Brief regering : Reactie op verzoek commissie over een brede stand van zaken op het gebied van regulier verblijf en onder meer de procedures voor kenniswerkers en gezinshereniging, op serviceverlening door de IND en mensen met buitenlandse partners
36 600 XX Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Asiel en Migratie (XX) voor het jaar 2025
Nr. 62
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 april 2025
U heeft verzocht de Kamer voorafgaand aan het commissiedebat een brief te doen toekomen
waarin ik u een brede stand van zaken geef op het gebied van regulier verblijf en
onder meer in ga op de procedures voor kenniswerkers en gezinshereniging, op serviceverlening
door de IND en mensen met buitenlandse partners. Met deze brief kom ik tegemoet aan
uw verzoek. Ik doe dit mede namens de Minister van SZW.
Regulier verblijf
Vooropgesteld, dit kabinet vindt dat de omvang van migratie naar Nederland zo drastisch
mogelijk beperkt moet worden en zet daarom in op het omvangrijkste pakket voor grip
op migratie ooit. Daar zet ik mij, samen met mijn collegabewindspersonen voor in.
Regulier verblijf betreft verblijf op alle gronden behalve «asiel». Artikel 14 van
de Vreemdelingenwet 2000 stelt de kaders voor de verblijfsvergunning regulier voor
bepaalde tijd (vvr-bep). Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de vvr-bep wordt
verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is
toegestaan. Deze doelen staan limitatief opgesomd in artikel 3.4 van het Vreemdelingenbesluit
2000. De belangrijkste drie zijn gezinsmigratie, studie en werk («werk» valt uiteen
in verschillende verblijfsdoelen). Het is daarnaast ook mogelijk om een vvr-bep te
krijgen op basis van humanitaire gronden. Ook zijn er verblijfsregelingen die niet
hun grondslag vinden in artikel 14 Vw, te denken valt aan het vrij verkeer van Unieburgers.
Jaarlijks wordt over regulier verblijf gerapporteerd in de Staat van Migratie.1 Het Unierecht speelt ook inzake reguliere migratie een belangrijke rol. Artikel 79
van het Werkingsverdrag bepaalt dat de Unie een gemeenschappelijk migratiebeleid ontwikkelt,
waaronder de voorwaarden voor toegang en verblijf. Daar waar de Unie deze bevoegdheid
niet invult, blijven de Lidstaten bevoegd op nationaal niveau regels vast te stellen.
Op dit moment zijn er zeven EU-richtlijnen aangaande toelating en verblijf.
Modern migratiebeleid
Op 1 juni 2013 trad de Wet modern migratiebeleid (Wet MoMi) in werking. Hoofddoel
was het scheppen van een innovatief en toekomstbestendig
regulier migratiebeleid op grond waarvan migranten die Nederland nodig heeft of die
Nederland op basis van humanitaire gronden of internationale verplichtingen verblijf
wil geven, snel, doeltreffend en beheersbaar kunnen worden toegelaten.
Dit verenigt het uitgangspunt dat het beleid gericht moet zijn op de behoeften van
de Nederlandse samenleving en de bijdrage die migranten aan de samenleving kunnen
leveren. Afgeleide doelen kunnen worden samengevat als: een vereenvoudigd stelsel
van verblijfsvergunningen, versterking van de rol van de referent (met onder meer
introductie van de erkendreferentsystematiek), effectief toezicht en zichtbare handhaving
en lagere administratieve lasten. De Wet MoMi is in 2019 grotendeels positief geëvalueerd.2
Stand van zaken per thema
Hieronder ga ik per thema in op de belangrijkste ontwikkelingen.
Arbeidsmigratie (inclusief kennismigratie)
Arbeidsmigratie is een overkoepelende aanduiding voor migratie van personen die naar
Nederland komen met het doel om hier te werken. Daarbij kan onderscheid gemaakt worden
tussen kennismigranten en overige arbeidsmigranten. De Minister van SZW is coördinerend
bewindspersoon voor arbeidsmigratie en primair verantwoordelijk voor de inhoud van
het arbeidsmigratiebeleid. Verblijf, toegang, toelating, toezicht en terugkeer zijn
de verantwoordelijkheid van AenM. EZ is primair verantwoordelijk voor het vestigingsklimaat
en het aantrekken van buitenlandse investeerders en bedrijven. MinFIN gaat over fiscale
regelingen voor kenniswerkers. Ook (samenwerkende) gemeentes spelen in dezen een rol,
bijvoorbeeld in de Brainportregio. Uitvoering van de regelingen voor kennis en talent
ligt primair bij de IND in samenwerking met RVO en UWV. Handhaving geschiedt door
IND, Nederlandse Arbeidsinspectie en AVIM. Het kabinet streeft naar een selectiever
en gerichter arbeidsmigratiebeleid. In de brief »Naar een selectiever en gerichter
arbeidsmigratiebeleid» van de Minister van SZW van 14 november 20243 wordt uitvoerig op de kabinetsvoornemens ingegaan.
Het arbeidsmigratiebeleid is restrictief. De hoofdregel is dat er een arbeidsmarkttoets
wordt uitgevoerd waarbij onder meer wordt getoetst of arbeidsaanbod in Nederland/de
EU/EER aanwezig is voor de functie, en of de werkgever zelf voldoende inspanningen
heeft verricht om zijn vacature met het prioriteit genietend aanbod – dat is iedereen
die zonder werkvergunning mag werken – te vervullen. Daarnaast moet de arbeidsmigrant
gekwalificeerd zijn voor de functie en wordt getoetst of de geboden arbeidsvoorwaarden
aan de regelgeving voldoen en marktconform zijn, voordat een gecombineerde vergunning
voor verblijf (GVVA) door de IND of een tewerkstellingsvergunning door UWV wordt afgegeven.
In de Wav-regelgeving zijn ook uitzonderingen op de arbeidsmarkttoets opgenomen, bijvoorbeeld
voor buitenlandse stagiairs en praktikanten.
De aanvraag om een gecombineerde vergunning tot verblijf en arbeid (GVVA) wordt door
de werkgever of de arbeidsmigrant ingediend bij de IND. De IND vraagt advies aan UWV
of de arbeidsmigrant kan worden toegelaten tot de Nederlandse arbeidsmarkt. UWV voert
daartoe, indien van toepassing, onder andere de hierboven genoemde arbeidsmarkttoets
uit. Bij een positief advies zal de IND de GVVA verlenen, tenzij er in de Vreemdelingenwet
2000 weigeringsgronden van toepassing zijn. Bij een negatief advies van UWV zal de
IND in principe de aanvraag weigeren.
Voor vreemdelingen die een belangrijke positieve bijdrage leveren aan de Nederlandse
(kennis)economie, concurrentiekracht en innovatief vermogen, is het beleid uitnodigend.
De nationale kennismigrantenregeling is ontworpen met als doel dit te stimuleren.
Dit doet zij door de toelatingsprocedure voor kennismigranten te versnellen en toegankelijker
te maken. Het vormt daarmee een uitzondering op het restrictieve arbeidsmigratiebeleid.
Voor deze kennismigrantenregeling geldt een looncriterium. Er is expliciet voor het
looncriterium gekozen, omdat het loon de uitdrukking is van de waarde van de werknemer
op de arbeidsmarkt. Ook is dit een objectief, eenduidig en toetsbaar criterium. Het
loon moet marktconform zijn. Daarnaast moeten werkgevers om gebruik te mogen van maken
van de kennismigrantenregeling door de IND als referent erkend worden. Om het erkend
referentschap te verkrijgen, wordt door de IND getoetst of de betrouwbaarheid, continuïteit
en solvabiliteit van de organisatie voldoende vaststaat. Achteraf controleert en handhaaft
de IND of nog aan de voorwaarden wordt voldaan en of de erkend referent voldoet aan
de hem opgelegde, wettelijke plichten: de administratieplicht, informatieplicht en
zorgplicht.
Als onderdeel van het regeerprogramma wordt, samen met SZW en EZ gewerkt aan de aanscherping
van de kennismigrantenregeling. Uw Kamer wordt hierover voor de zomer geïnformeerd.
Daarnaast wordt op dit moment met uw Kamer het debat gevoerd over de implementatie
van de herziene Europese kennismigrantenrichtlijn (EU) 2021/1883 (Europese blauwe
kaart).
Maatregelen om misbruik en bijkomende risico's bij uitleenconstructies binnen de kennismigrantenregeling
tegen te gaan.
In beginsel wordt uitgesloten dat erkend referenten kennismigranten kunnen uitlenen
aan andere partijen tenzij sprake is van een uitzonderingscategorie.4 In deze situaties wordt éénmalig een verblijfsvergunning aan de uitlener verstrekt
van beperkte duur. Hiermee wordt verwacht dat de grootste risico’s te kunnen ondervangen,
de invloed op het vestigings- en ondernemingsklimaat relatief beperkt blijft en betere
aansluiting ontstaat op het uitgangspunt van de Wet MoMi. Daarnaast zullen aanvullende
plichten, zoals een vergewisplicht, worden geïntroduceerd en zal de reeds bestaande
zorgplicht voor uitleners nader worden gedefinieerd. Voor wat betreft juridische implementatie,
is de verwachting dat inwerkingtreding op zijn vroegst op 1 januari 2027 kan plaatsvinden.
Definitieve opvolging van aanbevelingen uit de evaluatie van de start-up regeling
Op 1 januari 2015 trad de Nederlandse verblijfsregeling voor start-ups in werking.
De regeling is in 2022 geëvalueerd door de IND.5 Hieruit bleek dat de regeling de aanvankelijke doelstellingen heeft behaald, positief
bijdraagt aan de Nederlandse kenniseconomie in het algemeen en het Nederlandse start-up-ecosysteem
in het bijzonder. Daarnaast functioneert de verblijfsregeling goed. Op 29 november
2022 is een beleidsreactie naar de Tweede Kamer verstuurd,6 waarin is toegezegd als volgt om te gaan met de aanbevelingen uit het evaluatierapport:
▪ De duur van de start-up verblijfsvergunning te verlengen van één naar twee jaar en
te onderzoeken hoe de doorstroomverklaring blijft bestaan;
▪ Het goedkeuringsproces van de facilitator los te koppelen en te onderzoeken hoe dit
zal worden ingericht;
▪ De toets aan het middelenvereiste binnen de zelfstandigenregeling aan te passen;
▪ De mogelijkheid tot het digitaal indienen van de onderliggende stukken bij de verblijfsaanvraag
vanuit het buitenland nader te onderzoeken;
▪ De dienstverlening te verbeteren door in te zetten op betere informatievoorziening
over de overgangseisen naar de zelfstandigenregeling, mogelijkheden om meer in het
Engels richting start-ups te communiceren te onderzoeken en te onderzoeken hoe gerichter
informatie omtrent de status van de aanvraag kan worden gedeeld.
Op 25 september 2023 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien
van de voortgang van de nadere uitwerking.7 In 2025 zal de Kamer worden geïnformeerd over de definitieve uitwerking van de aanbevelingen
en de uitvoering hiervan.
Pilot essentieel start-up personeel.
Start-ups zijn in belangrijke mate afhankelijk van personeel met specifieke kennis
of vaardigheden. Zij zijn minder in staat om op de huidige krappe arbeidsmarkt te
concurreren met grotere kapitaalkrachtigere bedrijven. Op 1 juni 2021 is daarom de
vierjarige pilot verblijfsregeling essentieel start-up personeel geïntroduceerd. Via
deze pilotregeling kunnen start-ups een kenniswerker in dienst nemen met voor de groei
van de onderneming essentiële, vaak technische, vaardigheden en/of ervaring. De pilot
is eind 2023 tussentijds intern geëvalueerd8 door de IND met nauwe betrokkenheid van RVO. Op grond van de tussenevaluatie zijn
de voorwaarden rondom de medewerkersparticipatie bijgesteld naar 65.000 euro zodat
deze beter aansluit op de praktijk. De verwachting is dat de regeling hiermee toegankelijker
wordt voor de doelgroep. In het laatste kwartaal van 2025 zal een eindevaluatie plaatsvinden.
Op basis van de evaluatie zal de Kamer worden geïnformeerd over de resultaten en over
het besluit of de pilot omgezet wordt in staand beleid.
Tegengaan ongewenste kennisoverdracht
Het Ministerie van EZ is op dit moment bezig met een verkenning naar de mogelijkheden
voor het tegengaan van ongewenste kennis- en technologieoverdracht door individuele
internationale kenniswerkers bij in Nederland gevestigde ondernemingen. Daarnaast
beziet mijn ministerie, binnen het vreemdelingenrechtelijke spoor, hoe misbruik door
kwaadwillende statelijke actoren van bedrijven die erkend referent zijn, of willen
worden, beter kan worden tegengaan. Hiervoor is een concept beoordelingskader ontwikkeld
dat momenteel middels hypothetische testcasussen binnen een pilot verder wordt uitgewerkt
en uitgetest. Uw Kamer zal na de zomer van dit jaar door de Minister van EZ nader
over de bevindingen bij deze trajecten worden geïnformeerd.
Vrij verkeer van personen binnen de EU
Meer dan de helft van de migranten die naar Nederland komt, komt uit de EU.9 EU-burgers hebben het recht om zich in andere lidstaten te vestigen op basis van
de Richtlijn vrij verkeer van personen (2004/38/EG). EU-burgers hebben daarbij het
recht om gelijk behandeld te worden als Nederlanders, mits ze aan de verblijfsvoorwaarden
voldoen. De belangrijkste voorwaarde is dat ze moeten kunnen worden aangemerkt als
werknemer, zelfstandig ondernemer of student, of voldoende middelen van bestaan hebben
om in het eigen onderhoud te kunnen voorzien. Daarnaast moet men beschikken over een
zorgverzekering. Familieleden van de EU-burger kunnen aanspraak maken op een afgeleid
verblijfsrecht van de EU-burger. Dit geldt zowel voor familieleden die EU-burger zijn
als familieleden die een niet-EU nationaliteit hebben. Familieleden van EU-burgers
die niet een EU nationaliteit hebben moeten bij binnenkomst in Nederland, als zij
een langer verblijf dan drie maanden beogen, een verblijfsaanvraag doen en de IND
toetst in dat kader of aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan. Daarnaast toetst
de IND wanneer daar aanleiding toe10 is of een EU burger en/of zijn familielid (nog) voldoet aan de voorwaarden voor rechtmatig
verblijf. Bij familieleden van Unieburgers die een niet-EU nationaliteit hebben toetst
de IND altijd vooraf of aan de verblijfsvoorwaarden wordt voldaan.
Gezinsmigratie
Het reguliere gezinsmigratiebeleid (dit betreft geen nareis bij houders van een asielstatus)
wordt in nationale beleidskaders vormgegeven. De grenzen daarvan worden bepaald door
de EU Richtlijn gezinshereniging (2003/86/EG), het Handvest van de grondrechten van
de EU en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De Minister van
Asiel en Migratie is primair verantwoordelijk voor de inhoud van het gezinsmigratiebeleid.
De vergunning wordt afgegeven door de IND.
Op basis van het gezinsmigratiebeleid is het mogelijk om je te herenigen met je gezin
of om een nieuw gezin te vormen.11 Dit is mogelijk voor het kerngezin (ouders en hun minderjarige kinderen), wat de
juridische ondergrens is, aangezien voor deze groep de gezinsherenigingsrichtlijn
voorschrijft dat er recht op toegang bestaat. Nederland kent daarbij een beleidskader
waarin de toelating voor ongehuwde partners en pleegkinderen wordt geregeld. Ook gelden
er binnen gezinsmigratie voorwaarden voor toelating, onder meer een inkomenseis (100%
WML), leeftijdseis voor (gehuwde) partners (21 jaar) en een inburgeringseis (als de
referent een niet-tijdelijk verblijfsrecht heeft.
Nederland kent in beginsel een streng gezinsmigratiebeleid. Een gevolg daarvan is
dat er ontwikkelingen zijn geweest in de jurisprudentie die ertoe leiden dat er buiten
de nationale beleidskaders vergunningen dienen te worden afgegeven. Dit ziet ten eerste
op de Chavez-jurisprudentie en ten tweede op de jurisprudentie rondom artikel 8 EVRM.
De Chavez-jurisprudentie houdt in dat derdelands ouders van minderjarige Unieburgers
– en andere afhankelijke minderjarige kinderen die niet de Nederlandse nationaliteit
hebben – onder voorwaarden aanspraak kunnen maken op een verblijfsrecht.12 De onderliggende reden is dat een Nederlands kind, een Unieburger, niet gedwongen
zou mogen worden om de EU te verlaten. Formeel gaat het hier dan ook niet om gezinsmigratie,
maar om het beschermen van het unieburgerschap vallend onder richtlijn 2004/38. In
het kader van de Chavez-verblijfsaanvragen komt ook de problematiek van schijnerkenningen
voor.13 Op dit moment wordt er gewerkt aan een aanpak daarvoor, waarover uw Kamer voor het
zomerreces geïnformeerd zal worden.
Daarnaast vallen veel familieleden buiten de nationale beleidskaders. Hierbij kunt
u bijvoorbeeld denken aan jongvolwassenen of ouderen waarvoor voor 2012 reguliere
beleidskaders bestonden. Hoe strenger het beleid wordt, hoe vaker er een beroep wordt
gedaan op artikel 8 EVRM, waarin het recht op familie- en gezinsleven is vastgelegd.
Op basis van dit artikel kan een verblijfsvergunning worden afgegeven. De beoordeling
daarvan is altijd een individuele belangenafweging waarin de belangen van de vreemdeling
worden afgewogen tegen de belangen van de staat. Het maken van deze belangenafweging,
de complexiteit van de jurisprudentie op dit gebied en de toenemende hoeveelheid aanvragen
zorgen ervoor dat de artikel 8 EVRM procedure een zware last is vormt voor de uitvoering.
Op 7 november jl. heeft uw Kamer middels een motie14 verzocht om een duidelijke en eenvoudige werkinstructie op te stellen voor verblijfsaanvragen
op grond van artikel 8 EVRM. Op dit moment wordt samen gewerkt met de IND aan invulling
van de motie. Dit moet wel worden bezien in het licht van de asielmaatregelen, een
en ander raakt elkaar immers. Het is mijn inzet u hier voor het zomerreces over te
kunnen informeren.
Studie
De Minister van OCW is primair verantwoordelijk voor maatregelen op het terrein van
studiemigratie. Over de inzet van dit kabinet op dat terrein heeft de Minister van
OCW uw Kamer op 15 oktober 2024 geïnformeerd.15 Op 15 mei 2024 heeft de ambtsvoorganger van de Minister van OCW het wetsvoorstel
»Wet internationalisering in balans» ingediend16 bij uw Kamer. Het wetsvoorstel vormt een pakket aan maatregelen met het overkoepelende
doel om de internationalisering in het hbo en wo in balans te brengen. De concrete
doelstellingen van het wetsvoorstel zijn het behouden en versterken van het Nederlands
als onderwijstaal in de bachelor door in te zetten op een doelmatig (anderstalig)
onderwijsaanbod in de bachelor, en het vergroten van de toegankelijkheid van bacheloropleidingen
voor Nederlands(talig)e en (andere) EER-studenten middels instrumenten voor instellingen
om te kunnen sturen op studentenstromen.
Hiermee wil het kabinet onder meer zorgen dat bacheloropleidingen enkel anderstalig
zijn daar waar dit een bijdrage levert aan de Nederlandse arbeidsmarkt en samenleving,
bijvoorbeeld als het gaat om opleidingen die opleiden voor tekortsectoren.
Waar het de toelating van studenten van buiten de EER betreft, zijn de instellingen
in het hbo en wo verantwoordelijk voor de inschrijving. De criteria daarvoor zijn
opgenomen in de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Na inschrijving
van de niet-EER-student kan de instelling als erkend referent een verblijfsvergunning
voor de student aanvragen. De toets die de IND dan nog verricht is beperkt: de identiteit,
een geldig reisdocument, voldoende middelen van bestaan en de openbare orde toets.
Humanitaire vergunningen
Mensenhandel
Wanneer een persoon slachtoffers is van mensenhandel zijn er binnen het vreemdelingrecht
meerdere mogelijkheden om bescherming te vinden. Enerzijds binnen het asieldomein,
in dat geval gaat het om mensenhandel in het land van herkomst. Het gaat dan om personen
die aangeven niet terug te kunnen keren of te zijn gevlucht vanwege vrees voor mensenhandel
(artikel 3 EVRM). Anderzijds binnen het reguliere domein. Daarbij gaat het om personen
die in Nederland slachtoffer zijn geworden van mensenhandel en medewerking verlenen
aan het opsporingsonderzoek.17
De verblijfsregeling heeft een tweeledig doel. Namelijk zowel het bieden van bescherming
aan slachtoffers van mensenhandel als het stimuleren van de bereidheid van slachtoffers
tot het doen van aangifte en/of het verlenen van medewerking aan het strafrechtelijk
onderzoek, door deze geboden bescherming. De ratio achter de koppeling met het strafrecht
is dus dat hiermee de aanpak van mensenhandel ook gediend kan zijn.18
Op het gebied van de reguliere verblijfsregeling voor slachtoffers van mensenhandel
zijn er verder twee belangrijke ontwikkelingen. In de eerste plaats wordt er in het
kader van het actieplan Samen Tegen Mensenhandel een verkenning uitgevoerd naar de
mogelijkheden om de koppeling tussen de verblijfsregeling en het strafrecht los te
laten. De reden hiervoor is dat er veel kritiek is op deze koppeling vanuit het oogpunt
van slachtofferbescherming. Deze verkenning wordt uitgevoerd door het Ministerie van
Justitie en Veiligheid, in samenwerking met het Ministerie van Asiel en Migratie.
In de tweede plaats wordt er gewerkt aan een verblijfsregeling voor slachtoffers van
ernstige benadeling, in het kader van de modernisering van artikel 273f.19 De Kamer wordt hierover in het najaar van 2025 verder geïnformeerd.
Huiselijk geweld, eergerelateerd geweld en achterlating
Wanneer iemand slachtoffer is van huiselijk geweld en eergerelateerd geweld is het
van belang dat er mogelijkheden zijn om aan deze gevaarlijke situatie te ontkomen.
Er zijn mogelijkheden binnen het reguliere migratierecht om in deze gevallen aanspraak
te maken op een zelfstandige verblijfsvergunning.20 Bij huiselijk geweld moet aannemelijk worden gemaakt dat er sprake is van geweld
door een melding bij de politie en door verklaringen vanuit hulpverlening. Bij eergerelateerd
geweld vraagt de IND advies aan het LEC (Landelijk Expertisecentrum eergerelateerd
geweld van de politie). Deze zaken worden behandeld door het genderteam van de IND.
Het genderteam houdt zich ook bezig met gevallen van huwelijksdwang en achterlating.21
Medisch
Vreemdelingen die niet langer in Nederland mogen verblijven, maar het land niet kunnen
verlaten vanwege een medische behandeling, kunnen in bepaalde situaties verblijf op
medische gronden krijgen.
De vreemdeling kan in aanmerking komen voor verblijf op medische gronden:
– als hij niet in staat is te reizen vanwege zijn gezondheidstoestand of die van één
van de gezinsleden;
– als het stoppen van de medische behandeling leidt tot een medische noodsituatie;
– als de medische behandeling niet kan plaatsvinden in het land van herkomst.
Om te beoordelen of voortzetting van de medische behandeling in Nederland noodzakelijk
is, wint de IND advies is bij het Bureau Medische Advisering (BMA).
Vreemdelingen die tijdelijk willen verblijven in Nederland vanwege hun gezondheid
kunnen een verblijfsvergunning voor medische behandeling aanvragen. Ze dienen wel
aan een aantal voorwaarden te voldoen. De IND toetst of Nederland het meest aangewezen
land voor de medische behandeling is, of deze behandeling noodzakelijk is, of de zorginstelling
plaats heeft om de vreemdeling te of behandelen, de vreemdeling een zorgverzekering
heeft die de behandeling dekt, en of de vreemdeling of de persoon die het verblijf
in Nederland betaald voldoende middelen heeft.
Verblijf op medische gronden wordt altijd verleend voor een beperkte duur; meestal
een jaar. Als de situatie na een jaar ongewijzigd is, kan het verblijf worden verlengd
met weer een jaar. Als 3 jaar verblijf op medische gronden is toegestaan kan de vreemdeling
wijziging van het verblijfsdoel aanvragen naar een verblijfsdoel dat niet meer samenhangt
met je medische situatie. Al in Nederland aanwezige gezinsleden (partner en minderjarige
kinderen) mogen soms ook in Nederland blijven zo lang de medische behandeling voortduurt.
Aan een vreemdeling die geen recht op verblijf heeft in Nederland en terug moet naar
het land van herkomst kan vanwege de gezondheidssituatie van de vreemdeling, of een
van de gezinsleden, uitstel van vertrek worden verleend (artikel 64 Vreemdelingenwet).
Uitzetting van de vreemdeling blijft achterwege zolang reizen in verband met de gezondheidstoestand
van de vreemdeling of zijn gezinsleden niet verantwoord is. Om te beoordelen of de
vreemdeling daadwerkelijk niet kan reizen, wint de IND is bij het Bureau Medische
Advisering (BMA).
Overig
Culturele uitwisseling
Het hoofddoel van de culturele uitwisselingsprogramma’s is om jongeren gedurende een
periode van één jaar kennis te laten maken met de Nederlandse cultuur en samenleving.
SZW is primair betrokken vanuit het toezicht op naleving van de Wet arbeid vreemdelingen
(Wav), en BZ voor het onderhouden van de relaties met landen van herkomst onderhoudt.
De au-pairregeling maakt het mogelijk voor jongeren om deel te nemen aan een uitwisselingsprogramma
via een door de IND erkend au-pairbureau. Tijdens hun verblijf in een gastgezin maken
zij kennis met de Nederlandse cultuur, waarbij het gastgezin kost- en inwoning biedt,
evenals zakgeld. In ruil daarvoor verricht de au pair maximaal 30 uur per week lichte
huishoudelijke werkzaamheden en ondersteunt bij de zorg voor de kinderen. Per 1 oktober
2022 is de au-pair regeling aangescherpt naar aanleiding van signalen over oneigenlijk
gebruik van de au-pairregeling.22 In 2026 volgt een evaluatieonderzoek waarbij aandacht is voor de vraag of de aanscherpingen
effect hebben gehad op het tegengaan van oneigenlijk gebruik.23
De Minister van Asiel en Migratie, M.H.M. Faber-van de Klashorst
Indieners
-
Indiener
M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie