Brief regering : Fiche: Verordening programma voor onderzoek en opleiding Euratom 2026-2027
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4025
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 april 2025
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 4 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Mededeling Vaardigheidsunie (Kamerstuk 22 112, nr. 4023)
Fiche: Voorstel Verlaging Beschermde Status Wolf Habitatrichtlijn (Kamerstuk 22 112, nr. 4024)
Fiche: Verordening programma voor onderzoek en opleiding Euratom 2026–2027
Fiche: Verordening leningen-instrument voor defensie-uitgaven (Kamerstuk 22 112, nr. 4026)
De Minister van Buitenlandse Zaken,
C.C.J. Veldkamp
Fiche: Verordening programma voor onderzoek en opleiding Euratom 2026–2027
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Verordening van de Raad tot vaststelling van het programma voor onderzoek en opleiding
van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor de periode 2026- 2027 ter aanvulling
van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking
van Verordening (Euratom) 2021/765
b) Datum ontvangst Commissiedocument
28 februari 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025)60
d) EUR-Lex
EUR-Lex - 52025PC0060 - EN - EUR-Lex
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad voor Concurrentievermogen
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Klimaat en Groene Groei in nauwe samenwerking met het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur, en Wetenschap
h) Rechtsbasis
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name
artikel 7, eerste alinea.
i) Besluitvormingsprocedure Raad
De Raad besluit met eenparigheid van stemmen.
j) Rol Europees Parlement
N.v.t.
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
Het voorstel beoogt de verlenging van het huidige onderzoeks- en opleidingsprogramma
van Euratom 2021–2025 met twee jaar, dus voor 2026 en 2027.
In het Euratomprogramma wordt nucleair onderzoek mogelijk gemaakt. Het betreft zowel
activiteiten op het gebied van kernfusieonderzoek als op het gebied van kernsplijting-
en stralingsbeschermingsonderzoek.
Het programma bouwt grotendeels voort op de ervaringen uit eerdere Euratomprogramma’s,
waarbij onderzoek naar niet-energie gerelateerde toepassingen van ioniserende straling
wordt uitgebreid en leerpunten op het gebied van opleidingen en toegang tot onderzoeksinfrastructuur
worden meegenomen. Hoewel het voorgestelde programma afzonderlijk moet worden bezien,
behoudt het de meeste kenmerken van zijn voorganger, inclusief de belangrijkste onderzoeksactiviteiten.
De gekozen aanpak van het voorstel zal zorgen voor de continuïteit en consistentie
van de acties gedurende de volledige zevenjarige periode van het Meerjarig Financieel
Kader (MFK, 2021–2027) en voor een betere aansluiting op het tijdschema van Horizon
Europe, waarin complementair aan onderling versterkende doelen wordt gewerkt.
De verlenging betreft zowel de «directe» eigen acties van de Commissie die uitgevoerd
worden door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) en waarvoor apart budget
is, als ook de indirecte acties die onder contract – o.a. via oproepen tot onderzoeksvoorstellen
of via onderzoekssamenwerkingsprojecten – worden uitgevoerd door onderzoeksinstellingen
en bedrijven in de lidstaten.
De verlenging van het programma met twee jaar kost € 598,346 miljoen. Dit bedrag is
als volgt verdeeld: kernfusieonderzoek € 252,532 miljoen; kernsplijting, veiligheid
en stralingsbescherming € 115,339 miljoen; en eigen acties van GCO € 230,475 miljoen.
De implicaties van de verlenging in termen van budget, inzet van menskracht en administratieve
taken waren al bekend en zijn reeds vastgelegd bij de vaststelling van het MFK 2021–2027.
Het voorstel bepaalt het budget voor directe en indirecte acties, de algemene en specifieke
doelstellingen en beschrijft de ondersteuningsinstrumenten.
Enkele artikelen in deze Verordening zijn afwijkend van de Verordening van het programma
voor 2021–2025. In artikel 4 betreft het extra budget van € 598,346 miljoen voor een
periode van 2 jaar. Ook artikel 14 is aangepast omdat het voor de periode 2026–2027
niet nodig is een tussentijdse evaluatie uit te voeren, gezien de korte loopduur en
de recent afgeronde tussentijdse evaluatie. Verder zijn er enkele technische aanpassingen
in de tekst die ertoe leiden dat fondsen uit het huidige programma behouden kunnen
worden en dat het kernfusie-onderzoek gericht op energieproductie door kan blijven
gaan in verstevigde samenwerking met de private sector.
b) Impact assessment Commissie
Aangezien het huidige Euratom-programma een looptijd van vijf jaar heeft (in plaats
van de gebruikelijke zeven jaar voor de meeste MFK-uitgavenprogramma’s) en aangezien
het voorstel geen nieuwe financiële gevolgen heeft, is besloten de recente tussentijdse
evaluatie van het huidige programma te gebruiken als feitenbasis voor de opstelling
van het voorstel in plaats van een effectbeoordeling vooraf uit te voeren.
In de tussentijdse evaluatie van het onderzoeks- en opleidingsprogramma 2021–2025
is geconcludeerd dat de activiteiten relevant zijn en een belangrijke rol spelen bij
de aanpak van uitdagingen met betrekking tot nucleaire veiligheid, beveiliging en
veiligheidscontroles, het beheer van radioactief afval, stralingsbescherming, en kernfusie-energie.
De tussentijdse evaluatie heeft verder uitgewezen dat het voortzetten van het huidige
budget en de focus van het programma voor kernsplijtingsonderzoek voldoende is om
continuïteit te behouden in het onderzoek naar de veiligheid van bestaande en nieuwe
kernreactoren in Europa.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Om de Nederlandse ambities wat betreft kernenergie en isotopenproductie veilig en
effectief te kunnen realiseren, werkt het kabinet via een Meerjarig Missiegedreven
Innovatie Programma Kernenergie (onder de Topsector Energie) aan het verkrijgen van
voldoende deskundigheid en aan het versterken van de kennisbasis en -infrastructuur
op het gebied van nucleaire technologie en stralingstoepassingen (via een Kennis-
en Innovatieprogramma).
Het beleid rondom kernfusie is dat Nederland via het NWO-instituut DIFFER (Dutch Institute
for Fundamental Energy Research) onderzoek ondersteunt en lid is van Europese samenwerking
in Fusion4Energy (als Europese bijdrage aan de experimentele reactor ITER) die uiteindelijk
moeten leiden tot de realisatie van fusiereactoren voor energieopwekking in Europa.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet ondersteunt het voorstel van de Commissie.
Evenals bij het huidige programma kan Nederland zich vinden in de focus die de Commissie
voorstelt voor het Euratomprogramma. Het programma bouwt voort op de ervaringen uit
eerdere Euratomprogramma’s, en de focus is gelijk aan die van het huidige programma.
Nederland vindt het nucleaire onderzoek dat in Euratomverband wordt gedaan belangrijk
omdat het zich richt op zowel de veiligheid van bestaande kerncentrales – voor energieopwekking
en/of (medisch) onderzoek – als die van toekomstige kerninstallaties (zoals SMRs).
Verder betreft dit voorstel ook onderzoek t.b.v. het toezicht door veiligheidsautoriteiten,
inclusief instrumenten en methoden voor veiligheidsinstanties om nieuwe ontwerpen
te testen en de vergunningverlening te vergemakkelijken. Bovendien is het onderzoek
naar stralingsbescherming van groot belang omdat diverse sectoren van nucleaire technologie
gebruik maken.
Het kabinet steunt de activiteiten die binnen het Euratomprogramma voor het verdere
onderzoek naar kernfusie als energiebron worden opgezet. Dit loopt via EUROfusion,
waar vanuit Nederland het NWO-instituut DIFFER onderdeel van uitmaakt. EUROfusion
is een consortium van nationale instituten voor fusieonderzoek in de Europese Unie,
het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en Oekraïne. Daarbij vinden we het van belang
dat het opiniestuk van de Fusion Expert Group (FEG) van de Europese Commissie, waar
Nederland ook in is vertegenwoordigd, wordt gebruikt voor de EU Fusie Strategie die
wordt opgesteld. En dat daarnaast EUROfusion een belangrijke rol krijgt binnen het
voorgestelde Europese Partnerschap op Fusie.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Naar verwachting zijn er geen knelpunten en zullen alle lidstaten instemmen met het
voorstel.
Het Europees Parlement heeft in deze geen bevoegdheid.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid is positief.
Het voorstel is gebaseerd op artikel 7 van het Euratomverdrag. De Raad is op grond
van artikel 7 van het Euratomverdrag bevoegd om op voorstel van de Commissie onderzoek-
en onderwijsprogramma’s vast te stellen. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
Er is sprake van een parallelle bevoegdheid in de zin van artikel 4, derde lid, VWEU,
hoewel de bevoegdheid gelegen is het in Euratomverdrag.
b) Subsidiariteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet de subsidiariteit van het optreden van de Commissie. Dit houdt in dat het
kabinet op de gebieden die niet onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen
of wanneer sprake is van een voorstel dat gezien zijn aard enkel door de EU kan worden
uitgeoefend, toetst of het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten op
centraal, regionaal of lokaal niveau kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang
of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Unie kan worden bereikt (het
subsidiariteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de subsidiariteit is positief.
De voorgestelde verordening heeft tot doel het bestaande onderzoeks- en opleidingsprogramma
van Euratom 2021–2025 dat betrekking heeft op zowel activiteiten op het gebied van
kernfusieonderzoek als op het gebied van kernsplijting- en stralingsbeschermingsonderzoek,
met twee jaar te verlengen. Gezien het onderwerp van het onderzoeks- en opleidingsprogramma
van Euratom en het grensoverschrijdende karakter van dit onderzoek dat zich kenmerkt
door multinationale samenwerking en kennisdeling kan dit onvoldoende door de lidstaten
op centraal, regionaal of lokaal niveau worden verwezenlijkt. Dit wordt versterkt
door het grensoverschrijdend karakter van de toepassing van kernsplijtingsenergie
en de synergie- en schaalvoordelen die behaald kunnen worden door onderzoek naar bijvoorbeeld
nucleaire veiligheid en stralingsbescherming samen te doen. Euratom draagt ook zorg
(mede via dit programma) voor de inhoudelijke Europese inbreng bij internationale
samenwerking zoals in het kader van het IAEA. Door op Europees niveau te voorzien
in een dergelijk onderzoeks- en opleidingsprogramma wordt de multinationale onderzoeks-
en opleidingssamenwerking verbeterd en worden synergievoordelen gerealiseerd.
Daarnaast is er vanwege de noodzakelijke grootschaligheid van experimentele apparatuur
om nucleair onderzoek te doen, in het bijzonder voor het kernfusieproject ITER, een
duidelijke EU-meerwaarde om dit samen te doen. Ook hiermee worden efficiency en schaalvoordelen
bereikt en kunnen de resultaten over alle lidstaten van Euratom worden verspreid.
Om die reden is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet is ten aanzien van de proportionaliteit is positief.
De voorgestelde verordening heeft tot doel het bestaande onderzoeks- en opleidingsprogramma
van Euratom 2021–2025 dat betrekking heeft op zowel activiteiten op het gebied van
kernfusieonderzoek als op het gebied van kernsplijting- en stralingsbeschermingsonderzoek,
met twee jaar te verlengen. Het voorstel is geschikt omdat doel te bereiken, omdat
de voorgestelde verordening een bestaand programma verlengt. Het voorstel gaat niet
verder dan nodig is voor de tijdelijke verlenging van het programma tot en met 2027
en het rekening houden met de samenwerking met de private sector voor het kernfusie
onderzoek.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het programma past binnen de begroting van het huidige Meerjarig Financieel Kader
van het Euratom programma. De verlenging van het programma met twee jaar kost € 598,346 miljoen.
Dit bedrag is als volgt verdeeld: kernfusieonderzoek € 252,532 miljoen; kernsplijting,
veiligheid en stralingsbescherming € 115,339 miljoen; en eigen acties € 230,475 miljoen.
De verlenging van het programma met twee jaar ziet niet vooruit op middelen na 2027.
Dit is in lijn met de wens van het kabinet om niet vooruit te lopen op de integrale
afweging van middelen na 2027.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of medeoverheden
N.v.t.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de regeldruk voor het bedrijfsleven en de burger.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
N.v.t.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de nationale en decentrale regelgeving of de
sanctionering van beleid. Het voorstel kent geen lex silencio positivo. Het voorstel
leidt niet tot een wijziging van de bevoegdheden, verantwoordelijkheden en/of taken
voor de rijksoverheid en medeoverheden.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Het voorstel bevat geen grondslag voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen
als bedoeld in artikel 290 VWEU. Het voorstel bevat wel grondslagen voor het vaststellen
van uitvoeringshandelingen als bedoeld in artikel 291 VWEU.
De eerste grondslag voor het vaststellen van uitvoeringshandelingen ziet op het vaststellen
van de werkprogramma’s (zie artikel 11, eerste lid, en artikel 16, vierde lid, van
het voorstel). Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet gaat
om essentiële onderdelen die geregeld moeten worden in de basishandeling zelf noch
om het aanpassen of aanvullen van niet-essentiële onderdelen van de basishandeling
waarvoor een gedelegeerde handeling zou moeten worden gebruikt.
Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet wenselijk, omdat het gaat om uitvoering
van de verordening (het onderzoeksprogramma) volgens eenvormige voorwaarden en coherentie
tussen de verschillende deelonderzoeken die door het onderzoeksprogramma worden gefinancierd.
Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld via de onderzoeksprocedure van artikel 5
van Verordening 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011
tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn
op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door
de Commissie controleren. De keuze voor onderzoeksprocedure voor de vaststelling van
deze uitvoeringshandelingen is passend, omdat het gaat om uitvoeringshandelingen met
betrekking tot programma’s die aanzienlijke implicaties hebben (zie artikel 2, tweede
lid, onderdeel b, onder i) van Verordening 182/2011).
De tweede grondslag ziet op het vaststellen van uitvoeringshandelingen voor de nadere
uitwerking van het monitoring en evaluatie raamwerk door in het bijzonder basislijnen
en targets vast te leggen in lijn met de beginselen opgenomen in bijlage II bij het
voorstel (zie artikel 12, tweede lid en artikel 16, derde lid, van het voorstel).
Het toekennen van deze bevoegdheid is mogelijk, omdat het niet gaat om essentiële
onderdelen die geregeld moeten worden in de basishandeling zelf noch om het aanvullen
van de basishandeling op niet essentiële onderdelen.
Het kabinet acht de toekenning van deze bevoegdheid wenselijk omdat het om het vaststellen
van uitgewerkte monitoring en evaluatie basislijnen en targets zorgt voor een eenvormige
monitoring van het programma en een onderlinge vergelijkbaarheid van de resultaten
van het programma. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld via de raadplegingsprocedure
van artikel 4 van Verordening 182/2011. De keuze voor de raadplegingsprocedure kan
het kabinet volgen, omdat de uitvoeringshandelingen sterk technisch van aard zijn,
ingekaderd zijn door bijlage II en geen betrekking hebben op onderwerpen die in lijn
met artikel 2, tweede lid, van Verordening 182/2011 de toepassing van de onderzoeksprocedure
zouden vergen.
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Het programma is in werking van 1 januari 2026 tot en met 31 december 2027.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel bevat een evaluatiebepaling die aansluit bij de standaard evaluaties
van Euratom-programma’s (zie artikel 14 van het voorstel).
Het kabinet staat positief tegenover deze aanpak van de evaluatie.
e) Constitutionele toets
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de Nederlandse Grondwet en de daarin gewaarborgde
fundamentele rechten en vrijheden.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Zowel de uitvoering als handhaafbaarheid zijn positief, omdat het vooral een continuering
van een bestaand programma betreft.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen.
Indieners
-
Indiener
C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken