worden met verscheidene veldpartijen
(waaronder vertegenwoordigers van de kinderopvangbranche, het onderwijsveld, ouders
en gemeenten). Het kabinet ziet dit eindrapport als mede richtinggevend in de keuzes
die de komende jaren op het stelsel moeten worden gemaakt.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
W. Koolmees
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
I.K. van Engelshoven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
T. van Ark
De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
W. Koolmees, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
I.K. van Engelshoven, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
T. van Ark, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media -
Mede ondertekenaar
A.C. van Huffelen, staatssecretaris van Financiën